30 800 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2007

nr. 137
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2007

1. Inleiding

Hierbij bied ik u het Inspectierapport Themaonderzoek Uitvoering elektronische detentie aan van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt)1.

Elektronische detentie (ED) is in 2003 bij wijze van pilot ingevoerd. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) past ED toe als executiemodaliteit ter vervanging van een vrijheidsstraf van maximaal drie maanden bij zogeheten «zelfmelders». Dit zijn veroordeelden die zich, na een daartoe ontvangen oproep, zelf dienen te melden voor het ondergaan van een vrijheidsstraf. Zedendelinquenten en veroordeelden die het openbaar ministerie ongeschikt acht, zijn hiervan uitgesloten. De justitiabele wordt verplicht een plaats gedurende een bepaalde periode niet te verlaten. De aanwezigheid op deze plaats wordt door middel van elektronisch toezicht en onaangekondigde bezoeken gecontroleerd.

De pilot Elektronische detentie is eerder geëvalueerd. Bij brief van 25 augustus 2005 (TK 2004–2005, 29 800 VI, nr. 167) heeft de minister van Justitie de Kamer het onderzoeksrapport «Geboeid door de enkelband» toegestuurd. Dit wees uit dat ED werd uitgevoerd als beoogd, maar dat de wijze van uitvoering wel een aantal risico’s kan meebrengen. Dit onderzoek van de ISt is bedoeld om de risico’s te inventariseren bij de uitvoering van ED.

In deze brief geef ik mijn reactie op de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek van de ISt.

2. Resultaten onderzoek

De ISt heeft de experimentele fase van ED onderzocht. De belangrijkste constatering van de ISt is dat de feitelijke recidive tijdens de ED-periode gering is. In 93% van de gevallen kon ED succesvol worden afgesloten. Van de mislukte ED’s is slechts een gedeelte het gevolg van een volledige onttrekking aan de elektronische detentie of van een aanhouding wegens een nieuw strafbaar feit. Voor zover de ISt dat heeft kunnen vaststellen wordt passend gereageerd op overtreding van de voorwaarden waaraan elektronisch gedetineerden zich hebben te houden. De ISt stelt vast dat ED daarmee een effectief alternatief voor een korte detentie in een penitentiaire inrichting.

De ISt stelt echter ook vast dat het nodige schort aan de uitvoering van de pilot ED die blijkens de bevindingen van de ISt beter kan, en ook beter moet. Dit heeft vooral te maken met de uiteenlopende wijze waarop aan de uitvoering van ED invulling wordt gegeven. De concrete aanbevelingen die de ISt in het rapport doet ter verbetering dienen als leidraad bij de verbeterslag die is ingezet voor de uitvoering van ED. Verbetering van de uitvoeringspraktijk van ED is niet alleen relevant voor de experimentele (pilot)fase van ED, maar ook met het oog op het voornemen ED wettelijk te regelen.

3. Beleidsreactie

Wetsvoorstel thuisdetentie

Bij voornoemde brief van 25 augustus 2005 heeft de minister van Justitie een wettelijke regeling van de elektronische detentie aangekondigd. Een conceptwetsvoorstel inzake thuisdetentie is inmiddels voorgelegd aan verschillende instanties. De adviezen van deze instanties worden thans verwerkt. Er wordt naar gestreefd het wetsvoorstel vóór het eind van dit jaar in te dienen bij de Tweede Kamer. Met de waardevolle aanbevelingen van de ISt kan rekening worden gehouden in het voorbereidingstraject van het wetsvoorstel thuisdetentie.

Hierna zal ik eerst reageren op twee aanbevelingen van de ISt die direct betrekking hebben op het wetsvoorstel thuisdetentie. Vervolgens zal ik ingaan op de verbeterpunten in de uitvoeringspraktijk.

Aanbeveling 1: Overweeg om in het kader van de nieuwe wettelijk te verankeren sanctiemodaliteit huisarrest de omvang en de aard van de criminele en justitiële voorgeschiedenis te betrekken bij de invulling van het toezicht op de veroordeelde.

Deze aanbeveling wordt overgenomen en betrokken bij de voorbereiding van de invoering van het wetsvoorstel thuisdetentie.

Voorafgaand aan de toepassing van (in de toekomst) thuisdetentie wordt de geschiktheid van de betrokkene onderzocht. Bij dit onderzoek worden de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de maatschappelijke risico’s meegewogen. Bij de risico-inschatting zal acht worden geslagen op de criminele en justitiële voorgeschiedenis van betrokkene. Hieruit vloeit voort dat ook bij de invulling van het toezicht bij thuisdetentie rekening wordt gehouden met de criminele en justitiële voorgeschiedenis. Het is overigens zo dat een ernstige verslaving of onaanvaardbare veiligheidsrisico’s een contra-indicatie zijn voor elektronische detentie en (in de toekomst) thuisdetentie.

Het toezicht op de verplichting om het huis niet te verlaten geschiedt primair door middel van elektronische controle. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een enkelof polsband die in verbinding staat met een ontvanger die bij de veroordeelde thuis wordt geplaatst. Naast elektronisch toezicht zal ook door middel van huisbezoeken op onverwachte momenten gecontroleerd worden of de veroordeelde zich houdt aan de regels van de thuisdetentie. Voorts bestaat de mogelijkheid om de thuisgedetineerde te controleren op gebruik van alcohol en/of drugs. Het risico dat de thuisgedetineerde zich zal onttrekken aan de thuisdetentie wordt bepalend voor de intensiteit van de inzet van de controlemiddelen.

Aanbeveling 2: Tref in het kader van de nieuwe wettelijke regeling van het huisarrest een afdoende financiële regeling voor veroordeelden waarvan de uitkering vervalt.

Deze aanbeveling wordt overgenomen. Uitgangspunt bij thuisdetentie is dat de veroordeelde zelf voorziet in de kosten van levensonderhoud gedurende de periode van thuisdetentie. Voor personen die niet zelf in deze kosten kunnen voorzien, wat DJI nauwgezetter zal gecontroleren, zal door Justitie een regeling worden getroffen voor vergoeding van de kosten van levensonderhoud tot maximaal het bijstandsniveau.

Verbeterpunten uitvoeringspraktijk

De ISt heeft de nodige kanttekeningen bij de wijze waarop de pilot ED nu wordt uitgevoerd. Volgens de ISt is er weinig centrale sturing geweest op de implementatie en uitvoering van de pilot ED. Hoewel het uitvoeringsproces in hoofdlijnen gelijk is, constateert de ISt binnen die hoofdlijnen ook grote verschillen in de uitvoering. De ISt acht het niet verantwoord dat grote verschillen in de uitvoering zijn ontstaan en geen garantie bestaat dat elektronische gedetineerden in alle delen van het land gelijk worden behandeld. De ISt doet aan de DJI concrete aanbevelingen voor deze knelpunten.

De aanbevelingen van de ISt sluiten aan bij het plan van aanpak dat DJI thans aan het opstellen is. Dit voorziet in landelijke eenduidige instructies die de uitvoeringspraktijk uniformeren en concretiseren. Deze instructies reguleren de aspecten waarop de aanbevelingen van de ISt betrekking hebben, zoals de controle op antecedenten van de ED-kandidaten, de nadere normering voor de (frequentie van) controlebezoeken en een betere motivering bij de plaatsingsadviezen tot ED. Analoog aan het verbod op alcohol- en druggebruik dat in penitentiaire inrichtingen geldt, zal DJI instructies opstellen voor effectieve handhaving van dit verbod bij ED. Hiermee wordt een substantieel deel van de aanbevelingen van de ISt uitgevoerd. Ten aanzien van de resterende aanbevelingen beziet de DJI op welke wijze hieraan het beste uitvoering kan worden gegeven. Daarbij is de inzet deze waar mogelijk nog binnen de huidige pilot ED te realiseren. In ieder geval zullen deze aanbevelingen worden meegenomen bij de implementatie van het wetsvoorstel thuisdetentie.

De DJI verwacht nog dit jaar een start te maken met de implementatie van de verbetermaatregelen uit het plan van aanpak. De DJI zal toezicht uitoefenen op de uitvoering van deze instructies in de praktijk. Aan de aanbevelingen van de ISt rond de versterking van de centrale sturing en de uniformiteit is de DJI inmiddels tegemoetgekomen door via een herinrichting directe lijnsturing te garanderen. Nadere afspraken zijn gemaakt om te borgen dat zedendelinquenten conform de landelijke beleidslijn niet in aanmerking komen voor ED.

Conclusie

Dit thema-onderzoek van de ISt wijst uit dat ED een effectief alternatief is voor een korte detentie in een penitentiaire inrichting. Juist hierom acht ik het van belang dat de uitvoering van ED conform de aanbevelingen van de ISt op eenduidige wijze gestalte krijgt. Dit geldt te meer met het oog op de voorbereiding van de implementatie van het wetsvoorstel thuisdetentie.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven