nr. 21
AMENDEMENT VAN HET LID TANG C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel IIK wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 67n komt te luiden:
Artikel 67n
1. Wanneer de belastingplichtige uiterlijk twee jaar nadat hij een
onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan of aangifte had moeten doen,
alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige
inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij
weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid
of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, wordt geen vergrijpboete
opgelegd.
2. Ook na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn
van twee jaar is het alsnog doen van een juiste en volledige aangifte, dan
wel het verstrekken van juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen
door de belastingplichtige vóórdat hij weet of redelijkerwijs
moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of onvolledigheid bekend
is of bekend zal worden, een omstandigheid die aanleiding geeft tot matiging
van de vergrijpboete.
II
Artikel IIL wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Met betrekking tot aangiften die vóór 1 januari
2010 zijn gedaan of hadden moeten zijn gedaan, blijft artikel 67n van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, zoals dit luidde op 30 juni
2009, van toepassing tot 1 januari 2010.
Toelichting
In artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is de zogenoemde
inkeerregeling opgenomen. Ingevolge deze bepaling kan de vergrijpboete van
ten hoogste 100% niet worden opgelegd, wanneer de belastingplichtige
alsnog de juiste aangifte doet of alsnog juiste en volledige inlichtingen,
gegevens of aanwijzingen verstrekt. Er vindt derhalve de facto een matiging
van de boete met 100% plaats.
Bij dit amendement wordt voorgesteld de termijn waarbinnen volledige matiging
van de boete plaatsvindt te beperken tot twee jaar. Matiging van de boete
met 100% vindt dus alleen plaats waarin de belastingplichtige uiterlijk
binnen twee jaar na het beboetbare feit – het niet, onjuist of onvolledig
doen van aangifte – tot inkeer komt. Daarmee wordt de belastingplichtige
in verhouding tot de huidige regeling een beperktere termijn de gelegenheid
geboden om zichzelf te corrigeren zonder dat een vergrijpboete volgt. De voorwaarde
dat inkeer alleen kan plaatsvinden vóórdat de inspecteur de
belastingplichtige op het spoor komt, blijft uiteraard onverkort gelden.
Indien meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het niet, onjuist of onvolledig
doen van aangifte wordt een vergrijpboete opgelegd. Vastgelegd wordt echter
dat het feit dat de belastingplichtige zichzelf meldt vóórdat
de inspecteur hem op het spoor is gekomen in elk geval geldt als een strafverminderende
omstandigheid en dus leidt tot matiging van die vergrijpboete. Hiertoe dienen
in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 aanvullende bepalingen
te worden opgenomen. Gedacht kan worden aan matiging van de vergrijpboete
tot 15%. Boetetoemeting moet echter maatwerk (kunnen) zijn, en is ook
afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen. Naarmate internationale ontwikkelingen
het toelaten, kan de gemiddelde vergrijpboete in latere jaren omhoog.
Evenals de huidige inkeerregeling geldt de nieuw voorgestelde regeling
alleen voor aanslagbelastingen.
Het tweede lid van artikel IIL bevat een invoeringsbepaling met betrekking
tot de voorgestelde wijziging van artikel 67n van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Indien de laatstgenoemde bepaling onverkort zou worden ingevoerd kan belastingplichtige
niet meer zonder een boete te belopen inkeren voor aangiften die reeds langer
dan twee jaar geleden zijn gedaan of hadden moeten zijn gedaan. Het voorgestelde
tweede lid strekt ertoe een overgangsregeling te treffen. De huidige inkeerregeling
blijft daardoor nog één jaar gelden.
Tang
Omtzigt
Cramer