48 (1996) Nr. 15

A. TITEL

Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (met Bijlagen en Aanhangsels);

Straatsburg, 9 september 1996

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 007367, 013553, 014093 en 014094 in de Verdragenbank.

B. TEKST

Op 19 december 2023 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen, in overeenstemming met de artikelen 14 en 19 van het Verdrag, Besluit CDNI 2023-II-5 aangenomen. De Nederlandse tekst1) van Besluit CDNI 2023-II-5 luidt als volgt:

Besluit CDNI 2023-II-5

Deel B Wijziging van artikel 7.04 van de Uitvoeringsregeling bij het CDNI

Aanpassing van de losverklaring voor de tankvaart in het licht van de bepalingen inzake de behandeling van gasvormige restanten van vloeibare lading (dampen) en het wassen tijdens de vaart

De Conferentie der Verdragsluitende Partijen,

gezien het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) en met name de artikelen 3 ,8, 14 en 19 van dit Verdrag,

zich bewust van de omstandigheid dat het CDNI bij Besluit 2017-I-4 is aangevuld met bepalingen inzake de behandeling van gasvormige restanten van vloeibare lading (dampen),

brengt in herinnering dat deze bepalingen van kracht worden op de eerste dag van de zesde maand na de nederlegging bij de depositaris van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de ondertekenende staten,

in de overtuiging dat door eenheidstransporten en verenigbare transporten onder bepaalde voorwaarden, die worden gedefinieerd in artikel 7.04 van de Uitvoeringsregeling bij het CDNI, kan worden afgezien van ontgassen,

overwegende dat alleen dan kan worden aangenomen dat ladingtanks geen schadelijke dampen meer bevatten wanneer de drie opvolgende ladingen bestonden uit een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt en waarbij deze tanks voor ten minste 50% waren beladen,

overwegende dat een vullingsgraad van 95% voldoende is om schadelijke dampen te verdringen en dat de formulering „ten minste” om deze reden duidelijker is,

op voorstel van de Werkgroep CDNI, waarbij de erkende niet-gouvernementele organisaties betrokken zijn geweest,

besluit artikel 7.04 van de Uitvoeringsregeling van het CDNI te wijzigen overeenkomstig de bijlage.

Dit besluit treedt uiterlijk op 1 juli 2024 in werking.



Bijlage

Bijlage CDNI 2023-II-5

Wijzigingsvoorstel voor artikel 7.04

„Artikel 7.04 Oplevering van het schip

(…)

  • 3.

    • b. Het tweede lid is niet van toepassing op (na)ladingtanks van schepen die verenigbare transporten uitvoeren voor zover bij een volgende belading de dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa door de overslaginstallatie worden opgevangen en niet in de atmosfeer terechtkomen. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6 b) worden aangekruist. Het bewijs dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.

    De bepalingen van Aanhangsel IIIa zijn niet meer van toepassing als de schipper kan aantonen dat na belading en voor vertrek bij de overslaginstallatie:

    • voor iedere afzonderlijke ladingtank de drie opvolgende ladingen bestonden uit een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt en waarbij deze tanks voor ten minste 50% waren beladen, of

    • iedere afzonderlijke ladingtank voor ten minste 95% gevuld was met een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt,

    • of indien de dampen aantoonbaar overeenkomstig de voorwaarden van Aanhangsel IIIa zijn opgevangen”.

„Artikel 7.04 Oplevering van het schip

(…)

  • 3.

    • c. Indien op het ogenblik van het lossen de vervolglading niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van het tweede lid worden uitgesteld. De verlader (bij vloeibare lading) of de ladingontvanger (bij droge lading) dient ten voorlopige titel een ontvangstinrichting voor waswater of voor het ontgassen aan te wijzen, die in de losverklaring aangegeven dient te worden. Bovendien moet in de losverklaring het vakje 6 c) worden aangekruist. Indien aantoonbaar vaststaat, alvorens de in de losverklaring aangegeven ontvangstinstallatie wordt aangelopen door de vervoerder/schipper, dat de vervolglading verenigbaar is, en bij een volgende belading dampen kunnen worden opgevangen die niet in de atmosfeer mogen worden uitgestoten volgens aanhangsel IIIa (tabel I tot en met III) vermeldt de schipper dit in vak 13 van deel 2 b) van de losverklaring. In dit geval hoeft niet gewassen of ontgast te worden. In alle andere gevallen zijn de bepalingen voor het wassen of ontgassen onverkort van toepassing.

    Het bewijs van de verenigbare vervolglading dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.

    De bepalingen van Aanhangsel IIIa zijn niet meer van toepassing als de schipper kan aantonen dat na belading en voor vertrek bij de overslaginstallatie:

    • voor iedere afzonderlijke ladingtank de drie opvolgende ladingen bestonden uit een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt en waarbij deze tanks voor ten minste 50% waren beladen, of

    • iedere afzonderlijke ladingtank voor ten minste 95% gevuld was met een product dat niet onder de verbodsbepaling van Aanhangsel IIIa valt,

    • of indien de dampen aantoonbaar overeenkomstig de voorwaarden van Aanhangsel IIIa zijn opgevangen'.


Op 19 december 2023 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen, in overeenstemming met de artikelen 14 en 19 van het Verdrag, Besluit CDNI 2023-II-6 aangenomen. De Nederlandse tekst1) van Besluit CDNI 2023-II-6 luidt als volgt:

Besluit CDNI 2023-II-6

Deel B Wijziging van artikel 6.03 van de Uitvoeringsregeling van het CDNI

Vereenvoudiging van de bepalingen van de losverklaring met betrekking tot het vervoer van containers, verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten en het vervoer van zand en grind

De Conferentie der Verdragsluitende Partijen,

gezien het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) en met name de artikelen 3, 14 en 19 van dit Verdrag,

overwegende dat het voorkomen van afval zowel vanwege de bescherming van het milieu als vanwege de veiligheid en gezondheid van het scheepvaartpersoneel en de verkeersdeelnemers een vereiste is voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken,

overwegende dat onnodig wassen dient te worden vermeden,

overwegende dat het wassen van de laadruimen niet noodzakelijk is na eenheidstransporten en verenigbare transporten, ongeacht het type en de bouwwijze van het schip,

overwegende dat containers, verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten geen ladingrestanten veroorzaken en dat het wassen van de laadruimten om deze reden niet noodzakelijk is,

in de overtuiging dat dit niet alleen het geval is bij eenheidstransporten, maar ook bij incidentele transporten van deze goederen,

overwegende dat bijgevolg ook bij incidentele transporten van deze goederen geen losverklaring noodzakelijk is,

overwegende dat het wassen van de laadruimen niet noodzakelijk is na eenheidstransporten en verenigbare transporten, ongeacht het type en de bouwwijze van het schip,

overwegende dat zand, grind en zand-grindmengsels meestal afwisselend en soms ook ongesorteerde zand-grindhopen van de baggerput of winlocatie worden vervoerd naar een loslocatie,

overwegende dat de hele lading wordt gezeefd in de overslaginstallaties van de haven van bestemming alvorens in fracties te worden gescheiden en ingedeeld op basis van de korrelgrootte,

overwegende dat bijgevolg het vervoer van zand, het vervoer van grind en het vervoer van zand- grindmengsels wat de noodzaak van de losverklaring betreft kunnen worden beschouwd als eenheidstransporten van dezelfde goederen,

gezien de wens om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen,

op voorstel van de Werkgroep CDNI, in het bijzonder de erkende niet-gouvernementele organisaties,

besluit artikel 6.03 van de Uitvoeringsregeling van het CDNI te wijzigen overeenkomstig de bijlage.

Dit besluit treedt onmiddellijk in werking.

Met de inwerkingtreding van dit besluit komt de veelgestelde vraag (FAQ) 'Noodzaak van een losverklaring voor stukgoed' te vervallen.



Bijlage

Bijlage CDNI 2023-II-6

Wijzigingsvoorstel voor artikel 6.03, zevende lid

Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die gebruikt worden voor:

  • a. het vervoer van containers,

  • b. het vervoer van verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten.

Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die uitsluitend gebruikt worden voor:

  • a. de levering van brandstoffen, drinkwater en boordvoorraden aan zee- en binnenschepen (bevoorradingsschepen),

  • b. de verzameling van olie- en vethoudend afval van zee- en binnenschepen,

  • c. het vervoer van vloeibare gassen (ADN, type G),

  • d. het vervoer van zwavel in vloeibare toestand (bij 180°C), cementpoeder, vliegas, en daarmee vergelijkbare goederen die als stortgoed of als verpompbare lading worden vervoerd en waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem voor het laden, lossen en opslaan aan boord dat uitsluitend voor de betreffende goederensoort geëigend is;

  • e. het vervoer van zand, grind en/of baggerspecie vanaf de baggerput of winlocatie naar een loslocatie.

Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer het schip meerdere soorten lading tegelijkertijd vervoert.

In individuele gevallen kan de bevoegde autoriteit in vergelijkbare omstandigheden een schip in het kader van het uitvoeren van specifiek vervoer ontheffen van de toepassing van het eerste en het vierde lid. Het bewijs van deze ontheffing dient aan boord aanwezig te zijn.


D. PARLEMENT

De stilzwijgende goedkeuring van het Besluit CDNI 2017-I-4 van 22 juni 2017 door de Staten-Generaal is verleend op 5 oktober 2018.

Voor de behandeling in de Staten-Generaal, zie Kamerstukken 35018.


De Besluiten CDNI 2023-II-5 en CDNI 2023-II-6 van 19 december 2023 behoefden ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

G. INWERKINGTREDING

Het Besluit CDNI 2017-I-4 van 22 juni 2017 zal ingevolge artikel 19, vierde lid, van het Verdrag op 1 oktober 2024 in werking treden.

Het Besluit CDNI 2023-II-5 van 19 december 2023 met wijziging van artikelen 7.04 van de Uitvoeringsregeling van het Verdrag zal uiterlijk op 1 juli 2024 in werking treden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden zullen de Besluiten CDNI 2017-I-4 en CDNI 2023-II-5, evenals het Verdrag, voor Nederland (het Europese deel) gelden.

Het Besluit CDNI 2023-II-6 van 19 december 2023 met wijziging van artikel 6.03 van de Uitvoeringsregeling van het Verdrag is op diezelfde datum in werking getreden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt het Besluit CDNI 2023-II-6, evenals het Verdrag, voor Nederland (het Europese deel).


In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat Besluit CDNI 2023-II-6 van 19 december 2023, zal zijn bekendgemaakt in Nederland (het Europese deel) op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. BRUINS SLOT


X Noot
1)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
1)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

Naar boven