Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2011
U heeft mij, middels een brief van de algemene commissie voor Jeugdzorg van 26 januari 2011 (2011D03679), gevraagd te reageren op het bericht dat misbruikers nog steeds in de jeugdzorg (pleegzorg) werken en hierbij in te gaan
op de vraag of misbruikers nog in de pleegzorg werkzaam zijn en zo ja, waarom dat het geval is en wat hiertegen ondernomen wordt. Met deze brief wil ik u, mede namens de staatssecretaris
van Veiligheid en Justitie, van mijn reactie voorzien.
De commissie-Samson geeft met haar tussenbericht een stand van zaken over het aantal meldingen van seksueel misbruik dat zij
heeft ontvangen en geeft informatie over de onderzoeken die dit jaar uitgevoerd gaan worden. De resultaten tot dusverre bevestigen
het belang van het werk van de commissie.
Als volwassenen extra kwetsbare kinderen misbruiken, is dat schokkend. De gevolgen van het misbruik dragen de kinderen een
leven lang mee.
De commissie-Samson en het Openbaar Ministerie hebben mij nader toegelicht op welke wijze zij met actuele meldingen omgaan.
De commissie-Samson heeft tot nu toe 36 actuele en andere niet-verjaarde zaken overgedragen aan het Openbaar Ministerie. Bij acht van die 36 zaken heeft de commissie-Samson zelfstandig versneld
actie ondernomen richting het Openbaar Ministerie, bijvoorbeeld vanwege de ernst van het feit of het herhalingsgevaar in combinatie
met de actualiteit. De commissie doet daarbij niet zelfstandig aan waarheidsvinding, maar baseert zich op de informatie van
de melder. In geval van herhalingsgevaar kan het gaan om een vermeende misbruiker die op het moment van de melding volgens
de informatie van de melder nog werkzaam is in de jeugdzorg.
Het Openbaar Ministerie heeft, in samenwerking met de politie, de door de commissie gemelde zaken direct opgepakt. Het Openbaar
Ministerie hanteert daarbij de procedure zoals beschreven in de «Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik»
die ook bij andere meldingen van seksueel misbruik gehanteerd wordt.
Op basis van een informatief gesprek met de melder wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de wijze waarop de melding moet worden afgehandeld. Een afweging over het informeren van de werkgever
of de pleegzorgaanbieder hoort daarbij. Daarbij moet een afweging gemaakt worden over het risico van te snel ingrijpen bij
een melding die achteraf onjuist blijkt en niet snel genoeg ingrijpen bij een melding die wel juist blijkt. De ervaring van
het Openbaar Ministerie met meldingen over seksueel misbruik uit het verleden leert dat een melding regelmatig achteraf onjuist
blijkt. Het Openbaar Ministerie maakt daarom per zaak een nauwgezette afweging.
Ik heb op 26 januari jl. met de voorzitter van de commissie-Samson gesproken over de bevindingen tot nu toe, de verdiepende
gesprekken die de commissie met melders gaat voeren, het onderzoek dat dit jaar uitgevoerd gaat worden en de rondetafelgesprekken die de commissie wil voeren met veldpartijen. Medio 2012 zal de commissie haar
eindrapportage uitbrengen. Als de bevindingen van de commissie aanleiding geven om eerder actie te ondernemen die de aanpak
van misbruik kan verbeteren, wil ik hiermee aan de slag. Ik heb met het oog hierop de voorzitter verzocht om mij, waar dat
mogelijk is, tussentijds te informeren.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner