Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2016
Zoals aan uw Kamer gemeld in de Voorjaarsnota1 stelt het kabinet extra middelen beschikbaar voor opvang in de Syrië-regio. In deze
brief wordt u nader geïnformeerd over de plannen voor de besteding van deze middelen
in Libanon, Jordanië, Irak en Turkije. De inzet van deze 260 miljoen euro onderscheidt
zich fundamenteel van noodhulp, doordat het zich richt op infrastructuur, basisvoorzieningen,
en perspectieven voor de lange termijn op onderwijs en werkgelegenheid voor vluchtelingen
en gastgemeenschappen.
Bij de besteding van de extra middelen gelden diverse uitgangspunten. Gezien de meer
structurele inzet dienen de plannen aan te sluiten op de nationale plannen voor langdurige
opvang, zoals het Jordan (Economic) Response Plan en het Lebanese Crisis Response Plan. Daarom hebben de ambassades in Beiroet en Amman de afgelopen weken consultaties uitgevoerd
bij de respectievelijke autoriteiten. Verder dienen de programma’s te zijn gericht
op zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen en goed aan te sluiten op andere activiteiten
die reeds plaatsvinden. Dit geldt ook voor de inzet van andere donoren. Op deze manier
ontstaat een coherent, geïntegreerd pakket aan interventies, waarbij de leidende thema’s
onderwijs, werkgelegenheid, basisvoorzieningen, vrouwen en meisjes zijn. De financiële
middelen worden via diverse kanalen ingezet.
Op basis van de uitgevoerde consultaties zijn de volgende voorstellen geformuleerd.
Voor Libanon is 86 miljoen euro gereserveerd. De voorgestelde interventies en bedragen
in Libanon zijn indicatief:
-
1. Onderwijs (20 miljoen);
-
2. Steun aan de gastgemeenschappen (20 miljoen);
-
3. Landbouw en water (15 miljoen);
-
4. Economische groei en werkgelegenheid (10 miljoen);
-
5. Concessionele leningen (15 miljoen);
-
6. Registratie van ontheemde Syriërs (6 miljoen).
Werkgelegenheid, vrouwen en jongeren zijn thema’s die in al deze programma’s naar
voren komen.
Voor Jordanië is 60 miljoen euro gereserveerd. Na consultaties met de diverse partijen
zijn de volgende prioriteiten geïdentificeerd. Wederom geldt dat de voorgestelde interventies
en bedragen indicatief zijn:
-
1. Onderwijs en vaktraining / beroepsonderwijs (15 miljoen);
-
2. Economische groei en werkgelegenheid (31 miljoen);
-
3. Steun aan gastgemeenschappen (14 miljoen).
Aandacht voor vrouwen en meisjes is ook hier geïntegreerd in de voorgestelde programma’s.
Bovengenoemde plannen worden uitgevoerd via multilaterale organisaties, ngo’s en kennisinstituten.
Ook wordt het private sector development instrumentarium ingezet. Waar relevant en mogelijk worden lokale ngo’s betrokken
in de uitvoering van de programma’s. Er wordt gekeken of Nederlandse ngo’s daarbij
een rol kunnen spelen op het gebied van kennisoverdracht en capaciteitsopbouw.
Psychosociale hulp is een belangrijk aandachtspunt in de voorgenomen programma’s.
In Libanon bevat de voorgestelde bijdrage voor onderwijs (via UNICEF) een component
psychosociale hulp aan vluchtelingenkinderen. Voor Jordanië geldt hetzelfde: psychosociale
hulp maakt deel uit van de onderwijscomponent (eveneens via UNICEF).
Voor Turkije en Irak geldt, zoals uw Kamer bekend is, een andere benadering. Irak
wordt gesteund met 20 miljoen euro die ingezet wordt op stabilisatie via de door UNDP
in nauw overleg met de Iraakse centrale en lokale autoriteiten beheerde Funding Facility for Immediate / Extended Stabilisation. Turkije wordt gesteund met 94 miljoen euro die ingezet wordt op de Facility for Refugees in Turkey (fase I).
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen