22 (2018) Nr. 2

A. TITEL

Protocol tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (met Aanhangsel);

Straatsburg, 10 oktober 2018

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 012982 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Protocol tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens

Preambule

De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere Partijen bij het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS nr. 108), dat op 28 januari 1981 te Straatsburg werd opengesteld voor ondertekening (hierna te noemen „het Verdrag”),

Gelet op Resolutie nr. 3 over gegevensbescherming en privacy in het derde millennium, aangenomen tijdens de 30ste Conferentie van de ministers van Justitie van de Raad van Europa (Istanboel, Turkije, 24-26 november 2010);

Gelet op Resolutie 1843 (2011) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens op het internet en in de onlinemedia en Resolutie 1986 (2014) over de verbetering van de bescherming en veiligheid van gebruikers in cyberspace;

Gelet op Advies 296 (2017) over het ontwerpprotocol tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS nr. 108) en de toelichting daarbij, aangenomen door het Permanent Comité namens de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa op 24 november 2017;

Overwegende dat er sinds de aanneming van het Verdrag nieuwe uitdagingen zijn ontstaan voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens;

Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat het Verdrag zijn vooraanstaande rol blijft spelen bij de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en meer in het algemeen bij de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

1. De eerste overweging van de preambule van het Verdrag wordt vervangen door:

„De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere ondertekenaars van dit Verdrag,”

2. De derde overweging van de preambule van het Verdrag wordt vervangen door:

„Overwegende dat het noodzakelijk is de menselijke waardigheid en de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van ieder individu te waarborgen alsook, gezien de diversificatie, intensivering en mondialisering van de gegevensverwerking en de persoonsgegevensstromen, de persoonlijke autonomie, die berust op eenieders recht om zijn of haar persoonsgegevens en de verwerking van dergelijke gegevens te controleren;”

3. De vierde overweging van de preambule van het Verdrag wordt vervangen door:

„In herinnering roepend dat het recht op bescherming van persoonsgegevens dient te worden bezien in het licht van de rol die dit recht in de samenleving speelt en dat het dient te worden verenigd met andere mensenrechten en fundamentele vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting;”

4. Na de vierde overweging van de preambule van het Verdrag wordt de volgende overweging ingevoegd:

„Overwegende dat dit Verdrag het mogelijk maakt om bij de tenuitvoerlegging van de daarin vervatte regels rekening te houden met het beginsel van het recht op toegang tot officiële documenten;”

5. De vijfde overweging van de preambule van het Verdrag wordt geschrapt. Er worden nieuwe vijfde en zesde overwegingen toegevoegd, die als volgt luiden:

„Erkennende dat het noodzakelijk is de fundamentele waarden van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens op mondiaal niveau te bevorderen en aldus bij te dragen aan het vrije verkeer van informatie tussen volkeren;”

„Erkennende het belang van versterking van de internationale samenwerking tussen de Partijen bij het Verdrag,”

Artikel 2

De tekst van artikel 1 van het Verdrag wordt vervangen door:

„Dit Verdrag heeft tot doel de bescherming van iedere natuurlijke persoon, ongeacht zijn of haar nationaliteit of verblijfplaats, met betrekking tot de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens, en aldus bij te dragen aan de eerbiediging van zijn of haar mensenrechten en fundamentele vrijheden, en in het bijzonder het recht op persoonlijke levenssfeer.”

Artikel 3

1. Artikel 2, onderdeel b, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „b. wordt onder „gegevensverwerking” verstaan: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, zoals het verzamelen, opslaan, bewaren, in stand houden, wijzigen, opvragen, verstrekken, beschikbaar stellen, wissen of vernietigen van, of het toepassen van logische en/of rekenkundige bewerkingen op die gegevens;”

2. Artikel 2, onderdeel c, van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

  • „c. waar geautomatiseerde verwerking niet wordt gebruikt, wordt onder „gegevensverwerking” verstaan: een bewerking of geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens binnen een gestructureerde verzameling van dergelijke gegevens die volgens specifieke criteria toegankelijk of opvraagbaar zijn;”.

3. Artikel 2, onderdeel d, van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

  • „d. wordt onder „verwerkingsverantwoordelijke” verstaan: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, dienst of agentschap of enig ander lichaam welke, alleen of gezamenlijk met anderen, beslissingsbevoegdheid heeft op het gebied van gegevensverwerking;”

In artikel 2 van het Verdrag worden, na onderdeel d, twee leden toegevoegd, luidende:

  • „e. wordt onder „ontvanger” verstaan: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, het agentschap of enig ander lichaam aan wie gegevens worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld;

  • f. wordt onder „verwerker” verstaan: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, dienst, agentschap of enig ander lichaam dat persoonsgegevens verwerkt namens de verwerkingsverantwoordelijke.”

Artikel 4

1. Artikel 3, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „1. Elke Partij verbindt zich ertoe dit Verdrag toe te passen op de verwerking van gegevens die onder haar bevoegdheid vallen in de openbare en particuliere sector, en aldus het recht van ieder individu op bescherming van zijn of haar persoonsgegevens te waarborgen.”

2. Artikel 3, tweede lid, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „2. Dit Verdrag is niet van toepassing op gegevensverwerking die wordt uitgevoerd door een persoon in het kader van zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteiten.”

3. Het derde tot en met het zesde lid, van artikel 3 van het Verdrag vervallen.

Artikel 5

De titel van Hoofdstuk II van het Verdrag wordt vervangen door:

„Hoofdstuk II – Grondbeginselen voor de bescherming van persoonsgegevens”.

Artikel 6

1. Artikel 4, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „1. Elke Partij treft in haar regelgeving de nodige maatregelen om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag en de effectieve toepassing ervan te waarborgen.”

2. Artikel 4, tweede lid, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „2. Deze maatregelen worden door elke Partij getroffen en dienen in werking te zijn getreden op het tijdstip van bekrachtiging of toetreding tot dit Verdrag.”

3. Na het tweede lid van artikel 4 van het Verdrag wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • „3. Elke Partij verbindt zich ertoe:

    • a. het Verdragscomité, bedoeld in hoofdstuk VI, in staat te stellen de doeltreffendheid te beoordelen van de maatregelen die zij in haar regelgeving heeft genomen om uitvoering te geven aan de bepalingen van dit Verdrag; en

    • b. actief bij te dragen aan dit evaluatieproces.”

Artikel 7

1. De titel van artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5 – Rechtmatigheid van gegevensverwerking en kwaliteit van de gegevens”.

2. De tekst van artikel 5 van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „1. De gegevensverwerking moet evenredig zijn met het nagestreefde gerechtvaardigde doel en in elk fase van de verwerking een juist evenwicht weerspiegelen tussen alle betrokken belangen, zowel openbare als particuliere, en de rechten en vrijheden die in het geding zijn.

  • 2. Elke Partij regelt dat de gegevensverwerking kan worden uitgevoerd op basis van de vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene of op basis van een andere wettelijke grondslag.

  • 3. Persoonsgegevens die worden verwerkt, worden op rechtmatige wijze verwerkt.

  • 4. Persoonsgegevens die worden verwerkt, moeten:

    • a. op behoorlijke en transparante wijze worden verwerkt;

    • b. voor uitdrukkelijke, welbepaalde en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en worden niet verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden; verdere verwerking voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang, wetenschappelijke of historische onderzoeksdoeleinden of statistische doeleinden is, mits passende waarborgen worden geboden, verenigbaar met die doeleinden;

    • c. toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt;

    • d. nauwkeurig zijn en, zo nodig, worden geactualiseerd;

    • e. worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene niet langer te identificeren dan voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt noodzakelijk is.”

Artikel 8

De tekst van artikel 6 van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „1. De verwerking van:

    • genetische gegevens;

    • persoonsgegevens over strafbare feiten, strafrechtelijke procedures en veroordelingen, en daaraan gerelateerde veiligheidsmaatregelen;

    • biometrische gegevens die een persoon op unieke wijze identificeren;

    • persoonsgegevens waaruit informatie blijkt over ras of etnische afstamming, politieke overtuiging, lidmaatschap van vakbonden, godsdienstige of andere levensbeschouwelijke overtuigingen, gezondheid of seksueel gedrag,

    is alleen toegestaan mits passende waarborgen bij wet zijn vastgelegd, in aanvulling op de waarborgen van dit Verdrag.

  • 2. Deze waarborgen dienen bescherming te bieden tegen de risico's die de verwerking van gevoelige gegevens kan inhouden voor de belangen, rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene, met name het risico van discriminatie.”

Artikel 9

De tekst van artikel 7 van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „1. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijke, en in voorkomend geval, de verwerker, passende beveiligingsmaatregelen treft tegen risico's als onopzettelijke ongeoorloofde toegang tot, vernietiging, verlies, gebruik, wijziging of verstrekking van persoonsgegevens.

  • 2. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld ten minste de bevoegde toezichthoudende autoriteit in de zin van artikel 15 van dit Verdrag in kennis stelt van datalekken die een ernstige inbreuk kunnen vormen op de rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkenen.”

Artikel 10

Na artikel 7 van het Verdrag wordt een nieuw artikel 8 ingevoegd, luidende:

„Artikel 8 – Transparantie van de verwerking
  • 1. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkenen informeert over:

    • a. zijn/haar identiteit en de gewone verblijf- of vestigingsplaats;

    • b. de rechtsgrond en de doeleinden van de voorgenomen verwerking;

    • c. de categorieën van verwerkte persoonsgegevens;

    • d. in voorkomend geval, de ontvangers of categorieën van ontvangers van de persoonsgegevens; en

    • e. de middelen om de in artikel 9 genoemde rechten uit te oefenen,

    alsmede enige andere noodzakelijke aanvullende informatie om een behoorlijke en transparante verwerking van de persoonsgegevens te waarborgen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de betrokkene reeds over de relevante informatie beschikt.

  • 3. Wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkenen worden verzameld, is de verwerkingsverantwoordelijke niet verplicht dergelijke informatie te verstrekken, wanneer de verwerking uitdrukkelijk bij wet is voorgeschreven of wanneer de informatieverstrekking onmogelijk blijkt of onevenredig veel inspanningen zou vergen.”

Artikel 11

1. Het vroegere artikel 8 van het Verdrag wordt vernummerd tot artikel 9 en de titel wordt vervangen door:

„Artikel 9 – Rechten van de betrokkene“.

2. De tekst van artikel 8 van het Verdrag (nieuw artikel 9) wordt vervangen door:

  • „1. Eenieder heeft het recht:

    • a. niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerd besluit, dat hem of haar in aanmerkelijke mate treft, zonder dat met zijn of haar standpunt rekening wordt gehouden;

    • b. op verzoek, met redelijke tussenpozen en zonder overmatige vertraging of kosten, uitsluitsel te krijgen over de verwerking van hem of haar betreffende persoonsgegevens, de verwerkte gegevens in begrijpelijke vorm medegedeeld te krijgen, alle beschikbare informatie over de oorsprong van de gegevens, de bewaartermijn en enige andere informatie te verkrijgen die de verwerkingsverantwoordelijke moet verstrekken om de transparantie van de verwerking overeenkomstig artikel 8, eerste lid, te waarborgen;

    • c. op verzoek, in kennis te worden gesteld van de redenering die ten grondslag ligt aan de gegevensverwerking wanneer de resultaten van die verwerking op hem of haar worden toegepast;

    • d. te allen tijde, om redenen die verband houden met zijn of haar situatie, bezwaar te maken tegen de verwerking van hem of haar betreffende persoonsgegevens, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking legitieme redenen aanvoert die zwaarder wegen dan zijn of haar belangen of rechten en fundamentele vrijheden;

    • e. op verzoek, kosteloos en zonder overmatige vertraging, die gegevens te doen verbeteren of uitwissen, naar gelang het geval, wanneer deze zijn of worden verwerkt in strijd met de bepalingen van dit Verdrag;

    • f. een rechtsmiddel in te stellen overeenkomstig artikel 12 wanneer zijn of haar rechten uit hoofde van dit Verdrag zijn geschonden;

    • g. ongeacht zijn of haar nationaliteit of verblijfplaats, bijstand van een toezichthoudende autoriteit, als bedoeld in artikel 15, te verkrijgen bij de uitoefening van zijn of haar rechten uit hoofde van dit Verdrag.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien het besluit is toegestaan door een wet waaraan de verwerkingsverantwoordelijke onderworpen is en die tevens in passende maatregelen voorziet ter bescherming van de rechten, vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene.”

Artikel 12

Na het nieuwe artikel 9 van het Verdrag wordt een nieuw artikel 10 ingevoegd, luidende:

„Artikel 10 – Aanvullende verplichtingen
  • 1. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijken en, in voorkomend geval, de verwerkers, alle passende maatregelen treffen om aan de verplichtingen van dit Verdrag te voldoen en in staat zijn om aan te tonen, met voorbehoud van nationale wetgeving aangenomen overeenkomstig artikel 11, derde lid, met name aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit bedoeld in artikel 15, dat de gegevensverwerking die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvindt, in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijken, en, in voorkomend geval, de verwerkers, vóór de aanvang van een verwerking, een beoordeling uitvoeren van het mogelijke effect van een voorgenomen gegevensverwerking op de rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkenen, en de gegevensverwerking zodanig vormgeven dat het risico van inbreuk op deze rechten en fundamentele vrijheden wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt.

  • 3. Elke Partij regelt dat de verwerkingsverantwoordelijken en, in voorkomend geval, de verwerkers, technische en organisatorische maatregelen treffen die rekening houden met de implicaties van het recht op bescherming van persoonsgegevens in alle stadia van de gegevensverwerking.

  • 4. Elke Partij kan, rekening houdend met de risico's voor de belangen, rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkenen, de toepassing van de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid in de wet die uitvoering geeft aan de bepalingen van dit Verdrag aanpassen naargelang de aard en de omvang van de gegevens, de aard, de reikwijdte en het doel van de verwerking en, in voorkomend geval, de omvang van de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker.”

Artikel 13

De vroegere artikelen 9 tot en met 12 van het Verdrag worden de artikelen 11 tot en met 14 van het Verdrag.

Artikel 14

De tekst van artikel 9 van het Verdrag (nieuw artikel 11) wordt vervangen door:

  • „1. Geen enkele uitzondering op de bepalingen van dit hoofdstuk is toegestaan, behalve op de bepalingen van artikel 5, vierde lid, artikel 7, tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9, indien een dergelijke uitzondering bij wet is voorzien, de essentie van de fundamentele rechten en vrijheden eerbiedigt en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt voor:

    • a. de bescherming van de nationale veiligheid, defensie, openbare veiligheid, belangrijke economische en financiële belangen van de Staat, de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht of de preventie, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, en andere essentiële doelstellingen van algemeen openbaar belang;

    • b. de bescherming van de betrokkene of de rechten en fundamentele vrijheden van anderen, met name de vrijheid van meningsuiting.

  • 2. De uitoefening van de in de artikelen 8 en 9 genoemde bepalingen kan bij wet worden beperkt ten aanzien van gegevensverwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijke of historische onderzoek of statistische doeleinden, wanneer er geen identificeerbaar risico van inbreuk op de rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkenen bestaat.

  • 3. Naast de uitzonderingen waarin het eerste lid van dit artikel voorziet, kan elke Partij, met betrekking tot verwerkingsactiviteiten voor nationale veiligheids- en defensiedoeleinden, bij wet en alleen voor zover dit in een democratische samenleving noodzakelijk en evenredig is om een dergelijk doel te bereiken, voorzien in uitzonderingen op artikel 4, derde lid, artikel 14, vijfde en zesde lid, en artikel 15, tweede lid, onderdelen a, b, c en d.

Dit doet geen afbreuk aan de eis dat verwerkingsactiviteiten voor nationale veiligheids- en defensiedoeleinden onderworpen zijn aan onafhankelijke en doeltreffende controle en toezicht krachtens de nationale wetgeving van de betreffende Partij.”

Artikel 15

De tekst van artikel 10 van het Verdrag (nieuw artikel 12) wordt vervangen door:

„Elke Partij verbindt zich ertoe te voorzien in passende gerechtelijke en buitengerechtelijke sancties en rechtsmiddelen ter zake van schendingen van bepalingen van dit Verdrag.”

Artikel 16

De titel van Hoofdstuk III wordt vervangen door:

„Hoofdstuk III – Grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens”.

Artikel 17

1. De titel van artikel 12 van het Verdrag (nieuw artikel 14) wordt vervangen door:

„Artikel 14 – Grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens”.

2. De tekst van artikel 12 van het Verdrag (nieuw artikel 14) wordt vervangen door:

  • „1. Een Partij mag niet, uitsluitend met het oog op de bescherming van persoonsgegevens, de doorgifte van dergelijke gegevens aan een ontvanger die onder de rechtsmacht van een andere Partij bij het Verdrag valt, verbieden of aan een bijzondere machtiging onderwerpen. Een Partij mag dit echter wel doen indien er een reëel en ernstig risico bestaat dat de doorgifte aan een andere Partij, of van die andere Partij aan een niet-Partij, zou leiden tot omzeiling van de bepalingen van het Verdrag. Een Partij kan dit ook doen indien zij gebonden is door geharmoniseerde beschermingsregels die worden gedeeld door Staten die lid zijn van een regionale internationale organisatie.

  • 2. Wanneer de ontvanger onder de rechtsmacht valt van een Staat of internationale organisatie die geen Partij is bij dit Verdrag, mag de doorgifte van persoonsgegevens alleen plaatsvinden wanneer een passend beschermingsniveau op basis van de bepalingen van dit Verdrag is gewaarborgd.

  • 3. Een passend beschermingsniveau kan worden gewaarborgd door:

    • a. het recht van die Staat of internationale organisatie, met inbegrip van de toepasselijke internationale verdragen of overeenkomsten; of

    • b. ad-hocwaarborgen of goedgekeurde standaardwaarborgen, geboden door juridisch bindende en afdwingbare instrumenten aangenomen en geïmplementeerd door de bij de doorgifte en de verdere verwerking betrokken personen.

  • 4. Niettegenstaande het in de voorgaande leden bepaalde, kan elke Partij bepalen dat de doorgifte van persoonsgegevens kan plaatsvinden indien:

    • a. de betrokkene uitdrukkelijke, specifieke en vrijelijke toestemming heeft gegeven, na op de hoogte te zijn gebracht van de risico's die zich voordoen bij gebrek aan passende waarborgen; of

    • b. de specifieke belangen van de betrokkene dit vereisen in het specifieke geval; of

    • c. de wet voorziet in gerechtvaardigde belangen, met name zwaarwegende publieke belangen, en een dergelijke doorgifte een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt in een democratische samenleving; of

    • d. de doorgifte in een democratische samenleving, een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt voor de vrijheid van meningsuiting.

  • 5. Elke Partij regelt dat de bevoegde toezichthoudende autoriteit, in de zin van artikel 15 van dit Verdrag, alle relevante informatie ontvangt betreffende de doorgifte van gegevens, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en, op verzoek, in het vierde lid, onderdelen b en c.

  • 6. Elke Partij regelt tevens dat de toezichthoudende autoriteit het recht heeft te verlangen dat de persoon die gegevens doorgeeft, aantoont dat de waarborgen doeltreffend zijn of dat er sprake is van gerechtvaardigde belangen en dat de toezichthoudende autoriteit, ter bescherming van de rechten en fundamentele vrijheden van de betrokkenen, deze doorgiften kan verbieden, opschorten of aan voorwaarden onderwerpen.”

3. De tekst van artikel 12 van het Verdrag (nieuw artikel 14) bevat de bepalingen van artikel 2 van het Aanvullend Protocol van 2001 betreffende toezichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdende gegevensstromen (ETS nr. 181) inzake grensoverschrijdende stromen van persoonsgegevens naar een ontvanger die niet onder de rechtsmacht van een Partij bij het Verdrag valt.

Artikel 18

Na Hoofdstuk III van het Verdrag wordt een nieuw Hoofdstuk IV ingevoegd, luidende:

„Hoofdstuk IV – Toezichthoudende autoriteiten”.

Artikel 19

Een nieuw artikel 15 bevat de bepalingen van Artikel 1 van het Aanvullend Protocol 2001 (ETS nr. 181) en luidt als volgt:

„Artikel 15 – Toezichthoudende autoriteiten
  • 1. Elke Partij regelt dat een of meer autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. Daartoe zullen deze autoriteiten:

    • a. beschikken over toezichts- en handhavingsbevoegdheden;

    • b. de in artikel 14 bedoelde taken in verband met de doorgifte van gegevens verrichten, met name de goedkeuring van gestandaardiseerde waarborgen;

    • c. bevoegd zijn om besluiten te nemen over schendingen van de bepalingen van dit Verdrag en kunnen zij met name bestuurlijke sancties opleggen;

    • d. beschikken over de bevoegdheid om in rechte op te treden dan wel de bevoegde gerechtelijke autoriteiten te attenderen op schendingen van bepalingen van dit Verdrag;

    • e. het volgende bevorderen:

      • i. bekendheid bij het brede publiek van hun taken en bevoegdheden, alsmede van hun activiteiten;

      • ii. bekendheid bij het brede publiek van de rechten van betrokkenen en de uitoefening van deze rechten;

      • iii. bekendheid bij verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers van hun verantwoordelijkheden uit hoofde van dit Verdrag;

      bijzondere aandacht wordt besteed aan de rechten inzake gegevensbescherming van kinderen en andere kwetsbare personen.

  • 3. De bevoegde toezichthoudende autoriteiten worden geraadpleegd over wetgevingsvoorstellen of ontwerpen van bestuursrechtelijke maatregelen die voorzien in de verwerking van persoonsgegevens.

  • 4. Elke bevoegde toezichthoudende autoriteit behandelt verzoeken en klachten van betrokkenen over hun rechten inzake gegevensbescherming en houdt de betrokkenen op de hoogte van de voortgang.

  • 5. De toezichthoudende autoriteiten handelen volledig onafhankelijk en onpartijdig bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden, waarbij zij geen instructies vragen of aanvaarden.

  • 6. Elke Partij zorgt ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de middelen krijgen die nodig zijn voor de doeltreffende uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 7. Elke toezichthoudende autoriteit stelt een periodiek verslag over haar activiteiten op en publiceert dit.

  • 8. De leden en het personeel van de toezichthoudende autoriteiten zijn gebonden door een geheimhoudingsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waartoe zij toegang hebben of hebben gehad bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden.

  • 9. Tegen beslissingen van de toezichthoudende autoriteiten kan beroep bij de rechter worden ingesteld.

  • 10. De toezichthoudende autoriteiten zijn niet bevoegd ten aanzien van de verwerking door instanties bij de uitoefening van hun rechterlijke taken..”

Artikel 20

1. Hoofdstukken IV tot en met VII van het Verdrag worden hernummerd tot Hoofdstukken V tot en met VIII van het Verdrag.

2. De titel van Hoofdstuk V wordt vervangen door „Hoofdstuk V – Samenwerking en wederzijdse bijstand”.

3. Er wordt een nieuw artikel 17 ingevoegd en de vroegere artikelen 13 tot en met 27 van het Verdrag worden de artikelen 16 tot en met 31 van het Verdrag.

Artikel 21

1. De titel van artikel 13 van het Verdrag (nieuw artikel 16) wordt vervangen door:

„Artikel 16 – Aanwijzing van toezichthoudende autoriteiten”.

2. Artikel 13, eerste lid, van het Verdrag (nieuw artikel 16) wordt vervangen door:

  • „1. De Partijen komen overeen samen te werken en elkaar wederzijds bijstand te verlenen teneinde dit Verdrag ten uitvoer te leggen.”

3. Artikel 13, tweede lid, van het Verdrag (nieuw artikel 16) wordt vervangen door:

  • „2. Hiertoe:

    • a. wijst elke Partij een of meer toezichthoudende autoriteiten aan in de zin van artikel 15 van dit Verdrag, waarvan zij de naam en het adres meedeelt aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa;

    • b. dient elke Partij die meer dan één toezichthoudende autoriteit heeft aangewezen, de bevoegdheid van elke autoriteit te specificeren in de mededeling, bedoeld in het vorige onderdeel.”

4. Artikel 13, derde lid, van het Verdrag (nieuw artikel 16) vervalt.

Artikel 22

Na het nieuwe artikel 16 van het Verdrag wordt een nieuw artikel 17 ingevoegd, luidende:

„Artikel 17 – Samenwerkingsvormen
  • 1. De toezichthoudende autoriteiten werken met elkaar samen in de mate die nodig is voor de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden, met name door:

    • a. wederzijdse bijstand te verlenen door relevante en nuttige informatie uit te wisselen met elkaar en onderling samen te werken onder de voorwaarde dat, wat de bescherming van persoonsgegevens betreft, alle regels en waarborgen van dit Verdrag worden nageleefd;

    • b. hun onderzoeken of optredens te coördineren of gezamenlijke acties te ondernemen;

    • c. elkaar informatie en documentatie te verstrekken over hun regelgeving en administratieve praktijk met betrekking tot gegevensbescherming.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde informatie omvat geen persoonsgegevens die worden verwerkt, tenzij die gegevens essentieel zijn voor de samenwerking of wanneer de betrokkene uitdrukkelijk, specifiek, vrijelijk en met kennis van zaken toestemming heeft gegeven voor de verstrekking ervan.

  • 3. Met het oog op de organisatie van hun samenwerking en de uitvoering van de in de voorgaande leden omschreven taken vormen de toezichthoudende autoriteiten van de Partijen een netwerk.”

Artikel 23

1. De titel van artikel 14 van het Verdrag (nieuw artikel 18) wordt vervangen door:

„Artikel 18 – Bijstand aan betrokkenen”.

2. Artikel 14 van het Verdrag (nieuw artikel 18) wordt vervangen door:

  • „1. Elke Partij verleent elke betrokkene, ongeacht zijn of haar nationaliteit of verblijfplaats, bijstand bij de uitoefening van zijn of haar rechten uit hoofde van artikel 9 van dit Verdrag.

  • 2. Wanneer een betrokkene op het grondgebied van een andere Partij verblijft, wordt hem of haar de mogelijkheid geboden het verzoek in te dienen via de tussenpersoon van de door die Partij aangewezen toezichthoudende autoriteit.

  • 3. Het verzoek om bijstand bevat alle nodige informatie met betrekking tot onder meer:

    • a. de naam, adres en alle andere relevante gegevens ter identificatie van de betrokkene die het verzoek indient;

    • b. de verwerking waarop het verzoek betrekking heeft, of de verwerkingsverantwoordelijke;

    • c. het doel van het verzoek.“

Artikel 24

1. De titel van artikel 15 van het Verdrag (nieuw artikel 19) wordt vervangen door:

„Artikel 19 – Waarborgen”.

2. De tekst van artikel 15 van het Verdrag (nieuw artikel 19) wordt vervangen door:

  • „1. Een toezichthoudende autoriteit die van een andere toezichthoudende autoriteit informatie heeft ontvangen, hetzij bij een verzoek, hetzij in antwoord op haar eigen verzoek, gebruikt deze informatie niet voor andere doeleinden dan die welke in het verzoek zijn gespecificeerd.

  • 2. In geen geval mag een toezichthoudende autoriteit uit eigen beweging en zonder de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene een verzoek namens de betrokkene indienen.”

Artikel 25

1. De titel van artikel 16 van het Verdrag (nieuw artikel 20) wordt vervangen door:

„Artikel 20 – Afwijzing van verzoeken”.

2. De aanhef van artikel 16 van het Verdrag (nieuw artikel 20) wordt vervangen door:

„Een toezichthoudende autoriteit tot wie een verzoek als bedoeld in artikel 17 van dit Verdrag wordt gericht, mag niet weigeren hieraan gevolg te geven, tenzij:”

3. Onderdeel a van artikel 16 van het Verdrag (nieuw artikel 20) wordt vervangen door:

  • „a. het verzoek onverenigbaar is met haar bevoegdheden.”

4. Onderdeel c van artikel 16 van het Verdrag (nieuw artikel 20) wordt vervangen door:

  • „c. uitvoering van het verzoek onverenigbaar zou zijn met de soevereiniteit, nationale veiligheid of openbare orde van de Partij die haar heeft aangewezen of met de rechten en fundamentele vrijheden van personen die onder de jurisdictie van die Partij vallen.”

Artikel 26

1. De titel van artikel 17 van het Verdrag (nieuw artikel 21) wordt vervangen door:

„Artikel 21 – Kosten en procedures”.

2. Artikel 17, eerste lid, van het Verdrag (nieuw artikel 21) wordt vervangen door:

  • „1. De samenwerking en onderlinge hulp die de Partijen elkaar overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 verlenen, alsook de bijstand die zij overeenkomstig de artikelen 9 en 18 aan betrokkenen verlenen geven geen aanleiding tot betaling van andere kosten of vergoedingen dan die welke gemaakt zijn voor deskundigen en tolken. Deze kosten of vergoedingen komen voor rekening van de Partij die het verzoek heeft ingediend.”

3. In artikel 17, tweede lid, van het Verdrag (nieuw artikel 21) wordt “zijnen” vervangen door „zijn of haar”.

Artikel 27

De titel van Hoofdstuk V van het Verdrag (nieuw Hoofdstuk VI) wordt vervangen door:

„Hoofdstuk VI – Verdragscomité”.

Artikel 28

1. In artikel 18, eerste lid, van het Verdrag wordt „Adviescommissie” vervangen door „Verdragscomité”.

2. Artikel 18, derde lid, van het Verdrag (nieuw artikel 22) wordt vervangen door:

  • „3. Het Verdragscomité kan, met een door een meerderheid van twee derde van de vertegenwoordigers van de Partijen genomen besluit, een waarnemer uitnodigen om zich in haar vergaderingen te laten vertegenwoordigen.”

3. Na het derde lid van artikel 18 van het Verdrag (nieuw artikel 22) wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

  • „4. Elke Partij die geen lid is van de Raad van Europa draagt bij aan de financiering van de werkzaamheden van het Verdragscomité volgens de door het Comité van Ministers, in overleg met die Partij, vastgestelde regels.”

Artikel 29

1. In de aanhef van artikel 19 van het Verdrag (nieuw artikel 23) wordt „Adviescommissie” vervangen door „Verdragscomité”.

2. In onderdeel a van artikel 19 van het Verdrag (nieuw artikel 23) wordt „voorstellen” vervangen door „aanbevelingen”.

3. Verwijzingen naar „artikel 21” in onderdeel b en “artikel 21, derde lid” in onderdeel c van artikel 19 van het Verdrag (nieuw artikel 23) worden vervangen door verwijzingen naar „artikel 25” en „artikel 25, derde lid”.

4. Artikel 19, onderdeel d, van het Verdrag (nieuw artikel 23) wordt vervangen door:

  • „d. kan een oordeel geven over ieder vraagstuk betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag;”.

5. Na artikel 19, onderdeel d, van het Verdrag (nieuw Artikel 23) worden de volgende nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

  • „e. bereidt vóór elke nieuwe toetreding tot het Verdrag een advies voor het Comité van Ministers voor over het niveau van bescherming van persoonsgegevens dat door de kandidaat voor toetreding wordt verzekerd, en beveelt, indien nodig, maatregelen aan om te komen tot naleving van de bepalingen van dit Verdrag;

  • f. kan op verzoek van een Staat of een internationale organisatie beoordelen of het niveau van bescherming van persoonsgegevens waarin zij voorzien in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag en, indien nodig, maatregelen aanbevelen om die naleving te bereiken;

  • g. kan modellen van standaard waarborgen, als bedoeld in artikel 14 ontwikkelen of goedkeuren;

  • h. evalueert de uitvoering van dit Verdrag door de Partijen en beveelt maatregelen aan die moeten worden genomen wanneer een Partij dit Verdrag niet naleeft;

  • i. vergemakkelijkt, waar nodig, de minnelijke schikking van alle problemen in verband met de toepassing van dit Verdrag.”

Artikel 30

De tekst van artikel 20 van het Verdrag (nieuw artikel 24) wordt vervangen door:

  • „1. Het Verdragscomité wordt bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Zij komt voor de eerste maal bijeen binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag. Vervolgens komt zij ten minste éénmaal per jaar bijeen en in elk geval telkens wanneer één derde van de vertegenwoordigers van de Partijen verzoekt dat zij wordt bijeengeroepen.

  • 2. Na afloop van elke bijeenkomst doet het Verdragscomité aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa een verslag toekomen over haar werkzaamheden en de werking van dit Verdrag.

  • 3. De stemprocedures in het Verdragscomité zijn vastgelegd in de elementen van het aan Protocol CETS nr. 223 gehechte huishoudelijk reglement.

  • 4. Het Verdragscomité stelt de overige elementen van haar huishoudelijk reglement vast en stelt met name de procedures voor evaluatie en toetsing, bedoeld in artikel 4, derde lid, en artikel 23, onderdelen e, f en h, vast op basis van objectieve criteria.”

Artikel 31

1. Het eerste tot en met het vierde lid van artikel 21 van het Verdrag (nieuw artikel 25) worden vervangen door:

  • „1. Wijzigingen van dit Verdrag kunnen worden voorgesteld door een Partij, het Comité van Ministers van de Raad van Europa of het Verdragscomité.

  • 2. Elk voorstel tot wijziging wordt door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa medegedeeld aan de Partijen bij dit Verdrag, aan de andere Lidstaten van de Raad van Europa, aan de Europese Unie en aan elke niet-Lidstaat of internationale organisatie die is uitgenodigd om toe te treden tot dit Verdrag overeenkomstig de bepalingen van artikel 27.

  • 3. Elke door een Partij of door het Comité van Ministers voorgestelde wijziging wordt daarnaast meegedeeld aan het Verdragscomité, dat zijn oordeel over de voorgestelde wijziging voorlegt aan het Comité van Ministers.

  • 4. Het Comité van Ministers bestudeert de voorgestelde wijziging en elk door het Verdragscomité voorgelegd oordeel, en kan de wijziging goedkeuren.”

2. Na het zesde lid van artikel 21 van het Verdrag (nieuw artikel 25) wordt een nieuw zevende lid toegevoegd, luidende:

  • „7. Bovendien kan het Comité van Ministers, na raadpleging van het Verdragscomité, met unanimiteit van stemmen besluiten dat een bepaalde wijziging in werking treedt na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar vanaf de datum waarop zij voor aanvaarding is opengesteld, tenzij een Partij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in kennis stelt van een bezwaar tegen de inwerkingtreding ervan. Indien kennis wordt gegeven van een dergelijk bezwaar, wordt de wijziging van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de Partij bij het Verdrag die kennis heeft gegeven van een bezwaar haar akte van aanvaarding heeft nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

Artikel 32

1. Artikel 22, eerste lid, van het Verdrag (nieuw artikel 26) wordt vervangen door:

  • „1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door de Lidstaten van de Raad van Europa en de Europese Unie. Het dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.”

2. In artikel 22, eerste lid, van het Verdrag (nieuw artikel 26) wordt „Lidstaat” vervangen door „Partij”.

Artikel 33

De titel en de tekst van artikel 23 van het Verdrag (nieuw artikel 27) worden vervangen door:

„Artikel 27 – Toetreding van niet-Lidstaten of internationale organisaties
  • 1. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na raadpleging van de Partijen bij dit Verdrag en nadat hun unanieme instemming is verkregen, en in het licht van het oordeel dat door het Verdragscomité overeenkomstig artikel 23, onderdeel e, is opgesteld, elke Staat die geen lid is van de Raad van Europa of een internationale organisatie uitnodigen om tot dit Verdrag toe te treden ingevolge een bij meerderheid van stemmen genomen besluit, zoals bepaald in artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa, en met unanimiteit van stemmen van de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Staten die zijn gerechtigd zitting te hebben in het Comité van Ministers.

  • 2. Ten aanzien van elke Staat of internationale organisatie die ingevolge het eerste lid van dit artikel tot het Verdrag toetreedt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.”

Artikel 34

Het eerste en tweede lid van artikel 24 van het Verdrag (nieuw artikel 28) worden vervangen door:

  • „1. Elke Staat, de Europese Unie of een andere internationale organisatie kan, op het tijdstip van de ondertekening of bij het nederleggen van zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het grondgebied of de grondgebieden waarop dit Verdrag van toepassing is nader aanduiden.

  • 2. Elke Staat, de Europese Unie of een andere internationale organisatie kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot elk ander in de verklaring nader aangeduid grondgebied. Ten aanzien van een dergelijk grondgebied treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van die verklaring door de Secretaris-Generaal.”

Artikel 35

1. In de aanhef van artikel 27 van het Verdrag (nieuw artikel 31) wordt „Staat” vervangen door „Partij”.

2. In onderdeel c worden verwijzingen naar „artikelen 22, 23 en 24” vervangen door verwijzingen naar „artikelen 26, 27 en 28”.

Artikel 36 – Ondertekening, bekrachtiging en toetreding

  • 1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de Staten die Partij zijn bij het Verdrag. Het Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

  • 2. Na de openstelling voor ondertekening van dit Protocol, en vóór de inwerkingtreding ervan, geeft elke andere Staat te kennen dat hij ermee instemt door dit Protocol te worden gebonden door toetreding. Een Staat kan geen Partij bij het Verdrag worden zonder tegelijkertijd tot dit Protocol toe te treden.

Artikel 37 – Inwerkingtreding

  • 1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop alle Partijen bij het Verdrag, in overeenstemming met de bepalingen van het eerste lid van artikel 36, te kennen hebben gegeven dat zij ermee instemmen door het Protocol te worden gebonden.

  • 2. Indien dit Protocol niet overeenkomstig het eerste lid in werking is getreden, na het verstrijken van een tijdvak van vijf jaar na de datum waarop het voor ondertekening is opengesteld, dan treedt het Protocol in werking ten aanzien van de Staten die hebben verklaard ermee in te stemmen door het Protocol te worden gebonden overeenkomstig het eerste lid, mits het Protocol ten minste achtendertig Partijen telt. Tussen de Partijen bij het Protocol zijn alle bepalingen van het gewijzigde Verdrag onmiddellijk na de inwerkingtreding van kracht.

  • 3. In afwachting van de inwerkingtreding van dit Protocol en onverminderd de bepalingen betreffende de inwerkingtreding en de toetreding van niet-Lidstaten of internationale organisaties, kan een Partij bij het Verdrag, bij de ondertekening van dit Protocol of op een later tijdstip, verklaren dat zij de bepalingen van dit Protocol voorlopig zal toepassen. In dergelijke gevallen zijn de bepalingen van dit Protocol alleen van toepassing ten aanzien van de andere Partijen bij het Verdrag die een verklaring van gelijke strekking hebben afgelegd. Deze verklaring wordt van kracht op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum van ontvangst door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

  • 4. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit Protocol wordt het Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens inzake toezichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdend verkeer van gegevens (ETS nr. 181) ingetrokken.

  • 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Protocol hebben de wijzigingen van het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, die op 15 juni 1999 in Straatsburg door het Comité van Ministers zijn goedgekeurd, hun doel verloren.

Artikel 38 – Verklaringen met betrekking tot het Verdrag

Ten aanzien van een Partij die overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag een of meer verklaringen heeft afgelegd, vervallen deze verklaringen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Protocol.

Artikel 39 – Voorbehouden

Geen enkel voorbehoud mag worden gemaakt bij de bepalingen van dit Protocol.

Artikel 40 – Kennisgevingen

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Lidstaten van de Raad van Europa en elke andere Partij bij dit Verdrag, in kennis van:

  • a. iedere ondertekening;

  • b. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

  • c. de datum van inwerkingtreding van dit Protocol ingevolge artikel 37;

  • d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Straatsburg op 10 oktober 2018, in de Engelse en de Franse taal, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, in een enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet een gewaarmerkt afschrift toekomen aan elke Lidstaat van de Raad van Europa, aan de andere Partijen bij dit Verdrag en aan iedere Staat die is uitgenodigd tot dit Verdrag toe te treden.



Aanhangsel bij het Protocol: Elementen voor het huishoudelijk reglement van het Verdragscomité

  • 1. Elke Partij heeft stemrecht en beschikt over één stem.

  • 2. Een tweederdemeerderheid van de vertegenwoordigers van de Partijen vormt het quorum voor de vergaderingen van het Verdragscomité. Indien het Wijzigingsprotocol bij het Verdrag overeenkomstig artikel 37, tweede lid, in werking treedt vóór de inwerkingtreding ervan ten aanzien van alle Staten die Partij zijn bij het Verdrag, bedraagt het quorum voor de vergaderingen van het Verdragscomité niet minder dan 34 Partijen bij het Protocol.

  • 3. De in artikel 23 bedoelde besluiten worden met een meerderheid van vier vijfde genomen. De besluiten ingevolge artikel 23, onderdeel h, worden genomen met een meerderheid van vier vijfde, met inbegrip van een meerderheid van de stemmen van de Staten die Partij zijn en geen lid zijn van een organisatie voor regionale integratie die Partij is bij het Verdrag.

  • 4. Wanneer het Verdragscomité besluiten neemt op grond van artikel 23, onderdeel h, neemt de Partij waarop de evaluatie betrekking heeft niet aan de stemming deel. Wanneer een dergelijk besluit betrekking heeft op een aangelegenheid die onder de bevoegdheid van een organisatie voor regionale integratie valt, stemmen noch de organisatie, noch haar Lidstaten.

  • 5. Besluiten over procedurele kwesties worden genomen bij gewone meerderheid.

  • 6. Organisaties voor regionale integratie kunnen, in de domeinen die onder hun bevoegdheid vallen, hun stemrecht uitoefenen binnen het Verdragscomité met een aantal stemmen gelijk aan het aantal Lidstaten ervan dat Partij is bij het Verdrag. Een dergelijke organisatie oefent zijn stemrecht niet uit indien een van de Lidstaten ervan zijn stemrecht uitoefent.

  • 7. In het geval van stemming moeten alle Partijen in kennis worden gesteld van het onderwerp en het tijdstip van de stemming, alsmede van de vraag of de stemming wordt uitgeoefend door de Partijen afzonderlijk of door een organisatie voor regionale integratie namens haar Lidstaten.

  • 8. Het Verdragscomité kan haar huishoudelijk reglement verder wijzigen met een meerderheid van twee derde, met uitzondering van de stemprocedure, die alleen met unanimiteit van stemmen van de Partijen kan worden gewijzigd en waarop artikel 25 van het Verdrag van toepassing is.


Uitgegeven de eenendertigste mei 2023.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. HOEKSTRA

Naar boven