Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2014
Gaarne voldoe ik aan het verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken om
een reactie te geven op het rapport «Geopolitiek rond grondstoffen voor landbouw en
voedsel» van het Platform Landbouw, Innovatie en samenleving» (Platform LIS).
Al eerder heeft Platform LIS mij geadviseerd over belangrijke grondstoffen die gebruikt
worden bij de landbouwproductie, zoals over het gebruik van soja, fosfaat en kalium
en over de mogelijke tekorten aan micronutriënten waaronder zink, seleen, borium en
molybdeen. Dit rapport gaat met name over de geopolitieke aspecten van deze grondstoffen,
waarbij het Platform met nadruk wijst op de grote afhankelijkheid van de Europese
landbouw van een beperkt aantal buitenlandse leveranciers, want Europa heeft nauwelijks
enige productie van betekenis. De grondstoffen worden soms gedolven in maar enkele
landen of zijn in handen van slechts een paar al dan niet staatsbedrijven (oligopolie),
vandaar de geopolitieke risico’s.
Het rapport van het Platform geeft een analyse van de problematiek en doet een groot
aantal aanbevelingen om onze afhankelijkheid van import te verminderen en de kwetsbaarheid
van Europa te verkleinen. Zo is een belangrijke aanbeveling om meer te recyclen zodat
de grondstoffen na gebruik niet verloren gaan. Daar ben ik het mee eens: dit kabinet
omarmt de circulaire economie en past het in de praktijk ook toe. In 2011 heeft het
kabinet het ketenakkoord fosfaat gesloten en wordt er fosfaat teruggewonnen uit zuiveringsslib,
maar ook bij grote landbouwverwerkers als AVEBE en COSUN. Daarnaast probeert het kabinet,
door het wegnemen van belemmeringen in de Afvalstoffenwet en de Meststoffenwet, te
komen tot een betere verwaarding van dierlijke mest.
Een tweede punt is dat de aanpak volgens het Platform niet een nationale maar bij
uitstek een Europese moet zijn. Ik denk dat uit het oogpunt van effectiviteit en een
grotere slagkracht een Europese aanpak te prefereren valt boven een nationale. De
Europese Commissie heeft met haar raw materials initiative in 2010 een eerste aanzet gegeven voor een grondstoffenbeleid.
Dit heeft geresulteerd in een lijst met veertien kritische grondstoffen waaraan later
ook de biotische grondstoffen fosfaat, rubber en hout zijn toegevoegd. Onderzocht
moet worden of een uitbreiding van de lijst met meer biotische grondstoffen zinvol
is.
In het rapport wordt terecht ook aandacht geschonken aan de Europese afhankelijkheid
van soja die wordt geïmporteerd uit o.a. Brazilië en Argentinië. Deze invoer is een
belangrijke bron van plantaardige eiwitten als veevoedergrondstoffen. De aanbevelingen
van het Platform om ten aanzien van grondstoffenzekerheid bilaterale samenwerking,
global governance en multilateralisme te stimuleren, onderschrijf ik. Van belang is voorts dat ook
aandacht besteed wordt aan een duurzame productie van deze veevoedergrondstoffen.
Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten voor de gewenste nationale en internationale
verduurzaming van de productie van belangrijke agrogrondstoffen zoals soja. Van belang
is daarbij ook dat het Nederlandse bedrijfsleven zich via de Stichting Ketentransitie
Duurzame Soja, waarin ook het WWF en andere non-gouvernementele organisaties participeren,
publiekelijk heeft gecommitteerd aan 100% verantwoorde soja voor nationaal gebruik
in 2015 (circa 1,8 – 2 miljoen ton).
De door het Platform geadviseerde stimulering van de teelt van eiwithoudende gewassen
in de EU onderschrijf ik eveneens. Van belang is wel om deze op een niet-handelsverstorende
wijze in te vullen. Gekoppelde betalingen zijn naar mijn oordeel bijvoorbeeld ongewenst.
Positief beoordeel ik de inzet op veredeling van eiwithoudende gewassen, zodat zij
onder Europese productieomstandigheden concurrerend kunnen worden geteeld. Ook ben
ik voorstander van het gebruik van mogelijkheden die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) biedt voor de stimulering van teelt van eiwithoudende gewassen via de zogenaamde
EFA-verplichting (Ecological Focus Areas). In mijn Kamerbrief over de nationale implementatie van het GLB (TK 28 625, nr. 168) heb ik u daarover reeds gemeld dat ik voornemens ben om de teelt van bepaalde eiwitgewassen
onderdeel te maken van de EFA-invulling in Nederland. Bij de keuze van de eiwitgewassen
die hiervoor in aanmerking komen dienen ook de biodiversiteitsdoelen uit de EFA-verplichting
in het nieuwe GLB niet uit het oog te worden verloren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma