31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008

nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2007

1. Inleiding

Het auteursrecht is de laatste jaren in toenemende mate voorwerp van maatschappelijke en politieke discussie geworden.1 Meer dan ooit bieden nieuwe productie-, reproductie- en verspreidingstechnieken, internet en de huidige multimediale samenleving een platform voor een ongekend brede verspreiding van muziek, films, games, nieuws, e-boeken en e-zines. Ook steeds meer consumenten-elektronicaproducten bevatten geheugencapaciteit die interessant kan zijn om gebruikt te worden voor het ontvangen, opslaan en afspelen van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Het onderscheid tussen consumenten-elektronica, informatietechnologie en telecommunicatie vervaagt. Het gaat, kortom, om content, zowel on-line als off-line. Zonder content zouden bijvoorbeeld internet, digitale televisie en de convergentie van netwerkinfrastructuren niet de vlucht hebben genomen waarvan thans sprake is. Content is daarmee een essentiële randvoorwaarde geworden voor veel vormen van innovatie, nieuwe businessmodellen en (netwerk)infrastructuren. Dit alles is de verdienste van vele creatieve makers. Hun werken zijn hun eigendom en zij zijn in beginsel vrij in de keuze om hun werken al dan niet te exploiteren en, zo ja, de wijze waarop. Het bedrijfsleven is zich ook bewust van het belang van de ontwikkeling van formats, producten en beschermingstechnologie die zo min mogelijk kwetsbaar zijn voor auteursrechtinbreuken en die voor consumenten een aantrekkelijke toegang bieden tot auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dat stelt eisen aan de toegankelijkheid én de bescherming van dat materiaal en aan de wijze waarop wordt afgerekend voor het gebruik ervan. Door het bedrijfsleven worden daarover momenteel nieuwe ideeën en modellen ontwikkeld, die wij met belangstelling volgen.

Onze wetgeving op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten wortelt voor een zeer belangrijk deel in Europese regelgeving en internationale verdragen (zie bijlage 3)2, waaruit kan worden afgeleid dat er een brede consensus bestaat over de meerwaarde van exclusieve rechten en vergoedingsrechten van makers: het auteursrecht vormt een waarborg voor artistieke creativiteit, culturele ontwikkeling en creatieve diversiteit. Tegen deze achtergrond is het kabinet voornemens om de nationale beleidsruimte in het auteursrecht maximaal te benutten om de knelpunten in de auteursrechtsector aan te pakken en een actief beleid te voeren om de Europees en internationaal aan makers toegekende rechten op evenwichtige wijze te verzoenen met algemene maatschappelijke belangen, gebruikersbelangen, innovatie en een eerlijke mededinging. Het accent tijdens deze kabinetsperiode zal daarbij liggen op de volgende punten:

1. het toezicht zal fors uitgebreid worden, het instrumentarium van het College van Toezicht auteurs- en naburige rechten (hierna: het College) zal worden versterkt met boete- en dwangsommogelijkheden en met de bevoegdheid tot het verlenen van instemming vooraf met tariefstijgingen en er zullen concrete transparantie-eisen voor auteursrechtorganisaties worden vastgelegd;

2. de mogelijkheden zullen worden bezien om een geschillenkamer op te richten voor een snelle, laagdrempelige en gekwalificeerde afdoening van tariefgeschillen tussen collectieve beheersorganisaties en betalingsplichtigen;

3. er zal een wettelijke grondslag worden opgenomen voor de introductie van één factuur voor het bedrijfsleven en voor stroomlijning van de activiteiten van collectieve beheersorganisaties, als zelfregulering geen uitkomst mocht bieden;

4. in overleg met de betrokken partijen wordt het thuiskopiestelsel geëvalueerd om een toekomstbestendige visie te ontwikkelen op de inning en verdeling van thuiskopiegelden;

5. het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel over het auteurscontractenrecht zal worden afgerond en ingediend;

6. op het terrein van de bestrijding van piraterij streeft het kabinet naar verhoogde inzet van handhaving van het auteursrecht en de naburige rechten aan de bron door de bestrijding van de aanbieding van illegaal materiaal;

7. er worden diverse onderzoeken uitgevoerd: er zal onderzoek gedaan worden naar de problematiek van verweesde werken, naar de wisselwerking tussen het mededingingsrecht en het auteursrecht en naar de economische en culturele effecten van digitale piraterij; ook zal een actualisering van het onderzoek naar de economische betekenis van het auteursrecht plaatsvinden; binnenkort worden de uitkomsten bekend van de evaluatie van de wettelijke bescherming van technische beschermingsmaatregelen; het College verricht ten slotte onderzoek naar de geschillenregelingen van, de bestuurlijke verhoudingen tussen en de fondsvorming en repartitie door collectieve beheersorganisaties;

8. in Europees verband zal de nadruk in het bijzonder liggen bij het vragen van aandacht voor de noodzaak van harmonisatie van de nationale thuiskopiestelsels, voor het belang van bindende EU-regelgeving voor collectief beheer en voor het opheffen van de bijzondere status van bladmuziek; bovendien zal de kritische houding tegenover het volgrecht gehandhaafd blijven.

Tegelijkertijd is op dit complexe beleidsterrein niet uitsluitend een rol voor de wetgever weggelegd. De overheid mag hier bondgenoot van een ondernemende, creatieve en innovatieve samenleving zijn. Het is dan ook verheugend te zien dat de marktpartijen, zowel rechthebbenden als het betalende of gebruikende bedrijfsleven, meer dan voorheen in dialoog en samenwerking en met nieuwe initiatieven invulling geven aan hun commerciële en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij zullen daaraan in deze brief aandacht besteden. Het bij uitstek privaatrechtelijke karakter van het auteursrecht brengt immers mee dat marktpartijen zelf invulling kunnen en moeten geven aan hun rechtsverhoudingen. Men vormt zelf de pijlers van de brug die creativiteit, innovatie, cultuur en ondernemerschap verbindt.

Met deze brief geeft het kabinet gehoor aan het verzoek van de vaste commissie voor Justitie van 29 maart 2007 om de Tweede Kamer te voorzien van een actualisering van de brief van 13 oktober 2004 (Kamerstukken II 2004/05, 29 838, nr. 1–2). Deze actualisering treft u aan in bijlage 11. Veel is er de afgelopen drie jaar al gebeurd op dit terrein.

Met deze brief geeft het kabinet ook gevolg aan de toezegging van (toenmalige) staatssecretaris van Economische Zaken Van Gennip in het debat over de mogelijke heffing voor de privé-kopie op MP-3 spelers (7 december 2006, Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel, nr. 24, p. 1682–1692), om de verhouding tussen innovatie en de bescherming van kennis door het auteursrecht uiteen te zetten. Deze notitie over wisselwerking tussen het auteursrecht en innovatie alsmede tussen nieuwe bedrijfsmodellen en marktwerking is geïntegreerd in deze brief in paragraaf 7 en de bijbehorende bijlage 2.1

In deze brief willen wij de beleidsprioriteiten van dit kabinet uiteenzetten. Wij zijn ervan overtuigd dat wij er deze kabinetsperiode gezamenlijk in zullen slagen een aantal belangrijke stappen te zetten in de richting van een beter functioneren van het auteursrecht en de naburige rechten, vooral ten aanzien van de inrichting en transparantie van en het toezicht op het collectieve beheer en ten aanzien van de handhaving.

2. Beleidsuitgangspunten

Het Nederlandse beleid inzake auteursrecht, naburige rechten en databankenrecht (hierna kortweg: auteursrecht) berust traditioneel op zes uitgangspunten: een voorkeur voor zelfregulering; private rechtenuitoefening; civielrechtelijke handhaving als vertrekpunt, strafrechtelijke handhaving als sluitstuk; het bewaren van evenwicht tussen de verschillende betrokken belangen; beperking van administratieve lasten; een voorkeur voor mondiale boven regionale, voor Europese boven nationale oplossingen. Dit blijft ook voor de komende jaren het kader voor het kabinetsbeleid. Daaraan worden twee beleidsuitgangspunten toegevoegd. Ten eerste bestrijding van piraterij aan de bron. Dit uitgangspunt wordt hieronder in paragraaf 5 uitgewerkt. Ten tweede bevordering van de mogelijkheden die verschillende bedrijfsmodellen bij de uitoefening van het auteursrecht bieden, zodat een omgeving gecreëerd wordt waarin innovaties optimaal tot stand kunnen komen. Dit uitgangspunt wordt hieronder in paragraaf 7 uitgewerkt.

De ratio van het auteursrecht is de bescherming van werken en prestaties. Auteurs, uitvoerend kunstenaars, fonogrammen- en filmproducenten, omroeporganisaties en databankproducenten verdienen erkenning van hun (im)materiële belangen bij de werken die zij hebben voortgebracht en bescherming tegen het gebruik van hun prestatie door anderen zonder hun toestemming of vergoeding. Hierdoor wordt de ontwikkeling van nieuwe werken en prestaties gestimuleerd, hetgeen ook de samenleving, zowel wetenschappelijk, cultureel als economisch, ten goede komt. Dit laatste wordt onderstreept door het feit dat de toegevoegde waarde van het multimediacluster, bestaande uit sectoren waarin het auteursrecht een centrale rol speelt, blijkens schattingen uit het meest recente SEO-onderzoek uit 2003, 6,8% uitmaakt van het bruto binnenlands product van Nederland (25,1 miljard euro), met een aandeel van 6,2% in de totale werkgelegenheid (ruim 435 000 werknemers) en een aandeel van 5,9% in de gehele Nederlandse exportwaarde.2 Omdat recentere gegevens over de economische betekenis van het auteursrecht niet beschikbaar zijn, zal het ministerie van Economische Zaken het SEO-onderzoek laten actualiseren. Auteursrechten steunen voorts de instandhouding van informatiekanalen en spelen een steeds grotere rol bij de bescherming van investeringen, bij innovatie, bij het borgen van culturele diversiteit en bij de ontwikkeling van de kenniseconomie.

De bescherming die aan het auteursrecht kan worden ontleend, is niet absoluut. Juist in dit tijdsgewricht van snelle technologische ontwikkelingen is een steeds terugkerend aandachtspunt de vraag naar het evenwicht in het auteursrecht tussen, enerzijds, de legitieme belangen van rechthebbenden en, anderzijds, de belangen van gebruikers en consumenten. Om recht te doen aan gebruikers- en consumentenbelangen is in onze wetgeving voorzien in de nodige uitzonderingen op en beperkingen van het auteursrecht, waarmee onder meer algemene maatschappelijke belangen, zoals onderwijs, wetenschap en de persvrijheid worden gediend. Dat evenwicht is ook internationaal erkend in de twee WIPO-verdragen inzake het auteursrecht (Trb. 1998, 247) en inzake uitvoeringen en fonogrammen (Trb. 1998, 248), die via de Richtlijn auteursrecht in de nationale wetgeving van de EU-lidstaten zijn opgenomen. In het kader van de implementatie van deze richtlijn heeft in 2004 een grote actualisering van onze auteurs- en nabuurrechtelijke wetgeving plaatsgevonden. Daarmee is ook de houdbaarheid van het auteursrecht wederom gegarandeerd.

Het hierboven geformuleerde beleid noopt, gegeven de technische ontwikkelingen, tot bijzondere aandacht voor een aantal onderwerpen, die hieronder aan de orde komen, namelijk collectief beheer en het toezicht daarop, thuiskopie, piraterij, de relatie tussen auteursrecht en innovatie, technische beschermingsmaatregelen, de evaluatie van de Richtlijn auteursrecht en grensoverschrijdend collectief beheer.

3. Collectief beheer en het toezicht daarop

3.1. Verbreding en intensivering van het toezicht

De voorkeur voor zelfregulering in het auteursrecht, met name op het punt van de inning en verdeling van de auteursrechtgelden, dient vergezeld te gaan van adequaat toezicht op de collectieve beheersorganisaties die de rechthebbenden ten behoeve van een zo efficiënt mogelijke inning en verdeling hebben opgericht. Collectieve beheersorganisaties hebben, ongeacht of zij daarvoor van de overheid een exclusieve aanwijzing hebben gekregen, vaak een grote marktmacht en hun optreden heeft, mede als gevolg van de voortschrijdende technologische ontwikkelingen, maatschappelijke impact. Dit rechtvaardigt een strikt en slagvaardig toezicht op de collectieve incasso, het beheer en de verdeling van gelden. Daarnaast rechtvaardigt ook het aanzienlijke economische belang van de auteurs- en naburige rechten een sterk onafhankelijk toezicht.

Het College heeft op 6 oktober 2006 een tussenbalans uitgebracht over zijn ervaringen met de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Hierin bepleit het College een versterking van zijn informatiepositie en geeft het een uitbreiding van het toezicht tot organisaties van vrijwillig collectief beheer in overweging (zie ook Kamerstukken II 2005/06, Aanhangsel, nr. 1502, p. 3202). Daarnaast was de incasso van auteursrechten als concreet op te lossen probleem geïdentificeerd in het werkprogramma regeldruk van het op 19 juli 2007 aan de Tweede Kamer toegezonden kabinetsplan aanpak administratieve lasten (Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 202, blz. 10 en 21). Ook uw Kamer bepleitte aanscherping van het toezicht en vergroting van transparantie bij het collectieve beheer (motie Aptroot c.s., Kamerstukken II 2006/07, 30 800 XIII, nr. 24 en motie Smeets/Van der Burg, Kamerstukken 2007/08, 29 515, nr. 219). In reactie op al deze signalen en actiepunten is een concept-wetsvoorstel voorbereid. Naar aanleiding van de consultatie is het voorontwerp aangepast. Het is inmiddels ter advisering aan de Commissie auteursrecht voorgelegd.

Het herziene voorontwerp strekt ertoe om het toezicht op collectieve beheersorganisaties vooral in de volgende opzichten te verbeteren:

1. uniformering van het preventieve toezicht, in die zin dat straks voor alle organisaties eenzelfde vorm van preventief toezicht geldt;

2. verbreding van het toezicht tot nader te bepalen organisaties van vrijwillig collectief beheer;

3. een versterking van de informatieplichten jegens het College, zodat ook verdeelorganisaties en andere derden waarmee collectieve beheersorganisaties samenwerken een directe informatieverplichting tegenover het College hebben;

4. de introductie van de mogelijkheid voor het College om bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom op te leggen;

5. het stellen van brede openbaarmakings- en transparantie-eisen aan organisaties van collectief beheer ten aanzien van hun jaarverslag en jaarrekening, nevenfuncties van bestuurders en openbaarmaking van statuten, geschillenregeling, repartitiereglement, tarieven, tariefgrondslagen, licentievoorwaarden, beheerskosten, mate van representativiteit en de wijze waarop wel of geen vrijwaring wordt gegeven voor claims van niet-vertegenwoordigde rechthebbenden;

6. de verplichting tot de inrichting van een deugdelijke geschillenregeling, ook voor betalingsplichtigen;

7. het stellen van een streefnorm voor beheerskosten en indien die worden overschreden, moet in het jaarverslag daarover verantwoording worden afgelegd («comply or explain»);

8. de invoering van een preventieve toetsingsbevoegdheid van het College ten aanzien van tariefstijgingen;

9. de invoering van de bevoegdheid van de Minister van Justitie om bij AMvB nadere regels uit te vaardigen over de aan collectieve beheersorganisaties te stellen kwaliteitseisen en om bij AMvB te bepalen dat, en onder welke voorwaarden, collectieve beheersorganisaties hun innings- en repartitieactiviteiten geheel of ten dele gezamenlijk dienen uit te oefenen; dit kan grondslag bieden voor een nieuwe ordening van het nu versnipperde collectieve beheer als zelfregulering geen uitkomst biedt; uitgangspunt daarbij is de vermindering van de administratievelastendruk voor het bedrijfsleven door stroomlijning van de incasso.

De streefdatum voor de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is voorjaar 2008.

3.2. Geschillenbeslechting

In het hiervoor genoemde voorontwerp tot wijziging van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten is een voorstel opgenomen om ook de (interne) geschillenbeslechting te versterken. Hierdoor wordt meer ruimte geboden aan belanghebbenden en betalingsplichtigen om in eerste instantie zelf mogelijke conflicten op te lossen. Dit past bij het beleidsuitgangspunt van zelfregulering. Van belang is dat de in de Stichting Auteursrechtbelangen verenigde organisaties van rechthebbenden, en daartoe behoort ook een groot aantal van de organisaties van collectief beheer die op grond van het voorontwerp onder het aangescherpte toezicht zou komen te vallen, inmiddels de nodige initiatieven hebben ontplooid om via zelfregulering tot een extern toetsbare gedragscode te komen. De vaststelling van deze code wordt binnenkort verwacht. Het is een verheugende ontwikkeling dat de collectieve beheersorganisaties een dergelijk instrument hebben vastgesteld om invulling te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.

In dit kader zijn ook de uitkomsten interessant van het onderzoek naar de wenselijkheid van een geschillenregeling in Nederland, dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum van het Ministerie van Justitie is verricht door prof. mr. P.B. Hugenholtz e.a.1 Het gaat daarbij om de oplossing van geschillen over tarifering door collectieve beheersorganisaties en om geschillen naar aanleiding van onderhandelingen met betalingsplichtigen over vergoedingen. In het rapport stellen de onderzoekers onder meer voor een geschillenkamer in het leven te roepen, naar analogie van de huurcommissieprocedure, die als voorportaal voor civiele procedures zal fungeren en wiens advies in de praktijk naar verwachting gevolgd zal worden, zodat een gerechtelijke procedure niet meer nodig zal zijn. Dit is een interessante gedachte, waarover de visie van de Commissie Auteursrecht is gevraagd.

3.3. Eén factuur

Stroomlijning van de incasso heeft onze bijzondere aandacht, omdat het van belang is te voorkomen dat bedrijven onnodig met inningsinstanties worden geconfronteerd. Ook hier is het streven naar zelfregulering het uitgangspunt. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben begin november van dit jaar met Buma en Sena overeenstemming bereikt om in overleg te treden over de invoering van één factuur met ingang van 1 januari 2009. Verder is overeenstemming bereikt over het feit dat de ledentarieven voor muziekgebruik in 2008 gelijk blijven, behoudens een indexatie van 2%. De komende maanden gaat men verder in overleg over een vernieuwde aanpak vanaf 2009. De bedoeling is dit overleg vóór 1 juli 2008 af te ronden. Aan de orde komen, behalve de gezamenlijke factuur, onder meer een eventuele vermindering van de collectiviteitskortingen per branche, tarieftransparantie, de mogelijkheid van betaling voor werkelijk gebruik («pay per use») en verschillende tarieven voor de mate en vorm van muziekgebruik. Ook de vergoeding voor live-optredens zal aan de orde komen. Buma en Sena zullen vanaf 1 januari 2008 beginnen met de introductie van één factuur voor gebruikers die niet bij een brancheorganisatie zijn aangesloten. Intussen kan tevens worden bezien of andere organisaties, zoals Videma (tv- en filmproducenten), een plaats op die factuur kunnen krijgen. Medio 2008 zal duidelijk moeten zijn of zelfregulering hier vóór 1 januari 2009 tot een ook voor het betalende bedrijfsleven aanvaardbaar resultaat zal leiden.

Het is bovendien ons streven om met ingang van 1 januari 2009 één factuur van alle inningsorganisaties voor het bedrijfsleven te realiseren. Zo nodig zal op basis van de straks herziene Wet toezicht collectieve beheersorganisaties worden ingegrepen. Het hiervoor in paragraaf 3.1 genoemde voorontwerp voor dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om collectieve beheersorganisaties ertoe te verplichten hun innings- en repartitieactiviteiten geheel of ten dele gezamenlijk uit te oefenen. Bovendien beoogt het voorontwerp de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties van toepassing te verklaren op organisaties van vrijwillig collectief beheer en pas zodra die wetswijziging in werking zal zijn getreden, zal het mogelijk zijn ook deze organisaties tot samenwerking – zoals het opstellen van één factuur – te dwingen. Aldus geeft het kabinet uitvoering aan de motie Smeets/Van der Burg (Kamerstukken 2007/08, 29 515, nr. 219).

4. Het thuiskopiestelsel

Het onderzoek van het College bij Stichting De Thuiskopie heeft eind 2005 geleid tot een kritische tussenrapportage (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VI, nr. 113) en vervolgens begin 2007 tot een eindrapport, met als belangrijkste constatering dat er bij de door Stichting De Thuiskopie ingeschakelde verdeelorganisaties de nodige onverdeelde gelden zijn geaccumuleerd. In reactie daarop is uw Kamer bij brief van 28 maart 2007 een samenhangend pakket van maatregelen aangekondigd, dat zowel op de korte als op de lange termijn ziet (Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 79). Deze maatregelen worden of zijn inmiddels gerealiseerd:

a. het thuiskopiestelsel (behalve de nulheffingen) wordt bij algemene maatregel van bestuur bestendigd tot, in eerste instantie, 1 januari 2009 op het tariefniveau waartoe de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT) zelf voor 2007 had besloten (Stb. 2007, 435 en Stcrt. 15 december 2006, nr. 245, p. 38); deze bestendiging betreft ook de heffingplichtige voorwerpen; van uitbreiding van het stelsel of tariefverhoging kan immers geen sprake zijn zo lang de door het College geconstateerde verdeelproblemen niet zijn opgelost; incasso veronderstelt immers verdeling;

b. in die algemene maatregel van bestuur is verder bepaald dat in het verleden geïnde, onverdeelbaar gebleken thuiskopiegelden via een verrekening met de toekomstige incasso gefaseerd dienen terug te vloeien aan de betalingsplichtige industrie; het College is inmiddels met Stichting de Thuiskopie in overleg over de afbouw van de onverdeelde gelden; ijkpunt voor het College (en voor de restitutieregeling in de algemene maatregel van bestuur) is de vraag welke oude, vóór 31 december 2004 geïnde gelden op 31 december 2007 definitief als onverdeelbaar moeten worden beschouwd; het College zal daarover begin 2008 berichten; uw Kamer wordt daarover vervolgens op de kortst mogelijke termijn geïnformeerd; in de toelichting bij de algemene maatregel van bestuur is overigens nadrukkelijk de mogelijkheid van een tariefverlaging open gehouden voor het geval uit de rapportage van het College mocht blijken dat het om aanzienlijke bedragen aan onverdeelde gelden gaat; om in de toekomst een ongewenste accumulatie van onverdeelde gelden te voorkomen, is in de algemene maatregel van bestuur tevens bepaald dat de verdeling voortaan uiterlijk binnen drie jaar volgend op het jaar van incasso moet geschieden, bij gebreke waarvan de onverdeelbare gelden zullen worden verdisconteerd met de toekomstige incasso;

c. de aanwijzing van Stichting De Thuiskopie is aangescherpt en beperkt tot vijf jaar; geïnde vergoedingen dienen zo snel mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten te worden verdeeld en het jaarverslag en de jaarrekening moeten openbaar worden gemaakt (Stcrt. 2007, 103, in werking getreden op 3 juni 2007);

d. het College doet op verzoek van de minister van Justitie onderzoek bij Buma, Sena alsmede de Stichtingen Reprorecht en Leenrecht om na te gaan of ook daar sprake is van onverdeelde gelden.

In de brief van 28 maart 2007 is tevens aangegeven dat de periode van bestendiging tot 1 januari 2009 zal worden benut om met alle betrokken partijen in overleg te treden over het stelsel van thuiskopievergoedingen. Daartoe hebben inmiddels zeven bijeenkomsten plaatsgevonden, waarvoor in eerste instantie Stichting De Thuiskopie, de verdeelorganisatie Stichting Naburige Rechten Musici en Acteurs (Norma), ICT Office, de branchevereniging van leveranciers van consumentenelektronica (FIAR), de Stichting Onderhandelingen Blanco Informatiedragers (Stobi), Philips, de Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van beeld- en geluidsdragers (NVPI) en de vakbond voor Kunsten, Informatie en Media (FNV-Kiem) zijn uitgenodigd. De Consumentenbond heeft de voorkeur gegeven aan inbreng op een later tijdstip.

Uiteraard wordt met voorrang gewerkt aan een duurzame oplossing voor het thuiskopiestelsel, omdat consumenten, rechthebbenden en de industrie niet gebaat zijn bij onzekerheid over de inrichting van het stelsel na 1 januari 2009. Om die reden is deze zomer, in reactie op schriftelijke vragen van het lid Gerkens, aangegeven ernaar te streven uw Kamer begin 2008 te berichten over de uitkomsten van deze tussentijdse evaluatie van ons stelsel (Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel, nr. 2256, blz. 4780). Daarbij zal tevens worden aangeven welke stelselvarianten in andere lidstaten van de Europese Unie voorkomen en welke voor- en nadelen daaraan kleven.

5. Auteurscontractenrecht

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie heeft het Instituut voor Informatierecht in 2004 onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van verbeteringen in het auteurscontractenrecht. Over de tot wetswijziging strekkende voorstellen heeft een uitvoerige consultatie van de betrokken partijen plaatsgevonden en hebben de Commissie auteursrecht en de Raad voor de Cultuur geadviseerd. De uitkomst van dit proces is in lijn met de brief «Ons creatieve vermogen» over de economische benutting van cultuur en creativiteit, waaruit blijkt dat er aanleiding is om de positie van de individuele maker of uitvoerend kunstenaar te versterken (Kamerstukken II 2005/06, 27 406, nr. 57, actielijn 3 van het Programma voor de Creatieve Industrie). Een daartoe strekkend wetsvoorstel is in voorbereiding. Conform de toezegging aan uw Kamer wordt in het kader van dit voorstel tevens de mogelijkheid onderzocht van een regeling die het auteurs en exploitanten van auteursrechtelijk beschermd werk toestaat collectieve onderhandelingen te voeren over (minimum)tarieven en royalty’s.

6. Piraterijbestrijding

Als zonder toestemming van de auteursrechthebbende een werk wordt verveelvoudigd of openbaar gemaakt, dan is er sprake van inbreuk op het auteursrecht (of naburig recht). Vindt deze op grootschalige en/of georganiseerde wijze plaats, dan is sprake van piraterij. Piraterij doet zich voor in de vorm van namaakartikelen zoals namaakkleding, cd’s en dvd’s en in de vorm van ongeautoriseerde verspreiding van muziek, films of games via het internet. Met de komst van het digitale tijdperk is het gemakkelijker om auteursrechtelijk beschermd werk op grote schaal tegen lage kosten te vermenigvuldigen. Hierdoor is piraterij een internationaal fenomeen dat zeer serieus genomen moet worden. De OECD heeft recent onderzoek verricht naar piraterij in de vorm van namaakartikelen («The economic impact of counterfeiting and piracy», 2007, zie www.oecd.org). Over digitale piraterij zijn echter nog nauwelijks gegevens beschikbaar, terwijl digitale piraterij voor veel bedrijven een belangrijk aandachtspunt is. Ook voor Nederland zijn de exacte omvang van digitale piraterij en de economische gevolgen daarvan niet bekend. Wij zullen dit daarom nader onderzoeken.

Piraterij vormt een grote bedreiging van het auteursrechtelijk systeem. Auteursrechthebbenden lopen door piraterij inkomsten mis. Deze negatieve gevolgen vormen allen een belemmering voor auteursrechthebbenden om toe te treden tot de markt of om actief te blijven op de markt en daarmee vormen zij ook een belemmering voor innovatie.

Waar piraterij enerzijds belemmerend kan zijn voor het tot stand komen van innovaties, kunnen technische innovaties anderzijds benut worden bij het tegengaan ervan. Dit kan door toepassing van technische beschermingsmaatregelen in het DRM systeem, zoals het aanbrengen van kopieerbeveiliging op dvd’s en cd’s en door een kopieerbeperking op het branden van muziek van een online aanbieder. De praktijk wijst echter uit dat ook DRM niet de ultieme bescherming tegen piraterij bieden. DRM systemen worden met regelmaat gekraakt zodat auteursrechtelijk beschermd werk alsnog zonder toestemming veelvuldig gekopieerd kan worden. Ook om bedrijfseconomische of culturele redenen wordt soms afgezien van de toepassing van DRM.

Handhaving van het auteursrecht is een punt van constante zorg van zowel de rechthebbenden als de overheid. Zoals in de troonrede en in de Justitie-begroting is aangegeven, is de bestrijding van cybercrime in deze kabinetsperiode een prioriteit. Internetpiraterij, zoals het illegaal uploaden van auteursrechtelijk en nabuurrechtelijk beschermd materiaal, maakt daar ook deel van uit. De bestrijding van auteursrechtpiraterij zal dan ook worden meegenomen bij de ontwikkeling van het programma om cybercrime te bestrijden. De bestrijding van piraterij zal dan kunnen meeprofiteren van de maatregelen die worden ontwikkeld in het bredere kader van de bestrijding van cybercrime.

Bij de invulling van de rechtshandhaving van auteurs- en naburige rechten zal een effectieve inperking van overtredingen voorop staan. Gegeven de aard van de inbreuk via het Internet, ligt het niet voor de hand primair te zoeken in handhaving gericht op degene die voor eigen gebruik downloadt van een illegale bron. Dat vergt aanzienlijke investering met beperkt resultaat. De consument zou zich bovendien geconfronteerd zien met de niet altijd even eenvoudig te beantwoorden vraag wanneer er sprake is van een legale bron en of de website die stelt legale bestanden aan te bieden – al dan niet tegen betaling – betrouwbaar is. Ook de Richtlijn auteursrecht stelt bij de kopie voor eigen studie of gebruik niet de voorwaarde van een legale bron (artikel 5, tweede lid, onderdeel b). De handhaving lijkt meer succes te kunnen hebben indien deze zich richt op de bron van het illegale aanbod, namelijk op degene die illegaal uploadt en daarmee het beschermde werk in strijd met het auteursrecht openbaar aanbiedt.

Over de maatregelen in het kader van piraterijbestrijding zult u nader geïnformeerd worden in de aan uw Kamer voor de eerste helft van 2008 toegezegde brief over rechtshandhaving op internet.

7. Auteursrecht en innovatie

7.1. De relatie tussen auteursrecht en innovatie

In de relatie tussen auteursrecht en innovatie kan zowel gekeken worden naar de invloed van innovaties op het auteursrechtelijk systeem als naar de invloed van het auteursrechtelijk systeem, met name vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt, op innovatie. De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid heeft in dit verband in zijn advies Opening van zaken opgemerkt dat de relatie tussen intellectuele eigendom, mededingingsbeleid en innovatie in een wereld van open innovatie door een brede discussie daarover verduidelijkt dient te worden (juli 2006, zie pag. 67–69). In deze paragraaf gaan wij in op twee vragen die centraal staan in de relatie tussen auteursrecht en innovatie. Enerzijds gaat het om de vraag of het auteursrechtelijk systeem flexibel genoeg is voor het accommoderen van innovatieve ontwikkelingen (paragraaf 7.2) en anderzijds om de vraag of het auteursrecht en de wijze waarop dat wordt uitgeoefend bijdragen aan stimulering van een innovatieklimaat (paragraaf 7.3). Bij dit laatste gaat het vooral om de vraag of er ruimte is voor verschillende bedrijfsmodellen bij de uitoefening van het auteursrecht, zodat een omgeving gecreëerd wordt waarin geïnnoveerd en geconcurreerd kan worden.

7.2. Invloed van innovaties op het auteursrechtelijk systeem

De onderlinge beïnvloeding van innovatie, auteursrecht en marktwerking laat zich moeilijk in abstracte termen duiden en kan in de praktijk van geval tot geval sterk uiteenlopen. In bijlage 2 worden ter illustratie drie cases beschreven over muziekverspreiding via internet, over online wetenschappelijke publicaties en over de gamesindustrie. Deze geven een beeld van de flexibiliteit die binnen het auteursrechtelijk systeem bestaat waar het gaat om innovatie, financiële relaties en bedrijfsmodellen. Uit de case betreffende muziekverspreiding blijkt dat er zeer uiteenlopende bedrijfsmodellen kunnen worden gebruikt bij de verspreiding van muziek. Zo kunnen artiesten via internet een directe relatie opbouwen met de eindgebruiker om muziek te verkopen, zowel via de eigen website als via webwinkels, en kunnen door de toepassing van DRM licenties op maat worden aangeboden. Daarnaast ontstaan bedrijfsmodellen die reclame-inkomsten, abonnementsgelden of goodwill van fans als basis voor het verdienmodel hanteren. De opkomst van nieuwe bedrijfsmodellen is eveneens waarneembaar bij online wetenschappelijke publicaties en gaming. Zo worden wetenschappelijke publicaties door middel van open access ter beschikking gesteld, waarbij de auteur in plaats van de lezer betaalt en is bij gaming betaling voor en tijdens deelname aan virtuele online rollenspellen in opkomst. Zoals de drie cases illustreren, hebben innovaties op ICT-gebied, de toegenomen capaciteit van de ICT-infrastructuur en de mogelijkheden van internet gezorgd voor een sterke verruiming van de mogelijkheden voor gebruikers om toegang te krijgen tot auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dit heeft geleid tot veranderingen in de relatie tussen auteursrechthebbende en gebruiker. Uit de cases blijkt dat waar voorheen de gebruiker vaak voor het benutten van beschermd materiaal betaalde aan een tussenpersoon, hetzij een commerciële exploitant hetzij een collectieve beheersorganisatie, er tegenwoordig diverse bedrijfsmodellen naast elkaar kunnen bestaan. Daarbij kunnen de auteursrechtvergoedingen ook rechtsreeks tussen de rechthebbende en de gebruiker of afnemer verrekend worden of vindt er in het geheel geen betaling van auteursrechtvergoedingen plaats. Deze bedrijfsmodellen bevorderen cultuele diversiteit, geven keuzevrijheid aan auteurs en duidelijke bevoegdheden voor de gebruiker met een daarop afgestemde betaling. Deze modellen kunnen bijvoorbeeld gebaseerd zijn op licentieverlening door middel van een Creative Commons-licentie of op de toepassing van vormen van DRM. Het bestaan van verschillende bedrijfsmodellen kan veel voordelen bieden, zoals meer keuzevrijheid en bevordering van de concurrentie. Auteursrechthebbenden hebben mede de keuze voor een bedrijfsmodel waarbij het beheer van het auteursrecht niet in handen is van een collectieve beheersorganisatie. Dit zal gevolgen kunnen hebben voor de monopoliepositie van collectieve beheersorganisaties op het terrein van auteursrechtelijke vergoedingen en tot effect kunnen hebben dat de flexibiliteit en de prikkel om te innoveren binnen het auteursrechtelijk domein toeneemt.

7.3. Invloed van het auteursrechtelijk systeem op innovaties

De effecten van de uitvoering van het auteursrecht op innovaties zijn zeer onderscheiden en verschillen ook per sector en per soort werken waarop het auteursrecht betrekking heeft. Algemene aspecten die bij de invloed van het auteursrechtelijke systeem op innovaties een rol kunnen spelen, zijn piraterij en de monopoliepositie die het auteursrecht in algemene zin schept.

Handhaving van het auteursrecht is met de tijd steeds belangrijker geworden. Internet biedt mogelijkheden voor het illegaal, dus zonder toestemming van de auteursrechthebbende aanbieden van content. Zolang de introductie van nieuwe diensten kan leiden tot verlies van inkomsten op gevestigde diensten, bijvoorbeeld omdat geconcurreerd moet worden met een aanbieder van gratis muziek, is de prikkel om te innoveren laag en de druk om nieuwe ontwikkelingen tegen te houden hoog (zie ook paragraaf 6 over piraterij).

Het auteursrecht schept een exclusief recht voor de auteursrechthebbende en kan daarmee een beperking van de mededinging vormen doordat een ander niet of niet zonder meer het beschermde werk mag gebruiken. Dit wordt ondermeer gerechtvaardigd door de veronderstelling dat tijdelijke, beperkte monopolies een positieve prikkel kunnen vormen voor het tot stand brengen en publiceren van innovaties en nieuwe creaties. De auteursrechthebbende kan echter ook misbruik maken van de hem gegunde bescherming, bijvoorbeeld indien hij op discriminatoire wijze weigert een licentie te verlenen, met als gevolg dat derden niet kunnen voort bouwen op zijn werk. Toepassing van het auteursrecht kan er dan toe leiden dat innovaties worden belemmerd. Het systeem, dat mede bedoeld is om innovaties te stimuleren, belemmert dan juist de innovatie en dit moet gecorrigeerd kunnen worden. Het mededingingsrecht verbiedt bedrijven om misbruik te maken van een machtspositie en biedt daarmee mogelijkheden tot het maken van deze correcties. Een recent voorbeeld waarbij het mededingingsrecht misbruik van uitoefening van het auteursrecht heeft gecorrigeerd, betreft de Microsoft zaak. Microsoft weigerde om onder meer auteursrechtelijk beschermde interoperabiliteitsinformatie in licentie te geven aan concurrenten. Dit had een beperking van de mededinging op de markt voor netwerkbesturingssystemen tot gevolg waardoor ook innovaties in deze markt werden beperkt. Het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Gemeenschappen dwong Microsoft uiteindelijk om de auteursrechtelijk beschermde informatie in licentie beschikbaar te stellen aan zijn concurrenten (17 september 2007, zaak T-201/04, AMI 2007, p. 178). Deze uitspraak maakt duidelijk dat een auteursrechthebbende niet onbeperkt gebruik mag maken van zijn exclusieve recht.

7.4. Synthese

Het auteursrecht biedt de ruimte voor nieuwe bedrijfsmodellen die alternatieven bieden voor de wijze van inning van de rechten dan wel waarbij de keuze wordt gemaakt om het bedrijfsmodel niet op het auteursrecht te baseren. Dit kan auteurs keuzevrijheid bieden voor de wijze waarop (en of) zij de betaling van auteursrechtvergoedingen willen regelen. Nieuwe bedrijfsmodellen kunnen bijdragen aan gezonde concurrentieverhoudingen in de markt en hebben daarmee tot gevolg dat de prikkel om te innoveren binnen het auteursrechtelijk domein kan toenemen.

Om dit te waarborgen is een essentiële rol weggelegd voor het mededingingsrecht dat een corrigerende factor vormt ten aanzien van de monopolies die het auteursrecht oplevert, zeker wanneer dat recht collectief wordt uitgeoefend. Daarom is er door de Minister van Justitie recent bij de NMa op aangedrongen in 2008 een duidelijke positie te bepalen ten aanzien van vragen, zoals wanneer er al dan niet sprake is van misbruik van een economische machtspositie, welke mededingingsrechtelijke eisen gesteld moeten worden aan tariefstijgingen, tariefsamenstelling en tarieftransparantie, en in welke omstandigheden vormen van contractsdifferentiatie geoorloofd zijn, een en ander in het licht van de culturele dimensie van intellectuele-eigendomsrechten. Het toezicht dat de NMa uitoefent is immers complementair aan dat van het College van Toezicht Auteursrechten. In het licht van het toegenomen economisch belang van het auteursrecht acht het kabinet het gewenst dat de discussie over de driehoeksverhouding intellectuele eigendom, innovatie en mededinging op de agenda blijft. Hiertoe zal de Minister van Economische Zaken nader de wisselwerking tussen het mededingingsrecht en het auteursrecht onderzoeken.

8. Technische beschermingsmaatregelen

Het kabinet is zich ervan bewust dat snelle technologische ontwikkelingen zowel het bedrijfsleven als de overheid voor nieuwe uitdagingen plaatst. Het internet en de wisselwerking van dit medium met enerzijds de consument en anderzijds de audiovisuele-, de creatieve- en de telecomsector biedt bedrijven de kans nieuwe multi- en crossmediale toepassingen te ontwikkelen. Op het terrein waar het auteursrecht enerzijds en technische beschermingsmaatregelen en innovatie anderzijds elkaar kruisen, lopen nog enkele onderzoeken en toegezegde nota’s.

In de uitvoeringswet van de Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij is een evaluatiebepaling opgenomen voor de toepassing van de artikelen 29a en 29b Auteurswet, de artikelen 19 en 19a van de Wet op de naburige rechten en van de artikelen 5a en 5b Databankenwet (Stb. 2004, 336, zie artikel V). In essentie gaat het daarbij om het verbod inzake de (bevordering van de) omzeiling van technische beschermingsmaatregelen, het verbod om informatie over het beheer van rechten te manipuleren alsmede, meer in het bijzonder, om de vraag of er al dan niet aanleiding is om bij algemene maatregel van bestuur in te grijpen als bepaalde beperkingen op het auteursrecht door de inzet van technische beschermingsmaatregelen in het gedrang dreigen te komen. Daartoe wordt een evaluatieonderzoek verricht door mw. mr. dr. L. Guibault en mr. G.J.H.M. Mom o.l.v. prof. mr. P.B. Hugenholtz. De resultaten van het onderzoek worden binnenkort verwacht en uw Kamer zal hierover separaat geïnformeerd worden.

9. Europese ontwikkelingen

9.1. Evaluatie Richtlijn auteursrecht

De Europese Commissie buigt zich momenteel over de evaluatie van de Richtlijn auteursrecht. Daartoe heeft het Amsterdamse Instituut voor Informatierecht (IVIR) eind 2006 en begin dit jaar in opdracht van het Directoraat-Generaal Interne Markt twee uitvoerige studies gepubliceerd1, die de grondslag vormen voor verdere discussies over deze richtlijn in de betrokken Raadswerkgroep. Naar verwachting zal op basis van deze studies in EU-Raadswerkgroepkader vooral worden gesproken over een nadere regeling van het co-auteurschap bij muziek, over de problematiek van de zogenaamde verweesde werken, dat wil zeggen (doorgaans oudere) werken waarvan de rechthebbende(n) niet of niet met een redelijke inspanning getraceerd kunnen worden, alsmede over een mogelijke verlenging van de vijftigjarige beschermingsduur voor fonogrammenproducenten.

Anticiperend op de evaluatie van de Richtlijn auteursrecht heeft de vorige Minister van Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, eind november 2005 bij Commissaris McCreevy schriftelijk aangedrongen op Europese harmonisatie van de uiteenlopende nationale thuiskopiestelsels. Hoewel dit initiatief in Nederland door zowel rechthebbenden als de industrie breed is ondersteund, heeft het vooralsnog geen tastbaar resultaat opgeleverd. De berichten zijn veeleer dat de huidige Europese Commissie voorlopig niet voornemens is om hier wetgevende initiatieven te ontplooien. Omdat het ontbreken van communautaire harmonisatie op dit terrein zowel mededingingsverstorend als innovatiebelemmerend kan uitwerken, zullen de Nederlandse inspanningen in de verschillende EU-fora er ook hier op gericht blijven aandacht te vragen voor de noodzaak van een Europese oplossing.

Verder zal bij Commissaris McCreevy aandacht gevraagd worden voor de onnodig bijzondere status van bladmuziek en willen wij ons kritisch blijven opstellen ten opzichte van het volgrecht.

9.2. Grensoverschrijdend collectief beheer

Op 18 mei 2005 heeft de Europese Commissie een juridisch niet-bindende aanbeveling het licht doen zien over het grensoverschrijdende collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige online-muziekdiensten (PbEU 2005, L 276/54). De door de Commissie beoogde liberalisatie van het grensoverschrijdende collectieve beheer bij de internetexploitatie van muziek stimuleert de facto een ontwikkeling waarbij fonogrammenproducenten hun rechten bij slechts een paar hele grote collectieve beheersorganisaties gaan onderbrengen. Hierdoor lopen kleinere nationale organisaties in de EU, zoals Buma, het risico dat hun rechtenpakket zal krimpen, waardoor de pluriformiteit van het aanbod en de culturele diversiteit worden ondermijnd. Bovendien heeft deze liberalisatie negatieve consequenties voor de inkomsten van minder populaire componisten, tekstdichters en kleinere uitgeverijen in middelgrote en kleine lidstaten van de EU.

In reactie hierop heeft de Tweede Kamer medio 2006 de motie Dittrich c.s. aanvaard. Daarin wordt een voorkeur uitgesproken voor veranderingen in het collectieve beheer via een juridisch bindend instrument, zoals een richtlijn, en wordt de regering verzocht in Europese discussies hierover het belang van culturele diversiteit te benadrukken (Kamerstukken II 2005/06, 28 989, nr. 37). In zijn stellingname over het Commissie-initiatief van medio maart 2007 heeft ook het Europese Parlement, in navolging van het rapport van rapporteur Mw. Levai, het belang van een kaderrichtlijn en van culturele diversiteit en creativiteit benadrukt. In reactie op schriftelijke vragen van het lid Gerkens hebben wij inmiddels laten weten de inhoud en strekking van het rapport Levai en de motie Dittrich c.s. te onderschrijven (Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel, nr. 1337).

In EU-raadswerkgroepen en bij Commissaris McCreevy zullen wij daarom blijven aandringen op regulering van grensoverschrijdend collectief beheer via een juridisch bindend instrument zoals een richtlijn (Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel, nr. 1337).

10. Conclusie

Concluderend zullen wij kort schetsen wat het tijdpad is van de maatregelen die uw Kamer kan verwachten.

Collectief beheer en toezicht

Het streven is om voorjaar 2008 het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten ter versterking en verbreding van het huidige toezicht op de kwaliteit van collectieve beheersorganisaties, bij uw Kamer in te dienen. In de tussentijd zullen wij ons beraden over de oprichting van een geschillenkamer voor geschillen over tarifering door collectieve beheersorganisaties en voor geschillen naar aanleiding van onderhandelingen met betalingsplichtigen over vergoedingen.

Medio 2008 zal duidelijk worden of de collectieve beheersorganisaties er in overleg met het bedrijfsleven in zullen slagen om met ingang van 1 januari 2009 één factuur van alle inningsorganisaties voor het bedrijfsleven te realiseren. Is dit niet het geval, dan zal via wetgeving worden ingegrepen.

Thuiskopie

Begin 2008 hopen wij uw Kamer te berichten over de uitkomsten van het overleg met de betrokken partijen over de herziening van het thuiskopiestelsel.

Piraterijbestrijding

In de eerste helft van 2008 zal uw Kamer in de toegezegde brief over rechtshandhaving op internet geïnformeerd worden over de maatregelen ter bestrijding van piraterij.

Onderzoeken en nota’s

Uw Kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomsten van het evaluatie-onderzoek naar de toepassing van de technische beschermingsmaatregelen in de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet, dat binnenkort verschijnt.

In bijlage 1 is in paragraaf 1 onder g een rechtsvergelijkend onderzoek genoemd dat is uitgezet naar de oplossingen die in een aantal landen binnen en buiten de EU zijn gevonden voor de problematiek van de digitalisering en openbaarmaking via internet van archieven en bibliotheken en de zogenaamde verweesde werken. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in het voorjaar bekend worden.

In opdracht van de minister van Economische Zaken zal onderzoek worden verricht naar de wisselwerking tussen het mededingingsrecht en het auteursrecht, welk onderzoek najaar 2008 gereed zal zijn. Het onderzoek naar de economische betekenis van het auteursrecht zal geactualiseerd worden en zal in de zomer van 2008 worden afgerond. Ook zal onderzoek worden verricht naar de economische en culturele effecten van digitale piraterij, welk onderzoek naar verwachting najaar 2008 gereed zal komen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken zal uw Kamer in samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, komend voorjaar een nota over convergentie in de media toezenden.

Europa

Begin volgend jaar zal in een brief aan Commissaris McCreevy in het kader van de evaluatie van de Richtlijn auteursrecht aandacht gevraagd worden voor enkele onderwerpen die Nederland zorgen baren. Het gaat dan met name om de onnodig bijzondere status van bladmuziek en om de noodzaak van bindende regelingen voor grensoverschrijdend collectief beheer en voor harmonisatie van de thuiskopiestelsels.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Vgl. de schriftelijke vragen van het lid Örgü (VVD), Kamerstukken II 2005/06, Aanhangsel nr. 1091 (Videma); de leden Aptroot en Luchtenveld (VVD), Kamerstukken II 2005/06, Aanhangsel nr. 1502 (transparantie en toezicht collectief beheer); het lid Van Dam (PvdA), Kamerstukken II 2005/06, Aanhangsel nr. 1843 (Sont-statuten); het lid Aptroot (VVD), Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel nr. 159 (toezicht en transparantie collectief beheer; Videma); van de leden Van Vroonhoven-Kok en Atsma (CDA), Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel nr. 395 (Musicopy); het lid Gerkens (SP), Kamerstukken II 2006/07, Aan- hangsel nr. 1337 (auteursrechten op muziek) en Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel nr. 2256 (downloaden op internet); het lid Vos (PvdA), Kamerstukken II 2006/07, Aanhangsel nr. 1558 (prijsafspraken vertalers). het lid Teeven (VVD), Kamerstukken II 2007/08, Aan- hangsel nr. 523 (kopieerheffing winkeliers).

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Door Dialogic en de Stichting voor Economisch Onderzoek van de UVA in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken verricht onderzoek, getiteld «Auteursrecht, eco- nomische lust of last? Een empirische studie naar de economische aspecten van het auteursrecht in het Nederlandse multimediacluster», september 2003, par. 3.4.1.

XNoot
1

Prof.mr. P.B. Hugenholtz, prof. mr. D.J.G. Visser en prof. mr. A.W. Hins, Geschillenbeslechting en collectief beheer. Over tarieven, transparantie en tribunalen in het auteursrecht, Amsterdam–Leiden 2007, n.n.g.

XNoot
1

Prof. P.B. Hugenholtz, M.M.M. van Eechoud, S.J. van Gompel et al., The Recasting of Copyright & Related Rights for the Knowledge Economy, november 2006; Prof. P.B. Hugenholtz, L. Guibault et al., Study on the Implementation and Effect in Member States’ Laws of Directive 2001/29/EC on the Harmonisation of Certain Aspects of Copyright and Related Rights in the Information Society, februari 2007.

Naar boven