nr. 144
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2009
Conform de toezegging van de Minister van VROM mede namens de minister
van SZW d.d. 22 mei 2007 doe ik u hierbij de incidentrapportage over
het kalenderjaar 2007 toekomen.1 Deze rapportage
bevat een analyse van 18 incidenten/ongevallen in bedrijven die onder de werkingssfeer
van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (BRZO ’99) en/of
Afdeling 2, Hoofdstuk 2 van het Arbobesluit (ARIE regeling) vallen. De onderzochte
incidenten zijn gerelateerd aan opslag of gebruik van gevaarlijke stoffen
in hoog risico bedrijven. De analyse is uitgevoerd door de Arbeidsinspectie.
De rapportage is de vijfde uit een reeks en beslaat de periode 1 januari
2007 t/m 31 december 2007.
Het aantal gemelde incidenten is in 2007 gedaald naar 33 (was in 2006
52). Het aantal incidenten/ongevallen dat door de Arbeidsinspectie in onderzoek
is genomen is gedaald van 33 in 2006 tot 18 in 2007. De onderzochte incidenten
hebben geleid tot 3 slachtoffers met blijvend letsel. In voorgaande jaren
was dat aantal groter.
Uit de analyse volgt dat onjuiste of niet goed gebruikte procedures tijdens
de normale bedrijfsvoering vaak een rol hebben gespeeld in het ontstaan van
het incident/ongeval. De rol van een niet passende onderhoudsstrategie (als
onderdeel van een onderhouds-managementsysteem) wordt weliswaar kleiner (iets
onder de 30%), maar is daarmee nog steeds een belangrijke factor. Tenslotte
vinden er nog relatief veel incidenten/ongevallen plaats tijdens het plegen
van onderhoud.
Deze zaken kwamen bij voorgaande analyses eveneens als belangrijke factor
naar voren.
De onderzoeken van de Arbeidsinspectie naar de oorzaken en factoren die
in deze analyse naar voren zijn gekomen hebben tot handhavend optreden geleid.
Uit de rapportage volgt dat n.a.v. de 18 onderzochte ongevallen in ongeveer
50% een proces-verbaal door de Arbeidsinspectie tegen het bedrijf is
opgemaakt (in de vorige rapportage bedroeg dit 35%). In
ongeveer 16% van de onderzochte gevallen in 2007 is opgetreden door
middel van het stellen van een eis of het geven van een waarschuwing.
Voor de hoog risico bedrijven én voor de toezichthoudende overheden
is het belangrijk om te leren van de analyse van deze ongevallen en het vaststellen
van achterliggende oorzaken. Dit om de preventie van dit soort gebeurtenissen
te versterken.
Daartoe zullen de resultaten van deze analyse worden gedeeld met de onderhavige
bedrijven en hun organisaties, zoals de Vereniging Nederlandse Chemische Industrie
en Deltalinqs en met de direct als inspectiepartners bij de uitvoering van
het BRZO betrokken medetoezicht-houders (bevoegd gezag Wet milieubeheer en
de Brandweer), met andere inspecties zoals Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
die bij soortgelijke bedrijven het toezicht uitoefenen en met overige betrokkenen,
zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV).
Om de samenwerking tussen de toezichthouders, het Openbaar Ministerie
en de OVV ook bij ongevalsonderzoek te verstevigen en verbeteren wordt momenteel
door die instanties gewerkt aan een procedure voor de uitvoering van ongevalsonderzoek
met daarin extra aan-dacht voor de samenwerking, de informatievoorziening,
de onderzoeksmethode en de ver-werking van de resultaten. In de loop van 2009
zal de procedure gereed zijn.
Verder worden door de Arbeidsinspectie de volgende initiatieven genomen:
• In de Meerjareninspectieprogramma’s zullen voor die inrichtingen
waar dat nodig is bovenstaande zaken worden opgenomen waarmee ze meteen onderwerp
van onderzoek zijn van de Inspecties.
• De inspectiemethode die bij het toezicht op de hoog risico bedrijven
wordt gehanteerd door de toezichthouders is eind 2008 uitgebreid met een module
die gericht is op het veilig uitvoeren van onderhoud. Tevens wordt in 2009
gewerkt aan een module gericht op het onderhoudsmanagementsysteem (invulling
van gedane toezegging aan de Tweede Kamer naar aanleiding van eerdere incidentrapportage).
• Een zeer zwaar ongeval bij de BP-raffinaderij in Texas heeft eerder
geleid tot een door de Arbeidsinspectie uitgevoerd inspectieproject bij alle
raffinaderijen in Nederland. Een gelijksoortig project in de rest van de proceschemie
is gestart en wordt in 2009 afgerond.
Door de VROM Inspectie worden naar aanleiding van zware ongevallen in
het buitenland de volgende onderzoeken uitgevoerd:
• Naar de doorwerking van de adviezen van de commissie Baker over
veiligheidsbewustzijn rondom procesveiligheid naar aanleiding van een calamiteit
bij een BP-raffinaderij in Texas.
• Naar de risico’s t.a.v. falende overvulbeveiligingen van
grote opslagtanks naar aanleiding van een calamiteit bij een bedrijf in Buncefield
(UK).
Voorts wordt door de VROM Inspectie het toezicht op buisleidingen als
nieuwe taak inge-richt in de vorm van een domeinbenadering zoals bedoeld in «Vernieuwd
Toezicht», en de samenwerking met SodM, waarbij gestreefd wordt naar
een vergaande programmatische samenwerking, o.a. op het gebied van buisleidingen
en de Wet explosieven voor civiel gebruik.
Ik ben voornemens om de 2e Kamer der Staten-Generaal met ingang van 2008
in een driejaren cyclus te informeren over de onderzochte ongevallen en de
resultaten van de onderzoeken (de eerstvolgende rapportage beslaat de periode
2008, 2009 en 2010).
De reden hiervoor is onder andere dat het aantal onderzoeken te gering
is (geworden) voor een zinvolle analyse naar oorzaken. Door een driejaarlijkse
rapportage wordt het beter mogelijk om achterliggende oorzaken betrouwbaar
te duiden en trends te signaleren. Daarmee neemt de toegevoegde waarde van
de rapportage voor de Tweede Kamer en het bedrijfsleven toe
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner