21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 352 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2015

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen (RvC) die 20 en 21 juli a.s. zal plaatsvinden in Luxemburg. De Raad bestaat uit een deel over interne markt en industrie (20 juli) en een onderzoeksdeel (21 juli). Vanwege het informele karakter van deze Raad zal een vrije gedachtewisseling plaatsvinden, zonder besluitvorming.

Tijdens het onderdeel over de interne markt en industrie vraagt het Luxemburgse voorzitterschap deelnemers om in een informele sfeer en met minimale inhoudelijke sturing vooraf (zoals discussievragen en achtergrondinformatie), spontaan te reageren op stellingen. Nederland is benieuwd naar deze aanpak. Centraal thema is het internationale concurrentievermogen van de EU en hoe «goede» EU-regels binnen de interne markt daar aan kunnen bijdragen.

Het onderzoeksdeel van de Raad zal wel op «traditionele» wijze verlopen. Tijdens dat onderdeel van de Raad heeft het Luxemburgse voorzitterschap de wetenschappelijke integriteit en gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte op de agenda gezet.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Internationaal concurrentievermogen: het belang van goede interne marktregels

Het Luxemburgse voorzitterschap entameert een discussie over wat de EU kan doen om het internationale concurrentievermogen van de EU te versterken, met name via een geïntegreerde interne markt en minder regeldruk. Daarbij pleit het voorzitterschap voor «goede regels» binnen de interne markt, onder meer via breed gebruik van het principe van wederzijdse erkenning gecombineerd met gerichte harmonisatie.

Om het internationale concurrentievermogen van de EU te versterken streeft Nederland een drieslag in het beleid na van a) investeringen, b) begrotingsconsolidatie en c) structurele hervormingen, ook via een verdieping van de interne markt en het stimuleren van onderzoek en innovatie als investeringen voor de toekomst. Versterking van de interne markt staat wat betreft Nederland dan ook hoog op de politieke agenda. Dit vormt een belangrijk (en wat Nederland betreft onmisbaar) onderdeel van de discussie over de versterking van de EMU en de derde pijler van het investeringspakket van Commissievoorzitter Juncker. Een goed functionerende interne markt versterkt het aanpassingsvermogen van de individuele Europese economieën en draagt zo bij aan een efficiënte allocatie van productiefactoren, een goed investerings- en vestigingsklimaat en de stabiliteit van de EMU.

Voor het internationale concurrentievermogen van de EU en een goed werkende interne markt is het ook essentieel om ambitieuze stappen te zetten binnen de Europese betere regelgeving-agenda. Het kabinet zet in op het verder verbeteren van de kwaliteit van regelgeving, het verminderen van (toekomstige) regeldruk, en goede betrokkenheid van stakeholders bij de voorbereiding van wetgeving. De mededeling «Betere regelgeving voor betere resultaten», die eerste vicevoorzitter van de Commissie Timmermans op 19 mei publiceerde, biedt hiervoor een goed uitgangspunt zoals ook beschreven in de Kabinetsappreciatie [Kamerstuk 22 112, nr. 1983]. Wel zou het kabinet graag meer aandacht zien voor de introductie van reductiedoelstellingen om de vermindering van EU-regeldruk te verzekeren. Ook ziet het kabinet graag op de middellange termijn één gezamenlijke en onafhankelijke impact assessment board van de drie instellingen. Tot slot vraagt het kabinet meer aandacht voor het verzekeren van toekomstbestendige regelgeving. Om als Europa te kunnen blijven profiteren van de razendsnelle (digitale) technologische ontwikkelingen, moet regelgeving wendbaar zijn en rekening houden met veranderende omstandigheden.

Prioriteiten voor de interne markt op het terrein van de Raad voor Concurrentievermogen liggen voor Nederland bij de digitale interne markt en de interne markt voor diensten. Nederland zet daarbij allereerst in op het uitvoeren wat reeds in Europa is afgesproken. Dat wil zeggen spoedige en volledige implementatie van reeds overeengekomen Europese richtlijnen en ambitieuze doorvoering van structurele hervormingen op basis van landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van de interne markt. Daarnaast zijn aanvullende initiatieven op EU-niveau nodig, met focus op acties die daadwerkelijk bijdragen aan het concurrentievermogen van Europese bedrijven. In dit licht verwelkomt Nederland de digitale interne markt strategie die de Commissie eind mei gepresenteerd heeft. De Raad voor Concurrentievermogen moet onder meer zorgen voor het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende e-commerce en het moderniseren van het auteursrecht. Daarbij is het van groot belang dat zowel bestaande als toekomstige regelgeving toekomstbestendig is en ruimte biedt aan innovatie. Nederland ziet ook uit naar de interne markt strategie voor goederen en diensten die in oktober wordt verwacht.

Het voorzitterschap wijst terecht op het belang van versterking van het principe van wederzijdse erkenning. Ondernemers worden nog te vaak geconfronteerd met aanvullende controles of dubbele registratie als zij in andere lidstaten zaken willen doen. Ook op het terrein van diensten ziet het kabinet nog veel potentieel in het gebruik van het principe van wederzijdse erkenning, vooral binnen dienstensectoren met groot economisch potentieel, zoals de zakelijke dienstverlening, detailhandel en de bouw.

ONDERZOEK

Wetenschappelijke integriteit

Het Luxemburgse voorzitterschap organiseert een discussie over het bevorderen van de wetenschappelijke integriteit in de Europese Onderzoeksruimte (ERA), waarbij de exacte invalshoek voor de discussie op het moment van schrijven nog niet bekend is. De discussie zal worden voorbereid met een discussiedocument en wordt ingeleid door een externe spreker.

Wetenschappelijke integriteit is een aspect van de ontwikkeling richting «open science». Nederland vindt de ontwikkeling richting «open science» belangrijk en zal dat tijdens zijn eigen voorzitterschap ook agenderen. De focus zal dan liggen op open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksdata. Nederland vindt het positief dat het voorzitterschap wetenschappelijke integriteit agendeert, zodat de algemene ontwikkeling van de wetenschap naar «open science» door Nederland en Luxemburg gezamenlijk een stap verder gebracht wordt.

Nederland vindt wetenschappelijke integriteit een belangrijk onderwerp, dat daarom ook is benoemd in de Wetenschapsvisie 2025. Het kabinet vindt het daarbij vooral van belang dat instellingen en wetenschappers hun integriteit zelf reguleren, zoals ze dat in Nederland nu al doen. Steeds meer kennisinstellingen sluiten zich uit eigen beweging aan bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI). Bekeken wordt hoe de positie en functie van het LOWI verder kan worden versterkt. Dat kan bijvoorbeeld door, zoals gebruikelijk in een aantal andere landen, de rol en de bevoegdheden van het orgaan te verruimen en wettelijk te verankeren. Nederland zal in de te voeren discussie interveniëren langs bovenstaande lijn en tevens inspiratie opdoen bij andere landen voor de verdere uitrol van de eigen aanpak.

Gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte

Het voorzitterschap faciliteert naast wetenschappelijke integriteit ook een discussie over de bevordering van gendergelijkheid in de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Ook deze discussie zal worden ingeleid door een externe spreker, waarbij de exacte insteek nog niet bekend is.

Gendergelijkheid in onderzoek en innovatie is een van de beleidsprioriteiten binnen de Europese Onderzoeksruimte. Nederland heeft veel aandacht voor meer vrouwen in de wetenschap, omdat Europa, maar Nederland zelf in het bijzonder, daarin achterblijft. Dat betekent dat er veel talent onbenut blijft. Naast de al bestaande initiatieven wil het Nederlandse kabinet afspraken maken met de universiteiten over de evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap, zoals aangekondigd in de eind 2014 uitgebrachte Wetenschapsvisie. De visie benadrukt daarin dat als resultaten uitblijven, er zo nodig streefcijfers worden opgenomen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Naar boven