30 300 XIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2006

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2006

Hierbij zend ik u bijgaand het evaluatierapport1 over het Besluit Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB), alsmede in deze brief de kabinetsreactie hierop.

In de tweede helft van 2005 is, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de BBMKB regeling door Bureau Bartels BV.

Voordat in deze brief het evaluatierapport wordt besproken zullen eerst de hoofdlijnen van de BBMKB aangegeven worden en de plaatsbepaling van de BBMKB in de context van het kapitaalmarktpakket.

De borgstellingregeling

De doelstelling van de BBMKB is om ondernemers in het MKB met bevredigende perspectieven qua rentabiliteit en continuïteit, maar met een tekort aan zekerheden, te ondersteunen bij het verkrijgen van bancaire kredietverlening. De BBMKB richt zich met name op dat deel van de kredietverlening waarvoor een MKB ondernemer geen zekerheden aan de bank kan overleggen. Het is een instrument om belemmeringen op de kapitaalmarkt te slechten om zo het ondernemerschap te bevorderen.

Specifiek voor deze regeling is dat de verstrekking van het borgstellingskrediet via de bank verloopt, waarbij de bank beslist of de ondernemer in aanmerking komt voor een borgstellingskrediet. Als een ondernemer over onvoldoende middelen beschikt en te weinig zekerheden kan bieden voor een krediet, kan de bank een beroep doen op de BBMKB. In dat geval treedt het Ministerie van Economische Zaken op als borg:

• voor bestaande bedrijven met niet meer dan 100 werknemers in de verhouding van maximaal 1:1 van het borgstellingsdeel ten opzichte van de lening van de bank zonder borgstelling, waarbij het borgstellingsdeel maximaal € 1 mln. kan bedragen;

• voor starters geldt een verhouding van maximaal 4:1, waarbij het borgstellingsdeel maximaal € 100 000 bedraagt;

• voor innovatieve bedrijven kan de verhouding maximaal 2:1 bedragen met een maximaal borgstellingsdeel van € 1 mln.

De kosten van de BBMKB zijn relatief beperkt omdat er ook sprake is van «inkomsten» doordat de banken voor de borgstelling provisie betalen aan het Ministerie van Economische Zaken. Ook wordt een deel van de kosten gedragen door het Europese Investeringsfonds (EIF). Daardoor kan de BBMKB zoveel mogelijk budget-neutraal worden gehouden.

Over de evaluatieperiode (2000–2004) werden jaarlijks gemiddeld 2500 borgstellingen verstrekt en was jaarlijks € 452 mln. aan garantieplafond beschikbaar, inclusief het door het EIF gegarandeerde deel van € 68 mln.

BBMKB in 2005

Het beroep op de BBMKB-regeling lag in 2005 fors hoger ten opzichte van 2004 en de jaren daarvoor. Daarom is het budget voor 2005 tussentijds verhoogd met € 78 miljoen. Dit heeft geresulteerd in een 30% hogere benutting van de regeling ten opzichte van 2004.

In 2005 zijn 2871 borgstellingen afgegeven voor een totaalbedrag van € 478,5 miljoen.

De belangrijkste oorzaken van de hogere benutting zijn:

• inhaalvraag als gevolg van achterblijvende investeringen in de voorafgaande jaren;

• beter promoten van de mogelijkheden van de BBMKB door de banken, MKB NL en SenterNovem;

• toename van het aantal borgstellingen tot € 100 000 als gevolg van de verruiming van de BBMKB voor die categorie.

De verruiming van de faciliteit (eind 2004) voor kleine borgstellingskredieten tot € 100 000 heeft een positief effect gehad op de benutting in deze categorie. Ten opzichte van 2004 is het aantal borgstellingen tot € 100 000 met 20% toegenomen tot in totaal 1803.

Het aantal afgegeven innovatieve borgstellingen vertoont in 2005 een sterk stijgende lijn en is bijna verviervoudigd ten opzichte van 2004; in 2005 betrof het 37 innovatieve borgstellingen met een gemiddelde omvang van gemiddeld € 400 000.

BBMKB als onderdeel van het kapitaalmarktpakket

De BBMKB maakt onderdeel uit van het kapitaalmarktpakket, dat in totaliteit bestaat uit een vijftal regelingen:

• BBMKB

• TechnoPartner Seed faciliteit. Gestart medio 2005.

• Scheepsbouwborgstelling regeling. Gestart per 1 januari 2006.

• Faciliteit Opkomende Markten (FOM). In april 2006 treedt herziening in werking.

• Groeifaciliteit. Start in 2006 na goedkeuring door de Europese Commissie.

De onderstaande tabel geeft de kenmerken van de regelingen en laat de plaatsbepaling zien van de BBMKB in kapitaalmarktpakket.

BeleidsveldInnovatieOndernemen algemeenInternationaal
RegelingSeed FacilityBBMKBGroeifaciliteitBorgstelling Scheepsbouw(I)FOM
DoelgroepTechnostart. (tot 5 jaar)MKB algemeen, starters en innovatief MKB (groeiers en bedrijfsoverdrachten)NL WervenMKB + groter, opkomende markten
      
InstrumentParticipatieEVBorgstellingVVBorgstellingEV + VVBorgstellingVVBorgstellingVV en EV
      
Financiering (mln.)0,1–2,50–20,5–53–300–5
      
IntermediairsVC fondsenBankenBanken en PMBankenFMO
      
UitvoerdersSNSNSNEVDSN

EV=eigen vermogen, VV=vreemd vermogen,

PM=participatiemaatschappij, SN=SenterNovem,

FMO=Financieringsmaatschappij Opkomende Markten

De doelstelling van het kapitaalmarktpakket is om flexibiliteit en harmonisatie van de regelingen te bewerkstelligen. Daartoe zullen de regelingen worden overkoepeld door een AMvB. De verwachting is dat dit eind 2006 gereed is. Daarnaast zal gezamenlijk met MKB-NL, VNO en de Nederlandse Vereniging van Banken dit voorjaar een voorlichtingscampagne starten over het nieuwe kapitaalmarktpakket.

Over het kapitaalmarktpakket in het algemeen zal de Kamer voor de zomer apart geïnformeerd worden.

Belangrijkste bevindingen uit het evaluatierapport

Het rapport geeft in algemene zin een positief oordeel over de regeling en over de organisatie van het proces. De belangrijkste conclusies gaan achtereenvolgens in op: het bereik van de regeling, de effectiviteit, de organisatie en uitvoering en de inhoud en modaliteiten.

Bereik van de regeling

Uit de evaluatie komt naar voren dat met de regeling veel starters en innovatieve bedrijven worden bereikt. Een deel van de bedrijven die door de banken onder het «reguliere» luik voor bestaande bedrijven geplaatst worden zijn in feite een starter of een innovatief bedrijf. Voor de banken wordt het begrip «innovatief» niet direct gekoppeld aan bepaalde financieringsregimes en voor starters houden de banken een meer stringente definitie aan dan de regeling toestaat. Van de in de evaluatie geraadpleegde ondernemers blijkt één op de tien een innovatieve ondernemer te zijn en geeft de helft van de ondernemers aan dat zij op het moment van het verkrijgen van de borgstelling minder dan vijf jaar geleden waren gestart. Per saldo duiden de resultaten van de evaluatie erop dat meer dan de helft van de bedrijven als innovatief en/of starter aan te merken valt.

Verder blijkt uit de evaluatie dat de regeling in de afgelopen jaren steeds minder wordt toegepast bij de kleine kredietaanvragen. Over de evaluatieperiode (2000 t/m 2004) is het aantal borgstellingen tot € 100 000 afgenomen en tot € 25 000 zelfs sterk afgenomen. Wel is er in 2005 weer een toename geweest van het aantal kleine(re) borgstellingen.

Effectiviteit

Wanneer de kosten van de regeling worden afgezet tegen het effect, dan blijkt dat er zonder meer sprake is van «value for money». De kosten voor de overheid zijn relatief beperkt, deels ook doordat er provisie door de banken afgedragen dient te worden.

Tegenover deze beperkte kosten staat dat de regeling een duidelijke meerwaarde heeft. Dit wordt als zodanig onderkend door de deelnemende bedrijven en banken. De bedrijven zijn van mening dat de regeling als een hefboom heeft gewerkt voor het verkrijgen van bancaire financiering en ondanks dat ze provisie moeten betalen (de banken berekenen de provisie door naar de bedrijven) wordt de regeling door hen als zeer positief gewaardeerd. De banken geven aan dat zij zonder de borgstellingsregeling geen – of duidelijk minder – krediet zouden hebben verstrekt. Een relevante bevinding ten aanzien van de effectiviteit van het instrument is verder nog dat de bedrijven die een BBMKB-krediet verkregen hebben in economisch opzicht relatief goed blijken te presteren.

Organisatie en uitvoering

De regeling en het proces zijn zo ingericht dat wordt gestreefd naar eenvoud, het beperken van onnodige administratieve procedures en een snelle kredietverlening. In grote lijnen verloopt de organisatie en uitvoering van de regeling adequaat en geeft SenterNovem efficiënt invulling aan de aan haar opgedragen werkzaamheden.

Inhoud en modaliteiten

Over het algemeen worden de modaliteiten van de regeling door de verschillende betrokken partijen positief beoordeeld. Wel wordt door de banken en bedrijven aangegeven dat zij de provisie als hoog ervaren. Hierbij moet wel worden aangetekend dat deze provisie maakt dat de kosten voor de overheid beperkt blijven en dat hiervan ook een selectieve werking uitgaat bij het toepassen van de regeling. Daarnaast geven de banken aan dat de maximale looptijd van de regeling, met name voor onroerend goed, te kort is en deze niet (meer) voldoende aansluit bij de bancaire praktijk.

Ander aandachtspunt is dat de benuttingsgraad van het (jaarlijks) quotum vrij sterk kan variëren tussen de banken. De huidige methodiek van verdeling van het quotum is grotendeels gebaseerd op de geraamde marktaandelen van de banken ten aanzien van zakelijke kredietverlening in het algemeen in het MKB. Het rapport stelt dat inherent aan dit systeem is dat het quotum niet ten volle benut kan worden, omdat «tekorten» en «overschotten» aan quotum zich gelijktijdig bij verschillende banken voor kunnen doen.

Beleidsreactie op de aanbevelingen

Op basis van de bevindingen uit het evaluatieonderzoek worden in het rapport diverse aanbevelingen gegeven. Op hoofdlijnen kan het Kabinet zich vinden in de aanbevelingen. Bij een aantal aanbevelingen gaat het om acties die al door het Kabinet in gang zijn gezet.

Het rapport beveelt aan om de toepassing van kleinere borgstellingen te bevorderen door samen met de banken er voor te zorgen dat de borgstellingskredieten synchroon kunnen gaan lopen met de standaardprocessen van de banken.

Om de toepassing van de regeling voor de kleine(re) kredietaanvragen te stimuleren heeft het Kabinet al eind 2004 de mogelijkheden voor startende ondernemers verruimd door voor borgstellingskredieten tot € 100 000 het maximaal gegarandeerde deel voor de borgstelling te verhogen van 67% naar 80%. Dit heeft ertoe geleid dat de banken vaker de borgstelling hebben toegepast voor kleinere kredieten. In 2005 is ten opzichte van 2004 het aantal borgstellingen tot € 100 000 met 20% toegenomen.

Om specifieke knelpunten in het segment van kredietaanvragen tot circa € 25 000 te verhelpen is begin dit jaar in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken een onderzoek gestart. De resultaten van dit onderzoek zullen voor de zomer bekend zijn. Daarnaast is er regelmatig overleg met de banken om te komen tot een «vervlechting» van de BBMKB in het proces van de standaardisering van de kleine kredietverlening van de banken. Dit zal naar verwachting dit jaar leiden tot praktische aanpassingen in de toepassing van de regeling.

Over de voorwaarden en modaliteiten beveelt het rapport aan om de termijn voor de borgstelling, met name voor onroerend goed, te verlengen. Dit zou meer aansluiten bij de bancaire praktijk, waar door de jaren heen de krediettermijnen zijn opgerekt. Het Kabinet is van mening dat de borgstellingregeling moet aansluiten op de bancaire praktijk. Wel is het zo dat verlenging van de termijn niet losgezien moet worden van de huidige éénmalige provisie die betaald wordt. De provisie zorgt voor beperking van de kosten van de overheid enerzijds en de gewenste selectieve toepassing (additionaliteit) van de regeling anderzijds. In overleg met de banken zal worden nagegaan of de looptijd van de borgstelling meer flexibel kan worden toegepast, waarbij ook de provisiesystematiek zal worden betrokken.

Het rapport geeft de aanbeveling om tot een meer prestatiegerichte verdeling van het quotum te komen. Om een hogere benuttingsgraad van het quotum te bereiken wil het Kabinet het (jaarlijks) quotum per bank meer gaan relateren aan de feitelijke «prestaties» van banken daar waar het gaat om de toepassing van de borgstellingsregeling. Daarnaast kan hiermee bereikt worden dat ook kleinere banken of nieuwe toetreders sneller «door kunnen groeien» in de benutting van de borgstellingsregeling.

Eind 2005 is daar al een belangrijke aanzet toe gegeven door voor 2006 meerdere peilmomenten voor mogelijke tussentijdse herverdeling van het quotum in te voeren. In overleg met de banken zal worden nagegaan of verdere aanpassingen op dit punt wenselijk zijn.

Een aanbeveling betreft ook het kritisch volgen van de ontwikkelingen rond het «innovatieve luik» binnen de BBMKB. Het «innovatieve luik» is in de evaluatieperiode weinig toegepast door de banken. Een belangrijke verklaring hiervoor was de geringe bekendheid van dit luik bij de accountmanagers van de banken. Ten onrechte ontstaat daardoor het beeld dat de BBMKB regeling maar in beperkte mate relevant zou zijn voor innovatieve bedrijven. Een groot deel van de innovatieve bedrijven worden door de banken echter geplaatst onder het «reguliere» luik. In 2005 is al een belangrijke aanzet gegeven om het innovatieve luik binnen de banken meer bekendheid te geven, waarbij de invoering en specifieke promotie van het TechnoPartnerlabel een belangrijke rol heeft gespeeld. De banken kunnen voorafgaand aan het verstrekken van de lening een verzoek doen aan TechnoPartner voor het verkrijgen van een zogenaamd «TechnoPartnerlabel». Dit label is ingesteld omdat het voor banken bij vooral innovatieve starters lastig kan zijn om de markt en de technologie te beoordelen en/of te beoordelen of het daadwerkelijk om een innovatief bedrijf gaat. In 2005 zijn 37 innovatieve borgstellingen afgegeven en het aantal is daarmee ruim gestegen ten opzichte van 2004. Voor 2006 is de verwachting dat deze stijging zal doorzetten. De komende tijd zullen, overeenkomstig de aanbeveling uit het rapport, de ontwikkelingen rond het «innovatieve luik» nauwgezet worden gevolgd. Op basis daarvan zal bezien worden of en zo ja welke aanpassingen eventueel nodig zijn om optimaal aan te sluiten bij het innovatiebeleid van het Ministerie van Economische Zaken in meer brede zin.

Het evaluatierapport geeft ook een aantal aanbevelingen die meer in de operationele sfeer liggen. Deze zijn met name gericht op het verder vergroten van de bekendheid van de borgstellingsregeling alsmede het aanscherpen en monitoren van specifieke voorwaarden. In regelmatig overleg met de betrokken partijen zal hier, waar mogelijk, invulling aan gegeven worden. Tevens zal daarbij aandacht voor onnodige administratieve lasten en de praktische uitvoerbaarheid van de regeling centraal staan. Het zo eenvoudig mogelijk houden van de regeling zal dan ook een continu streven zijn.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven