13 (2022) Nr. 1

A. TITEL

Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds;

Brussel, 14 december 2022

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 012496 in de Verdragenbank.

B. TEKST1)


Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds

de Europese Unie, hierna „de EU” genoemd,

en

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

lidstaten van de Europese Unie, hierna „lidstaten” genoemd,

enerzijds,

en

de regering van Maleisië, hierna „Maleisië” genoemd,

anderzijds,

hierna ieder „de Partij” en gezamenlijk „de Partijen” genoemd,

Gezien de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen;

Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen;

Overwegende dat deze Overeenkomst deel uitmaakt van bredere en samenhangende betrekkingen tussen hen, die tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij zij partij zijn;

De waarde erkennend van tolerantie, aanvaarding en wederzijds respect binnen een diverse, rijk geschakeerde internationale gemeenschap, alsmede van het belang van gematigdheid;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties („AVVN”) op 10 december 1948, en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die op hen van toepassing zijn;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met het beginsel van duurzame ontwikkeling en milieubescherming;

Strevend naar meer samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, rechtvaardigheid en veiligheid als basisvoorwaarden voor de bevordering van duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling, de uitroeiing van armoede en de bevordering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, zoals goedgekeurd bij Resolutie nr. 70/1 van de AVVN op 25 september 2015;

Overwegende dat de Partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en dat zij hun dialoog en samenwerking in het kader van de strijd tegen het terrorisme willen intensiveren, rekening houdend met de relevante instrumenten van de VN-Veiligheidsraad, in het bijzonder Resolutie 1373 (2001);

Verklarend dat de partijen zich ertoe verbinden alle vormen van terrorisme te voorkomen en te bestrijden en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen;

Erkennend dat maatregelen om terrorisme te bestrijden moeten voldoen aan de verplichtingen van de partijen in het kader van het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het humanitair recht;

Bevestigend dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en beschouwende dat internationale straftribunalen, waaronder het Internationaal Strafhof, belangrijke ontwikkelingen voor internationale vrede en rechtvaardigheid zijn;

Overwegende dat de partijen de mening delen dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, en dat zij hun dialoog en samenwerking op dit gebied wensen te versterken;

Erkennend dat het ongecontroleerde verkeer van conventionele wapens een bedreiging vormt voor de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, en dat samenwerking nodig is om verantwoorde overdracht van conventionele wapens te waarborgen en de illegale handel in handvuurwapens, lichte wapens en munitie daarvoor aan te pakken;

Het belang erkennend van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Singapore en Thailand, lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten („ASEAN”), ondertekend te Kuala Lumpur op 7 maart 1980, en de daaropvolgende toetredingsprotocollen;

Het belang erkennend van versterking van de bestaande betrekkingen tussen de partijen ter stimulering van de onderlinge samenwerking, alsook van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren;

Bevestigend dat zij zich ertoe verbinden alle aspecten van duurzame ontwikkeling te stimuleren, inclusief milieubescherming en effectieve samenwerking om klimaatverandering aan te pakken;

Bevestigend dat zij zich ertoe verbinden internationaal erkende arbeids- en sociale normen te bevorderen;

Wijzend op het belang van versterkte samenwerking op het gebied van migratie;

Wijzend op het feit dat, als de Partijen in het kader van deze Overeenkomst specifieke overeenkomsten sluiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de EU zouden worden gesloten op grond van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige overeenkomsten niet bindend zijn voor Ierland, tenzij de EU, samen met Ierland wat betreft zijn bilaterale betrekkingen, Maleisië ervan in kennis heeft gesteld dat Ierland gebonden is door dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten als deel van de EU overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Evenzo zijn latere interne maatregelen van de EU die met het oog op de uitvoering van deze Overeenkomst krachtens voornoemde titel zouden worden genomen, niet bindend voor Ierland, tenzij Ierland zijn wens te kennen heeft gegeven deel te nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol nr. 21.

Tevens erop wijzend dat dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten of zulke daarmee samenhangende interne maatregelen van de EU ook vallen onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht;

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 Grondslag van de samenwerking
  • 1. De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en in andere internationale mensenrechteninstrumenten die op de partijen van toepassing zijn, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze Overeenkomst.

  • 2. De Partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties, ondertekend te San Francisco op 26 juni 1945.

  • 3. De Partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om problemen als gevolg van de klimaatverandering en van de mondialisering aan te pakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, met name de versterking van het mondiale partnerschap voor ontwikkeling zoals vernieuwd in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

  • 4. De Partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de beginselen van goed bestuur, in al zijn aspecten.

  • 5. De tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst wordt gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, consensus en de eerbiediging van het internationaal recht.

  • 6. De Partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst geschiedt volgens hun eigen wet- en regelgeving en beleid.

Artikel 2 Doelstellingen van de samenwerking

De doelstellingen van deze Overeenkomst zijn een versterkt partnerschap tussen de Partijen tot stand te brengen en nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waarin de gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld.

TITEL II BILATERALE, REGIONALE EN INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 3 Samenwerking in regionale en internationale fora en organisaties
  • 1. De Partijen wisselen standpunten uit en werken samen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties („VN”) en VN-agentschappen, de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN, de bijeenkomst Azië-Europa („ASEM”), de VN-conferentie voor Handel en Ontwikkeling en de Wereldhandelsorganisatie („WTO“).

  • 2. De Partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, wetenschappers, niet-gouvernementele organisaties en de media op gebieden die door deze Overeenkomst worden bestreken. Dit kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, studies en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

Artikel 4 Regionale en bilaterale samenwerking

Voor elke sector waarbinnen in het kader van deze Overeenkomst dialoog en samenwerking worden ontwikkeld, en met name de terreinen die binnen het kader van deze Overeenkomst vallen, kunnen de partijen in overleg ook op regionaal niveau samenwerken of bilaterale en regionale kaders combineren, waarbij rekening wordt gehouden met de besluitvormingsprocessen van de betrokken regionale organisatie. De Partijen streven ernaar het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten; hierbij moeten de beschikbare middelen optimaal worden benut en moet de samenhang met andere activiteiten worden gewaarborgd.

TITEL III SAMENWERKING INZAKE INTERNATIONALE VREDE, VEILIGHEID EN STABILITEIT

Artikel 5 Bestrijding van terrorisme

De partijen herhalen dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden, met volledige inachtneming van de beginselen van het VN-Handvest, de rechtsstaat en het internationaal recht, waaronder het toepasselijke internationaal recht inzake de mensenrechten en het humanitair recht, en rekening houdend met de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding, zoals vervat in Resolutie nr. 60/288 (2006) van de AVVN, als herzien bij de Resoluties nr. 62/272 (2008) en nr. 64/297 (2010) van de AVVN. Binnen dit kader komen zij overeen om samen te werken aan het voorkomen en bestrijden van terroristische daden, met name:

  • a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van de Resoluties 1267 (1999), 1373 (2001) en 1822 (2008) van de VN-Veiligheidsraad, alsook van andere relevante VN-resoluties, en van de ratificatie en tenuitvoerlegging van relevante internationale verdragen en instrumenten;

  • b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en over de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het internationale en binnenlandse recht;

  • c. door inzichten uit te wisselen over methoden om terrorisme en aansporing tot terroristische daden te bestrijden, onder meer op technische gebieden en wat betreft opleiding, en door ervaringen uit te wisselen met betrekking tot het voorkomen van terrorisme;

  • d. door de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en tegen de financiering daarvan te vergroten binnen het passende normatieve kader, en zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken over het alomvattende verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN- en andere internationale instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;

  • e. door de samenwerking tussen de VN-lidstaten te bevorderen om de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding met alle passende middelen doeltreffend ten uitvoer te leggen;

  • f. door uitvoering en bevordering van de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding in het kader van de dialoog tussen de ASEAN en de EU en de ASEM;

  • g. door optimale werkwijzen uit te wisselen voor het voorkomen en bestrijden van terrorisme.

Artikel 6 Ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan
  • 1. De Partijen bevestigen dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat deze moeten worden aangepakt door op nationaal of internationaal niveau de nodige maatregelen te treffen, overeenkomstig de wetgeving en internationale verplichtingen van de Partijen. Deze maatregelen kunnen diplomatieke, humanitaire en andere vreedzame middelen omvatten, alsmede internationale straftribunalen en rechtbanken.

  • 2. De Partijen beschouwen internationale straftribunalen, waaronder het Internationaal Strafhof, als een belangrijke ontwikkeling voor internationale vrede en rechtvaardigheid.

  • 3. De Partijen herhalen het belang van samenwerking met dergelijke tribunalen en rechtbanken, overeenkomstig hun wetgeving en internationale verplichtingen.

  • 4. De Partijen werken samen met het oog op de bevordering van het Statuut van Rome betreffende het Internationaal Strafhof.

Artikel 7 Massavernietigingswapens
  • 1. De Partijen herhalen dat zij streven naar versterking van internationale regelingen inzake massavernietigingswapens. De Partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De Partijen werken samen en leveren een bijdrage aan internationale stabiliteit en veiligheid door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied, in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties. Deze bepaling vormt een essentieel element van deze Overeenkomst.

  • 2. De Partijen werken samen en leveren een bijdrage aan de versterking van internationale regelingen inzake non-proliferatie en ontwapening door:

    • a. maatregelen te nemen die gericht zijn op, naargelang van het geval, ondertekening of ratificatie van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten inzake massavernietigingswapens, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan, en door te ijveren voor universele onderschrijving daarvan;

    • b. doeltreffende systemen voor nationale exportcontroles op te zetten en verder te ontwikkelen, om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle op eindgebruik voor massavernietigingswapens van technologie voor tweeërlei gebruik, met doeltreffende sancties op inbreuken op deze exportcontroles;

    • c. te ijveren voor universele goedkeuring en volledige tenuitvoerlegging van de toepasselijke multilaterale verdragen.

  • 3. De Partijen erkennen dat de toepassing van exportcontroles geen belemmering mag vormen voor de internationale samenwerking met betrekking tot de ontwikkeling van materialen, uitrusting en technologie voor vreedzame doeleinden, waarbij vreedzaam gebruik niet mag worden gebruikt als dekmantel voor proliferatie.

  • 4. De Partijen onderhouden een regelmatige politieke dialoog ter begeleiding en consolidatie van hun verbintenissen uit hoofde van dit artikel. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 8 Conventionele wapens
  • 1. De Partijen erkennen het belang van binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens in overeenstemming met de geldende internationale normen. De Partijen onderkennen dat het van belang is die controles op verantwoordelijke wijze toe te passen om bij te dragen tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, en tot het verminderen van menselijk leed, en om te voorkomen dat conventionele wapens op de illegale markt belanden.

  • 2. De Partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

  • 3. De Partijen komen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van alle aspecten van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na en leggen deze volledig ten uitvoer, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, aangenomen door de AVVN op 20 juli 2001.

  • 4. De Partijen werken samen op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om verantwoorde overdracht van conventionele wapens te waarborgen en de illegale handel in handvuurwapens, lichte wapens en munitie daarvoor aan te pakken. De Partijen zorgen voor coördinatie van hun inspanningen om regels op te stellen voor de internationale handel in conventionele wapens of de regelgeving te verbeteren en illegale wapenhandel te voorkomen, bestrijden en uit te bannen. De Partijen bespreken vraagstukken met betrekking tot conventionele wapens ook in het kader van de bestaande regelmatige politieke dialoog.

Artikel 9 Gematigdheid
  • 1. De Partijen betrachten gematigdheid in hun dialogen over vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

  • 2. De Partijen pleiten waar passend voor gematigdheid in regionale en internationale fora.

  • 3. De Partijen werken samen om gematigdheid te bevorderen, onder andere door activiteiten daartoe te faciliteren en te ondersteunen en door optimale werkwijzen, informatie en ervaringen uit te wisselen.

TITEL IV SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 10 Algemene beginselen
  • 1. De Partijen voeren een dialoog over handels- en investeringsgerelateerde aangelegenheden met het oog op de versterking en de bevordering van het multilaterale handelssysteem en van hun bilaterale handelsbetrekkingen.

  • 2. Daartoe werken de Partijen samen op het gebied van handel en investeringen, onder andere door te streven naar een vrijhandelsovereenkomst. Een dergelijke overeenkomst vormt een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2.

  • 3. De Partijen kunnen hun handels- en investeringsbetrekkingen ontwikkelen door middel van dialoog, samenwerking en wederzijds overeengekomen initiatieven op onder andere de terreinen die worden beschreven in de artikelen 11 tot en met 17.

Artikel 11 Sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden
  • 1. De Partijen werken samen op het gebied van sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.

  • 2. De Partijen plegen overleg en wisselen informatie uit over hun respectieve maatregelen, als bedoeld in de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, die door de oprichting van de WTO op 1 januari 1995 in werking is getreden, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, ondertekend te Rome op 6 december 1951, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en de Codex Alimentarius.

  • 3. De Partijen werken samen inzake capaciteitsopbouw inzake sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden. Deze capaciteitsopbouw wordt specifiek op de behoeften van elke Partij afgestemd en heeft als doel elke Partij te helpen om te voldoen aan de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de andere Partij.

Artikel 12 Technische handelsbelemmeringen

De Partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, technische regelgeving en conformiteitsbeoordelingsprocedures, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, die door de oprichting van de WTO op 1 januari 1995 in werking is getreden.

Artikel 13 Douane

Om de veiligheid en de beveiliging van de internationale handel te vergroten en het juiste evenwicht te waarborgen tussen handelsfacilitering en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden, wisselen de partijen ervaringen uit over en onderzoeken zij de mogelijkheden voor:

  • a. vereenvoudiging van invoer, uitvoer en andere douaneprocedures;

  • b. instelling van mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand;

  • c. transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel;

  • d. ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van douane;

  • e. nastreven van overeenstemming en gemeenschappelijke maatregelen in de context van relevante internationale initiatieven, onder meer voor handelsfacilitering.

Artikel 14 Investeringen

De Partijen sporen aan tot een grotere investeringsstroom, door het scheppen van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van stabiele, transparante, open en niet-discriminerende investeringsregels.

Artikel 15 Mededingingsbeleid
  • 1. De Partijen bevorderen en kunnen samenwerken aan doeltreffende toepassing van mededingingsregels, rekening houdend met de beginselen van transparantie en eerlijke procedures om rechtszekerheid te bieden aan ondernemingen die op de markt van de andere Partij opereren.

  • 2. De Partijen ontplooien activiteiten voor technische samenwerking op het gebied van het mededingingsbeleid, afhankelijk van de financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn in het kader van de samenwerkingsactiviteiten en -programma’s van de Partijen.

Artikel 16 Diensten

De Partijen voeren een consistente dialoog die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, ook via e-commerce, het bevorderen van toegang tot kapitaal- en technologiebronnen, en het stimuleren van de handel in diensten tussen de partijen en in de markten van derde landen.

Artikel 17 Intellectuele-eigendomsrechten
  • 1. De Partijen bevestigen opnieuw dat zij groot belang hechten aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, inclusief geografische aanduidingen, en verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen om intellectuele-eigendomsrechten adequaat, evenwichtig en doeltreffend te beschermen en te handhaven, meer bepaald inzake inbreuken op deze rechten, in overeenstemming met de internationale normen waaraan de Partijen zijn gebonden. De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet bijdragen tot de bevordering van technologische innovaties en aan de overdracht en verspreiding van technologie, tot wederzijds voordeel van producenten en gebruikers van technologische kennis en op een wijze die bevorderlijk is voor het sociaal en economisch welzijn, en tot een evenwicht tussen rechten en plichten.

  • 2. De Partijen kunnen informatie en ervaringen uitwisselen op gebieden als:

    • a. uitoefening, bevordering, verspreiding, stroomlijning, beheer, harmonisatie en bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;

    • b. doeltreffende toepassing, doeltreffend gebruik en doeltreffende commercialisering van intellectuele-eigendomsrechten;

    • c. handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, waaronder maatregelen aan de grens.

  • 3. De Partijen werken samen aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten op gebieden die van wederzijds belang zijn voor de bescherming, het gebruik en de commercialisering van intellectuele-eigendomsrechten op basis van hun ervaringen, en bevorderen de verspreiding van de kennis daarvan.

TITEL V SAMENWERKING INZAKE JUSTITIE EN VEILIGHEID

Artikel 18 Rechtsstaat en wettelijke samenwerking
  • 1. De Partijen hechten bijzonder belang aan de versterking van de rechtsstaat.

  • 2. De Partijen werken samen aan de versterking van alle relevante instellingen, inclusief het justitiële apparaat.

  • 3. De juridische samenwerking tussen partijen kan onder andere de uitwisseling van informatie over rechtsstelsels en wetgeving omvatten.

Artikel 19 Bescherming van persoonsgegevens

De Partijen wisselen inzichten en kennis uit om de bescherming van persoonsgegevens te bevorderen overeenkomstig de internationale normen, zoals vervat in de juridische instrumenten van de EU en de Raad van Europa en andere internationale organisaties.

Artikel 20 Migratie
  • 1. De Partijen bevestigen opnieuw het belang van samenwerking bij het beheren van de migratiestromen tussen hun grondgebieden. Om deze samenwerking te versterken, kunnen de Partijen waar passend een dialoog over migratiegerelateerde aangelegenheden van wederzijds belang instellen, waarbij rekening wordt gehouden met de in lid 2 bedoelde specifieke behoeftenevaluatie. Elke Partij kan wanneer zij dat passend acht, migratievraagstukken opnemen in haar strategieën voor economische en sociale ontwikkeling, vanuit haar perspectief als land van herkomst, doorreis en/of bestemming van migranten. De samenwerking kan onder andere ook capaciteitsopbouw en technische bijstand omvatten, zoals door de Partijen overeen te komen.

  • 2. De samenwerking tussen de Partijen wordt gebaseerd op de behoeften en vindt plaats via overleg tussen de Partijen, dat gericht is op:

    • a. de hoofdoorzaken van migratie;

    • b. de uitwisseling van werkwijzen en normen inzake het verlenen van internationale bescherming aan mensen in nood;

    • c. de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van irreguliere immigratie, smokkel van migranten en mensenhandel, alsmede de vraag hoe netwerken van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers kunnen worden beschermd;

    • d. de humane en waardige terugkeer, op passende wijze, van irregulier verblijvende personen, alsmede bevordering van vrijwillige terugkeer, en de overname van dergelijke personen overeenkomstig lid 3;

    • e. kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa en de veiligheid van reisdocumenten;

    • f. kwesties van wederzijds belang op het gebied van grensbeheer.

  • 3. In het kader van de samenwerking ter voorkoming en beperking van irreguliere migratie komen de partijen, onverminderd de noodzaak van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, eveneens het volgende overeen:

    • a) Maleisië neemt, zodra de nationaliteit is vastgesteld, zijn irregulier op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen over, op verzoek van de desbetreffende lidstaat en zonder andere dan de in lid 4 beschreven formaliteiten;

    • b) elke lidstaat neemt, zodra de nationaliteit is vastgesteld, zijn irregulier op het grondgebied van Maleisië verblijvende onderdanen over, op verzoek van Maleisië en zonder andere dan de in lid 4 beschreven formaliteiten.

  • 4. In verband met lid 3 verstrekken de lidstaten en Maleisië hun onderdanen onverwijld de nodige reisdocumenten. Indien een over te nemen persoon geen documenten of andere bewijzen van zijn nationaliteit bezit, neemt de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van Maleisië of de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om de over te nemen persoon te ondervragen om zijn nationaliteit vast te stellen. Dit artikel doet geen afbreuk aan de respectieve wet- en regelgeving van de partijen inzake de vaststelling van de nationaliteit.

  • 5. Wanneer een Partij dit noodzakelijk acht, onderhandelen de Partijen over een overeenkomst tussen de EU en Maleisië met specifieke overnameverplichtingen, inclusief een verplichting tot overname van personen die geen eigen onderdanen zijn, maar die over een geldige verblijfsvergunning beschikken die is afgegeven door een van de Partijen of die het grondgebied van een Partij rechtstreeks vanuit het grondgebied van de andere Partij zijn binnengekomen.

Artikel 21 Consulaire bescherming

Maleisië stemt ermee in dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van alle vertegenwoordigde lidstaten bescherming bieden aan alle onderdanen van een lidstaat die niet over een permanente vertegenwoordiging in Maleisië beschikt die effectief in staat is in een concreet geval consulaire bescherming te bieden, op dezelfde voorwaarden als aan de onderdanen van de betrokken lidstaat.

Artikel 22 Illegale drugs
  • 1. De Partijen werken samen aan een evenwichtig beleid inzake illegale drugs via doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, van onder meer gezondheidszorg, justitie, binnenlandse zaken en douane, om het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs en de gevolgen van drugsmisbruik op individuele gebruikers en de maatschappij in haar geheel te beperken, en het onrechtmatige gebruik van drugsprecursoren doeltreffender te voorkomen.

  • 2. De Partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om de in lid 1 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, rekening houdend met de internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen die zijn aangenomen door de AVVN op 10 juni 1998, en de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, die zijn aangenomen door de VN-commissie verdovende middelen van 11–12 maart 2009.

  • 3. De Partijen wisselen deskundigheid uit met betrekking tot onder andere de opstelling van wetgeving en beleid inzake nationale instellingen en informatiecentra, de opleiding van personeel, onderzoek naar drugs en het voorkomen van het onrechtmatig gebruik van precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 23 Georganiseerde misdaad en corruptie

De Partijen werken samen bij de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad, en corruptie. Die samenwerking is gericht op de toepassing van de internationale instrumenten waarbij zij partij zijn, zoals het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, aangenomen bij Resolutie nr. 55/25 van de AVVN van 15 november 2000, en de aanvullende protocollen daarbij, en het VN-Verdrag inzake bestrijding van corruptie, aangenomen bij Resolutie nr. 58/4 van de AVVN van 31 oktober 2003.

Artikel 24 Witwassen van geld en terrorismefinanciering
  • 1. De Partijen zijn het erover eens dat gezamenlijk moet worden geprobeerd het gebruik van hun financiële systeem, inclusief financiële instellingen en aangewezen niet-financiële ondernemingen en beroepen, voor de financiering van terrorisme of het witwassen van de inkomsten uit ernstige criminele feiten, te voorkomen en te bestrijden.

  • 2. In het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking moet het mogelijk zijn relevante informatie uit te wisselen binnen hun respectieve wet- en regelgeving en de toepasselijke internationale normen inzake het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, zoals de normen die zijn vastgesteld door de Financial Action Task Force.

  • 3. De samenwerking moet ook worden uitgebreid tot capaciteitsopbouw die is gericht op de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, onder andere door de uitwisseling van optimale werkwijzen, deskundigheid en opleiding, zoals door de Partijen overeen te komen.

TITEL VI SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 25 Mensenrechten
  • 1. De Partijen werken samen op door de Partijen overeen te komen terreinen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten.

  • 2. Samenwerking op het gebied van de mensenrechten kan onder meer omvatten:

    • a. uitwisseling van optimale werkwijzen met betrekking tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale verdragen, de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen en de rol en werking van de nationale instellingen van de Partijen op het gebied van de mensenrechten;

    • b. opvoeding inzake mensenrechten;

    • c. totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog;

    • d. samenwerking met de relevante VN-organen op het gebied van de mensenrechten.

Artikel 26 Financiële diensten
  • 1. De Partijen versterken hun samenwerking met het oog op sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector, inclusief islamitische financiële diensten.

  • 2. De Partijen erkennen het belang van capaciteitsopbouw in dit verband.

Artikel 27 Dialoog inzake economisch beleid

De Partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over hun economische ontwikkelingen en het delen van ervaringen inzake het economisch beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.

Artikel 28 Goed bestuur op het gebied van belastingen
  • 1. De Partijen versterken hun samenwerking op het gebied van belastingen. De Partijen erkennen het belang van en verbinden zich tot toepassing, overeenkomstig internationale normen, van de beginselen van goed bestuur op het gebied van belastingen, met name transparantie, de uitwisseling van informatie en het voorkomen van schadelijke belastingpraktijken, om de economische activiteiten te bevorderen en te ontwikkelen.

  • 2. De Partijen werken samen aan de bevordering van capaciteitsopbouw inzake goed bestuur op het gebied van belastingen, gericht op het opbouwen van competenties en deskundigheid, zoals door de partijen overeen te komen.

Artikel 29 Industriebeleid en kleine en middelgrote ondernemingen

De Partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, bevorderen samenwerking op het gebied van het industriebeleid op alle passend geachte terreinen met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, onder andere door:

  • a. het uitwisselen van informatie en het delen van ervaringen met betrekking tot het scheppen van een klimaat waarbinnen kleine en middelgrote ondernemingen hun concurrentievermogen kunnen verbeteren;

  • b. het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en de totstandbrenging van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale EU-programma’s, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd;

  • c. het verstrekken van informatie en het stimuleren van innovatie en de uitwisseling van goede werkwijzen met betrekking tot de toegang tot financiering, met name voor kleine en micro-ondernemingen;

  • d. het bevorderen en ondersteunen van relevante activiteiten die door de particuliere sector van de partijen worden ontwikkeld;

  • e. het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht, alsmede van duurzame consumptie en productie, onder andere door de uitwisseling van beste praktijken inzake verantwoord ondernemerschap;

  • f. gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten op specifieke industriële terreinen, zoals door de Partijen overeen te komen.

Artikel 30 Toerisme
  • 1. De Partijen streven naar betere informatie-uitwisseling en de vaststelling van optimale werkwijzen voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme.

  • 2. De Partijen ontwikkelen samenwerking met betrekking tot het beschermen en harmoniseren van het natuurlijke en culturele erfgoed, het beperken van negatieve gevolgen van het toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische sector tot de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, onder meer door ecotoerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en inheemse gemeenschappen worden gerespecteerd, en de opleidingen op toeristisch gebied te verbeteren.

Artikel 31 Informatiemaatschappij
  • 1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën („ICT“) een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en streven naar uitwisseling van inzichten over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.

  • 2. De samenwerking op dit gebied kan zich onder andere richten op:

    • a. deelname aan de dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van regelgevende instanties;

    • b. uitwisseling van informatie over de koppeling en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de Partijen;

    • c. de uitwisseling van informatie over normalisatie, conformiteitsbeoordeling en verspreiding van informatie over ICT;

    • d. stimulering van samenwerking tussen de partijen inzake onderzoek op het gebied van ICT;

    • e. samenwerking op het gebied van digitale televisie, waaronder het delen van ervaringen met de invoering van enen regelgeving en optimale werkwijzen met betrekking tot spectrumbeheer;

    • f. de veiligheidsaspecten van ICT en de bestrijding van cybercriminaliteit.

Artikel 32 Cyberveiligheid
  • 1. De Partijen werken samen aan cyberveiligheid door de uitwisseling van informatie over strategieën, beleid en optimale werkwijzen, overeenkomstig hun wetgeving en hun internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten.

  • 2. De Partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over cyberveiligheid door middel van onderwijs, opleiding en voorlichting, en de toepassing van normen, onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 33 Audiovisuele sector en media

De Partijen onderzoeken hoe zij uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen relevante instellingen op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en de media kunnen aanmoedigen. De Partijen voeren een regelmatige dialoog op deze terreinen.

TITEL VII SAMENWERKING INZAKE WETENSCHAP, TECHNOLOGIE EN INNOVATIE

Artikel 34 Wetenschap, technologie en innovatie
  • 1. De Partijen stimuleren, ontwikkelen en faciliteren samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang en voordeel, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving en beleid.

  • 2. De samenwerking kan betrekking hebben op biotechnologie, ICT, cyberveiligheid, industriële en materiaaltechnologie, nanotechnologie, ruimtevaarttechnologie, mariene wetenschap en hernieuwbare energie.

  • 3. De samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

    • a. uitwisseling van informatie over beleid en programma's op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;

    • b. bevordering van strategische onderzoekspartnerschappen tussen de wetenschappelijke gemeenschap, onderzoekscentra, de universiteiten en het bedrijfsleven van de Partijen;

    • c. bevordering van de opleiding en uitwisseling van onderzoekers.

  • 4. Deze samenwerkingsactiviteiten moeten worden gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid, eerlijke behandeling en wederzijds voordeel en de intellectuele eigendom moet adequaat worden beschermd.

  • 5. In het kader van deze samenwerking stimuleren de Partijen de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productiesectoren.

  • 6. De Partijen geven meer publieke bekendheid aan hun respectieve programma's en samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en aan de mogelijkheden die dergelijke programma's bieden.

Artikel 35 Groene technologieën
  • 1. De Partijen werken samen in de groenetechnologiesector met als doel:

    • a. facilitering van de integratie van groene technologieën in sectoren als energie, bouw, water- en afvalbeheer en vervoer;

    • b. bevordering van capaciteitsopbouw in de groenetechnologiesector, bijvoorbeeld door samenwerking aan regelgeving en marktgebaseerde instrumenten, zoals financiering voor groene technologie, groene overheidsopdrachten en milieukeurmerken, zoals door de Partijen overeen te komen;

    • c. meer publieke bekendheid en voorlichting over groene technologieën en stimulering van grootschalig gebruik;

    • d. bevordering en toepassing van milieuvriendelijke technologieën, producten en diensten.

  • 2. De samenwerking kan de vorm aannemen van dialoog tussen de relevante instellingen en agentschappen, uitwisseling van informatie, programma's voor de uitwisseling van personeel, studiebezoeken, seminars en workshops.

Artikel 36 Energie
  • 1. De Partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met de volgende doelen:

    • a. diversificatie van de energievoorziening, de energieroutes en -bronnen teneinde de continuïteit van de energievoorziening te versterken, ontwikkeling van nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare energievormen, waaronder biobrandstoffen, biomassa en biogas, wind- en zonne-energie en waterkracht, en ondersteuning van de ontwikkeling van passende beleidskaders en vervoers- en transmissieroutes;

    • b. bevordering van energie-efficiëntie bij de productie, de distributie en het eindgebruik van energie;

    • c. bevordering van de overdracht van technologie die op duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik is gericht;

    • d. bevordering van de samenwerking om vraagstukken in verband met de verzachting van en aanpassing aan energiegerelateerde klimaatverandering aan te pakken in het kader van het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering, aangenomen te Rio de Janeiro op 9 mei 1992;

    • e. bevordering van capaciteitsopbouw en facilitering van investeringen op het gebied van energie.

  • 2. Daartoe stimuleren de Partijen contacten en, waar passend, gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel, ook via de relevante regionale en internationale kaders. Onder verwijzing naar artikel 39 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, benadrukken de Partijen dat aandacht moet worden besteed aan het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met de faciliteit voor partnerschapsdialoog voor het EU-energie-initiatief, dat tijdens deze top is gelanceerd.

Artikel 37 Vervoer
  • 1. De Partijen werken actief samen op gebieden van wederzijds belang. Deze samenvatting heeft betrekking op alle vormen van vervoer en de connectiviteit daartussen en omvat facilitering van het verkeer van goederen en passagiers, waarborging van veiligheid, beveiliging en milieubescherming, ontwikkeling van het menselijk potentieel en meer mogelijkheden voor handel en investeringen.

  • 2. In de luchtvaartsector dient de samenwerking tot bevordering van onder andere:

    • a. de ontwikkeling van de economische betrekkingen op basis van een samenhangend regelgevingskader, teneinde zakelijke activiteiten te faciliteren;

    • b. technische convergentie en convergentie van de regelgeving inzake veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, economische regelgeving en milieubescherming;

    • c. de vermindering van broeikasgasemissies;

    • d. projecten van wederzijds belang;

    • e. de samenwerking in internationale fora.

  • 3. In de sector maritiem vervoer dient de samenwerking tot bevordering van onder andere:

    • a. de dialoog over relevante vraagstukken, zoals toegang tot internationale markten voor maritiem vervoer en handel op commerciële en niet-discriminerende basis, clausules inzake nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling voor schepen die de vlag voeren van een lidstaat of Maleisië of die worden geëxploiteerd door inwoners of ondernemingen van een lidstaat of Maleisië, alsmede alle kwesties in verband met vervoersdiensten van deur tot deur, met uitzondering van cabotagediensten;

    • b. de uitwisseling van inzichten en optimale werkwijzen, waar van toepassing, inzake veiligheid en beveiliging, inclusief maatregelen om piraterij en gewapende overvallen op zee te bestrijden, alsmede procedures, normen en regelgeving inzake milieubescherming, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen;

    • c. de samenwerking in internationale fora, met name met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, onderwijs, opleiding en certificering van zeevarenden, en de vermindering van broeikasgasemissies.

  • 4. De Partijen kunnen overwegen hun samenwerking op elk ander terrein van wederzijds belang te versterken.

Artikel 38 Onderwijs en cultuur
  • 1. De Partijen stimuleren, rekening houdende met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur, teneinde het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. De Partijen ondersteunen en stimuleren daartoe de activiteiten van hun culturele instellingen.

  • 2. De Partijen streven ernaar passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen, inclusief contacten tussen mensen, te stimuleren en gezamenlijke culturele initiatieven op diverse gebieden uit te voeren, waaronder samenwerking voor de bescherming van het erfgoed met respect voor de culturele diversiteit. In dit verband blijven de Partijen ook de activiteiten van de Asia-Europe Foundation steunen.

  • 3. De Partijen overleggen en werken samen binnen relevante internationale fora, met name de VN-Organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco), om gemeenschappelijke doelen na te streven, culturele verscheidenheid te bevorderen en het culturele erfgoed te beschermen. De Partijen bevorderen en onderschrijven de beginselen van de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid van de Unesco.

  • 4. De Partijen bevorderen voorts acties en de uitvoering van programma's binnen het hoger onderwijs en voor de mobiliteit en opleiding van onderzoekers, waaronder het EU-programma Erasmus+ en Marie Skłodowska-Curie-acties. Met die acties en programma’s wordt steun verleend voor onder andere interinstitutionele samenwerking en de ontwikkeling van banden tussen instellingen voor hoger onderwijs, de mobiliteit van studenten, onderzoekers, wetenschappelijk personeel en deskundigen, de uitwisseling van informatie en knowhow, capaciteitsopbouw en kwaliteitsontwikkeling voor studenten en docenten. De acties kunnen ook institutionele samenwerking via organen als het Asia-Europe Institute omvatten.

Artikel 39 Milieu en natuurlijke hulpbronnen
  • 1. Onder verwijzing naar de resultaten van de VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling van 1992 in Rio de Janeiro, de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 in Johannesburg en de wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2012 in Rio de Janeiro (Rio+20), en naar de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, werken de Partijen samen aan de bevordering van het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling. Bij alle activiteiten die de Partijen uit hoofde van deze Overeenkomst ondernemen, wordt de tenuitvoerlegging van de toepasselijke multilaterale milieuverdragen in acht genomen.

  • 2. De Partijen erkennen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties, met name overeenkomstig het Verdrag inzake biodiversiteit, aangenomen te Nairobi op 22 mei 1992, en de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, ondertekend te Genève op 3 maart 1973. Zij verbinden zich ertoe de besluiten op grond van deze verdragen uit te voeren, onder meer via strategieën en actieplannen.

  • 3. De Partijen streven naar verdere versterking van hun samenwerking op het gebied van milieubescherming, onder andere via regionale programma's, de uitwisseling van optimale werkwijzen, politieke dialoog, dialoog over regelgeving, conferenties en workshops, met name wat betreft:

    • a. bevordering van milieubewustheid en versterkte participatie van alle plaatselijke gemeenschappen in activiteiten op het gebied van milieubescherming en duurzame ontwikkeling;

    • b. aanpak van de problemen als gevolg van klimaatverandering, met name wat betreft de impact op ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen;

    • c. bevordering van capaciteitsopbouw met betrekking tot de participatie in en uitvoering van bindende multilaterale milieuverdragen waarbij zij partij zijn;

    • d. versterking van de samenwerking inzake de bescherming, het behoud en het duurzame beheer van de bosbestanden en de bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel;

    • e. behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, inclusief bedreigde soorten, habitats en genetische diversiteit, versterking van de samenwerking inzake invasieve uitheemse soorten die voor de Partijen een punt van zorg zijn, en herstel van aangetaste ecosystemen;

    • f. bestrijding van de illegale handel in wilde planten en dieren en uitvoering van doeltreffende maatregelen daartegen;

    • g. voorkoming van illegaal grensoverschrijdend vervoer van gevaarlijk afval en ander afval en ozonafbrekende stoffen;

    • h. verbetering van de bescherming van kustgebieden en het mariene milieu en bevordering van het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen;

    • i. verbetering van de luchtkwaliteit, milieuvriendelijke verwerking van afval, water en chemische stoffen, en bevordering van duurzame consumptie en productie;

    • j. bevordering van de bescherming en het behoud van de bodem en duurzaam grondbeheer;

    • k. bevordering van de aanwijzing van beschermde gebieden en de bescherming van ecosystemen en natuurgebieden, doeltreffend beheer van nationale parken, met passende aandacht voor lokale gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven;

    • l. bevordering van doeltreffende samenwerking in het kader van het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biodiversiteit, aangenomen op 29 oktober 2010;

    • m. aanmoediging van de ontwikkeling en de toepassing van vrijwillige duurzaamheidsregelingen, zoals programma's voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen.

  • 4. De Partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma’s op de in dit artikel genoemde aangelegenheden aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze programma’s.

  • 5. De Partijen streven naar meer samenwerking om vraagstukken in verband met de verzachting van en aanpassing aan klimaatverandering aan te pakken in het kader van het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering.

Artikel 40 Landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling

De Partijen stimuleren de dialoog en bevorderen de samenwerking op het gebied van landbouw, veehouderij, visserij, inclusief aquacultuur, en plattelandsontwikkeling. De Partijen wisselen informatie uit over:

  • a. landbouwbeleid, internationale landbouwvooruitzichten en geografische aanduidingen in het algemeen;

  • b. mogelijkheden voor het faciliteren van de handel in gewassen, dieren, waterdieren en producten daarvan;

  • c. beleid inzake dierenwelzijn;

  • d. ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden, capaciteitsopbouwprogramma's en optimale werkwijzen met betrekking tot plattelandscoöperaties en het promoten van producten uit plattelandsgebieden;

  • e. kwaliteitsbeleid voor gewassen, dieren en aquacultuurproducten;

  • f. ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, agronomische industrie en de overdracht van biotechnologie;

  • g. bescherming van plantensoorten, zaadtechnologie, vergroting van de gewasproductiviteit en alternatieve gewastechnologieën, met inbegrip van landbouwbiotechnologie;

  • h. ontwikkeling van databanken op het gebied van landbouw en veeteelt;

  • i. opleiding op het gebied van landbouw, veeteelt en visserij, inclusief aquacultuur;

  • j. steun voor een duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen;

  • k. bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten en de daarmee verband houdende handel.

Artikel 41 Volksgezondheid
  • 1. De Partijen werken samen op het gebied van volksgezondheid om de gezondheidsomstandigheden te verbeteren, onder andere wat betreft preventieve geneeskunde, ernstige overdraagbare ziekten, alsmede andere bedreigingen van de gezondheid, zoals niet-overdraagbare ziekten, en internationale gezondheidsverdragen.

  • 2. De samenwerking vindt voornamelijk plaats door:

    • a. de uitwisseling van informatie en samenwerking in het kader van vroegtijdige preventie van epidemieën zoals vogelgriep, pandemische griep en andere ernstige overdraagbare ziekten die tot een pandemie kunnen leiden;

    • b. uitwisselingen, beurzen en opleidingsprogramma's;

    • c. bevordering van de volledige en spoedige tenuitvoerlegging van internationale verdragen inzake gezondheid, zoals de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie („WHO”) en het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, aangenomen te Genève op 21 mei 2003.

Artikel 42 Werkgelegenheid en sociale zaken
  • 1. De Partijen versterken hun samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, met inbegrip van de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, gezondheid en veiligheid op het werk, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

  • 2. De Partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor een mondialiseringsproces dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in resolutie 60/1 van de AVVN (2005) en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van 5 juli 2006, en rekening houdend met de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie („IAO”) over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering, aangenomen te Genève op 10 juni 2008. De Partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun respectieve economische en sociale situatie.

  • 3. De Partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis tot naleving, bevordering en verwezenlijking van de beginselen van de essentiële internationaal erkende arbeids- en sociale normen, zoals vastgelegd in de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, aangenomen te Genève op 18 juni 1998, en tot uitvoering van de bindende IAO-verdragen waarbij zij partij zijn. De Partijen werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van werkgelegenheid en arbeidsaangelegenheden, zoals door de partijen overeen te komen.

  • 4. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van specifieke programma’s en projecten, zoals door de partijen overeen te komen, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals in de ASEM, op EU-ASEAN-niveau en in de IAO.

Artikel 43 Statistiek

De Partijen bevorderen, naast de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de EU en de ASEAN en volgens hun eigen wet- en regelgeving en beleid, capaciteitsopbouw op het gebied van statistiek en de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen, waaronder de verzameling en verspreiding van statistische gegevens, waardoor zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over nationale rekeningen, buitenlandse directe investeringen, de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder deze Overeenkomst vallen en die zich lenen voor verzameling, verwerking, analyse en verspreiding van statistische gegevens.

Artikel 44 Maatschappelijk middenveld

De Partijen erkennen de rol en mogelijke bijdrage die organisaties uit het maatschappelijk middenveld en wetenschappelijke instellingen kunnen leveren aan de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst en bevorderen zo veel mogelijk de dialoog met hen en hun zinvolle participatie op relevante terreinen, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving en beleid.

Artikel 45 Openbaar bestuur

De Partijen werken samen met het oog op bevordering van de capaciteitsopbouw op het gebied van openbaar bestuur. Deze samenwerking kan het uitwisselen van optimale werkwijzen op het gebied van managementmethoden, dienstverlening, uitbreiding van de institutionele capaciteit en transparantievraagstukken omvatten.

Artikel 46 Rampenbeheer
  • 1. De Partijen erkennen de noodzaak om de gevolgen van door de natuur en door de mens veroorzaakte rampen te beperken. De Partijen willen maatregelen inzake preventie, verzachting, paraatheid en respons bevorderen om de maatschappij en de infrastructuur weerbaarder te maken, en waar passend op bilateraal en multilateraal niveau samenwerken om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  • 2. De samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van onder andere:

    • a. de uitwisseling van optimale werkwijzen op het gebied van rampenbeheer;

    • b. capaciteitsopbouw;

    • c. de uitwisseling van informatie;

    • d. bevordering van de bewustmaking van het publiek en algemene voorlichting.

  • 3. De samenwerking uit hoofde van lid 2 kan de uitwisseling van informatie over hulp bij rampen en noodhulp omvatten, rekening houdend met de werkzaamheden van zowel het EU-coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties als het coördinatiecentrum voor humanitaire hulp en rampenbeheersing van de ASEAN.

TITEL VIII VORMEN VAN SAMENWERKING

Artikel 47 Middelen voor samenwerking

Om de samenwerkingsdoelstellingen van deze Overeenkomst te realiseren, maken de partijen passende middelen, ook financiële, vrij voor samenwerkingsactiviteiten op de terreinen die onder deze Overeenkomst vallen, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden. Deze samenwerkingsactiviteiten kunnen naargelang van het geval omvatten: initiatieven voor capaciteitsopbouw en technische samenwerking, de uitwisseling van deskundigen, studies en andere activiteiten die de Partijen overeenkomen.

Artikel 48 Financiële steun en belangen
  • 1. Eventuele financiële steun van de EU uit hoofde van deze Overeenkomst wordt door de Partijen uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer en de Partijen werken samen om hun financiële belangen te beschermen.

  • 2. De Partijen nemen passende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen zouden kunnen schaden, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving. Deze maatregelen omvatten de uitwisseling van informatie en wederzijdse administratieve bijstand. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de bevoegde Maleisische autoriteiten kunnen overeenkomen verder samen te werken op het gebied van fraudebestrijding.

Artikel 49 Intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen

Intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen uit hoofde van deze Overeenkomst worden beschermd en gehandhaafd volgens de respectieve wet- en regelgeving van elke partij en volgens eventuele internationale verdragen waarbij zij partij zijn. Dit artikel doet geen afbreuk aan specifieke bepalingen in het kader van bestaande of toekomstige individuele samenwerkingsregelingen.

TITEL IX INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 50 Gemengd comité
  • 1. De Partijen richten een gemengd comité op, dat bestaat uit vertegenwoordigers van beide Partijen op een passend hoog niveau, met de volgende taken:

    • a. zorgen voor de goede werking en uitvoering van de overeenkomst;

    • b. prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van de overeenkomst;

    • c. aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • d. indien nodig oplossen van verschillen en geschillen die zich voordoen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 53;

    • e. onderzoeken van alle door een Partij ingediende informatie betreffende niet-naleving van verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst en overleg plegen met de andere partij om een minnelijke oplossing te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar is, overeenkomstig artikel 53;

    • f. toezien op de uitvoering van specifieke overeenkomsten als bedoeld in artikel 52, lid 2.

  • 2. Het gemengd comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Maleisië en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. De Partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het gemengd comité. Het voorzitterschap van het gemengd comité wordt beurtelings door de Partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het gemengd comité wordt door de Partijen in overleg vastgesteld.

  • 3. Het gemengd comité kan gespecialiseerde werkgroepen instellen die het bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen. Deze werkgroepen brengen op elke vergadering van het gemengd comité gedetailleerd verslag uit over hun activiteiten.

  • 4. Het gemengd comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

TITEL X SLOTBEPALINGEN

Artikel 51 Openbaarmaking van informatie
  • 1. Niets in deze Overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een Partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.

  • 2. De Partijen zorgen voor passende bescherming van de informatie die in het kader van deze Overeenkomst wordt uitgewisseld, rekening houdend met het publieke belang van toegang tot informatie en overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving.

Artikel 52 Andere overeenkomsten
  • 1. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de Partijen zijn aangegaan in betrekkingen met derde landen en internationale organisaties.

  • 2. De Partijen kunnen deze Overeenkomst aanvullen door sluiting van specifieke overeenkomsten op alle samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst vallen. Dergelijke specifieke overeenkomsten vormen een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze Overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

Artikel 53 Nakoming van verplichtingen
  • 1. Verschillen en geschillen die zich tussen de Partijen voordoen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de Overeenkomst, worden minnelijk geregeld door middel van overleg of onderhandelingen binnen het gemengd comité, zonder verwijzing naar een derde partij of een internationaal tribunaal.

  • 2. Indien een Partij meent dat de andere Partij een van haar verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst niet is nagekomen, stelt zij de andere Partij hiervan in kennis. De Partijen plegen overleg om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de kwestie te vinden. Dergelijk overleg vindt plaats onder auspiciën van het gemengd comité. Als het gemengd comité er niet in slaagt een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden, kan de kennisgevende Partij passende maatregelen treffen. Voor de toepassing van dit lid wordt met „passende maatregelen” bedoeld: elke maatregel die wordt aanbevolen door het gemengd comité of de volledige of gedeeltelijke schorsing van de Overeenkomst.

  • 3. Indien een Partij meent dat de andere Partij een van haar in artikel 1, lid 1, en artikel 7, lid 1, als essentieel element aangewezen verplichtingen niet is nagekomen, stelt zij de andere partij onmiddellijk in kennis hiervan en van de passende maatregelen die zij zal nemen. De kennisgevende Partij adviseert het gemengd comité over de noodzaak om dringend overleg over deze aangelegenheid te plegen. Als het gemengd comité er niet in slaagt binnen vijftien dagen na de start van het overleg en uiterlijk dertig dagen vanaf de datum van de kennisgeving een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden, kan de kennisgevende Partij passende maatregelen treffen. Voor de toepassing van dit lid wordt met „passende maatregelen” bedoeld: elke maatregel die wordt aanbevolen door het gemengd comité of de volledige of gedeeltelijke schorsing van de Overeenkomst of van een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2.

  • 4. Een passende maatregel op grond van dit artikel moet evenredig zijn met de ernst van de niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst en mag geen belemmering vormen voor de andere verplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst die niet zijn aangetast door de situatie. Bij de keuze van de passende maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze Overeenkomst of een andere specifieke Overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2, het minst verstoren.

Artikel 54 Facilitering

Om de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst te faciliteren, verlenen de Partijen de deskundigen en ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking, de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving.

Artikel 55 Territoriaal toepassingsgebied

De Overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, de grondgebieden waar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden toegepast, onder de in die verdragen gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Maleisië.

Artikel 56 Definitie van de Partijen

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt met de term „Partijen” bedoeld de EU of haar lidstaten, of de EU en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds.

Artikel 57 Toekomstige ontwikkelingen en wijzigingen
  • 1. Een Partij kan schriftelijk een voorstel doen voor uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking of voor wijziging van een bepaling.

  • 2. In voorstellen tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking wordt rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan met de toepassing en uitvoering van de Overeenkomst of specifieke overeenkomsten als bedoeld in artikel 52, lid 2.

  • 3. Uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking of wijzigingen van de Overeenkomst worden in schriftelijke onderlinge overeenstemming vastgesteld, door middel van een aanvullende overeenkomst, een protocol of een ander door de Partijen overeen te komen passend instrument.

  • 4. Dergelijke aanvullende overeenkomsten, protocollen of instrumenten treden in werking op een door de Partijen overeen te komen datum en maken integrerend deel uit van de Overeenkomst.

Artikel 58 Inwerkingtreding en duur
  • 1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste Partij de andere Partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

  • 2. Deze Overeenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf jaar. Zij zal automatisch met tijdvakken van een jaar worden verlengd, tenzij een van de Partijen de andere Partij, zes maanden voor het verstrijken van een tijdvak van een jaar, schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen deze Overeenkomst niet te verlengen.

  • 3. Deze Overeenkomst kan door een Partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere Partij.

Artikel 59 Kennisgevingen

De in artikel 58 bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van Maleisië.

Artikel 60 Authentieke tekst

Deze Overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Ierse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse taal, alsook in het Maleis, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn. In geval van een geschil dat verband houdt met de interpretatie van deze overeenkomst, verwijzen de partijen de zaak door naar het gemengd comité.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, veertien december tweeduizend tweeëntwintig.


D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 58, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste Partij de andere Partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

Uitgegeven de achtste februari 2023.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. HOEKSTRA


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Maleisische tekst zijn niet opgenomen.

Naar boven