14 (2022) Nr. 1

A. TITEL

Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (met gezamenlijke verklaringen);

Brussel, 14 december 2022

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 012499 in de Verdragenbank.

B. TEKST1)


Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds

de Europese Unie, hierna „de EU” genoemd,

en

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

lidstaten van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds,

en

het Koninkrijk Thailand, hierna „Thailand” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

Gezien de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen;

Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het omvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de democratische beginselen, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens die op 10 december 1948 is aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN), en in andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdend met de vereisten inzake milieubescherming en de beginselen van duurzame ontwikkeling, alsmede de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, aangenomen bij Resolutie nr. 70/1 van de AVVN van 25 september 2015;

Erkennende dat Thailand een ontwikkelingsland is en rekening houdend met de respectieve ontwikkelingsstadia van de partijen;

Erkennende dat de concepten en de doelstellingen inzake non-proliferatie en ontwapening via toepasselijke internationale en regionale instrumenten moeten worden bevorderd om het gevaar van massavernietigingswapens tegen te gaan. Met de bij consensus aangenomen Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad) wordt onderstreept dat de gehele internationale gemeenschap zich ertoe verbindt om de verspreiding van dergelijke wapens te bestrijden. De Europese Raad heeft op 12 december 2003 een strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens goedgekeurd en de Raad van de Europese Unie heeft op 17 november 2003 beleidsmaatregelen van de EU goedgekeurd om non-proliferatiebeleid te integreren in de betrekkingen van de EU met derde landen. Thailand is, als lid van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (Asean), een van de initiatiefnemers van en ondertekenende partijen bij het Verdrag inzake een kernwapenvrije zone in Zuidoost-Azië, dat op 15 december 1995 in Bangkok werd ondertekend;

Overwegende dat de partijen de banden tussen ontwapening, wapenbeheersing, vrede en veiligheid en ontwikkeling erkennen, en vaststellen dat nauwere samenwerking tussen de partijen bij de bevordering van de uitvoering van de toepasselijke internationale instrumenten kan leiden tot vooruitgang in de richting van de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN en een veiligere wereld;

Overwegende dat de partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en hun dialoog en samenwerking bij de bestrijding van terrorisme wensen te intensiveren overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, met name Resolutie 1373 (2001), en opnieuw bevestigend dat eerbiediging van de rechten van de mens van iedereen en de rechtsstaat de grondslag vormen voor de strijd tegen terrorisme;

Opnieuw bevestigend dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel met zorg vervullen, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren;

Opnieuw bevestigend dat zij vastbesloten zijn om ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen te bestrijden;

Het belang erkennende van de op 7 maart 1980 in Kuala Lumpur ondertekende Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Singapore en Thailand, lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN), en van de daaropvolgende toetredingsprotocollen;

Het belang erkennend van versterking van de bestaande betrekkingen tussen de partijen ter stimulering van de onderlinge samenwerking, alsook van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van de eerbiediging van soevereiniteit, gelijkwaardigheid, non-discriminatie, inachtneming van het milieu en wederzijds voordeel;

Erkennend dat de partijen de gemeenschappelijke ambitie delen om hulpbronnenefficiënte, inclusieve, innovatieve, klimaatneutrale en groene economieën tot stand te brengen, en dat de uitwisseling van ervaringen bij de uitvoering van hun binnenlands beleid de resultaten ervan kan verbeteren en de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN kan versnellen;

Verklarend dat zij zich er volledig toe verbinden duurzame ontwikkeling in al haar dimensies te bevorderen, met inbegrip van milieubescherming en doeltreffende samenwerking voor de bestrijding van de klimaatverandering en de doeltreffende uitvoering van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), dat op 9 mei 1992 in Rio de Janeiro is gesloten, en van de Overeenkomst van Parijs, die op 12 december 2015 is gesloten, alsmede de doeltreffende bevordering en uitvoering van internationaal erkende sociale en arbeidsnormen;

Ervoor zorgend dat in dit opzicht niemand wordt achtergelaten;

Wijzend op het belang van verdieping van de betrekkingen en samenwerking op gebieden zoals migratie;

Bevestigend dat zij ernaar streven om, in volledige overeenstemming met de in regionaal verband ondernomen activiteiten, de onderlinge samenwerking te verdiepen op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel;

Het belang erkennend dat de partijen hechten aan de beginselen en regels die van toepassing zijn op de internationale handel, met name zoals deze zijn neergelegd in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO-Overeenkomst), op 15 april 1994 gesloten te Marrakesh, en de noodzaak deze op transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen;

Wijzend op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst specifieke overeenkomsten besluiten aan te gaan op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de EU zouden worden gesloten op grond van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), de bepalingen van dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten niet bindend zijn voor Ierland, tenzij de EU, samen met Ierland wat betreft zijn bilaterale betrekkingen, Thailand ervan in kennis heeft gesteld dat Ierland gebonden is door dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten als deel van de EU, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU is gehecht. Evenzo zijn interne maatregelen die de EU krachtens de voornoemde titel vaststelt met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst, niet bindend voor Ierland, tenzij Ierland te kennen geeft deel te willen nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol nr. 21.

Tevens vaststellend dat dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten of dergelijke latere interne maatregelen van de EU vallen onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 Algemene beginselen
  • 1. De eerbiediging van de democratische beginselen, en van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

  • 2. De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling in al haar dimensies te bevorderen, samen te werken om de uitdagingen van de klimaatverandering en mondialisering aan te pakken en bij te dragen aan de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

  • 3. De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, die in 2005 werd aangenomen, en komen overeen hun samenwerking te versterken om betere resultaten op het gebied van ontwikkeling te verwezenlijken.

  • 4. De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de beginselen van goed bestuur en de bestrijding van corruptie op alle niveaus, met name gezien hun internationale verplichtingen.

  • 5. De partijen zijn het erover eens dat bij de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst rekening wordt gehouden met hun respectieve behoeften en capaciteiten.

Artikel 2 Doel van de samenwerking

In het licht van hun gevestigde partnerschap komen de partijen tot overeenstemming over een toekomstgerichte relatie met een meer gestructureerd en strategisch perspectief, gedeelde waarden en aangelegenheden van wederzijds belang, en verbinden zij zich ertoe een omvattende dialoog te voeren en verdere samenwerking tussen hen in alle sectoren van gemeenschappelijk belang te bevorderen. Hun inspanningen zijn met name gericht op:

  • a. het bevorderen van bilaterale en multilaterale samenwerking in alle desbetreffende regionale en internationale fora en organisaties die betrokken zijn bij aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen;

  • b. het tot stand brengen van samenwerking op het gebied van de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens;

  • c. het tot stand brengen van een dialoog over ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen;

  • d. het opzetten van samenwerking ter voorkoming en bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;

  • e. het scheppen van voorwaarden voor en het bevorderen van de intensivering en ontwikkeling van handel en investeringen tussen de partijen tot wederzijds voordeel, met inachtneming van de beginselen en regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en op een wijze die de doelstelling van duurzame ontwikkeling ondersteunt en duurzame toeleveringsketens en verantwoordelijke ondernemingspraktijken bevordert;

  • f. het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang, teneinde de toepassing van de WTO-beginselen en -regels te bevorderen, duurzame handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en belemmeringen voor handel en investeringen te voorkomen en weg te nemen, op een wijze die verenigbaar is met en complementair is aan lopende en toekomstige EU-Asean-initiatieven en aan duurzame ontwikkeling en die daar tevens aan bijdraagt;

  • g. het opzetten van samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, met inbegrip van de rechtsstaat en justitiële en juridische samenwerking, bescherming van persoonsgegevens, migratie, de bestrijding van het witwassen van geld, van de georganiseerde misdaad en illegale drugs;

  • h. het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van wederzijds belang, met name macro-economisch beleid en financiële instellingen, ontwikkelingsplanning, goed bestuur op fiscaal gebied, de bestrijding van corruptie, maatschappelijk verantwoord ondernemen, industriebeleid en micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, de informatiemaatschappij, wetenschap, technologie en innovatie, een koolstofarme, circulaire en groene economie, bio-economie, de klimaatverandering, energie, vervoer, onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en opleiding, cultuur, toerisme, mensenrechten, gendergelijkheid, het milieu en natuurlijke hulpbronnen, landbouw en plattelandsontwikkeling, gezondheid, statistieken, de kennismaatschappij, voedselveiligheid, fytosanitaire en veterinaire vraagstukken, werkgelegenheid en sociale zaken;

  • i. het bevorderen van de deelname van de partijen aan subregionale, regionale en trilaterale samenwerkingsprogramma’s die openstaan voor de andere partij;

  • j. het versterken van de rol en het profiel van de partijen in de regio van de andere partij, onder andere door middel van culturele uitwisselingen, het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en onderwijs;

  • k. het bevorderen van het begrip tussen mensen door middel van samenwerking tussen verschillende niet-gouvernementele entiteiten, zoals denktanks, wetenschappers, het maatschappelijk middenveld en de media, in de vorm van seminars, conferenties, contacten tussen jongeren, cyberoefeningen, opleidingen, uitwisselingen en andere activiteiten.

Artikel 3 Massavernietigingswapens
  • 1. De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen overeen samen te werken en bij te dragen aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, middels de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied in het kader van de VN, met inbegrip van resoluties van de VN-Veiligheidsraad. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormt.

  • 2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, en aan de bevordering van de uitvoering van internationale ontwapeningsinstrumenten, door:

    • a. maatregelen te nemen om partij te worden bij alle andere internationale instrumenten op dat gebied en deze volledig uit te voeren;

    • b. overeenkomstig hun respectieve internationale verplichtingen, de doeltreffendheid van de nationale exportcontroles te vergroten en de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle van goederen/technologieën voor tweeërlei gebruik op eindgebruik voor massavernietigingswapens, met doeltreffende middelen voor wettelijke of bestuursrechtelijke handhaving, met inbegrip van effectieve sancties en preventieve maatregelen tegen overtredingen van de exportcontroles, onder meer door samenwerking en capaciteitsopbouw;

    • c. de volledige en doeltreffende uitvoering te bevorderen van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), op 1 juli 1968 ondertekend te Londen, Moskou en Washington, D.C., als hoeksteen van het wereldwijde nucleaire non-proliferatie- en ontwapeningsregime, en een belangrijk element bij de ontwikkeling van toepassingen op het gebied van kernenergie voor vreedzame doeleinden, van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC), op 10 april 1972 ondertekend te Londen, Moskou en Washington, D.C., en van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (CWC), op 13 januari 1993 ondertekend te Parijs en New York.

  • 3. De partijen komen overeen een regelmatige dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van de in lid 2, punten a) en c) bedoelde elementen. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 4 Handvuurwapens en lichte wapens en andere conventionele wapens
  • 1. De partijen erkennen dat de illegale productie, overdracht en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, met inbegrip van munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, het gebrekkig voorraadbeheer, de ontoereikende veiligheid en de ongecontroleerde verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, die een breed scala aan humanitaire en sociaal-economische gevolgen hebben, een ernstige bedreiging blijven vormen voor de vrede en de internationale veiligheid, alsmede voor de duurzame ontwikkeling op individueel, lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau.

  • 2. De partijen komen overeen hun respectieve verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig uit te voeren, uit hoofde van de bestaande internationale overeenkomsten en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dat gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, dat de AVVN op 20 juli 2001 heeft aangenomen.

  • 3. De partijen erkennen het belang van binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens overeenkomstig hun internationale verplichtingen en het voorwerp en doel van het Wapenhandelsverdrag, aangenomen bij Resolutie nr. 67/234B van de AVVN van 2 april 2013. De partijen onderkennen dat het van belang is die controles op verantwoorde wijze toe te passen en aldus bij te dragen tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, en tot het verminderen van menselijk leed, en te helpen voorkomen dat conventionele wapens op de illegale markt belanden. De partijen komen overeen hun dialoog en samenwerking op het gebied van uitvoercontroles te versterken.

  • 4. De partijen komen overeen hun samenwerking te intensiveren en te streven naar coördinatie, complementariteit en synergie bij hun inspanningen in verband met de preventie en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, en de overdracht van conventionele wapens en de nationale systemen voor in- en uitvoercontrole van conventionele wapens.

Artikel 5 Ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen

De partijen bevestigen andermaal dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap met zorg vervullen, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen te nemen op nationaal en waar nodig internationaal niveau en door de internationale samenwerking overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften te versterken.

Artikel 6 Samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van terrorisme
  • 1. De partijen bevestigen andermaal het belang van de strijd tegen terrorisme, met volledige eerbiediging van de rechtsstaat, het internationaal recht, met name het Handvest van de Verenigde Naties, op 26 juni 1945 ondertekend te San Francisco, en de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, de wetgeving inzake mensenrechten en het internationale humanitaire recht. Binnen dit kader en overeenkomstig de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, opgenomen in Resolutie nr. 60/288 van de AVVN van 8 september 2006, zoals later herzien, alsmede de gezamenlijke verklaring van de EU en de Asean over samenwerking ter bestrijding van terrorisme van 28 januari 2003, komen de partijen overeen samen te werken aan de preventie en bestrijding van terrorisme in al zijn vormen en manifestaties.

  • 2. De partijen doen dit in het bijzonder:

    • a. in het kader van de volledige uitvoering van de Resoluties 1267 (1999), 1373 (2001), 1822 (2008), 2242 (2015), 2396 (2017) en 2462 (2019) van de VN-Veiligheidsraad, alsook van andere toepasselijke VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;

    • b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en personen over de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig het internationaal recht en hun respectieve wetten en voorschriften;

    • c. door samen te werken op het gebied van middelen, met inbegrip van uitrusting en methoden voor terrorismebestrijding, onder meer op technisch en opleidingsgebied, en door ervaringen op het gebied van de preventie van terrorisme en de werving voor terrorisme te delen;

    • d. door samen te werken, teneinde de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme, tegen de financiering ervan alsook tegen het misbruik van informatietechnologie voor terroristische doeleinden te vergroten, en door overeenstemming te bereiken over het Alomvattend Verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN- en andere internationale instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;

    • e. door beste praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de bestrijding van terrorisme.

TITEL II BILATERALE, REGIONALE EN INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 7 Samenwerking in regionale en internationale organisaties
  • 1. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en standpunten uit te wisselen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties, met name binnen de VN en haar gespecialiseerde organisaties en agentschappen, met inbegrip van maar niet beperkt tot de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de dialoog tussen de Asean en de EU, met name in het kader van het strategisch partnerschap tussen de Asean en de EU, het regionale forum van de Asean (ARF), en de bijeenkomst Azië-Europa (ASEM).

  • 2. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en standpunten uit te wisselen over economische en andere aanverwante aangelegenheden in het kader van regionale en internationale fora en organisaties, waaronder de ASEM, de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling, de WTO en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom.

Artikel 8 Bilaterale en regionale samenwerking
  • 1. Voor elke sector waarbinnen uit hoofde van deze overeenkomst een dialoog wordt gevoerd en samenwerking plaatsvindt, en met de nodige nadruk op zaken in het kader van bilaterale samenwerking, komen de partijen overeen de daarmee verband houdende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader, of een combinatie daarvan. Bij het kiezen van het passende kader pogen de partijen de voordelen voor en de betrokkenheid van alle geïnteresseerde partijen te optimaliseren, waarbij zij de beschikbare middelen optimaal benutten, rekening houden met de politieke en institutionele haalbaarheid en zorgen voor samenhang met andere activiteiten waarbij de lidstaten van de EU en de Asean betrokken zijn.

  • 2. De partijen kunnen eventueel besluiten financiële steun te verlenen voor samenwerkingsactiviteiten op de in deze overeenkomst beschreven of daarmee samenhangende gebieden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen. Deze samenwerking kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisselingen van deskundigen, onderzoeken en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

TITEL III SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 9 Algemene beginselen
  • 1. De partijen voeren een dialoog over bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde vraagstukken met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem, op een wijze die de doelstelling van duurzame ontwikkeling ondersteunt.

  • 2. De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen, overeenkomstig de beginselen en regels van de WTO. De partijen streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door maatregelen te nemen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organisaties op dat gebied.

  • 3. De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid of andere daarmee verband houdende vraagstukken, zoals het landbouwbeleid, voedselveiligheid, niet-tarifaire maatregelen, het consumentenbeleid en het milieubeleid, met inbegrip van afvalbeheer.

  • 4. De partijen sporen aan tot dialoog en samenwerking om hun handels- en investeringsbetrekkingen te ontwikkelen, waaronder het oplossen van onder meer handelsproblemen op de in de artikelen 10 tot en met 19 van deze overeenkomst bedoelde gebieden.

Artikel 10 Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken
  • 1. De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en inzake sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren of planten op hun grondgebied.

  • 2. De partijen plegen overleg en wisselen informatie uit over hun respectieve maatregelen, zoals vastgesteld in de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op 1 januari 1995 in werking is getreden met de oprichting van de WTO, en aldus de normen van het Internationaal Verdrag ter bescherming van planten dat op 6 december 1951 te Rome werd ondertekend, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en de Codex Alimentarius Commissie omvatten.

  • 3. De partijen komen overeen de samenwerking voor capaciteitsopbouw inzake sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden op te voeren. Dergelijke capaciteitsopbouw wordt specifiek op de behoeften van elke partij afgestemd en heeft als doel de betrokken partij te helpen voldoen aan het wettelijke kader van de andere partij.

  • 4. De partijen zetten, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en andere dringende vraagstukken op dat gebied te onderzoeken.

  • 5. De partijen wijzen contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.

  • 6. De partijen hechten veel belang aan de samenwerking op het gebied van sanitaire en fytosanitaire vraagstukken.

Artikel 11 Duurzame voedselsystemen
  • 1. De partijen werken samen bij het bevorderen van de wereldwijde transitie naar duurzame voedselsystemen.

  • 2. De partijen bevorderen de dialoog, capaciteitsopbouw en nauwe samenwerking op het gebied van aangelegenheden van wederzijds belang ter bevordering van duurzame voedselsystemen overeenkomstig de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Tot deze kwesties behoren onder meer:

    • a. de vermindering van de milieu- en klimaatimpact van voedselsystemen;

    • b. duurzame landbouw- en voedselsystemen in alle stappen van de voedselketen, met inbegrip van agro-ecologie, biologische productie, vermindering van het gebruik en het risico van pesticiden, dierenwelzijn en antimicrobiële resistentie;

    • c. de vermindering van voedselverliezen en voedselverspilling in de gehele voedselketen;

    • d. de strijd tegen voedselfraude.

  • 3. De partijen wijzen contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.

  • 4. De partijen hechten veel belang aan de samenwerking op het gebied van duurzaame voedselsystemen.

Artikel 12 Technische handelsbelemmeringen
  • 1. De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen en internationale accreditatieregelingen en zij wisselen informatie uit op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, onder meer in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT), die met de oprichting van de WTO op 1 januari 1995 in werking is getreden.

  • 2. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, met inbegrip van technische capaciteitsopbouw en samenwerking met het oog op de naleving van TBT-maatregelen.

  • 3. De partijen wijzen een contactpunt aan om de uitwisseling van informatie en samenwerking overeenkomstig dit artikel te coördineren en de samenwerking op regelgevingsgebied tussen de partijen te vergemakkelijken.

Artikel 13 Douanesamenwerking en handelsbevordering
  • 1. De partijen wisselen ervaringen uit en gaan na in hoeverre het mogelijk is invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de voorschriften met betrekking tot de handel te vergroten en douanesamenwerking te ontwikkelen, met inbegrip van doeltreffende mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand. De partijen werken samen om de uitvoering van de WTO-Overeenkomst inzake handelsbevordering, die op 22 februari 2017 in werking is getreden, te vergemakkelijken. De partijen zullen bijzondere aandacht besteden aan het vergroten van de veiligheid van de internationale handel, waaronder vervoersdiensten, en aan een juiste balans tussen handelsbevordering, efficiënte controles en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden in verband met de douane.

  • 2. Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, verklaren de partijen dat zij bereid zijn om te overwegen in de toekomst binnen het institutionele kader dat bij deze overeenkomst is vastgesteld een protocol te sluiten over douanesamenwerking, met inbegrip van wederzijdse bijstand.

Artikel 14 Antidumping
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun rechten en verplichtingen uit hoofde van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT 1994) en de WTO-Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, met name artikel 15.

  • 2. De partijen hechten veel belang aan de samenwerking op het gebied van antidumping.

Artikel 15 Investeringen

De partijen sporen aan tot een grotere investeringsstroom, en wel door het scheppen van een aantrekkelijk en gunstig klimaat voor wederzijdse investeringen, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van administratieve mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van transparantie, openheid en niet-discriminatie voor investeerders overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften.

Artikel 16 Mededingingsbeleid
  • 1. De partijen stimuleren de doeltreffende vaststelling en toepassing van mededingingsregels en de verspreiding van informatie om de transparantie en juridische zekerheid voor ondernemingen die actief zijn op elkaars markt te bevorderen, overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften.

  • 2. Beide partijen streven ernaar op onderling overeengekomen gebieden samen te werken om het wederzijds begrip van elkaars mededingingswetgeving en -beleid te vergroten.

Artikel 17 Diensten

De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve voorschriften, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio’s en op de markten van derde landen.

Artikel 18 Intellectuele-eigendomsrechten
  • 1. De partijen wisselen informatie en ervaringen uit over zaken als de praktijk, bevordering, verspreiding, stroomlijning, het beheer, de bescherming en daadwerkelijke toepassing van intellectuele-eigendomsrechten, de preventie van misbruik van dergelijke rechten, de bestrijding van namaak en piraterij, met name samenwerking op het gebied van douane en andere passende vormen van samenwerking en de versterking van de bescherming van die rechten, zoals overeengekomen door de partijen. Overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften en in overeenstemming met de toepasselijke internationale overeenkomsten waarbij de partijen partij zijn, zullen de partijen in het bijzonder samenwerken aan de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de bescherming van octrooien, geografische aanduidingen, handelsmerken, auteursrechten, industriële vormgeving en de bescherming van plantenrassen.

  • 2. De partijen verlenen elkaar technische bijstand op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten en helpen elkaar bij het verbeteren van de bescherming, de handhaving, het gebruik en de commercialisering van intellectuele-eigendomsrechten op basis van de Europese ervaring, en bij de bevordering van de verspreiding van de kennis daarvan.

  • 3. De partijen erkennen het belang van de Verklaring van Doha over de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trips-Overeenkomst) en de volksgezondheid, die op 14 november 2001 in Doha is aangenomen. De partijen eerbiedigen het Besluit van de Algemene Raad van de WTO van 30 augustus 2003 over punt 6 van de Verklaring van Doha inzake de Trips-Overeenkomst en de volksgezondheid, en het Protocol tot wijziging van de Trips-Overeenkomst, dat op 6 december 2005 in Genève is aangenomen, en dragen bij tot de uitvoering daarvan.

Artikel 19 Digitale handel
  • 1. De partijen wisselen informatie uit over regelgevingsaangelegenheden in het kader van digitale handel overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften, die betrekking heeft op:

    • a. de erkenning en facilitering van interoperabele elektronische vertrouwens- en authenticatiediensten;

    • b. de behandeling van directmarketingberichten;

    • c. de bescherming van de consument;

    • d. andere aangelegenheden die relevant zijn voor de ontwikkeling van de digitale handel.

  • 2. De partijen erkennen het mondiale karakter van digitale handel en bevestigen het belang van actieve deelname aan multilaterale fora om de ontwikkeling van digitale handel te bevorderen.

TITEL IV SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT

Artikel 20 Rechtsstaat
  • 1. In hun samenwerking uit hoofde van deze titel hechten de partijen bijzonder belang aan de bevordering van de rechtsstaat en aan het waarborgen van gelijke toegang tot de rechter voor iedereen. De partijen werken tot hun wederzijds voordeel nauw samen voor een doeltreffend functioneren van de instellingen op het gebied van de rechtshandhaving en rechtsbedeling.

  • 2. De samenwerking tussen de partijen omvat ook een uitwisseling van informatie over rechtsstelsels en wetgeving.

Artikel 21 Gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes
  • 1. De partijen erkennen de noodzaak van gendergelijkheid en de versterking van de positie van alle vrouwen en meisjes als een doel op zich en als drijvende kracht voor democratie, duurzame en inclusieve ontwikkeling, vrede en veiligheid.

  • 2. De partijen werken samen om gendergelijkheid te bevorderen, vrouwen en meisjes alle mensenrechten volledig te laten uitoefenen en hun positie te versterken, en zorgen voor de integratie van genderperspectieven in de uitvoering van deze overeenkomst.

  • 3. De partijen wisselen goede praktijken uit en onderzoeken verdere regelingen voor samenwerking en mogelijke synergieën tussen de respectieve gendergerelateerde beleidsmaatregelen en programma’s van de partijen, overeenkomstig de internationale normen en verbintenissen die op de partijen van toepassing zijn, zoals het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, dat op 18 december 1979 door de AVVN is aangenomen, de Verklaring en het Actieplatform van Peking, die op 15 september 1995 tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking zijn aangenomen, het Actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling en de resultaten van de toetsingsconferenties ervan, de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad en de daaropvolgende resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid.

Artikel 22 Bescherming van persoonsgegevens en privacy
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en privacy en de effectieve handhaving ervan te bereiken, overeenkomstig hun verplichtingen krachtens internationaal recht inzake de mensenrechten en andere internationale rechtsinstrumenten op dit gebied, en aldus toe te werken naar de facilitering van de stroom van persoonsgegevens tussen de partijen als essentieel element voor de verdere ontwikkeling van de handelsbetrekkingen en samenwerking op het gebied van rechtshandhaving overeenkomstig de respectieve wetten en voorschriften van de partijen.

  • 2. Samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens en privacy omvat onder meer technische en juridische bijstand in de vorm van uitwisseling van informatie en beste praktijken, opleiding en deskundigheid, evenals de bevordering van samenwerking op het gebied van handhaving door de respectieve toezichthoudende autoriteiten van de partijen, onder meer in multilaterale fora.

Artikel 23 Justitiële en juridische samenwerking
  • 1. De partijen versterken de bestaande samenwerking op het gebied van wederzijdse rechtsbijstand en uitlevering op basis van toepasselijke internationale overeenkomsten die voor hen bindend zijn. De partijen versterken, in voorkomend geval, de bestaande mechanismen en overwegen nieuwe mechanismen te ontwikkelen om de internationale samenwerking op dit gebied te vergemakkelijken, met name door nauwere samenwerking met andere relevante internationale netwerken voor juridische samenwerking.

  • 2. De partijen streven ernaar de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken uit te bouwen, met name wat betreft de uitvoering van hun verplichtingen uit hoofde van de multilaterale verdragen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.

  • 3. Met het oog op de internationale justitiële samenwerking werken de partijen samen om de veilige en efficiënte doorgifte van relevante gerechtelijke documenten en het verkrijgen van bewijs en, in voorkomend geval, verhoren via videoconferentie, alsook de bescherming van persoonsgegevens te bevorderen.

Artikel 24 Consulaire bescherming

De partijen komen overeen regelmatig uitwisselingen te houden om het bieden van consulaire bescherming verder te vergemakkelijken en de inspanningen op het gebied van consulaire bijstand, met name in tijden van crisis, te coördineren.

Artikel 25 Samenwerking inzake migratie
  • 1. De partijen bevestigen andermaal het belang van brede betrokkenheid bij alle vraagstukken in verband met migratie, met inbegrip van reguliere migratie overeenkomstig de EU- en nationale bevoegdheden, het beheer van migratiestromen met betrekking tot irreguliere migratie, de diepere oorzaken van irreguliere migratie, internationale bescherming en de preventie en bestrijding van irreguliere migratie, mensensmokkel en mensenhandel.

  • 2. De partijen werken samen op een wederzijds aanvaardbare en holistische wijze, overeenkomstig hun respectieve internationale verplichtingen en hun respectieve eigen wet- en regelgeving. De samenwerking zal zich onder meer richten op:

    • a. het aanpakken van de diepere oorzaken van irreguliere migratie;

    • b. het ontwikkelen van regels en praktijken die erop gericht zijn internationale bescherming te bieden aan personen in nood overeenkomstig het internationaal recht, met inachtneming van de beginselen van non-refoulement, menselijkheid, internationale solidariteit en samenwerking en lastenverdeling en gedeelde verantwoordelijkheid;

    • c. de regels voor toelating, alsmede de rechten en de status van de personen die overeenkomstig deze regels worden toegelaten, de eerlijke behandeling van legale buitenlandse ingezetenen, onderwijs en opleiding en maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat;

    • d. de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van irreguliere migratie, smokkel van migranten en mensenhandel, overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (UNTOC), aangenomen bij Resolutie nr. 55/25 van de AVVN van 15 november 2000 en de protocollen daarbij die voor de partijen in werking zijn getreden, met inbegrip van manieren om netwerken van smokkelaars te bestrijden, criminele organisaties die betrokken zijn bij mensenhandel te ontwrichten en de slachtoffers van deze praktijken te beschermen;

    • e. de, bij voorkeur vrijwillige, terugkeer onder veilige, humane en waardige omstandigheden van irregulier verblijvende personen, alsmede de bevordering van hun vrijwillige en duurzame terugkeer, en de overname van deze personen overeenkomstig lid 3 van dit artikel;

    • f. kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa en de veiligheid van reisdocumenten;

    • g. kwesties van wederzijds belang op het gebied van grensbeheer.

  • 3. In het kader van de samenwerking ter voorkoming en beperking van irreguliere migratie komen de partijen, onverminderd de noodzaak van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, eveneens het volgende overeen:

    • a. Thailand neemt op verzoek van een lidstaat alle eigen onderdanen over die niet of niet langer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van die lidstaat, zonder verdere formaliteiten en zonder onnodige vertraging;

    • b. elke lidstaat neemt op verzoek van Thailand alle eigen onderdanen over die niet of niet langer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Thailand, zonder verdere formaliteiten en zonder onnodige vertraging;

    • c. de lidstaten en Thailand verstrekken de reisdocumenten voor die doeleinden. Indien geen documenten of andere bewijzen van nationaliteit worden overgelegd, verlenen de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van de betrokken lidstaat of van Thailand, op verzoek van Thailand of de betrokken lidstaat, werken volledig samen om onverwijld het bewijs van nationaliteit vast te stellen.

  • 4. In het kader van het overleg over migratievraagstukken komen de partijen overeen een dialoog over overname op gang te brengen, die op verzoek van een van beide partijen kan leiden tot het sluiten van een overnameovereenkomst, met inbegrip van het gebruik van het reisdocument van de EU, indien de voorwaarden dit toelaten2). De partijen kunnen ook overwegen een dialoog op te starten over het vergemakkelijken van het verkeer van personen, die op verzoek van een van beide partijen en indien de voorwaarden dit toelaten, kan leiden tot het sluiten van een visumversoepelingsovereenkomst voor burgers van de lidstaten en Thailand.

Artikel 26 Humanitaire samenwerking

De partijen streven naar verdere samenwerking over alle kwesties op het gebied van humanitaire samenwerking en bijstand, waaronder bijstand aan ontheemden en steun voor capaciteitsopbouw voor ambtenaren die in hun respectieve regio met ontheemden te maken hebben. De partijen werken samen op een wederzijds aanvaardbare wijze en per geval, overeenkomstig de respectieve internationale normen die van toepassing zijn op de partijen en de humanitaire beginselen van menselijkheid, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en neutraliteit. Deze inspanningen moeten steeds gebaseerd zijn op een brede visie op en diepgaand inzicht in de diepere oorzaken van ontheemding en er moet worden gezocht naar duurzame oplossingen. De partijen verbinden zich ertoe de nexus tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp te versterken.

Artikel 27 Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie

De partijen komen overeen samen te werken bij de bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, economische en financiële criminaliteit, ernstige criminaliteit3) en corruptie, en de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. Die samenwerking is meer in het bijzonder gericht op de toepassing en bevordering van de desbetreffende internationale normen en rechtsinstrumenten waarbij de partijen partij zijn, zoals het UNTOC en de aanvullende protocollen daarbij en het VN-Verdrag tegen corruptie, aangenomen bij Resolutie nr. 58/4 van de AVVN van 31 oktober 2003.

Artikel 28 Samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat gezamenlijk moet worden geprobeerd om, overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften, misbruik van hun financiële stelsels voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme doeltreffend te voorkomen en te bestrijden.

  • 2. De partijen werken samen aan het ontwikkelen en uit te voeren van wetten, regels en voorschriften ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, overeenkomstig de normen die zijn ontwikkeld door de internationale instanties die op dit gebied actief zijn, zoals de Financiële-actiegroep (Financial Action Task Force).

  • 3. De samenwerking uit hoofde van dit artikel heeft ook tot doel de uitwisseling van relevante informatie overeenkomstig hun eigen wetten en voorschriften te bevorderen.

Artikel 29 Samenwerking op het gebied van drugsbeleid
  • 1. De partijen zorgen bij hun samenwerking, overeenkomstig hun respectieve wetten en voorschriften, voor een brede, empirisch onderbouwde, evenwichtige en geïntegreerde aanpak door middel van doeltreffende samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten in de sectoren gezondheidszorg, justitie en binnenlandse zaken en andere relevante sectoren, om het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs en de gevolgen daarvan voor drugsgebruikers en de samenleving in het algemeen terug te dringen, en voor de totstandbrenging van een doeltreffender preventiebeleid inzake drugs en het voorkomen van het oneigenlijk gebruik van precursoren, met inbegrip van „designer-precursoren” die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen, psychotrope stoffen en nieuwe psychoactieve stoffen.

  • 2. De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen die zijn vastgelegd in VN-overeenkomsten inzake drugsbestrijding en alle internationale verbintenissen inzake drugsbestrijding van de respectieve partijen.

  • 3. De samenwerking op het gebied van het drugsbeleid tussen de partijen omvat onder meer technische en administratieve bijstand, opleiding van personeel, onderzoek in verband met drugs, uitwisseling van informatie en ervaringen over het gebruik van informatietechnologie op het gebied van drugsbestrijding, evenals innovatieve benaderingen van het drugsbeleid, justitiële samenwerking en samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, en het voorkomen van het oneigenlijk gebruik van precursoren, met inbegrip van „designer-precursoren”, die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen, psychotrope stoffen en nieuwe psychoactieve stoffen. De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden, zoals de uitwisseling van beste praktijken of informatie over preventie, behandeling, rehabilitatie, beperking van de schade en monitoring van drugsverslaving, substitutiemiddelen, evenals aanvullende maatregelen ter versterking van de samenwerking op het gebied van de controle op drugprecursoren, forensische wetenschap, drugsgerelateerd financieel onderzoek en alternatieve ontwikkeling.

TITEL V SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 30 Mensenrechten
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken aan het bevorderen en beschermen van de mensenrechten, op basis van het beginsel van wederzijdse instemming en eerbiediging. De partijen bevorderen een regelmatige, zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog.

  • 2. De samenwerking op het gebied van mensenrechten kan onder meer het volgende omvatten:

    • a. capaciteitsopbouw voor de uitvoering van internationale mensenrechteninstrumenten die van toepassing zijn op de partijen en ter versterking van de uitvoering van actieplannen in verband met de mensenrechten;

    • b. bevordering van de dialoog en uitwisseling van contacten en informatie over mensenrechten;

    • c. versterking van de constructieve samenwerking tussen de partijen binnen de VN-organen op het gebied van de mensenrechten.

  • 3. De partijen werken samen aan de versterking van de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur. Deze samenwerking kan bestaan uit:

    • a. versterking van de samenwerking tussen nationale en regionale mensenrechten, de rechtsstaat en met goed bestuur verband houdende instellingen;

    • b. samenwerking en coördinatie ter versterking van de democratische beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat, met inbegrip van gelijkheid voor de wet, de toegang van mensen tot effectieve rechtsbijstand en het recht op een onpartijdig gerecht, eerlijke rechtsbedeling en toegang tot de rechter, overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht inzake de mensenrechten.

Artikel 31 Samenwerking in de financiële sector

De partijen komen overeen om, afhankelijk van hun behoeften en in het kader van hun respectieve programma’s, wetten en voorschriften, de samenwerking tussen financiële instellingen te bevorderen.

Artikel 32 Dialoog inzake het macro-economisch beleid

De partijen komen overeen de dialoog tussen hun autoriteiten te versterken en samen te werken aan de uitwisseling van ervaringen op het gebied van macro-economisch beleid, met name op het gebied van economische integratie.

Artikel 33 Goed bestuur op fiscaal gebied

Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed fiscaal bestuur en verbinden zij zich ertoe deze toe te passen, met inbegrip van mondiale normen inzake belastingtransparantie en de uitwisseling van informatie, eerlijke belastingheffing en de minimumnormen tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. De partijen bevorderen goed bestuur in belastingzaken, verbeteren de internationale samenwerking op belastinggebied, ontwikkelen maatregelen voor de doeltreffende toepassing van die beginselen en vergemakkelijken de inning van belastinginkomsten met het oog op het voorkomen van belastingontduiking en -ontwijking.

Artikel 34 Samenwerking op het gebied van industriebeleid en samenwerking inzake micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

De partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, bevorderen samenwerking op het gebied van het industriebeleid ter ondersteuning van inclusieve, duurzame en ontwikkelingsgerichte productieactiviteiten, het scheppen van fatsoenlijke banen, ondernemerschap, creativiteit en innovatie, alsmede de veerkracht van de toeleveringsketens en de toegang tot financiering op alle gebieden die geschikt worden geacht, teneinde de formalisering van en de toegang tot de internationale markten, het concurrentievermogen en de groei van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren, onder meer door:

  • a. het uitwisselen van informatie over en het delen van ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen hun concurrentievermogen kunnen verbeteren;

  • b. het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en het tot stand brengen van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale EU-programma’s, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd;

  • c. het verstrekken van informatie, het stimuleren van innovatie en het uitwisselen van goede praktijken met betrekking tot de toegang tot financiering en de markt;

  • d. het ondersteunen van capaciteitsopbouw voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zodat zij soepeler kunnen integreren in de mondiale economie en toeleveringsketens;

  • e. het bevorderen en ondersteunen van activiteiten die door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen van de partijen worden ontwikkeld;

  • f. het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht en het aanmoedigen van verantwoordelijke zakelijke praktijken, waaronder duurzame consumptie en productie.

Artikel 35 Faciliteren van samenwerking tussen ondernemingen

De partijen faciliteren en ondersteunen de relevante samenwerkingsactiviteiten die door de particuliere sector van de partijen worden opgezet.

Artikel 36 Samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën
  • 1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) centrale elementen van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en zij komen overeen inzichten uit te wisselen over hun beleid op dit gebied teneinde de economische en sociale ontwikkeling, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te bevorderen.

  • 2. De samenwerking op dit gebied is onder meer gericht op:

    • a. deelname aan verschillende regionale dialogen over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van regelgevende instanties;

    • b. de interconnectie en interoperabiliteit van de onderzoeksnetwerken en -diensten van de partijen en van Zuidoost-Azië;

    • c. normalisering en verspreiding van nieuwe ICT;

    • d. de bevordering van de onderzoekssamenwerking tussen de partijen op het gebied van ICT;

    • e. gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van ICT, met name via kaderprogramma’s voor onderzoek van de EU, met name de samenwerking tussen de partijen op met name de gebieden e-overheid, mobiele toepassingen, animatie en multimedia;

    • f. de beveiligingskwesties en/of -aspecten van ICT, met inbegrip van de bevordering van onlineveiligheid en de bestrijding van cybercriminaliteit, desinformatie en misbruik van informatietechnologie en alle vormen van elektronische media.

  • 3. Met inachtneming van de respectieve wet- en regelgeving van de partijen wordt samenwerking tussen ondernemingen aangemoedigd.

  • 4. De partijen werken samen aan cyberbeveiliging door informatie uit te wisselen over strategieën, beleid en beste praktijken, overeenkomstig hun wetten en voorschriften en hun internationale verplichtingen.

  • 5. De partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over cyberbeveiliging op het gebied van onderwijs en opleiding, bewustmakingsinitiatieven, het gebruik van hun respectieve normen en technische specificaties voor het beheer van cyberbeveiligingsrisico’s en de cyberbeveiliging van ICT-producten en -diensten, met inbegrip van cyberbeveiligingscertificering, en daarmee verband houdende beleidsmaatregelen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 37 Samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie
  • 1. De partijen komen overeen op alle gebieden van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang samen te werken, rekening houdend met hun respectieve beleid. Die samenwerking zal de steun voor multilaterale en regionale initiatieven inzake onderzoek en innovatie versterken om nieuwe oplossingen te bieden voor groene, digitale, sociale, gezondheids- en innovatie-uitdagingen. Er zullen met name gezamenlijke acties nodig zijn om toekomstige wereldwijde gezondheidscrises te voorkomen, met name opkomende infectieziekten, evenals een gezamenlijke verbintenis om een gezondere, veiligere, eerlijkere en duurzamere wereld tot stand te brengen. Samenwerkingsgebieden kunnen onder meer betrekking hebben op het vinden van oplossingen voor mondiale uitdagingen zoals de klimaatverandering, de biodiversiteitscrisis, vervuiling, uitputting van hulpbronnen, of infectieziekten, ook in crisissituaties, en oplossingen die de groene en de digitale transitie mogelijk maken. Initiatieven moeten wereldwijd leiderschap tonen op het gebied van klimaat- en milieuambities.

  • 2. De doelstellingen van de samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie zijn:

    • a. de continuïteit van de programma’s op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie bevorderen en de economische ontwikkeling, een kennismaatschappij, de levenskwaliteit en een duurzaam milieu ondersteunen;

    • b. informatie en kennis uitwisselen over wetenschap, technologie en innovatie, in het bijzonder inzake de uitvoering van het beleid en de programma’s;

    • c. duurzame betrekkingen bevorderen tussen de wetenschappelijke gemeenschappen, onderzoekscentra, universiteiten en de bedrijfssectoren van de partijen;

    • d. de ontwikkeling van het menselijk potentieel bevorderen;

    • e. gezamenlijk onderzoek op het gebied van wetenschappelijke en technologische samenwerking bevorderen alsook de billijke toegang tot, het partnerschap in en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de onderzoeksresultaten, overeenkomstig de regels inzake intellectuele-eigendomsrechten, gedeelde waarden en beginselen en overeengekomen randvoorwaarden.

  • 3. De samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie vindt plaats in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van wetenschappers via internationale mobiliteitsprojecten, waardoor onderzoeksresultaten optimaal worden verspreid. Alle intellectuele eigendom die voortvloeit uit gezamenlijk onderzoek en gezamenlijke activiteiten wordt op onderling overeengekomen voorwaarden gedeeld.

  • 4. In het kader van de samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie stimuleren de partijen de deelname van hun respectieve overheidsinstanties, instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productiesectoren, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

  • 5. De partijen komen overeen alles in het werk te stellen om het publiek beter bewust te maken van de mogelijkheden die hun samenwerkingsprogramma’s op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie bieden.

Artikel 38 Klimaatverandering
  • 1. De partijen zijn van oordeel dat de klimaatverandering een existentiële bedreiging voor de mensheid vormt en herhalen dat zij vastbesloten zijn de mondiale respons op die dreiging te versterken. De partijen bevestigen hun verbintenis om de doelstellingen van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken. Dienovereenkomstig voert elke partij het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs effectief uit.

  • 2. De partijen streven ernaar de wereldwijde respons op de klimaatverandering en de gevolgen daarvan te versterken. De partijen versterken ook de samenwerking op het gebied van de beleidsmaatregelen om de klimaatverandering te helpen beperken, om zich aan te passen aan de nadelige gevolgen van de klimaatverandering, waaronder de stijging van de zeespiegel, en om hun economieën, met inbegrip van de financiële stromen, in de richting van lage broeikasgasemissies en klimaatbestendige ontwikkeling te doen evolueren, overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs.

  • 3. De doelstellingen van de samenwerking op het gebied van klimaatverandering zijn:

    • a. het vergroten van de capaciteit en het vermogen om de uitdagingen op het gebied van de klimaatverandering aan te pakken, uitgaande van en inspelend op de nationale behoeften;

    • b. het verbeteren van de capaciteitsopbouw bij de uitvoering van nationaal bepaalde bijdragen en nationale adaptatieplannen en andere mitigerende maatregelen op gebieden van wederzijds belang ter ondersteuning van duurzame en koolstofarme groei;

    • c. het bevorderen van de samenwerking en dialoog inzake klimaatfinanciering en de ontwikkeling van financiële mechanismen om de klimaatverandering aan te pakken, met inbegrip van de betrokkenheid van de particuliere sector;

    • d. de aanpassing aan de nadelige gevolgen van de klimaatverandering, met inbegrip van de integratie van aanpassingsmaatregelen in de ontwikkelingsstrategieën en -plannen van de partijen op alle niveaus;

    • e. het bevorderen van de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en mitigatie- en aanpassingstechnologieën;

    • f. het bevorderen van bewustwording, onder meer voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en personen die in kwetsbare gebieden leven, het faciliteren van inspraak van het publiek inzake klimaatverandering, en in dit verband de integratie van een analyse van de gendergerelateerde gevolgen van de klimaatverandering;

    • g. het bevorderen van de samenwerking en dialoog inzake de ontwikkeling van economische instrumenten om de klimaatverandering aan te pakken, waaronder koolstofbeprijzing, en andere, naargelang het geval;

    • h. het bevorderen van de ontwikkeling van strategieën voor rampenrisicovermindering en -beheer, ook voor kwetsbare gebieden en gemeenschappen.

Artikel 39 Energie
  • 1. De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met als doel:

    • a. de universele toegang tot betaalbare, betrouwbare en duurzame energiediensten te waarborgen en het aandeel hernieuwbare energie in de mondiale energiemix aanzienlijk te vergroten;

    • b. nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare energievormen te ontwikkelen, waaronder biobrandstoffen en biomassa, wind-, zonne-energie en geothermische energie en de opwekking van waterkracht, waarbij wordt gewezen op het belang van de diversificatie van de energievoorziening om de energiezekerheid te versterken;

    • c. de ontwikkeling te ondersteunen van beleid om hernieuwbare energie concurrerender te maken;

    • d. rationeel energiegebruik te verwezenlijken en de energie-efficiëntie van zowel producenten als consumenten te verbeteren door energie-efficiëntie te bevorderen bij de productie, het vervoer, de distributie en het eindgebruik van energie;

    • e. de samenwerking op het gebied van schone-energietechnologie te bevorderen, onder meer door samenwerking op het gebied van onderzoek, met name op het gebied van hernieuwbare energie, energieopslag en het koolstofvrij maken van het gebruik van fossiele brandstoffen;

    • f. koolstofarme energieopwekking te bevorderen die bijdraagt tot een transitie naar schone energie overeenkomstig de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs;

    • g. de capaciteitsopbouw te versterken en investeringen in energie-infrastructuren en schone-energietechnologieën te bevorderen, rekening houdend met het transparantiebeginsel;

    • h. de concurrentie en een gunstig investeringsklimaat op de energiemarkt te bevorderen.

  • 2. Daartoe komen de partijen overeen contacten en gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel te stimuleren, onder meer door middel van regionale samenwerking op energiegebied. Met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs als overkoepelend kader voor het partnerschap, merken de partijen op dat het verband tussen betaalbare toegang tot schone-energiediensten en duurzame ontwikkeling moet worden aangepakt. Deze activiteiten kunnen onder meer worden bevorderd in samenwerking met het energie-initiatief van de EU.

Artikel 40 Vervoer
  • 1. De partijen streven ernaar op relevante terreinen van het vervoersbeleid samen te werken met het oog op de bevordering van duurzaam vervoer en hoogwaardige, betrouwbare, duurzame en veerkrachtige infrastructuur, met inbegrip van regionale en grensoverschrijdende infrastructuur, overeenkomstig de desbetreffende internationale normen en beginselen die op beide partijen van toepassing zijn, de verbetering van het vervoer van goederen en personen, de ondersteuning van de economische ontwikkeling en het menselijk welzijn, met nadruk op betaalbare en billijke toegang voor iedereen, de bevordering van de veiligheid en beveiliging van de zee- en luchtvaart, de bevordering van milieubescherming en de verhoging van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

  • 2. De samenwerking tussen de partijen op het gebied van vervoer is gericht op het bevorderen van:

    • a. de uitwisseling van informatie over hun respectieve vervoersbeleid en -praktijken, met name met betrekking tot veilige, betaalbare, toegankelijke en duurzame stedelijke en openbare vervoerssystemen voor iedereen, met bijzondere aandacht voor de behoeften van kwetsbare personen (waaronder vrouwen, kinderen, personen met een handicap en ouderen), vervoer over land, zeevervoer, luchtvervoer, vervoerslogistiek en de interconnectie en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken;

    • b. het civiele gebruik van wereldwijde satellietnavigatiesystemen met de nadruk op aangelegenheden op het gebied van regelgeving en industriële en marktontwikkeling die tot wederzijds voordeel strekken; in dit verband wordt nagedacht over het gebruik van het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem om de voordelen voor beide partijen te maximaliseren;

    • c. een dialoog die gericht is op de verbetering van de luchtvaartveiligheid, het luchtvervoer en de infrastructuurnetwerken daarvoor om mensen en goederen snel, efficiënt, veilig en op duurzame wijze te vervoeren, en op het onderzoek van mogelijkheden om de betrekkingen op het gebied van het luchtvervoer verder te verdiepen. De samenwerking op het gebied van de burgerluchtvaart moet verder worden bevorderd;

    • d. een dialoog inzake zeevervoersdiensten op gebieden van wederzijds belang die met name gericht is op:

      • i. het faciliteren van en samenwerken bij het wegnemen van alle belemmeringen die de ontwikkeling van de maritieme handel in de weg kunnen staan en het verbeteren van de voorwaarden waaronder zeevrachtvervoer tussen de havens van de partijen plaatsvindt;

      • ii. het verlenen van onbeperkte toegang tot internationale handel en cross-trade op commerciële basis;

      • iii. het verbeteren van het concurrentievermogen van de zeevervoerssector van de partijen; en

      • iv. het verlenen van gelijke behandeling aan vaartuigen die onder de vlag van een lidstaat of van Thailand varen, of die worden geëxploiteerd door onderdanen of ondernemingen van de andere partij vergeleken met de behandeling van de eigen vaartuigen, wat betreft toegang tot de havens, ondersteunende diensten en havendiensten, met inbegrip van de rol van het zeevervoer bij de ontwikkeling van een efficiënte vervoersketen;

    • e. het invoeren van normen voor veiligheid en beveiliging en ter voorkoming van mariene verontreiniging, met name wat het zeevervoer betreft, overeenkomstig de internationale verdragen die op beide partijen van toepassing zijn, met inbegrip van samenwerking binnen de desbetreffende internationale fora met het oog op betere handhaving van de internationale regelgeving.

Artikel 41 Toerisme
  • 1. Op basis van de toepasselijke internationale richtsnoeren voor duurzaam toerisme streven de partijen naar betere informatie-uitwisseling en naar de vaststelling van beste praktijken om te zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling van duurzaam toerisme dat banen creëert en de lokale cultuur en producten bevordert, en bevorderen zij de ontwikkeling van instrumenten om de effecten van duurzame ontwikkeling op duurzaam toerisme te monitoren.

  • 2. De partijen ontwikkelen de samenwerking met betrekking tot het beschermen en maximaliseren van het natuurlijke en culturele erfgoed, door de negatieve gevolgen van het toerisme, met name de uitbuiting van mensen, vooral kinderen, in welke vorm dan ook, te beperken, door de natuurlijke fauna, flora, de biodiversiteit en ecosystemen te respecteren, en door de positieve bijdrage van de toeristische industrie aan de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen te vergroten, onder meer door duurzaam toerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en traditionele gemeenschappen worden gerespecteerd, en de opleidingen in de toeristische sector te verbeteren.

Artikel 42 Onderwijs en cultuur
  • 1. De partijen komen overeen om, rekening houdend met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur te stimuleren, teneinde het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars culturen en talen te vergroten.

  • 2. De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om de bijdrage van onderwijs en cultuur aan opleiding en culturele uitwisselingen inzake duurzame ontwikkeling te bevorderen en gezamenlijke initiatieven op deze gebieden uit te voeren, waaronder de gezamenlijke organisatie van culturele evenementen. In dat verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de stichting Azië-Europa te blijven steunen.

  • 3. De partijen komen overeen nauw samen te werken in desbetreffende internationale fora, zoals de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco), teneinde het behoud van tastbaar en immaterieel cultureel erfgoed te bevorderen, met name in het kader van de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld die op 16 november 1972 door de Algemene Conferentie van de Unesco is aangenomen, en het Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed dat op 17 oktober 2003 door de Algemene Conferentie van de Unesco is aangenomen, en hechten daarbij belang aan de bevordering van de culturele diversiteit voor de ontwikkeling van de kunsten en de op kennis gebaseerde creatieve economie.

  • 4. De partijen moedigen voorts maatregelen aan om banden tussen hun respectieve gespecialiseerde instanties tot stand te brengen en de uitwisseling van informatie, knowhow, studenten, academisch personeel en deskundigen aan te moedigen en de banden tussen denktanks verder te bevorderen. Bij hun samenwerking en bij het gebruik van technische middelen wordt gebruikgemaakt van de faciliteiten die de EU-programma’s in Zuidoost-Azië op het gebied van onderwijs en cultuur bieden, alsmede van de ervaringen die beide partijen op dat gebied hebben opgedaan. De partijen komen tevens overeen de samenwerking op het gebied van hoger onderwijs te intensiveren en de uitvoering van het Erasmus+-programma te bevorderen, en om beste praktijken op het gebied van jeugdbeleid en jeugdwerk uit te wisselen.

Artikel 43 Milieu en natuurlijke hulpbronnen
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat moet worden samengewerkt op het gebied van milieubescherming en voor het ontwikkelen van koolstofarme, veerkrachtige, hulpbronnenefficiënte en circulaire economieën, met inbegrip van de bio-economie, waarbij economische groei moet worden losgekoppeld van de aantasting van het milieu, en dat natuurlijke hulpbronnen op duurzame wijze moeten worden behouden en beheerd en de biologische diversiteit moet worden bevorderd als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.

  • 2. De partijen komen overeen dat met de samenwerking op het gebied van milieu en natuurlijke hulpbronnen het efficiënte gebruik van hulpbronnen, het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling moeten worden bevorderd. Bij de uitvoering van hun samenwerking zullen de partijen streven naar de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de effectieve uitvoering van toepasselijke multilaterale milieuovereenkomsten, met inbegrip van de Overeenkomst van Parijs.

  • 3. De partijen streven ernaar hun samenwerking op het gebied van milieubescherming voort te zetten en uit te breiden, met name wat betreft:

    • a. de bevordering van milieubewustzijn en goed milieubeheer, met inbegrip van versterkte en betekenisvolle participatie van lokale gemeenschappen aan de inspanningen op het gebied van milieubescherming en duurzame ontwikkeling;

    • b. de overgang naar een circulaire economie om duurzame consumptie en productie te waarborgen, de hulpbronnenefficiëntie te maximaliseren, en de productie van afval, met name kunststofafval, tot een minimum te beperken om de vervuiling van de zee door plastics en microplastics te voorkomen;

    • c. de integratie van ecosysteem- en biodiversiteitswaarden in nationale en lokale planning, armoedebestrijdingsstrategieën en berekeningen, en het bevorderen van de uitvoering van de multilaterale milieuovereenkomsten ter zake, onder meer op het gebied van biodiversiteit en de internationale handel in wilde dieren en planten;

    • d. de bescherming, het behoud en het herstel van grond en bodem en duurzaam landbeheer om een neutrale situatie wat betreft landdegradatie te bereiken;

    • e. samenwerking met het oog op duurzaam bosbeheer en de verbetering van de governance in de bosbouw, met inbegrip van bijdragen tot regionale samenwerking bij de bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel, ontbossing en aantasting van bossen, onder meer door het bevorderen van ontbossingsvrije toeleveringsketens van landbouwproducten, het bevorderen van bosbescherming, bebossing, herbebossing en herstel en de verbetering van de koolstofvoorraden in de bossen; dit kan de sluiting van een vrijwilligpartnerschapsovereenkomst inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw inhouden;

    • f. het doeltreffend beheer van nationale parken en de aanwijzing en bescherming van gebieden met een rijke biodiversiteit en fragiele ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven en met bedreigde en met uitsterven bedreigde soorten;

    • g. de bescherming en het duurzame beheer van kust- en mariene hulpbronnen, met inbegrip van beschermde mariene gebieden en het mariene milieu;

    • h. de voorkoming van illegaal grensoverschrijdend vervoer van chemische stoffen, vast en elektronisch afval, marien zwerfvuil, ozonafbrekende stoffen, en bedreigde en met uitsterven bedreigde soorten; de voorkoming van water-, bodem-, lucht- en akoestische vervuiling;

    • i. de waarborging van inclusief, veerkrachtig en milieuvriendelijk beheer van chemische stoffen en afval;

    • j. de bevordering van samenwerking op het gebied van duurzaam waterbeheer en waterzuivering om de beschikbaarheid en kwaliteit van water en de efficiëntie in deze sector te waarborgen;

    • k. de bevordering van eco-innovatie en schone technologieën, ter bevordering en toepassing van milieutechnologieën, duurzame producten en diensten, onder meer door middel van passende fiscale en financiële stimulansen;

    • l. de bevordering van het gebruik van aardobservatiesystemen met betrekking tot milieuvraagstukken, alsmede de daarmee verband houdende capaciteitsopbouw en het delen van ervaringen.

Artikel 44 Oceaangovernance
  • 1. De partijen versterken de dialoog en de samenwerking op het gebied van oceaangovernance met het oog op de bevordering van de instandhouding op lange termijn en het duurzame beheer van mariene biologische rijkdommen en mariene ecosystemen.

  • 2. De partijen intensiveren de samenwerking op het gebied van de instandhouding, het beheer en de duurzame exploitatie van mariene biologische rijkdommen zoals omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), aangenomen op 10 december 1982 door de derde Conferentie van de Verenigde Naties over het Zeerecht, en de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), aangenomen bij Resolutie nr. 4/95 van de FAO-conferentie van 31 oktober 1995. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken aan de bevordering van de uitvoering van de doelstellingen van de Overeenkomst van de FAO om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, aangenomen te Rome op 24 november 1993, en de VN-Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, aangenomen te New York op 4 augustus 1995.

  • 3. De partijen komen verder overeen dat zij zullen samenwerken:

    • a. aan de bevordering van de uitvoering van de FAO-overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, aangenomen te Rome op 22 november 2009;

    • b. met en binnen de regionale organisaties voor visserijbeheer of regelingen waarbij zij lid, waarnemer of samenwerkende niet-verdragsluitende partij zijn, met als doel de instandhouding en het duurzame beheer van mariene biologische rijkdommen en hun ecosystemen te bevorderen;

    • c. in de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) en visserijgerelateerde activiteiten met omvattende, doeltreffende en transparante maatregelen, onder meer door ervaringen te delen, capaciteitsopbouw te bevorderen en informatie over IOO-visserijactiviteiten uit te wisselen, in voorkomend geval rekening houdend met de vertrouwelijkheid van gegevens en hun nationale wetgeving;

    • d. aan de bevordering van de fundamentele principes en rechten op het werk in de visserij-, schaal- en schelpdierensector en bij de uitvoering van het IAO-Verdrag betreffende werk in de visserijsector nr. 188, aangenomen te Genève op 30 mei 2007;

    • e. aan de ontwikkeling van duurzame en verantwoorde mariene aquacultuur, met inbegrip van de uitvoering van de doelstellingen en beginselen van de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van de FAO;

    • f. aan de vermindering van de druk op de oceanen, onder meer door de bestrijding van zwerfvuil op zee en van de verontreiniging van het mariene milieu, die onder meer afkomstig is van bronnen aan land en op schepen en van maritieme menselijke activiteiten waarvoor internationale verplichtingen gelden waaraan de partijen zich moeten houden, en door aanpassings- en mitigatiemaatregelen om de oceanen en kustgemeenschappen beter bestand te maken tegen de klimaatverandering.

Artikel 45 Landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling
  • 1. De partijen komen overeen de dialoog over landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling te bevorderen. De partijen wisselen informatie uit en ontwikkelen de samenwerking met betrekking tot:

    • a. het landbouwbeleid en de internationale landbouwvooruitzichten in het algemeen;

    • b. de bevordering en facilitering van de handel in landbouwproducten, met inbegrip van de handel in gewassen, dieren, waterdieren en producten daarvan;

    • c. het ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden, met inbegrip van andere productiemiddelen en -bronnen, kennis, financiële diensten, markten en kansen voor toegevoegde waarde en werkgelegenheid buiten de landbouw;

    • d. het beleid inzake planten, dieren, producten van waterdieren, met inbegrip van landbouwkwaliteitsregelingen zoals geografische aanduidingen en biologische teelt, evenals samenwerking op het gebied van goede landbouwpraktijken;

    • e. de bevordering van certificerings- en accreditatiesystemen voor biologische landbouw en duurzame landbouwproductie.

  • 2. De partijen komen overeen technologische samenwerking, capaciteitsopbouw of andere vormen van samenwerking te bevorderen die de productiviteit, veilige en duurzame productie en veerkrachtige praktijken op het gebied van landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling verhogen, en die de paraatheid, preventie, opsporing, respons en bestrijding van planten-, dieren- en zoönotische ziekten verbeteren overeenkomstig de „één gezondheid”-benadering en internationale normen.

  • 3. De partijen komen overeen de publieke en de particuliere sector aan te moedigen bedrijfsinformatie te bespreken en uit te wisselen, onder meer via evenementen voor contacten tussen bedrijven en handelsbevordering voor landbouwproducten.

Artikel 46 Volksgezondheid
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken en ervaringen en beste praktijken in de gezondheidssector uit te wisselen om de activiteiten op het gebied van onderzoek te versterken, de dreiging van belangrijke niet-overdraagbare ziekten en overdraagbare ziekten, met inbegrip van de COVID-19-pandemie, aan te pakken en de universele dekking van de gezondheidszorg, alsmede gezondheidsdiensten, met inbegrip van diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg, te versterken. De partijen komen tevens overeen standpunten en beste praktijken uit te wisselen over regelgevingskwesties die relevant zijn voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.

  • 2. De samenwerking op het gebied van gezondheid vindt voornamelijk plaats via internationale fora, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie, en multilaterale initiatieven op gebieden als:

    • a. gezamenlijk onderzoek en de ontwikkeling van belangrijke verticale gezondheidsprogramma’s; gezamenlijk onderzoek via multilaterale initiatieven zoals de Wereldwijde Alliantie tegen chronische ziekten en de wereldwijde samenwerking inzake onderzoek naar de paraatheid voor besmettelijke ziekten;

    • b. capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van menselijk potentieel;

    • c. internationale overeenkomsten in de gezondheidssector.

Artikel 47 Werkgelegenheid en sociale zaken
  • 1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, met inbegrip van de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, gezondheid en veiligheid op het werk, gendergelijkheid en gelijke beloning voor werk van gelijke waarde, een leven lang leren en de ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming en waardig werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw dat zij moeten bijdragen aan het mondialiseringsproces, tot voordeel strekkend voor alle betrokkenen, en dat volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarden voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de IAO-verklaring over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering, aangenomen in Genève op 10 juni 2008, en de eeuwfeestverklaring van de IAO over de toekomst van werk, aangenomen in Genève op 21 juni 2019. De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun respectieve economische en sociale situatie.

  • 3. De partijen bevestigen hun respectieve verbintenissen om internationaal erkende sociale en arbeidsnormen te bevorderen en doeltreffend toe te passen, en de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, zoals vastgelegd in de Verklaring van de IAO betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk, aangenomen in Genève op 18 juni 1998 en gewijzigd op 10 juni 2022, te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken. De partijen komen overeen samen te werken en technische bijstand te verlenen met het oog op de ratificatie en uitvoering van de fundamentele IAO-verdragen, en om samen te werken aan de bevordering van de ratificatie en uitvoering van andere actuele IAO-verdragen, in voorkomend geval, onder meer wat betreft geweld en pesterijen op de werkvloer.

  • 4. De partijen komen overeen de samenwerking tussen de overheid en de sociale partners op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te bevorderen, en de uitwisseling van informatie over werkgelegenheid, gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidsinspecties en sociale dialoog over sociale en arbeidsbescherming te stimuleren.

  • 5. De samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals de ASEM, het EU-Asean en de IAO.

Artikel 48 Statistieken

De partijen komen overeen om overeenkomstig de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de EU en de Asean, de samenwerking te bevorderen bij de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen, waaronder het verzamelen, verwerken, analyseren en verspreiden van statistische gegevens om de beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige, tijdige, relevante en meer gedetailleerde geaggregeerde gegevens te vergroten, zodat zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische verwerking. De partijen benadrukken het belang van gegevens en statistieken voor de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

Artikel 49 Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de rol en de bijdrage van het maatschappelijk middenveld, met name academici, sociale partners, en de banden tussen denktanks en sociale partners, aan de dialoog en het samenwerkingsproces in het kader van deze overeenkomst en zij komen overeen een doeltreffende dialoog met het maatschappelijk middenveld aan te moedigen en te stimuleren, en hun effectieve en constructieve participatie en partnerschappen met meerdere belanghebbenden te bevorderen.

TITEL VI VORMEN VAN SAMENWERKING

Artikel 50 Middelen voor samenwerking
  • 1. De partijen komen overeen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar te stellen om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, voor zover hun respectieve middelen en voorschriften hiertoe de mogelijkheid bieden.

  • 2. De partijen sporen de Europese Investeringsbank aan haar activiteiten in Thailand voort te zetten, overeenkomstig de procedures en financieringscriteria.

Artikel 51 Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van derde landen
  • 1. De partijen komen overeen een regelmatige dialoog op te zetten over hun respectieve ontwikkelingsprogramma’s in derde landen.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken aan gezamenlijke acties die gericht zijn op het verlenen van bijstand voor duurzame ontwikkeling aan buurlanden van Thailand en daarbuiten, in relevante sectoren voor trilaterale samenwerking. De samenwerkingsgebieden moeten worden bepaald door alle betrokken partners, op basis van de behoeften van de begunstigde landen, de capaciteit en de deskundigheid van de EU en Thailand, en moeten op ad-hocbasis worden vastgesteld.

TITEL VII INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 52 Gemengd Comité
  • 1. Er wordt een Gemengd Comité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van beide partijen op het hoogst mogelijke niveau, en dat de volgende taken heeft:

    • a. zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;

    • b. prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • c. aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • d. indien nodig verschillen en geschillen oplossen die zich voordoen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 55;

    • e. alle door een partij ingediende informatie betreffende de niet-naleving van verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst onderzoeken en overleg plegen met de andere partij om een minnelijke oplossing te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar is, overeenkomstig artikel 55.

  • 2. Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Bangkok en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings door de partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.

  • 3. Het Gemengd Comité kan gespecialiseerde werkgroepen instellen die het bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen. Deze werkgroepen brengen op elke vergadering van het Gemengd Comité gedetailleerd verslag uit over hun activiteiten.

  • 4. Het Gemengd Comité heeft ook tot taak toe te zien op de goede werking van alle tussen de partijen gesloten of nog te sluiten sectorale overeenkomsten of protocollen.

  • 5. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 53 Aanpassingsclausule
  • 1. De partijen kunnen de overeenkomst met wederzijdse goedkeuring uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door deze aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke gebieden, sectoren en activiteiten. Dergelijke specifieke overeenkomsten of protocollen vormen een integraal onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen tussen de partijen en zijn onderworpen aan een gemeenschappelijk institutioneel kader.

  • 2. Wat de uitvoering van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de toepassing van deze overeenkomst opgedane ervaring.

Artikel 54 Andere overeenkomsten
  • 1. Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie doet deze overeenkomst of in het kader daarvan ondernomen actie op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om bilaterale samenwerkingsactiviteiten met Thailand te ondernemen of desgewenst nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met Thailand te sluiten.

  • 2. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die een van de partijen met betrekking tot derden is aangegaan.

  • 3. Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen, met inbegrip van geschillenbeslechting, uit hoofde van een andere internationale overeenkomst waarbij beide partijen partij zijn.

Artikel 55 Naleving van verplichtingen
  • 1. De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die nodig zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in deze overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

  • 2. Overeenkomstig artikel 52, lid 1, punt d), kan elke partij een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.

  • 3. Indien een partij van mening is dat de andere partij een verplichting krachtens deze overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen overeenkomstig het internationaal recht.

  • 4. Alvorens de in lid 3 bedoelde passende maatregelen te nemen, behalve in de in lid 5 bedoelde gevallen, verstrekt die partij aan het Gemengd Comité alle informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden. De partijen plegen overleg onder auspiciën van het Gemengd Comité. Als het Gemengd Comité er niet in slaagt een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden, kan die partij passende maatregelen treffen.

  • 5. Indien een partij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat de andere partij een van de in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 1, als essentieel element aangewezen verplichtingen niet is nagekomen, stelt zij de andere partij onmiddellijk in kennis van een dergelijke niet-nakoming. Op verzoek van een van beide partijen pleegt het Gemengd Comité, of een ander in onderling overleg door de partijen aangewezen orgaan, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen onmiddellijk overleg met het oog op een grondig onderzoek van alle aspecten van of de grondslag voor de maatregel, teneinde een oplossing te zoeken die aanvaardbaar is voor de partijen. Na die periode kan de kennisgevende partij passende maatregelen nemen.

  • 6. Bij de keuze van de passende maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst of, in voorkomend geval, een andere specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 53, lid 1, het minst verstoren. Dergelijke maatregelen zijn van tijdelijke aard en evenredig aan de schending om de uiteindelijke nakoming van de verplichtingen aan te moedigen. Voor de toepassing van lid 4 kunnen „passende maatregelen” de gehele of gedeeltelijke opschorting van deze overeenkomst omvatten. Voor de toepassing van lid 5 kunnen „passende maatregelen” de gehele of gedeeltelijke opschorting van deze overeenkomst of van een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 53, lid 1, omvatten. Het besluit tot opschorting zou door elke partij worden genomen overeenkomstig haar respectieve wet- en regelgeving.

  • 7. Elke partij kan het Gemengd Comité verzoeken de omstandigheden te beoordelen die aanleiding hebben gegeven tot de toepassing van passende maatregelen, met het oog op het zoeken naar een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de partijen. De partij die passende maatregelen neemt, trekt deze in zodra dit gerechtvaardigd is.

Artikel 56 Facilitering

Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te faciliteren, verlenen de partijen de deskundigen en ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking, de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving.

Artikel 57 Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Thailand.

Artikel 58 Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de EU of haar lidstaten, of de EU en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Thailand, anderzijds.

Artikel 59 Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking dertig (30) dagen na de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van haar respectieve interne juridische procedures die daartoe vereist zijn.

  • 2. Niettegenstaande lid 1 kunnen Thailand en de EU deze overeenkomst, in afwachting van de inwerkingtreding ervan, geheel of gedeeltelijk voorlopig toepassen, overeenkomstig hun respectieve interne procedures.

  • 3. Deze voorlopige toepassing treedt in werking dertig (30) dagen na de datum waarop:

    • a. de EU Thailand in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de vereiste procedures, met vermelding van de delen van deze overeenkomst die voorlopig zullen worden toegepast; en

    • b. Thailand de EU in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de vereiste procedures, met aanvaarding van de delen van deze overeenkomst die voorlopig moeten worden toegepast.

  • 4. Elke partij kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen om de voorlopige toepassing van deze overeenkomst te beëindigen. Deze opzegging wordt van kracht dertig (30) dagen na de datum van ontvangst van die kennisgeving.

  • 5. Voor de bepalingen van deze overeenkomst die voorlopig worden toegepast, wordt onder de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstaan de datum van voorlopige toepassing als bedoeld in lid 3.

  • 6. Het Gemengd Comité en andere uit hoofde van deze overeenkomst opgerichte organen kunnen hun functies tijdens de voorlopige toepassing van deze overeenkomst uitoefenen voor zover die functies noodzakelijk zijn om de voorlopige toepassing van deze overeenkomst te waarborgen. Alle besluiten die in de uitoefening van hun functies worden genomen, zijn niet langer van kracht indien de voorlopige toepassing van deze overeenkomst wordt beëindigd overeenkomstig het bepaalde in lid 4.

Artikel 60 Duur en beëindiging
  • 1. Deze overeenkomst is geldig voor een periode van vijf (5) jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes (6) maanden voor het verstrijken van een daaropvolgende periode van een jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.

  • 2. Deze overeenkomst kan door een van beide partijen worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes (6) maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij. Deze beëindiging heeft geen gevolgen voor lopende projecten die in het kader van deze overeenkomst vóór de ontvangst van deze kennisgeving van start zijn gegaan.

Artikel 61 Wijzigingen

Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. De wijzigingen worden pas van kracht vanaf de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving dat alle noodzakelijke formaliteiten daartoe vervuld zijn.

Artikel 62 Gezamenlijke verklaringen

De als bijlage aan deze overeenkomst gehechte gezamenlijke verklaringen vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

Artikel 63 Kennisgevingen

De in artikelen 59, 60 en 61 bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het ministerie van Buitenlandse Zaken van Thailand.

Artikel 64 Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Thaise taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, veertien december tweeduizend tweeëntwintig.



Gezamenlijke verklaring betreffende artikel 5

(Ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen)

De lidstaten en Thailand zijn ondertekenende partijen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, dat een belangrijke ontwikkeling vormt voor het internationale rechtsstelsel en de doeltreffende werking ervan. Het Statuut van Rome bepaalt dat genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden „ernstige misdrijven zijn die de internationale gemeenschap met zorg vervullen”.



Gezamenlijke verklaring betreffende artikel 23

(Justitiële en juridische samenwerking)

De regering van het Koninkrijk Thailand zal op alle mogelijke manieren handelen overeenkomstig haar wetten om ervoor te zorgen dat de persoon de doodstraf niet zal ondergaan, en als het Hof de doodstraf uitspreekt, zal de regering van het Koninkrijk Thailand een aanbeveling indienen voor gratieverlening door de Koning.


D. PARLEMENT

De overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de overeenkomst zullen ingevolge artikel 59, eerste lid, in werking treden dertig dagen na de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van haar respectieve interne juridische procedures die daartoe vereist zijn.

Uitgegeven de zestiende februari 2023.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. HOEKSTRA


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Thaise, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
2)

Verordening (EU) 2016/1953 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende de vaststelling van een Europees reisdocument voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en tot intrekking van de aanbeveling van de Raad van 30 november 1994 (PB L 311 van 17.11.2016, blz. 13), met inbegrip van de daaropvolgende wijzigingen.

X Noot
3)

Zoals gedefinieerd in artikel 2, punt b, UNTOC.

Naar boven