Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 31322 nr. 121 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 31322 nr. 121 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2011
Hierbij reageer ik, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op de brief van de vaste Tweede Kamercommissie voor SZW van 17 maart jl. (2011Z03817/2011D12860) met betrekking tot de experimenten met startgroepen waartoe het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap het initiatief heeft genomen, en die zich afspelen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven.
De commissie heeft een brief ontvangen van Kwaliteit in Kinderopvang (KIK) die vraagtekens plaatst bij de pilots van OCW met «startgroepen» voor 2 en 3 jarigen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven onder regie van de basisschool. KIK vertegenwoordigt een aantal grote maatschappelijke kinderopvangorganisaties. Zij vragen zich onder andere af, of de nadruk niet te veel komt te liggen op leerprestaties in plaats van op ontwikkeling, of de plannen in de toekomst voor alle kinderen gaan gelden, waarom de kinderopvang niet betrokken is, of HBO’ers uit het onderwijs wel expertise hebben ten aanzien van jonge kinderen en of de plannen bedoeld zijn om te anticiperen op het toekomstig tekort aan basisschoolleerlingen. KIK roept op tot samenwerking en wijst daarbij onder andere op de expertise van de kinderopvang in voorzieningen en omgang met jonge kinderen en een voorkeur voor ontwikkelingsgericht spelend leren.
De pilots met «startgroepen» vinden plaats onder de kwaliteitseisen van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Concreet houden de pilots het volgende in: er wordt een HBO’er, in dienst van het primair onderwijs, geplaatst in de peuterspeelzaal of kinderopvang, onder regie van de schoolleider van de basisschool waarmee een bestaande samenwerkingsrelatie bestaat. De peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf werkt vrijwillig mee aan de pilot. De groep waarin de samenwerking plaatsvindt, heet «startgroep». De kinderen blijven fysiek op de dagopvang of de peuterspeelzaal en kunnen baat hebben bij de inzet van de HBO’er. De HBO’er volgt scholing in het werken met 2 en 3 jarigen en staat naast één MBO’er op de groep. De MBO’er volgt scholing in opbrengstgericht werken. De schoolleider voert de inhoudelijke regie over het totale (opbrengstgerichte) aanbod vanaf de startgroep tot en met groep 8 van de basisschool.
In de afgelopen weken heeft OCW samen met SZW over de laatste stand van zaken overleg gevoerd met betrokkenen uit de kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs. Veel opmerkingen uit de kinderopvangsector zijn daarbij verwerkt in de huidige plannen, zoals het benutten van de expertise van de kinderopvang. Het kabinet hecht eraan binnen deze kabinetsperiode lering te trekken uit de ervaringen met bovengenoemde pilots. Op dit moment is het te vroeg om vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek naar de pilots.
In de bijlage ga ik puntsgewijs in op de vragen die KIK heeft gesteld.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp
Het kabinet zet in op het verbeteren van leerprestaties van kinderen op de basisschool. Zo wordt er op de basisschool zoveel mogelijk gewerkt volgens het principe van opbrengstgericht werken. De inzet op het vergroten van ontwikkelingskansen voor jonge kinderen door de experimenten met de startgroepen is een mogelijkheid die het kabinet graag wil verkennen. Het heeft de voorkeur dat het vergroten van ontwikkelingskansen zich niet alleen richt op het cognitief leren, maar gezien de leeftijdscategorie, vooral op het spelend leren.
Bij prestaties van hele jonge kinderen moet overigens niet gedacht worden aan prestaties zoals leerlingen die bijvoorbeeld in groep 8 van het basisonderwijs behalen op het gebied van taal en rekenen. Het gaat om de opbrengsten die degenen die met de kinderen werken, teweeg kunnen brengen als het gaat om de ontwikkeling van het kind. Het gaat dan om de ontwikkeling van het kind op het terrein van taal, ordenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Dat is niet het geval. Er komen 30 pilots: 30 groepen met 16 kinderen. De kinderen worden in hun ontwikkeling gevolgd tot en met groep 3 in de basisschool.
Na bekendmaking van de plannen zijn er diverse bijeenkomsten geweest met de veldpartijen. Er heeft overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de kinderopvang, peuterspeelzalen en de scholen over de plannen. Verder zijn er bijeenkomsten gehouden met besturen van scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Tevens zijn er bijeenkomsten georganiseerd met externe deskundigen en wetenschappers. Vertegenwoordigers van KIK zijn ook bij een dergelijke bijeenkomst aanwezig geweest.
De kinderdagverblijven of peuterspeelzalen kunnen op vrijwillige basis in combinatie met een schoolbestuur meedoen aan de pilots.
De kosten voor 30 pilots bedragen totaal circa 2 miljoen euro per jaar. Omdat de pilots plaatsvinden in een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal, is er geen aanpassing van huisvesting nodig. Op dit moment is het te vroeg om vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek naar de pilots.
De kinderen blijven de met de ouders overeengekomen tijd in het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal. Het inhoudelijk aanbod wordt geïntegreerd met het aanbod aan leerlingen tot en met groep 8. Hiermee ontstaat een doorlopende leerlijn, deze wordt onder de regie van de schoolleider geplaatst.
Hoe de middag van de kinderen eruit ziet, is aan de kinderopvang, de peuterspeelzaal of de ouders. De bedoeling is, dat de kinderen 5 ochtenden of 12,5 uur per week deel uitmaken van de startgroep. De kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn van toepassing. De pilots vinden plaats met inachtneming van deze wetgeving en gaan niet uit van grotere groepen zoals in het onderwijs gebruikelijk is.
In de pilots wordt gebruik gemaakt van HBO-personeel dat al werkzaam is in het primair onderwijs of hiervoor wordt aangetrokken. Omdat het om een beperkt aantal pilots gaat, worden geen problemen met de beschikbaarheid van HBO-personeel verwacht. De HBO’ers krijgen extra scholing in het omgaan met jonge kinderen. Eén op de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf aanwezige MBO’er krijgt extra scholing in opbrengstgericht werken.
Ja, omdat de kwaliteitseisen uit de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van toepassing zijn. Dit betekent voor de pilots dat de beroepskracht/kind-ratio en de maximale groepsgrootte, zoals gebruikelijk in de kinderopvang en de peuterspeelzalen, zal moeten worden gerespecteerd. Kleine groepen zijn dus inderdaad een voorwaarde.
De Onderwijsraad heeft de vergelijking met Vlaanderen getrokken. De situatie is niet één op één te vergelijken. Er zijn verschillen tussen Nederland en Vlaanderen qua opleidingsniveau, groepsgrootte en beroepskracht/kindratio. In de pilots wordt uitgegaan van de Nederlandse situatie en wordt voortgebouwd op wat tot nu toe is ontwikkeld in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. De pilots zijn erop gericht uit te zoeken wat werkt voor de Nederlandse situatie.
Dit is niet de intentie van de plannen. Wel wordt in de pilots onder andere onderzocht wat de effecten van de plannen zijn in de krimpgebieden. Het gaat dan zowel om de gevolgen voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven als voor de scholen.
Na het bekendmaken van de plannen, zijn de scholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven betrokken bij de uitwerking van de plannen. De pilots bij de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen vinden op vrijwillige basis plaats onder de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31322-121.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.