Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2010
In het nader voorlopig verslag van 22 juni 2010 (EK, 31 904, E) heeft u verzocht de Raad van State om voorlichting te vragen over de verenigbaarheid met het Europees Recht van de in het
wetsvoorstel Wijziging Elektriciteits- en Gaswet voorgestelde methode van doorberekening van de kosten van het congestiemanagement.
Ik heb afdeling III van de Raad van State op 2 juli jl. verzocht om voorlichting over dit onderwerp. Deze heb ik op 27 september
jl. ontvangen en u treft deze aan als bijlage1 bij deze brief.
Alhoewel de Raad van State concludeert dat het Europese juridische kader ruimte laat voor de voorgestelde methode van kostentoedeling,
acht het de onderbouwing van onderdelen van deze keuze vooralsnog onvoldoende. De Raad adviseert kort samengevat een Europese
benadering door in overleg te treden met de Europese Commissie en te werken aan een regeling voor de kostentoedeling op Europees
niveau. De voorlichting van de Raad van State, in combinatie met de tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel vastgestelde
Derde Elektriciteitsrichtlijn (2009/72/EG) en het deze zomer door de NMa vastgestelde systeem voor een betere benutting van
de transportcapaciteit, vormen voor mij aanleiding op dit moment pas op de plaats te maken waar het gaat om congestiemanagement.
Alles overziend constateer ik dat er aanleiding is voor een inhoudelijke heroverweging op dit specifieke onderdeel van het
wetsvoorstel. Een dergelijke heroverweging, en mogelijk overleg met de Europese Commissie, zal de nodige tijd vergen.
Ik heb eerder in reactie op vragen van uw Kamer en in de memorie van antwoord aangegeven dat artikel V van het wetsvoorstel
de mogelijkheid biedt van gedifferentieerde inwerkingtreding van onderdelen van de wet. Gezien het grote publieke en economische
belang van de overige maatregelen in het wetsvoorstel, met name de maatregelen voor verbetering van de werking van de gasmarkt
en bevordering van investeringen in de netwerken, zou ik het betreuren als deze onderwerpen moeten wachten op de uitkomst
van de heroverweging. Daarom geef ik uw Kamer in overweging om het wetsvoorstel plenair in behandeling te nemen met de toezegging
dat ik de artikelen die betrekking hebben op «voorrang voor duurzaam» niet in werking zal laten treden. Het betreft hier artikeI
II, onderdeel A, onder 2, D, Da, J, K, N, onder 1, R, onder 2, sub f, V, onder 2 en 3. Afhankelijk van de uitkomst van de
heroverweging zal ik bezien of nadere wetgeving nodig is, of dat eventueel andere stappen nodig zijn. Ik zal uw Kamer hierover
dan uiteraard informeren.
De minister van Economische Zaken,
Maria J. A. van der Hoeven