25 (2021) Nr. 2

A. TITEL

1. Elfde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie;

2. Derde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie;

3. Algemeen Postverdrag (met Slotprotocol);

4. Verdrag inzake postale financiële diensten (met Slotprotocol);

Abidjan, 26 augustus 2021

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 013862, 013863, 013864 en 013865 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Elfde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie

Gelet op artikel 30.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie, in Congres bijeengekomen te Abidjan, onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring de volgende wijzigingen van deze Constitutie aangenomen.

Artikel I (gewijzigde preambule)

Met het oog op het ontwikkelen van communicatie tussen de volkeren door middel van een doelmatige werking van de postdiensten en het leveren van een bijdrage tot het bereiken van de hoge doelen van de internationale samenwerking op cultureel, sociaal en economisch gebied, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de verdragsluitende landen, onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring deze Constitutie aangenomen.

De Wereldpostunie (hierna de „Unie”) heeft tot doel de duurzame ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige, doelmatige en toegankelijke universele postale diensten te bevorderen, om de communicatie tussen de bewoners van de wereld te vergemakkelijken, door:

  • het vrije verkeer van poststukken te waarborgen op een enkel postgebied dat bestaat uit onderling verbonden netwerken;

  • de aanneming van billijke gemeenschappelijke normen en het gebruik van technologie aan te moedigen;

  • samenwerking en interactie tussen de betrokken partijen te waarborgen;

  • doelmatige technische samenwerking te bevorderen;

  • toe te zien op de voldoening aan de veranderende behoeften van de cliënten.

Artikel II (gewijzigd art. 1)

Reikwijdte en doelen van de Unie

  • 1. De landen die deze Constitutie aannemen, vormen in het kader van de intergouvernementele organisatie met de naam Wereldpostunie één enkel postgebied voor de wederzijdse uitwisseling van poststukken. De vrijheid van doorvoer is gegarandeerd binnen het gehele gebied van de Unie, behoudens de voorwaarden als vermeld in de Akten van de Unie en elk aanvullend protocol daarbij (hierna tezamen genoemd „Akten van de Unie”).

  • 2. Het doel van de Unie is de organisatie en verbetering van postale diensten veilig te stellen en de ontwikkeling van internationale samenwerking op dit gebied te bevorderen.

  • 3. De Unie neemt, voor zover mogelijk, deel aan de postale technische bijstand die door haar lidstaten wordt gevraagd.

Artikel III (gewijzigd art. 1bis)

Begripsomschrijvingen

  • 1. Ten behoeve van de Akten van de Unie worden de navolgende termen als volgt gedefinieerd:

    • 1.1. postale dienst: geheel van internationale postale verrichtingen waarvan de reikwijdte door de Akten van de Unie wordt vastgesteld en gereglementeerd. De belangrijkste met deze verrichtingen samenhangende verplichting is het realiseren van bepaalde sociale en economische doelstellingen van de lidstaten, door te zorgen voor het ophalen, sorteren, verzenden en bestellen van poststukken.

    • 1.2. lidstaat: land dat voldoet aan de in artikel 2 van de Constitutie genoemde voorwaarden.

    • 1.3. enkel postgebied (een en hetzelfde postgebied): verplichting voor de partijen bij de Akten van de Unie om, op basis van wederkerigheid, zorg te dragen voor de uitwisseling van poststukken met inachtneming van de vrijheid van doorvoer en om poststukken afkomstig van andere landen die via hun land worden doorgevoerd zonder onderscheid als hun eigen poststukken te behandelen, met inachtneming van de voorwaarden als vermeld in de Akten van de Unie.

    • 1.4. vrijheid van doorvoer: verplichting voor een tussenliggende lidstaat om poststukken te vervoeren die hem in het kader van doorvoer naar een andere lidstaat worden aangeboden, waarbij deze poststukken op dezelfde wijze worden behandeld als binnenlandse poststukken, met in achtneming van de voorwaarden als vermeld in de Akten van de Unie.

    • 1.5. (Geschrapt.)

    • 1.6. (Geschrapt.)

    • 1.6bis. poststuk: algemene term die verwijst naar alle post die door de aangewezen aanbieder van een lidstaat wordt verzonden (briefpost, pakketpost, postwissels, enzovoort), zoals beschreven in het Algemeen Postverdrag (hierna „Verdrag”), de Verdragen van de Unie (zoals bedoeld in artikel 22 van de Constitutie) en de respectievelijke Regelingen daarbij.

    • 1.7. aangewezen aanbieder: elke gouvernementele of niet-gouvernementele instantie die officieel door de lidstaat is aangewezen voor de verzorging van postale diensten en het vervullen van de daarbij behorende verplichtingen die uit de Akten van de Unie voortvloeien op zijn grondgebied.

    • 1.8. voorbehoud: een uitzonderingsclausule waarmee een lidstaat beoogt het rechtsgevolg van de toepassing in de lidstaat van een bepaling van een Akte, niet zijnde de Constitutie of het Algemeen Reglement, uit te sluiten of te wijzigen. Elk voorbehoud dient verenigbaar te zijn met het voorwerp en doel van de Unie zoals omschreven in de preambule en artikel 1 van de Constitutie. Een voorbehoud dient naar behoren met redenen te worden omkleed en te worden goedgekeurd door de meerderheid die is vereist voor de goedkeuring van de desbetreffende Akte, en dient in het Slotprotocol ervan te worden opgenomen.

Artikel IV (gewijzigd art. 4)

Uitzonderlijke betrekkingen

  • 1. De lidstaten waarvan de aangewezen aanbieders postale diensten verzorgen namens grondgebieden die niet in de Unie zijn opgenomen, zijn verplicht voor de andere lidstaten als tussenliggende lidstaat op te treden. De bepalingen van het Verdrag en van de bijbehorende Regelingen zijn op deze uitzonderlijke betrekkingen van toepassing.

Artikel V (gewijzigd art. 8)

Beperkte Unies. Bijzondere regelingen

  • 1. Lidstaten of hun aangewezen aanbieders indien zulks door de wetgeving van deze lidstaten wordt toegestaan, kunnen beperkte Unies oprichten en bijzondere regelingen sluiten met betrekking tot de postale dienst, evenwel altijd met dien verstande dat zij geen bepalingen mogen opnemen die minder gunstig zijn voor het publiek dan de bepalingen in de Akten waarbij de betreffende lidstaten partij zijn.

  • 2. Beperkte Unies kunnen waarnemers zenden naar Congressen, de Raad van Bestuur, de Postraad en andere door de Unie georganiseerde conferenties en vergaderingen.

  • 3. De Unie kan waarnemers naar Congressen, conferenties en vergaderingen van de beperkte Unies zenden.

Artikel VI (gewijzigd art. 9)

Betrekkingen met de Organisatie van de Verenigde Naties

  • 1. De betrekkingen tussen de Unie en de Organisatie van de Verenigde Naties worden geregeld in de regelingen die als bijlagen bij deze Constitutie zijn gevoegd

Artikel VII (gewijzigd art. 11)

Toetreding of toelating tot de Unie. Procedure

  • 1. Elk lid van de Organisatie van de Verenigde Naties kan tot de Unie toetreden.

  • 2. Elk soeverein land dat geen lid van de Organisatie van de Verenigde Naties is, kan verzoeken om toelating in de hoedanigheid van lidstaat van de Unie.

  • 3. De toetreding of het verzoek om toelating tot de Unie moet een officiële verklaring van toetreding tot de Constitutie en tot de verplichte Akten van de Unie bevatten. Deze verklaring wordt door de Regering van het betrokken land naar de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau verzonden die, naargelang van het geval, kennisgeving doet van de toetreding of met de lidstaten overleg pleegt over het verzoek om toelating.

  • 4. Een land dat geen lid van de Organisatie van de Verenigde Naties is, wordt als toegelaten lidstaat beschouwd indien zijn verzoek wordt goedgekeurd door ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie. De lidstaten waarvan het antwoord niet is ontvangen door het Internationaal Bureau binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de raadpleging, worden geacht zich te hebben onthouden. De bovengenoemde antwoorden, die fysiek of met veilige elektronische middelen bij het Internationaal Bureau moeten worden ingediend, zijn ondertekend door een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van de overheidsautoriteit van de betreffende lidstaat. Voor de toepassing van dit lid worden met „veilige elektronische middelen” alle elektronische middelen bedoeld die worden gebruikt voor het verwerken, opslaan en verzenden van gegevens die waarborgen dat de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van dergelijke gegevens gehandhaafd blijven bij het indienen van bovenvermelde antwoorden door een lidstaat.

  • 5. Van de toetreding of toelating in de hoedanigheid van lid wordt door de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau kennisgeving gedaan aan de regeringen van de lidstaten. De toetreding of toelating wordt van kracht op de datum van deze kennisgeving.

Artikel VIII (gewijzigd art. 12)

Verlaten van de Unie. Procedure

  • 1. Elke lidstaat kan de Unie verlaten door opzegging van de Constitutie die door de regering van het betrokken land aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau en door deze laatste aan de regeringen van de lidstaten wordt gedaan.

  • 2. Het verlaten van de Unie wordt van kracht na het verstrijken van één jaar na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde opzegging door de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.

Artikel IX (gewijzigd art. 21)

Uitgaven van de Unie Bijdragen van de lidstaten

  • 1. Elk Congres beslist over het maximumbedrag voor:

    • 1.1. de jaarlijkse uitgaven van de Unie;

    • 1.2. uitgaven in verband met de vergadering van het volgende Congres.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag van de uitgaven mag worden overschreden indien de omstandigheden zulks vereisen, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van het Algemeen Reglement.

  • 3. De uitgaven van de Unie, met inbegrip van de in het tweede lid bedoelde uitgaven, worden gezamenlijk gedragen door de lidstaten van de Unie. Daartoe kiest elke lidstaat de bijdrageklasse waarin hij wil worden ingedeeld, met inachtneming van de relevante bepalingen die zijn vastgelegd in het Algemeen Reglement.

  • 4. In geval van toetreding of toelating tot de Unie uit hoofde van artikel 11 kiest het betrokken land de bijdragecategorie waarin het wil worden ingedeeld met het oog op de verdeling van de uitgaven van de Unie, eveneens met inachtneming van de relevante bepalingen die zijn vastgelegd in het Algemeen Reglement.

Artikel X (gewijzigd art. 22)

Akten van de Unie

  • 1. De Constitutie is de fundamentele Akte van de Unie. Zij bevat de organieke regels van de Unie; hierop kunnen geen voorbehouden worden gemaakt.

  • 2. Het Algemeen Reglement bevat bepalingen die de toepassing van de Constitutie en het functioneren van de Unie waarborgen. Dit Reglement is bindend voor alle lidstaten en hierop kunnen geen voorbehouden worden gemaakt.

  • 3. Het Verdrag en de bijbehorende Regelingen bevatten de regels die van toepassing zijn op de gehele postale dienst. Deze Akten zijn bindend voor alle lidstaten. De lidstaten zien erop toe dat hun aangewezen aanbieders de uit het Verdrag en de bijbehorende Regelingen voortvloeiende verplichtingen nakomen.

  • 4. In de Verdragen van de Unie en de Regelingen erbij worden de diensten anders dan de diensten die omschreven zijn in het Verdrag en de bijbehorende Regelingen respectievelijk omschreven en gereguleerd tussen de lidstaten die er partij bij zijn. Deze Overeenkomsten en Regelingen zijn enkel voor die lidstaten bindend. De ondertekenende lidstaten zien erop toe dat hun aangewezen aanbieders de uit de Verdragen van de Unie en de Regelingen erbij voortvloeiende verplichtingen nakomen.

  • 5. De Regelingen, die de voor de uitvoering van het Verdrag en de Verdragen van de Unie vereiste toepassingsvoorschriften bevatten, worden vastgesteld door de Postraad, met inachtneming van de besluiten van het Congres.

  • 6. De Slotprotocollen die aan de in het derde, vierde en vijfde lid bedoelde Akten van de Unie zijn gehecht, bevatten de voorbehouden bij deze Akten.

Artikel XI (gewijzigd art. 25)

Ondertekening, waarmerking, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van en toetreding tot de Akten van de Unie

  • 1. De van het Congres afkomstige Akten van de Unie worden ondertekend door de gevolmachtigden van de lidstaten.

  • 2. De Regelingen worden gewaarmerkt door de Voorzitter en de Secretaris-Generaal van de Postraad.

  • 3. De Akten van de Unie worden zo snel mogelijk door de ondertekenende landen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd, in overeenstemming met hun respectieve constitutionele regels.

  • 4. (Geschrapt.)

  • 5. Wanneer een lidstaat de Akten van de Unie die hij heeft ondertekend niet bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, blijven deze Akten onverminderd gelden voor de andere lidstaten die deze wel hebben bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd.

  • 6. Lidstaten kunnen, op enig moment, toetreden tot de Akten van de Unie die zij niet hebben ondertekend, in overeenstemming met de relevante procedures vervat in het Reglement van Orde van de Congressen.

  • 7. Van toetreding door lidstaten tot de Akten van de Unie worden kennisgeving gedaan in overeenstemming met artikel 26.

Artikel XII (gewijzigd art. 26)

Kennisgeving van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van en van toetreding tot de Akten van de Unie

  • 1. De instrumenten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van en toetreding tot de Akten van de Unie worden zo spoedig mogelijk nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau, die de regeringen van de lidstaten van deze nederlegging in kennis stelt.

Artikel XIII (art. 27 geschrapt)

Toetreding tot de Regelingen

(Geschrapt.)

Artikel XIV (gewijzigd art. 28)

Opzegging van de Verdragen van de Unie

  • 1. Elke lidstaat kan zich terugtrekken uit deelname aan een of meerdere Verdragen van de Unie, met inachtneming van de analoge bepalingen in artikel 12.

Artikel XV (gewijzigd art. 29)

  • 1. Elke lidstaat is bevoegd hetzij tijdens het Congres, hetzij tussen twee Congressen in, voorstellen in te dienen betreffende de Akten van de Unie waarbij de lidstaat partij is.

  • 2. Voorstellen betreffende de Constitutie en het Algemeen Reglement kunnen echter uitsluitend bij het Congres worden ingediend.

  • 3. Bovendien worden voorstellen betreffende de Regelingen bij de Postraad ingediend door tussenkomst van het Internationaal Bureau.

Artikel XVI (gewijzigd art. 30)

Wijziging van de Constitutie

  • 1. Om te worden aangenomen moeten de voorstellen die aan het Congres worden voorgelegd en die betrekking hebben op deze Constitutie worden goedgekeurd door ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie die bevoegd zijn een stem uit te brengen.

  • 2. De door een Congres aangenomen wijzigingen van de Constitutie worden vervat in een aanvullend protocol en treden in werking op de daarin vermelde datum zoals tijdens hetzelfde Congres bepaald. Onverminderd het bindende karakter van de Constitutie zoals voorzien in artikel 22.1, worden de genoemde wijzigingen zo snel mogelijk door de lidstaten bekrachtigd, aanvaard, goedgekeurd of treden zij er zo snel mogelijk tot toe. De akten van deze bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden behandeld overeenkomstig de in artikel 26 vereiste procedure.

Artikel XVII (gewijzigd art. 31)

Wijziging van het Algemeen Reglement, van het Verdrag en van de Verdragen van de Unie

  • 1. In het Algemeen Reglement, het Verdrag en de Verdragen van de Unie worden de voorwaarden vastgelegd waaraan de goedkeuring van de voorstellen die daarop betrekking hebben, onderworpen is.

  • 2. Wijzigingen van het Algemeen Reglement, het Verdrag en de Verdragen van de Unie worden vervat in een aanvullend protocol en treden in werking op de datum die door het Congres wordt bepaald. Onverminderd het bindende karakter van de bovengenoemde Akten van de Unie zoals voorzien in artikel 22, worden de genoemde wijzigingen zo snel mogelijk door de lidstaten bekrachtigd, aanvaard, goedgekeurd of treden zij er zo snel mogelijk tot toe. De akten van deze bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden behandeld overeenkomstig de in artikel 26 vereiste procedure. Deze bepaling is eveneens van overeenkomstige toepassing op eventuele wijzigingen van het Verdrag en de Verdragen van de Unie die zijn aangenomen tussen twee Congressen.

Artikel XVIII Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie

  • 1. Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 juli 2022 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Constitutie zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke lidstaat een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan op 26 augustus 2021



Derde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie

Gelet op artikel 22.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie, in Congres bijeengekomen te Abidjan, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de Constitutie, de volgende wijzigingen van het Algemeen Reglement vastgesteld.

Artikel I (gewijzigd art. 106)

Samenstelling en functioneren van de Raad van Bestuur

  • 1. De Raad van Bestuur bestaat uit eenenveertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.

  • 2. De rol van voorzitter wordt van rechtswege toegekend aan de gastheerlidstaat van het Congres. Indien deze lidstaat afstand doet van dit recht, wordt hij van rechtswege lid en beschikt de geografische groep waartoe hij behoort derhalve over een extra zetel waarop de onder 3 bedoelde beperkingen niet van toepassing zijn. In dat geval kiest de Raad van Bestuur een van de leden die behoren tot de geografische groep waarvan de gastheerlidstaat deel uitmaakt tot voorzitter.

  • 3. De veertig overige leden van de Raad van Bestuur worden door het Congres gekozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt bij elk Congres vervangen; geen enkele lidstaat kan door drie achtereenvolgende Congressen worden gekozen. Onverminderd het voorgaande wordt één zetel in de geografische groep waartoe lidstaten behoren die worden omschreven als eilandstaten en -gebieden in de Stille Oceaan (conform de relevante lijst die door de Organisatie van de Verenigde Naties is opgesteld) gereserveerd voor die lidstaten.

  • 4. Elk lid van de Raad van Bestuur benoemt zijn vertegenwoordiger(s). De leden van de Raad van Bestuur nemen metterdaad deel aan zijn activiteiten.

  • 5. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onbezoldigd. De operationele kosten van deze Raad komen ten laste van de Unie.

  • 6. De Raad van Bestuur omschrijft en formaliseert de Permanente Groepen en Taskforces of overige organen die binnen zijn structuur worden ingesteld en/of zet deze op, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de strategie van de Unie en het bedrijfsplan dat door het Congres is aangenomen.

Artikel II (gewijzigd art. 107)

Taken van de Raad van Bestuur

  • 1. De Raad van Bestuur heeft de volgende taken:

    • 1.1. het toezien op alle activiteiten van de Unie tussen Congressen in, rekening houdend met de besluiten van het Congres, door bestudering van de vraagstukken betreffende regeringsbeleid op postaal gebied en rekening houdend met de internationale beleidslijnen inzake regulering, zoals die welke betrekking hebben op de handel in diensten en mededinging;

    • 1.2. het bevorderen, coördineren en toezien op alle vormen van postale technische bijstand in het kader van internationale technische samenwerking;

    • 1.3. het bestuderen van het door het Congres goedgekeurde ontwerp van het vierjarige bedrijfsplan van de Unie en het finaliseren daarvan door de activiteiten vervat in het ontwerp voor de periode van vier jaar af te stemmen op de feitelijk beschikbare middelen. Dit plan moet, indien van toepassing, tevens afgestemd zijn op de uitkomsten van het door het Congres uitgevoerde prioriteringsproces. Het gefinaliseerde vierjarige bedrijfsplan vormt, na completering en goedkeuring door de Raad van Bestuur, de basis voor de opstelling van het jaarprogramma en de jaarbegroting van de Unie, alsmede voor de door de Raad van Bestuur en Postraad op te stellen en uit te voeren operationele jaarplannen;

    • 1.4. het bestuderen en goedkeuren van het jaarprogramma, de begroting en de rekeningen van de Unie, gebaseerd op de definitieve versie van het bedrijfsplan van de Unie zoals beschreven in artikel 107.1.3;

    • 1.5. het toestaan, indien de omstandigheden zulks vereisen, van de overschrijding van het uitgavenplafond overeenkomstig artikel 145.3 tot en met 145.5;

    • 1.6. het, op verzoek, toestaan van de keuze van een lagere contributieklasse, overeenkomstig de in artikel 150.6 bedoelde voorwaarden;

    • 1.7. het, op verzoek van een lidstaat, toestaan van de verandering van een geografische groep, met inachtneming van de mening van de lidstaten die lid zijn van de betrokken geografische groepen;

    • 1.8. het creëren of schrappen van arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau die uit de reguliere begroting worden gefinancierd, rekening houdend met de beperkingen die samenhangen met het vastgestelde uitgavenplafond;

    • 1.9. het nemen van beslissingen omtrent met lidstaten te leggen contacten voor het vervullen van zijn taken;

    • 1.10. het, na overleg met de Postraad, nemen van beslissingen omtrent het aangaan van betrekkingen met organisaties die geen waarnemer zijn in de zin van artikel 105.1 en 105.2.1;

    • 1.11. het bestuderen van de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de UPU met de andere internationale instanties en het nemen van de door hem opportuun geachte maatregelen met betrekking tot het beheer van deze betrekkingen en het hieraan te geven gevolg;

    • 1.12. het, op een gelegen moment, na overleg met de Postraad en met de Secretaris-Generaal, aanwijzen van gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties, internationale organisaties, verenigingen, bedrijven en personen die als ad-hoc waarnemer worden uitgenodigd om specifieke zittingen van het Congres en van de Commissies bij te wonen wanneer dat in het belang van de Unie is of de werkzaamheden van het Congres ten goede kan komen, en het belasten van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau met de verzending van de vereiste uitnodigingen;

    • 1.13. het aanwijzen van de lidstaat waar het volgende Congres zitting heeft in het in artikel 101.3 bedoelde geval;

    • 1.14. het, te gelegener tijd en na overleg met de Postraad, vaststellen van het aantal Commissies dat benodigd is om de werkzaamheden van het Congres te verrichten en het vaststellen van hun bevoegdheden;

    • 1.15. het, na overleg met de Postraad en onder voorbehoud van de goedkeuring van het Congres, aanwijzen van de lidstaten die mogelijk:

      • 1.15.1. de positie van vicevoorzitter van het Congres en die van voorzitter en vicevoorzitter van de Commissies op zich kunnen nemen, zo veel mogelijk rekening houdend met een billijke geografische spreiding van de lidstaten; en

      • 1.15.2. deel kunnen uitmaken van de Besloten Commissies van het Congres;

    • 1.16. het aanwijzen van de leden uit zijn midden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;

    • 1.17. het in het kader van zijn bevoegdheden in overweging nemen en goedkeuren van elke maatregel die nodig is voor het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de internationale postale dienst en deze moderniseren;

    • 1.18. het, op verzoek van het Congres, van de Postraad of van de lidstaten, bestuderen van problemen van bestuurlijke, wetgevende en juridische aard die de Unie of de internationale postale dienst aangaan; het is de taak van de Raad van Bestuur te besluiten op bovengenoemde gebieden of het al dan niet opportuun is tussen de Congressen in de door de lidstaten verzochte studies te ondernemen;

    • 1.19. het doen van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140;

    • 1.20. het ter beoordeling aan de Postraad voorleggen van studieonderwerpen, overeenkomstig artikel 113.1.6;

    • 1.21. het, in overleg met de Postraad, beoordelen en goedkeuren van het strategieontwerp dat aan het Congres moet worden voorgelegd;

    • 1.22. het in ontvangst nemen van de verslagen alsmede de aanbevelingen van de Adviescommissie en hierover beraadslagen, en het bestuderen van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;

    • 1.23. het zorg dragen voor de controle van de activiteiten van het Internationaal Bureau;

    • 1.24. het goedkeuren van de door het Internationaal Bureau opgestelde jaarlijkse verslagen betreffende de activiteiten van de Unie en het financieel beheer en, in voorkomend geval, het leveren van commentaar hierop;

    • 1.25. het vaststellen, wanneer hij zulks nuttig acht, van de beginselen waarmee de Postraad rekening moet houden bij de bestudering van vraagstukken die belangrijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief van luchtvervoer van post en terpostbezorging van brievenpost in het buitenland), het nauwgezet volgen van de bestudering van deze vraagstukken en het beoordelen en goedkeuren van de op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende voorstellen van de Postraad, teneinde te waarborgen dat deze overeenkomen met de eerdergenoemde beginselen;

    • 1.26. het goedkeuren, in het kader van zijn bevoegdheden, van de aanbevelingen van de Postraad betreffende de aanneming, indien nodig, van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van een besluit ter zake door het Congres;

    • 1.27. het beoordelen van het door de Postraad opgestelde jaarverslag en, in voorkomend geval, de door deze Raad ingediende voorstellen;

    • 1.28. het goedkeuren van het vierjarig verslag, dat door het Internationaal Bureau in overleg met de Postraad wordt opgesteld, over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie van de Unie met het oog op de voorlegging ervan aan het volgende Congres;

    • 1.29. het vaststellen van het kader voor de organisatie van de Adviescommissie en het goedkeuren van de organisatie van de Adviescommissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 122;

    • 1.30. het vaststellen van de criteria voor toetreding tot de Adviescommissie en het intrekken van het lidmaatschap in overeenstemming met deze criteria, zoals nader uiteengezet in het relevante reglement van orde bedoeld in artikel 122;

    • 1.31. het vaststellen van het Financieel Reglement van de Unie;

    • 1.32. het vaststellen van de regels van het Reservefonds;

    • 1.33. het vaststellen van de regels van het Bijzondere Fonds;

    • 1.34. het vaststellen van de regels van het Fonds Bijzondere Activiteiten;

    • 1.35. het vaststellen van de regels van het Vrijwillige Fonds;

    • 1.36. het vaststellen van de rechtspositie van het personeel en de arbeidsvoorwaarden van de gekozen functionarissen;

    • 1.37. het vaststellen van het Reglement van het Sociaal Fonds;

    • 1.38. het binnen het kader van artikel 152 uitoefenen van algemeen toezicht op de instelling en activiteiten van door de gebruikers gefinancierde hulporganen;

    • 1.39. het aannemen van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan.

Artikel III (gewijzigd art. 108)

Organiseren van vergaderingen van de Raad van Bestuur

  • 1. Tijdens zijn oprichtingsvergadering, die bijeen wordt geroepen en geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Raad van Bestuur, uit zijn leden, vier Vicevoorzitters. De Voorzitter en vier Vicevoorzitters komen uit lidstaten van elk van de vijf geografische groepen van de Unie.

  • 2. De Raad van Bestuur komt tweemaal per jaar, of vaker bij wijze van uitzondering, bijeen op de zetel van de Unie, in overeenstemming met de relevante procedures vervat in zijn Reglement van Orde.

  • 3. De Voorzitter en de Vicevoorzitters, en de Voorzitters, Medevoorzitters en de Vicevoorzitters van de Commissies van de Raad van Bestuur vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Raad van Bestuur voor en geeft hieraan leiding. De Commissie keurt namens de Raad van Bestuur het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag betreffende de activiteiten van de Unie goed en neemt alle andere taken op zich die de Raad van Bestuur besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

  • 4. De Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigt deze Raad tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Postraad van belang zijn.

  • 5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Adviescommissie van belang zijn.

Artikel IV (Gewijzigd art. 110)

Reiskostenvergoeding

  • 1. De reiskosten van vertegenwoordigers van leden van de Raad van Bestuur die deelnemen aan de zittingen van dit orgaan, komen ten laste van hun lidstaat. Een vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de door de Raad van Bestuur, respectievelijk de Verenigde Naties opgestelde lijsten worden gerangschikt onder de ontwikkelingslanden of minst ontwikkelde landen heeft, behalve voor de vergaderingen die tijdens het Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket en/of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, in het laatste geval op voorwaarde dat het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van elk lid van de Commissies of andere organen van de Raad wanneer deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad vergaderen.

Artikel V (gewijzigd art. 112)

Samenstelling en functioneren van de Postraad

  • 1. De Postraad is samengesteld uit achtenveertig leden die hun taken gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen vervullen.

  • 2. De leden van de Postraad worden door het Congres gekozen, aan de hand van een duidelijk omschreven geografische spreiding. Bij elk Congres wordt ten minste een derde van de leden van elke geografische groep vervangen. Onverminderd het voorgaande wordt één zetel in de geografische groep waartoe lidstaten behoren die worden omschreven als eilandstaten en -gebieden in de Stille Oceaan (conform de relevante lijst die door de Organisatie van de Verenigde Naties is opgesteld) gereserveerd voor die lidstaten.

  • 3. Elk lid van de Postraad benoemt zijn vertegenwoordiger(s). De leden van de Postraad nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad.

  • 4. De operationele kosten van de Postraad komen ten laste van de Unie. De leden van de Raad ontvangen geen enkele vergoeding.

  • 5. De Postraad omschrijft en formaliseert de Permanente groepen en Taskforces, door de gebruikers gefinancierde hulporganen of overige organen die binnen zijn structuur worden ingesteld en/of zet deze op, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de strategie van de Unie en het bedrijfsplan dat door het Congres is aangenomen.

Artikel VI (gewijzigd art. 113)

Taken van de Postraad

  • 1. De Postraad heeft de volgende taken:

    • 1.1. het coördineren van de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en de verbetering van de internationale postale diensten;

    • 1.2. het, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur in het kader van diens bevoegdheden, ondernemen van elke actie die nodig wordt geacht voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de internationale postale dienst en om deze te moderniseren;

    • 1.3. het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met de lidstaten en hun aangewezen aanbieders voor het vervullen van zijn taken;

    • 1.4. het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de bestudering en verspreiding van de door bepaalde lidstaten en hun aangewezen aanbieders opgedane ervaring en geboekte vooruitgang op het gebied van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de andere lidstaten en hun aangewezen aanbieders aangaan;

    • 1.5. het, na overleg met de Raad van Bestuur, nemen van passende maatregelen op het gebied van technische samenwerking met alle lidstaten van de Unie en hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder met nieuwe landen en ontwikkelingslanden en hun aangewezen aanbieders;

    • 1.6. het bestuderen van alle overige vraagstukken die door een lid van de Postraad, door de Raad van Bestuur of door een lidstaat of aangewezen aanbieder aan hem worden voorgelegd;

    • 1.7. het in ontvangst nemen en bespreken van verslagen alsmede van de aanbevelingen van de Adviescommissie en, voor de vraagstukken die de Postraad aangaan, het bestuderen en van opmerkingen voorzien van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;

    • 1.8. het aanwijzen van de leden uit zijn midden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;

    • 1.9. het leiden van de bestudering van de belangrijkste exploitatie-, handels-, technische en economische problemen en problemen op het gebied van technische samenwerking die van belang zijn voor alle lidstaten van de Unie of hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder vraagstukken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief luchtvervoer, quota postpakketten en terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland), het samenstellen van informatie en het formuleren van zienswijzen hieromtrent en het aanbevelen van te nemen maatregelen;

    • 1.10. het aan de Raad van Bestuur verstrekken van de nodige gegevens voor het opstellen van de aan het Congres voor te leggen ontwerpstrategie van de Unie en het ontwerp voor het vierjaarlijks werkplan van de Unie;

    • 1.11. het bestuderen van problemen die verband houden met het onderwijs en de beroepsopleiding die de lidstaten en hun aangewezen aanbieders alsmede nieuwe landen en ontwikkelingslanden aangaan;

    • 1.12. het bestuderen van de huidige situatie en de behoeften in nieuwe landen en ontwikkelingslanden en het opstellen van passende aanbevelingen over de wijze waarop en de middelen waarmee hun postale diensten kunnen worden verbeterd;

    • 1.13. het herzien van de Regelingen van de Unie; in dit verband blijft de Postraad wat betreft het beleid en de fundamentele beginselen onderworpen aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur

    • 1.14. het formuleren van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140; de goedkeuring van de Raad van Bestuur is vereist wanneer deze voorstellen betrekking hebben op vraagstukken die onder de bevoegdheid van de Raad vallen;

    • 1.15. het, op verzoek van een lidstaat, bestuderen van elk voorstel dat deze lidstaat overeenkomstig artikel 139 aan het Internationaal Bureau zendt, het opstellen van het commentaar hierop en het Internationaal Bureau opdragen dit bij het genoemde voorstel te voegen alvorens dit ter goedkeuring voor te leggen aan de lidstaten;

    • 1.16. het, indien nodig, aanbevelen en eventueel aannemen – na goedkeuring door de Raad van Bestuur en overleg met alle lidstaten – van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van het besluit van het Congres ter zake;

    • 1.17. het, in de vorm van aanbevelingen (of als bindende bepalingen indien de Akten van de Unie daarin voorzien) aan de lidstaten en hun aangewezen aanbieders, opstellen en aanreiken van normen op het gebied van techniek en exploitatie en op andere gebieden binnen zijn bevoegdheden waarop een uniforme werkwijze onmisbaar is; de Postraad verstrekt dienovereenkomstig, indien nodig, ook wijzigingen van reeds door hem vastgestelde normen;

    • 1.18. het vaststellen van het kader voor de organisatie van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen en het goedkeuren van de organisatie van deze organen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 152;

    • 1.19. het jaarlijks in ontvangst nemen en bespreken van verslagen van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen.

    • 1.20. het aannemen van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan.

Artikel VII (gewijzigd art. 114)

Organisatie van vergaderingen van de Postraad

  • 1. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen en wordt geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Postraad uit zijn leden een Voorzitter en vier Vicevoorzitters en de Voorzitter/Vicevoorzitters/Medevoorzitters van de Commissies en wordt het Reglement van Orde opgesteld. De Voorzitter en vier Vicevoorzitters komen uit lidstaten van elk van de vijf geografische groepen van de Unie.

  • 2. De Postraad komt tweemaal per jaar, of vaker bij wijze van uitzondering, op de zetel van de Unie bijeen, in overeenstemming met de relevante procedures die zijn vervat in zijn Reglement van Orde.

  • 3. De Voorzitter en de Vicevoorzitters en de Voorzitters, Medevoorzitters en Vicevoorzitters van de Commissies van de Postraad vormen de Commissie van Beheer.. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Postraad voor en geeft hieraan leiding, en neemt alle taken op zich die de Raad besluit aan haar op te dragen of die tijdens het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

  • 4. Op basis van de door het Congres aangenomen strategie van de Unie en, in het bijzonder, het gedeelte dat betrekking heeft op de strategieën van de permanente organen van de Unie, stelt de Postraad tijdens zijn zitting na het Congres, een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat ter verwezenlijking van de strategieën. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden op het gebied van actuele onderwerpen van gemeenschappelijk belang behelst, wordt jaarlijks herzien aan de hand van de nieuwe feiten en prioriteiten.

  • 5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Postraad wanneer op de agenda punten voorkomen die voor de Adviescommissie van belang zijn.

Artikel VIII (Gewijzigd art. 116)

Reiskostenvergoeding

  • 1. De reiskosten van vertegenwoordigers van leden van de Postraad die deelnemen aan de zittingen van dit orgaan, komen ten laste van hun lidstaat. Een vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de Verenigde Naties opgestelde lijst worden gerangschikt onder de minst ontwikkelde landen heeft, behalve voor de vergaderingen die tijdens het Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket en/of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, in het laatste geval op voorwaarde dat het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat.

Artikel IX (gewijzigd art. 119)

Samenstelling van de Adviescommissie

  • 1. De Adviescommissie omvat:

    • 1.1. niet-gouvernementele organisaties (waaronder organisaties die cliënten vertegenwoordigen, leveranciers van distributiediensten, werknemers en werkgevers in de postsector), filantropische entiteiten, standaardisatie-, financiële en ontwikkelingsorganisaties, leveranciers van goederen en diensten die voor de postale dienstensector werkzaam zijn, vervoersentiteiten en overige particuliere entiteiten en vergelijkbare organisaties waarin particulieren verenigd zijn, alsmede ondernemingen die een bijdrage wensen te leveren aan de verwezenlijking van de missie en de doelen van de Unie;

    • 1.1bis. hoge vertegenwoordigers van de postale sector die zijn aanbevolen door de lidstaten of de betrokken organen van de Unie, met inbegrip van de Adviescommissie;

    • 1.1ter. (Geschrapt.)

    • 1.2. (Geschrapt.)

    • 1.3. (Geschrapt.)

  • 1bis. Alle leden van de Adviescommissie moeten gevestigd zijn (en, indien de betreffende lidstaat zulks vereist, naar behoren geregistreerd zijn) of, in het geval van de hoge vertegenwoordigers bedoeld in 1.1bis, duurzaam verblijven, in een lidstaat van de Unie.

  • 2. De operationele kosten van de Adviescommissie worden over de leden van de Adviescommissie omgeslagen, tenzij de Raad van Bestuur anderszins besluit. In dit opzicht, en zoals nader uiteengezet in het Reglement van Orde van de Adviescommissie, kunnen er verschillende lidmaatschapsgelden van toepassing zijn afhankelijk van het specifieke rechtskarakter en financiële mogelijkheden van de leden van de Adviescommissie.

  • 3. De leden van de Adviescommissie krijgen geen enkele vergoeding of beloning.

Artikel X (gewijzigd art. 120)

Lidmaatschap van de Adviescommissie

  • 1. De toetreding tot de Adviescommissie wordt vastgesteld aan de hand van een procedure van indiening respectievelijk inwilliging van verzoeken die door de Raad van Bestuur wordt ingesteld en verloopt overeenkomstig artikel 107.1.30.

  • 1bis. Verzoeken om toetreding tot de Adviesraad zoals ingediend door de entiteiten of hoge vertegenwoordigers bedoeld in artikel 119, gaan vergezeld van de voorafgaande schriftelijke goedkeuring of aanbeveling van desbetreffende lidstaat van de Unie, in overeenstemming met artikel 119.1bis.

  • 2. Elk lid van de Adviescommissie wijst zijn eigen vertegenwoordiger aan.

Artikel XI (gewijzigd art. 121)

Taken van de Adviescommissie

  • 1. De Adviescommissie heeft de volgende taken:

    • 1.1. het bestuderen van de desbetreffende documenten en verslagen van de Raad van Bestuur en van de Postraad. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan het recht bepaalde teksten en documenten te ontvangen worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist, in overeenstemming met de artikelen 109.2.3 en 115.2.3;

    • 1.2. het uitvoeren van en bijdragen aan studies over vraagstukken die voor de leden van de Adviescommissie van belang zijn;

    • 1.3. het bestuderen van vraagstukken betreffende de postale dienstensector en het uitbrengen van verslagen over deze vraagstukken;

    • 1.4. het leveren van bijdragen aan de werkzaamheden van de Raad van Bestuur en van de Postraad, in het bijzonder door het uitbrengen van verslagen en aanbevelingen, en door het uitbrengen van zienswijzen aan beide Raden;

    • 1.5. het doen van aanbevelingen aan het Congres, onder voorbehoud van goedkeuring van de Raad van Bestuur en, wat de vraagstukken die voor de Postraad van belang zijn betreft, door middel van beoordeling en commentaar door deze laatste.

Artikel XII (gewijzigd art. 124)

Waarnemers bij de Adviescommissie

  • 1. Lidstaten van de Unie, waarnemers en de ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht deelnemen aan de zittingen van de Adviescommissie.

  • 2. Vanwege logistieke redenen kan de Adviescommissie het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemers beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.

  • 3. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers en ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.

Artikel XIII (gewijzigd art. 127)

Taken van de Directeur-Generaal

  • 0bis. De Directeur-Generaal is de wettelijke vertegenwoordiger van de Unie.

  • 1. De Directeur-Generaal organiseert, bestuurt en leidt het Internationaal Bureau.

  • 2. Wat betreft de indeling van functies, benoemingen en bevordering is hij bevoegd tot:

    • 2.1. het indelen van de functies in de rangen G 1 tot en met D 2, en tot het bevorderen van de functionarissen in deze rangen.

    • 2.2. Voor benoemingen in de rangen P 1 tot en met D 2 dient hij de beroepsbekwaamheid in acht te nemen van de kandidaten die de nationaliteit hebben van een lidstaat of die hun beroep uitoefenen in een lidstaat, rekening houdend met een billijke geografische spreiding en taalspreiding en genderbalans. De functies in de rang D 2 moeten, met inachtneming van het doorslaggevende criterium van de doeltreffendheid van het Internationaal Bureau, zoveel mogelijk worden vervuld door kandidaten uit andere regio’s dan die waaruit de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal afkomstig zijn.

    • 2.3. Bij de benoeming van een nieuwe functionaris houdt de Directeur-Generaal er tevens rekening mee dat de personen in de functies van de rangen D 2, D 1 en P 5 ingezetenen van verschillende lidstaten van de Unie moeten zijn.

    • 2.4. Bij de bevordering van een functionaris van het Internationaal Bureau in de rangen D 2, D 1 en P 5 is de Directeur-Generaal niet verplicht hetzelfde beginsel toe te passen als bij 2.3.

    • 2.5. De bekwaamheid die tijdens het wervingsproces wordt vastgesteld heeft prioriteit boven de eis van een billijke geografische spreiding en taalspreiding en genderbalans.

    • 2.6. De Directeur-Generaal brengt de Raad van Bestuur eenmaal per jaar op de hoogte van de benoemingen en bevorderingen in de rangen P 4 tot en met D 2.

  • 3. De Directeur-Generaal heeft voorts de volgende bevoegdheden:

    • 3.1. het vervullen van de taken van depositaris van de Akten van de Unie en van tussenpersoon bij de procedure voor toetreding en toelating tot de Unie alsmede bij de procedure voor het verlaten ervan;

    • 3.2. het aan alle regeringen van de lidstaten kennisgeven van de besluiten van het Congres;

    • 3.3. het aan alle lidstaten en hun aangewezen aanbieders kennisgeven van de door de Postraad vastgestelde of herziene Regelingen;

    • 3.4. het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Unie op het laagst mogelijke niveau dat nog verenigbaar is met de behoeften van de Unie en deze op een gelegen tijdstip ter beoordeling voorleggen aan de Raad van Bestuur; het, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, aan de lidstaten mededelen van de begroting en deze ten uitvoer leggen;

    • 3.5. het uitvoeren van de specifieke door de organen van de Unie verzochte activiteiten alsmede die welke de Directeur-Generaal uit hoofde van de Akten worden toegewezen;

    • 3.6. het nemen van initiatieven voor het verwezenlijken van de door de organen van de Unie gestelde doelen, in het kader van het vastgestelde beleid en de beschikbare financiële middelen;

    • 3.7. het aan de Raad van Bestuur of aan de Postraad voorleggen van suggesties en voorstellen;

    • 3.8. het, na de afsluiting van het Congres, aan de Postraad voorleggen van voorstellen betreffende de wijzigingen die op de Regelingen moeten worden aangebracht naar aanleiding van de besluiten van het Congres, overeenkomstig het Reglement van Orde van de Postraad;

    • 3.9. het opstellen, ten behoeve van de Raad van Bestuur en op basis van de door de Raden gegeven richtlijnen, van de ontwerpstrategie van de Unie en het ontwerp voor het vierjaarlijks werkplan die aan het Congres moeten worden voorgelegd;

    • 3.10. het, ter goedkeuring door de Raad van Bestuur, opstellen van een vierjarig verslag over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie, dat aan het volgende Congres wordt voorgelegd;

    • 3.11. (Geschrapt.)

    • 3.12. het optreden als tussenpersoon in de betrekkingen tussen:

      • 3.12.1. de Unie en de beperkte Unies;

      • 3.12.2. de Unie en de Organisatie van de Verenigde Naties;

      • 3.12.3. de Unie en de internationale organisaties wier activiteiten voor de Unie van belang zijn;

      • 3.12.4. de Unie en de internationale instanties, verenigingen of ondernemingen waarmee de organen van de Unie overleg wensen te plegen of die zij bij hun werkzaamheden wensen te betrekken;

    • 3.13. het vervullen van de taak van Secretaris-Generaal van de organen van de Unie en het in die hoedanigheid, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit Algemeen Reglement, toezien op:

      • 3.13.1. de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Unie;

      • 3.13.2. de opstelling, vervaardiging en verspreiding van stukken, rapporten en verslagen;

      • 3.13.3. het functioneren van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Unie;

    • 3.14. het bijwonen van zittingen van de organen van de Unie en het zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.

Artikel XIV (gewijzigd art. 132)

Informatie. Zienswijzen. Verzoeken om uitlegging en wijziging van de Akten. Inlichtingen. Rol bij de vereffening

  • 1. Het Internationaal Bureau houdt zich te allen tijde ter beschikking van de Raad van Bestuur, van de Postraad, van de lidstaten en van hun aangewezen aanbieders voor het verstrekken van alle nuttige inlichtingen inzake vraagstukken die met de dienst verband houden.

  • 2. Het Internationaal Bureau is in het bijzonder belast met het bijeenbrengen, coördineren, publiceren en verspreiden van inlichtingen van uiteenlopende aard die van belang zijn voor de postale dienst; het op verzoek van de betrokken partijen uitbrengen van een zienswijze of bieden van geschillenbeslechting (in dat laatste geval tegen betaling en in overeenstemming met de relevante procedures die zijn aangenomen door de Raad van Bestuur) over geschillen; het gevolg geven aan verzoeken om uitlegging en wijziging van de Akten van de Unie en, in het algemeen, het verrichten van studies en redactionele of documentaire werkzaamheden die de genoemde Akten aan hem toekennen of die hem in het belang van de Unie worden opgedragen.

  • 3. Het Internationaal Bureau verricht eveneens de onderzoeken waarom door de lidstaten en door de door hun aangewezen aanbieders wordt verzocht teneinde de zienswijze van de andere lidstaten en van hun aangewezen aanbieders met betrekking tot een bepaald vraagstuk te vernemen. De uitkomst van een onderzoek heeft niet het karakter van een stemming en is niet formeel bindend.

  • 4. Het Internationaal Bureau kan in de hoedanigheid van clearing office optreden bij de vereffening van rekeningen van uiteenlopende aard die betrekking hebben op de postale dienst.

  • 5. Het Internationaal Bureau waarborgt de vertrouwelijkheid en veiligheid van de commerciële gegevens die lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken die voortvloeien uit de Akten of besluiten van de Unie.

Artikel XV (gewijzigd art. 138)

Procedure voor de indiening van voorstellen bij het Congres

  • 1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld onder 2 en 5 wordt de indiening bij het Congres van voorstellen van ongeacht welke aard door de lidstaten geregeld door de volgende procedure:

    • 1.1. geaccepteerd worden voorstellen die ten minste vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum door het Internationaal Bureau worden ontvangen;

    • 1.2. gedurende het tijdvak van vier maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum mogen geen voorstellen van redactionele aard worden ingediend;

    • 1.3. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen vier en drie maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste twee lidstaten;

    • 1.4. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen drie en twee maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste acht lidstaten; de voorstellen die daarna worden ontvangen, worden niet meer geaccepteerd;

    • 1.5. de adhesiebetuigingen moeten door het Internationaal Bureau binnen dezelfde termijn worden ontvangen als de voorstellen waarop deze betrekking hebben.

  • 2. Voorstellen betreffende de Constitutie of het Algemeen Reglement moeten ten minste vier maanden vóór de opening van het Congres door het Internationaal Bureau worden ontvangen; voorstellen die na die datum maar vóór de opening worden ontvangen, kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien het Congres daartoe met een meerderheid van twee derde van de bij het Congres vertegenwoordigde landen beslist en indien aan de onder 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 3. Elk voorstel mag in beginsel slechts één doel hebben en uitsluitend wijzigingen bevatten die door dat doel worden gerechtvaardigd. Elk voorstel dat aanzienlijke uitgaven voor de Unie met zich meebrengt, moet vergezeld zijn van een door de desbetreffende lidstaat, in overleg met het Internationaal Bureau, opgestelde staat van de financiële consequenties, teneinde vast te stellen welke financiële middelen benodigd zijn voor de uitvoering ervan.

  • 4. De voorstellen van redactionele aard worden door de lidstaten die deze indienen bovenaan voorzien van de vermelding „Voorstel van redactionele aard” en door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer, gevolgd door de letter R. De voorstellen die niet van deze vermelding zijn voorzien, maar die naar het oordeel van het Internationaal Bureau van louter redactionele aard zijn, worden gepubliceerd met een passende annotatie; het Internationaal Bureau stelt ten behoeve van het Congres een lijst van deze voorstellen op.

  • 5. De onder 1 en 4 voorgeschreven procedure is noch van toepassing op voorstellen betreffende het Reglement van Orde van de Congressen, noch op voorstellen ingediend door de Raad van Bestuur of de Postraad.

Artikel XVI (gewijzigd art. 138bis)

Procedure voor wijzigingen van voorstellen ingediend overeenkomstig artikel 138

  • 1. Wijzigingen van reeds gedane voorstellen, met inbegrip van die welke door de Raad van Bestuur of de Postraad zijn ingediend, kunnen aan het Internationaal Bureau voorgelegd worden overeenkomstig de bepalingen van het Reglement van Orde van de Congressen.

  • 2. (Geschrapt.)

Artikel XVII (gewijzigd art. 140)

Bestudering van voorstellen tot wijziging van het Verdrag of de overige verdragen tussen twee Congressen

  • 1. Elk voorstel betreffende het Verdrag, de overige verdragen en hun Slotprotocollen is onderworpen aan de volgende procedure: wanneer een lidstaat een voorstel aan het Internationaal Bureau heeft gezonden, zendt dit Bureau het voorstel aan alle lidstaten ter beoordeling toe. De lidstaten beschikken over een termijn van 45 dagen om het voorstel te beoordelen en, in voorkomend geval, hun opmerkingen aan het Internationaal Bureau te doen toekomen. Wijzigingen zijn niet toegestaan. Aan het einde van deze termijn van 45 dagen zendt het Internationaal Bureau de lidstaten alle opmerkingen toe die het heeft ontvangen en verzoekt het elke lidstaat met stemrecht voor of tegen het voorstel te stemmen. De lidstaten waarvan de stem niet binnen een termijn van 45 dagen door het Internationaal Bureau is ontvangen, worden geacht zich van stemming te hebben onthouden. De eerder genoemde termijn gaat in op de datum van de circulaires van het Internationaal Bureau. Eventuele documentatie en opmerkingen die uit de bovengenoemde procedure voortvloeien worden fysiek of met veilige elektronische middelen ingediend en, in het geval van indieningen van lidstaten bij het Internationaal Bureau, ondertekend door een naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van de overheidsautoriteit van de betreffende lidstaat. Voor de toepassing van dit lid worden met „veilige elektronische middelen” alle elektronische middelen bedoeld die worden gebruikt voor het verwerken, opslaan en verzenden van gegevens die waarborgen dat de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van dergelijke gegevens gehandhaafd blijven bij het indienen van bovenvermelde documentatie en opmerkingen door het Internationaal Bureau of een lidstaat.

  • 2. Indien een voorstel betrekking heeft op een Overeenkomst van de Unie of het Slotprotocol ervan kunnen alleen de lidstaten die partij bij dat verdrag zijn deelnemen aan de onder 1 bedoelde handelingen.

Artikel XVIII (geschrapt art. 141)

Artikel 141.

Procedure voor de indiening bij de Postraad van voorstellen betreffende de opstelling van nieuwe Regelingen, met inachtneming van de door het Congres genomen besluiten

(Geschrapt.)

Artikel XIX (gewijzigd art. 144)

Inwerkingtreding van de Regelingen en van andere tussen twee Congressen genomen besluiten

  • 1. De Regelingen en alle wijzigingen daarvan treden in werking op de daarin vermelde datum zoals bepaald door de Postraad, en blijven voor onbepaalde tijd van kracht.

  • 2. Onder voorbehoud van het bepaalde onder 1 zijn de tussen twee Congressen aangenomen besluiten tot wijziging van de Akten van de Unie eerst uitvoerbaar na ten minste drie maanden na kennisgeving hiervan.

Artikel XX (gewijzigd art. 145)

Vaststelling en regeling van de uitgaven van de Unie

  • 1. Onder voorbehoud van de bepalingen onder 2 tot en met 6 mogen de jaarlijkse uitgaven die verband houden met de activiteiten van de organen van de Unie de limiet van 38.890.030 Zwitserse frank voor de jaren 2022 tot en met 2025 niet te boven gaan. Dit plafond is eveneens van toepassing op de jaren na 2025 indien het voor 2025 geplande Congres wordt uitgesteld

  • 2. De uitgaven die verband houden met de vergadering van het volgende Congres (verplaatsing van het secretariaat, vervoerskosten, kosten voor de technische installatie voor simultaan tolken, kosten voor het kopiëren van stukken gedurende het Congres, enzovoort) mogen de limiet van 2.900.000 Zwitserse frank niet te boven gaan.

  • 3. De Raad van Bestuur is bevoegd de onder 1 en 2 bedoelde limieten te overschrijden bij de verrekening van de verhoging van salarisschalen, contributies voor pensioenen of vergoedingen, met inbegrip van functievergoedingen, die door de Verenigde Naties worden toegestaan voor toepassing op hun personeel dat in Genève werkzaam is.

  • 4. De Raad van Bestuur is tevens bevoegd jaarlijks het bedrag van de uitgaven anders dan die welke betrekking hebben op het in dienst zijnde personeel aan te passen aan de hand van het Zwitserse prijsindexcijfer voor consumptiegoederen.

  • 5. In afwijking van de bepalingen onder 1 kan de Raad van Bestuur of, in geval van zeer spoedeisende aangelegenheden, de Directeur-Generaal een overschrijding van de vastgestelde limieten toestaan voor belangrijke en onvoorziene reparaties aan het gebouw van het Internationaal Bureau, waarbij de overschrijding evenwel niet meer kan bedragen dan 125.000 Zwitserse frank per jaar.

  • 6. Indien de onder 1 en 2 bedoelde kredieten ontoereikend blijken om het goed functioneren van de Unie te waarborgen, kunnen deze limieten slechts worden overschreden met de goedkeuring van de meerderheid van de lidstaten van de Unie. Elk overleg moet een volledige uiteenzetting bevatten van de feiten die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.

Artikel XXI (gewijzigd art. 146)

Regeling van de bijdragen van de lidstaten

  • 1. De landen die tot de Unie toetreden of die worden toegelaten als lid van de Unie, alsmede die welke de Unie verlaten, moeten hun bijdrage betalen voor het gehele jaar waarin hun toelating of vertrek daadwerkelijk plaatsvindt.

  • 2. De lidstaten betalen vooraf hun contributie aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie, op basis van de door de Raad van Bestuur vastgestelde begroting. Deze contributies moeten uiterlijk worden betaald op de eerste dag van het financiële jaar waarop de begroting betrekking heeft. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 5% per jaar, te rekenen vanaf de vierde maand.

  • 3. Wanneer de achterstallige contributie van een lidstaat aan de Unie exclusief rente gelijk is aan of hoger is dan de som van de contributies van die lidstaat over de twee voorgaande financiële jaren, kan deze lidstaat zijn vorderingen op andere lidstaten op de door de Raad van Bestuur vastgestelde wijze geheel of ten dele onherroepelijk aan de Unie overdragen. De voorwaarden voor de overdracht van vorderingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de lidstaat, zijn debiteuren/schuldeisers en de Unie.

  • 4. De lidstaten die vanwege juridische of andere redenen niet in staat zijn tot een dergelijke overdracht, verplichten zich ertoe een afbetalingsregeling te treffen voor hun achterstallige betalingen.

  • 5. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden zoals door het Congres of de Raad van Bestuur bepaald, kan de termijn voor het verhaal van aan de Unie verschuldigde achterstallige verplichte contributies niet langer zijn dan tien jaar. In gevallen waarin het Congres of de Raad van Bestuur een betalingsovereenkomst goedkeurt met een looptijd van meer dan twintig jaar, dient het minimumbedrag van de jaarlijkse achterstallige contributie ten minste gelijk te zijn aan de jaarlijkse contributie van de lidstaat die de overeenkomst heeft ondertekend.

  • 6. Eveneens in uitzonderlijke gevallen, zoals door het Congres of de Raad van Bestuur bepaald, kan een van beide organen een lidstaat geheel of ten dele van de betaling van de verschuldigde rente ontheffen indien deze zich, over de hoofdsom, volledig heeft gekweten van zijn achterstallige schulden.

  • 6bis. In soortgelijke uitzonderlijke gevallen kan het Congres of de Raad van Bestuur, na schriftelijk verzoek van de betreffende lidstaat, besluiten die lidstaat te ontheffen van de betaling van zijn achterstallige schulden en onmiddellijk de automatische sancties die tegen deze staat zijn ingesteld op te heffen, onder voorbehoud van betaling van een bedrag dat ten minste gelijk is aan de helft van het totale achterstallige bedrag (exclusief eventuele rente daarop) dat door die lidstaat verschuldigd is.

  • 6ter. Het Congres of de Raad van Bestuur kunnen tevens, na schriftelijk verzoek van een lidstaat met langdurige achterstallige schulden, besluiten die lidstaat bij wijze van uitzondering te ontheffen van de betaling van zijn achterstallige schulden en onmiddellijk de automatische sancties die tegen deze staat zijn ingesteld op te heffen, mits de betreffende lidstaat ten minste vijf jaar aan verplichte contributies aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie betaalt (inclusief het lopende financiële jaar en exclusief eventuele rente daarop).

    • 6ter.1. Voor de toepassing van lid 6ter wordt onder „langdurige achterstallige schulden” verstaan, alle achterstallige bedragen (inclusief rente) die betrekking hebben op de verplichte contributies aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie die zijn ontstaan gedurende een tijdvak langer dan de laatste vijf financiële jaren.

    • 6ter.2. Eveneens voor de toepassing van lid 6ter en met name in het geval van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling zoals omschreven in artikel 150.1, kunnen het Congres of de Raad van Bestuur bij wijze van uitzondering bepalen dat de „laatste vijf jaar aan verplichte contributies” van de betreffende lidstaat worden berekend op basis van de huidige contributieklasse waartoe die lidstaat behoort, in welk geval het relevante bedrag van de huidige contributieklasse met vijf maal wordt vermenigvuldigd.

  • 6quater. In het geval van de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals omschreven in artikel 150.1, die gemachtigd zijn gebruik te maken van één van de uitzonderlijke betalingsregelingen zoals omschreven in de leden 6bis en 6ter van dit artikel, wordt ten minste 50% van de bedragen die betaald worden door de betreffende lidstaat geoormerkt voor door de Unie geleide projecten op het gebied van postale technische bijstand die ten goede komen aan diezelfde lidstaat.

  • 6quinquies. Hoofdsommen of rentebedragen die vrijkomen in het kader van de uitzonderlijke betalingsregelingen zoals omschreven in de leden 6bis en 6ter van dit artikel worden niet geschrapt, maar apart gezet en de Unie treft hiervoor een voorziening in overeenstemming met haar relevante financiële regels. In het geval de betreffende lidstaat vervolgens onder de automatische sancties valt, worden de bovengenoemde bedragen wederom door de Unie geregistreerd, met onmiddellijke ingang, als achterstallige schulden voor de lidstaat in kwestie.

  • 7. Een lidstaat kan eveneens, in het kader van een door de Raad van Bestuur goedgekeurde aflossingsregeling voor zijn achterstallige contributie, worden ontheven van het geheel of een gedeelte van de geaccumuleerde of nog te ontvangen renten; deze ontheffing wordt evenwel afhankelijk gesteld van de volledige en punctuele uitvoering van de aflossingsregeling binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaar.

  • 8. Het bepaalde onder 3 tot en met 7 is van overeenkomstige toepassing op de vertaalkosten die door het Internationaal Bureau in rekening worden gebracht bij de lidstaten die bij de taalgroepen zijn aangesloten.

  • 9. De facturen worden door het Internationaal Bureau ten minste drie maanden vóór hun vervaldag aan de lidstaten toegezonden. De originele facturen worden naar het juiste, door de betrokken lidstaat opgegeven adres verzonden. Elektronische afschriften van de facturen worden ter kennisgeving of herinnering per e-mail verzonden.

  • 10. Voorts verstrekt het Internationaal Bureau, telkens wanneer het de lidstaten rente in rekening brengt wegens achterstallige betaling van bepaalde facturen, duidelijke informatie, zodat de lidstaten eenvoudig kunnen nagaan op welke facturen de rente betrekking heeft.

Artikel XXII (gewijzigd art. 150)

Contributieklassen

  • 1. De lidstaten dragen bij aan de dekking van de uitgaven van de Unie volgens de contributieklasse waartoe zij behoren. De opbouw van de contributieklassen begint bij één eenheid en loopt op in stappen van één eenheid tot een niveau dat wordt vastgesteld onder verwijzing naar de meest recente contributieschaal voor de verdeling van de uitgaven van de Verenigde Naties. Lidstaten kiezen hun contributieklasse op basis van hun economische capaciteit en nemen de bovengenoemde contributieschaal in overweging. De lidstaten die door de Verenigde Naties worden genoemd als de minst ontwikkelde landen betalen een halve contributie-eenheid. Kleine eilandstaten in ontwikkeling met een bevolking van minder dan 200.000 (zoals vermeld door de Verenigde Naties) betalen een tiende van een contributie-eenheid.

  • 2. Niettegenstaande de onder 1 bedoelde contributieklassen kan elke lidstaat ervoor kiezen meer contributie-eenheden te betalen, zulks gedurende een tijdvak dat ten minste gelijk is aan het tijdvak tussen twee Congressen. Deze wijziging wordt uiterlijk tijdens het Congres aangekondigd. Aan het einde van het tijdvak tussen twee Congressen valt de lidstaat automatisch terug op het oorspronkelijke aantal contributie-eenheden, behalve wanneer hij besluit een groter aantal contributie-eenheden te blijven betalen. Door de betaling van aanvullende contributies nemen de uitgaven navenant toe.

  • 3. Lidstaten kiezen het aantal eenheden op het moment van hun toelating of toetreding, en nemen daarbij de meest recente contributieschaal voor de verdeling van de uitgaven van de Verenigde Naties in overweging, in overeenstemming met de procedure zoals vervat in artikel 21.4 van de Constitutie.

  • 4. Lidstaten die meer betalen dan op grond van de economische capaciteiten die vastgesteld zijn onder verwijzing naar de contributieschaal voor de verdeling van de uitgaven van de Verenigde Naties, hebben het recht hun aantal eenheden te verminderen met maximaal twee eenheden per Congrescyclus, mits dit niet leidt tot een lagere contributie dan zij zouden betalen ingevolge de huidige contributieschaal voor de verdeling van de uitgaven van de Verenigde Naties. De kosten van een dergelijke vermindering wordt op basis van solidariteit gedragen door alle lidstaten in overeenstemming met de procedure vervat in artikel 21.3 van de Constitutie. Lidstaten die betalen op een niveau dat lager ligt dan hun economische capaciteit, zoals vastgesteld onder verwijzing naar de contributieschaal voor de verdeling van de uitgaven van de Verenigde Naties, worden uitgenodigd hun aantal eenheden te verhogen met minimaal twee eenheden per Congrescyclus totdat ze het niveau hebben bereikt van de huidige contributieschaal zoals hierboven bedoeld. De lidstaten die dit nalaten mogen niet profiteren van de reductie van de waarde van de contributie-eenheid die voortvloeit uit de stijging van het totale aantal contributie-eenheden.

  • 5. (Geschrapt.)

  • 6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen waarvoor internationale hulpprogramma’s nodig zijn, kan de Raad van Bestuur evenwel, eenmaal tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat, indien deze aantoont dat hij zijn contributie in de oorspronkelijk gekozen klasse niet kan handhaven, een tijdelijke verlaging van klasse toestaan.

  • 7. Bij de toepassing van het bepaalde onder 6 kan de tijdelijke verlaging door de Raad van Bestuur worden toegestaan voor een maximumtermijn van twee jaar of tot het volgende Congres, indien dit eerder plaatsvindt. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt het betrokken land automatisch in zijn oorspronkelijke klasse teruggeplaatst.

  • 8. Verplaatsingen naar een hogere klasse zijn niet aan beperkingen onderworpen.

Artikel XXIII (gewijzigd art. 153)

Arbitrageprocedure

  • 1. Bij geschillen tussen lidstaten die dienen te worden geregeld door middel van arbitrage, stelt de ene lidstaat de andere schriftelijk in kennis van het voorwerp van het geschil en zijn voornemen een arbitrageprocedure in stellen.

  • 2. Indien het geschil kwesties van operationele of technische aard betreft, kan elke lidstaat zijn aangewezen aanbieder verzoeken overeenkomstig de hieronder beschreven procedure te handelen en de desbetreffende bevoegdheden delegeren aan zijn aanbieder. De betrokken lidstaten worden op de hoogte gehouden van de voortgang van de procedure en van de uitkomst. De desbetreffende lidstaten of aangewezen aanbieders worden hierna aangeduid als „partijen bij de arbitrage”.

  • 3. De partijen bij de arbitrage benoemen hetzij één hetzij drie scheidsrechters.

  • 4. Indien de partijen bij de arbitrage besluiten drie scheidsrechters te benoemen, kiest elke partij in overeenstemming met het tweede lid een lidstaat of een aangewezen aanbieder die niet rechtstreeks betrokken is bij het geschil om op te treden als scheidsrechter. Wanneer verschillende lidstaten en/of aangewezen aanbieders gezamenlijk een partij bij een geschil vormen, tellen zij ten behoeve van de toepassing van deze bepalingen als één partij.

  • 5. Indien de partijen overeenkomen drie scheidsrechters te benoemen, benoemen de partijen gezamenlijk de derde scheidsrechter die niet van een lidstaat of aangewezen aanbieder afkomstig behoeft te zijn.

  • 6. Indien het een geschil over een van de verdragen betreft, kunnen de scheidsrechters alleen worden benoemd uit de lidstaten die aan dat verdrag deelnemen.

  • 7. De partijen bij de arbitrage kunnen gezamenlijk overeenkomen een scheidsrechter te benoemen die niet van een lidstaat of aangewezen aanbieder afkomstig behoeft te zijn.

  • 8. Indien een of beide partij bij de arbitrage verzuimt binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de kennisgeving inzake het instellen van de arbitrage een of meer scheidsrechters te benoemen, verzoekt het Internationaal Bureau desgevraagd het in gebreke blijvende land een scheidsrechter te benoemen of benoemt het ambtshalve zelf een scheidsrechter. Het Internationaal Bureau wordt niet betrokken bij de beraadslagingen of treedt niet op als scheidsrechter, tenzij beide partijen daarom verzoeken. In het laatste geval treedt het Internationaal Bureau tegen betaling op als scheidsrechter, en in overeenstemming met de relevante procedures die zijn aangenomen door de Raad van Bestuur.

  • 9. De partijen bij de arbitrage kunnen te allen tijde voordat door de scheidsrechter of scheidsrechters uitspraak is gedaan onderling overeenkomen het geschil in der minne te schikken. De kennisgeving inzake terugtrekking van het geschil dient binnen tien dagen nadat de partijen daar overeenstemming over hebben bereikt schriftelijk te worden ingediend bij het Internationaal Bureau. Indien de partijen besluiten de arbitrageprocedure te staken, zijn de scheidsrechters niet langer bevoegd tot uitspraak over de aangelegenheid.

  • 10. De scheidsrechter of scheidsrechters dienen uitspraak te doen op grond van de aangevoerde feiten en bewijzen. Beide partijen en de scheidsrechter of scheidsrechters dienen in kennis te worden gesteld van alle informatie over het geschil.

  • 11. De scheidsrechter of scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen en het Internationaal Bureau en de partijen worden binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving inzake het instellen van arbitrage in kennis gesteld van de uitspraak.

  • 12. Arbitrageprocedures zijn vertrouwelijk en binnen tien dagen na de kennisgeving van de uitspraak aan de partijen wordt het Internationaal Bureau schriftelijk in kennis gesteld van slechts een korte beschrijving van het geschil en de uitspraak.

  • 13. De uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters is onherroepelijk en bindend voor de partijen. Er is geen beroep mogelijk.

  • 14. De partijen bij de arbitrage gaan onverwijld over tot tenuitvoerlegging van de uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters. Indien een aangewezen aanbieder door zijn lidstaat gemachtigd is een arbitrageprocedure in te stellen en zich eraan te conformeren, dient de lidstaat erop toe te zien dat de aangewezen aanbieder de uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters ten uitvoer legt.

Artikel XXIV (gewijzigd art. 155)

Talen die worden gebruikt voor verslaglegging, beraadslagingen en dienstcorrespondentie

  • 1. Voor de stukken van de Unie worden de Franse, Engelse, Arabische en Spaanse taal gebruikt. Tevens worden de Duitse, Chinese, Portugese en Russische taal gebruikt, mits de productie in deze talen zich beperkt tot de belangrijkste basisstukken. Ook worden andere talen gebruikt, mits de lidstaten die daarom verzoeken alle kosten ervan dragen.

  • 2. De lidstaat of -staten die om een andere taal dan de officiële taal hebben verzocht, vormen een taalgroep.

  • 3. De stukken worden door het Internationaal Bureau gepubliceerd in de officiële taal en in de talen van de samengestelde taalgroepen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de regionale bureaus van deze groepen, overeenkomstig de met het Internationaal Bureau overeengekomen modaliteiten. De publicatie in de verschillende talen vindt volgens hetzelfde model plaats.

  • 4. De rechtstreeks door het Internationaal Bureau gepubliceerde stukken worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig verspreid in de verschillende talen waarom is verzocht.

  • 5. De correspondentie tussen de lidstaten of hun aangewezen aanbieders en het Internationaal Bureau en tussen dit Bureau en derden kan worden uitgewisseld in elke taal waarvoor het Internationaal Bureau een vertaaldienst heeft.

  • 6. De vertaalkosten in ongeacht welke taal, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de toepassing van het bepaalde onder 5 en artikel 136, worden gedragen door de taalgroep die om die taal heeft verzocht. De lidstaten die de officiële taal gebruiken, storten voor de vertaling van niet-officiële stukken een forfaitaire contributie waarvan het bedrag per contributie-eenheid gelijk is aan het bedrag dat wordt betaald door de landen die gebruik maken van de andere werktaal van het Internationaal Bureau. Alle overige kosten die verband houden met de verstrekking van stukken worden door de Unie gedragen. Het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten wordt vastgesteld in een resolutie van het Congres.

  • 7. De door een taalgroep te dragen kosten worden verdeeld over de leden van deze groep, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De kosten kunnen volgens een andere verdeelsleutel over de leden van de taalgroep worden verdeeld, mits de betrokken lidstaten het hierover eens worden en het Internationaal Bureau via de woordvoerder van de groep van hun besluit in kennis stellen.

  • 8. Het Internationaal Bureau geeft na een termijn die ten hoogste twee jaar mag bedragen gevolg aan elke wijziging van de taalkeuze waarom door een lidstaat wordt verzocht.

  • 9. Voor de beraadslagingen van de organen van de Unie worden de Franse, de Engelse, de Spaanse, de Russische en de Arabische taal toegelaten, door middel van een tolksysteem – met of zonder elektronische apparatuur – waarvan de keuze wordt overgelaten aan het oordeel van de organisatoren van de vergadering, na overleg met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau en met de betrokken lidstaten.

  • 10. Voor de onder 9 bedoelde beraadslagingen en vergaderingen worden tevens andere talen toegestaan.

  • 11. De delegaties die andere talen gebruiken, dragen zorg voor de simultane vertolking in een van de onder 9 bedoelde talen, hetzij door middel van het in dat lid bedoelde systeem, wanneer de benodigde technische aanpassingen kunnen worden gerealiseerd, hetzij door middel van persoonlijke tolken.

  • 12. De kosten van de tolkdiensten worden verdeeld over de lidstaten die dezelfde taal gebruiken, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De installatie- en onderhoudskosten van de technische apparatuur worden evenwel door de Unie gedragen.

  • 13. De lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders kunnen afspraken maken met betrekking tot de in hun wederzijdse betrekkingen voor dienstcorrespondentie te gebruiken taal. Bij gebreke van dergelijke afspraken wordt de Franse taal gebruikt.

Artikel XXV (gewijzigd art. 158)

Inwerkingtreding en duur van het Algemeen Reglement

  • 1. (Geschrapt.)

  • 2. Dit Algemeen Reglement treedt in werking op 1 januari 2014 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

Artikel XXVI Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie

Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 juli 2022 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Algemeen Reglement zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke lidstaat een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan, 26 augustus 2021



Algemeen Postverdrag

Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie (hierna „de Unie), in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, in dit Algemeen Postverdrag (hierna Postverdrag) de regels vastgelegd die van toepassing zijn op de internationale postale dienst.

DEEL I GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS BETREFFENDE DE INTERNATIONALE POSTALE DIENST

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. Ten behoeve van het Postverdrag worden de navolgende termen als volgt gedefinieerd:

    • 1.1. briefpostzending: zending zoals beschreven in en vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Postverdrag en de Regelingen;

    • 1.2. pakketpostzending: zending zoals beschreven in en vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Postverdrag en de Regelingen;

    • 1.3. EMS-zending: zending zoals beschreven in en vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Postverdrag, de Regelingen en de bijbehorende EMS-instrumenten;

    • 1.4. stukken: een briefpost-, pakketpost- of EMS-zending bestaande uit schriftelijke, getekende, gedrukte of digitale informatie, met uitsluiting van handelswaren, waarvan de fysieke specificaties binnen de in de Regelingen vastgestelde grenzen vallen;

    • 1.5. goederen: een briefpost-, pakketpost- of EMS-zending bestaande uit elke roerende en lichamelijke zaak anders dan geld, met inbegrip van handelswaren, die niet onder de omschrijving in 1.4 van „stukken” valt en waarvan de fysieke specificaties binnen de in de Regelingen vastgestelde grenzen vallen;

    • 1.6. gesloten postzending: van een etiket en al dan niet een loodzegel voorziene verpakkingseenheid of -eenheden die poststukken bevat(ten);

    • 1.7. verkeerd bezorgde postzendingen: verpakkingseenheden die worden ontvangen door een ander uitwisselingskantoor dan dat op het etiket (van de verpakkingseenheid) is vermeld;

    • 1.8. persoonsgegevens: gegevens ter identificatie van een gebruiker van postdiensten;

    • 1.9. verkeerd bezorgde zendingen: zendingen die door een uitwisselingskantoor worden ontvangen, maar die waren bestemd voor een uitwisselingskantoor in een andere lidstaat;

    • 1.10. doorvoervergoedingen: vergoeding voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de briefpostzendingen over land, over zee en/of door de lucht;

    • 1.11. eindkosten: door de aangewezen aanbieder van het verzendende land aan de aangewezen aanbieder van het land van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van de briefpostzendingen die in het land van bestemming worden ontvangen;

    • 1.12. aangewezen aanbieder: elke gouvernementele of niet-gouvernementele instantie die officieel door de lidstaat is aangewezen voor de verzorging van postale diensten en het vervullen van de daarbij behorende verplichtingen die uit de Akten van de Unie voortvloeien op zijn grondgebied;

    • 1.13. petit paquet: zending die wordt vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Verdrag en de Regelingen;

    • 1.14. territoriaal bestellingsquotum: door de aangewezen aanbieder van het verzendende land aan de aangewezen aanbieder van het land van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van een postpakket in het land van bestemming;

    • 1.15. territoriaal doorvoerquotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de postzendingen over land en/of door de lucht, voor het door zijn grondgebied voeren van een postpakket;

    • 1.16. maritiem quotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) die deelneemt aan het vervoer over zee van een postpakket;

    • 1.17. klacht: een klacht of vraag naar aanleiding van het gebruik van een postale dienst die is ingediend overeenkomstig de voorwaarden van het Verdrag en de Regelingen daarbij;

    • 1.18. algemene postale dienst: permanente verzorging voor cliënten van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, op elk punt op het grondgebied van een land, tegen betaalbare prijzen;

    • 1.19. doorvoerzendingen à découvert: doorvoer, via een tussenliggend land, van zendingen waarvan het aantal of het gewicht geen vervaardiging van een gesloten postzending rechtvaardigt voor het land van bestemming.

Artikel 2 Aanwijzing van de instantie of instanties belast met het vervullen van de verplichtingen die uit de toetreding tot het Postverdrag voortvloeien
  • 1. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van het overheidsorgaan dat belast is met het toezicht op de postzaken. Bovendien brengen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres op de hoogte van de naam en het adres van de aanbieder of aanbieders die officieel zijn aangewezen voor de verzorging van de postale diensten en het vervullen van de verplichtingen die op zijn of hun grondgebieden uit de Akten van de Unie voortvloeien. Tussen Congressen in brengen de lidstaten elke wijziging betreffende de overheidsinstanties zo spoedig mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau dient voorts zo spoedig mogelijk in kennis te worden gesteld van elke wijziging betreffende de officieel aangewezen aanbieders, bij voorkeur ten minste drie maanden voordat de wijziging in werking treedt.

  • 2. Een lidstaat die een nieuwe aanbieder officieel aanwijst, vermeldt de reikwijdte en de geografische dekking van de postale diensten die laatstgenoemde overeenkomstig de Akten van de Unie op zijn grondgebied zal verlenen.

Artikel 3 Algemene postale dienst
  • 1. Teneinde het concept van de eenheid van het postgebied van de Unie te versterken zien de lidstaten erop toe dat alle gebruikers/cliënten het recht genieten op een algemene postale dienst die overeenkomt met een aanbieding van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, die permanent en op elk punt op hun grondgebied tegen betaalbare prijzen worden aangeboden.

  • 2. Te dien einde stellen de lidstaten, in het kader van hun nationale postwetgeving of via andere gebruikelijke middelen, de reikwijdte van de desbetreffende postale diensten vast alsmede de voorwaarden betreffende kwaliteit en betaalbare prijzen, met inachtneming van zowel de behoeften van de bevolking als hun nationale omstandigheden.

  • 3. De lidstaten zien erop toe dat de aangeboden postale diensten en de kwaliteitsnormen door de met de algemene postale dienst belaste instanties worden geëerbiedigd.

  • 4. De lidstaten zien erop toe dat de algemene postale dienst op levensvatbare wijze wordt verzorgd, zodat het duurzame bestaan ervan wordt gewaarborgd.

Artikel 4 Vrijheid van doorvoer
  • 1. Het beginsel van de vrijheid van doorvoer wordt uiteengezet in artikel 1 van de Constitutie. Dit beginsel brengt voor elke lidstaat de verplichting met zich mee om ervoor te zorgen dat zijn aangewezen aanbieders de gesloten postzendingen en de briefpostzendingen à découvert die door een andere aangewezen aanbieder worden bezorgd, steeds verzenden langs de snelste weg en met behulp van de veiligste middelen die zij voor hun eigen zendingen gebruiken. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde postzendingen.

  • 2. De lidstaten die niet deelnemen aan de uitwisseling van poststukken met besmettelijke stoffen of radioactieve stoffen, mogen de doorvoer van zulke zendingen à découvert over hun grondgebied weigeren. Dat is eveneens van toepassing op drukwerk, tijdschriften, periodieken, petits paquets en M-zakken waarvan de inhoud niet aan de wettelijke bepalingen voldoet die van toepassing zijn op de voorwaarden voor hun publicatie of circulatie in het land van doorvoer.

  • 3. Vrijheid van doorvoer van postpakketten is gewaarborgd binnen het gehele grondgebied van de Unie.

  • 4. Indien een lidstaat de bepalingen inzake de vrijheid van doorvoer niet naleeft, hebben de andere lidstaten het recht om de verlening van postale diensten met deze lidstaat af te schaffen.

Artikel 5 Eigendom van poststukken. Onttrekking. Wijziging of verbetering van het adres en/of naam van de geadresseerde (naam van de rechtspersoon, of achternaam, voornaam of (eventueel) patroniem). Nazending. Terugzending naar de afzender van onbestelbare stukken
  • 1. Zolang een poststuk niet bij de rechthebbende is besteld, blijft dit eigendom van de afzender, behalve indien het in beslag is genomen krachtens de nationale wetgeving van het land van herkomst of van bestemming en, in het geval van toepassing van artikel 19.2.1.1 of 19.3, overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van doorvoer.

  • 2. De afzender van een poststuk kan dit uit de dienst laten terugtrekken of het adres en/of de naam van de geadresseerde (naam van de rechtspersoon, of achternaam, voornaam of (eventueel) patroniem) laten wijzigen of verbeteren. De porten en andere voorwaarden worden voorgeschreven in de Regelingen.

  • 3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun aangewezen aanbieders poststukken in geval van wijziging van het adres van de geadresseerde nazenden, en onbestelbare stukken naar de afzender terugzenden. De porten en andere voorwaarden worden voorgeschreven in de Regelingen.

Artikel 6 Postzegels
  • 1. De benaming „postzegel” wordt uit hoofde van dit Postverdrag beschermd en is uitsluitend voorbehouden aan de zegels die voldoen aan voorwaarden van dit artikel en van de Regelingen.

  • 2. De postzegel:

    • 2.1. wordt uitsluitend onder het gezag van de lidstaat of het grondgebied uitgegeven en in omloop gebracht, overeenkomstig de Akten van de Unie;

    • 2.2. is een teken van soevereiniteit en vormt een bewijs van de frankering die overeenkomt met de intrinsieke waarde ervan, wanneer deze in overeenstemming met de Akten van de Unie op een poststuk wordt aangebracht;

    • 2.3. dient in omloop te zijn in de lidstaat of op het grondgebied waar de postzegel wordt uitgegeven voor gebruik ten behoeve van frankering of filatelie, overeenkomstig de nationale wetgeving;

    • 2.4. dient verkrijgbaar te zijn voor alle inwoners van de lidstaat of het grondgebied waar de postzegel wordt uitgegeven.

  • 3. De postzegel bevat:

    • 3.1. de naam van de uitgevende lidstaat of het uitgevende grondgebied, in Latijnse letters, dan wel, indien de lidstaat of het grondgebied waar de postzegel wordt uitgegeven daartoe een verzoek indient bij het Internationaal Bureau van de Unie, de officiële afkorting of initialen van de uitgevende lidstaat of het uitgevende grondgebied, overeenkomstig de in de Regelingen gestelde voorwaarden;1)

    • 3.2. de nominale waarde ervan, uitgedrukt:

      • 3.2.1. in beginsel, in de officiële munteenheid van de uitgevende lidstaat of het uitgevende grondgebied, of weergegeven in de vorm van een letter of symbool;

      • 3.2.2. door middel van andere specifieke identificatietekens.

  • 4. De staatsemblemen, de officiële controletekens en de emblemen van intergouvernementele organisaties die op de postzegels voorkomen, worden beschermd uit hoofde van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.

  • 5. De onderwerpen en motieven van de postzegels dienen:

    • 5.1. overeen te komen met de geest van de preambule van de Constitutie van de Unie en met de beslissingen die door de organen van de Unie zijn genomen;

    • 5.2. nauw verband te houden met de culturele identiteit van de lidstaat of het grondgebied, of een bijdrage leveren aan het uitdragen van de cultuur of aan de handhaving van de vrede;

    • 5.3. in geval van herdenking van belangrijke personen uit of bijzondere gebeurtenissen in het buitenland voor de lidstaat of het grondgebied, een nauwe band met de genoemde lidstaat of het grondgebied te hebben;

    • 5.4. gespeend zijn van politieke of beledigende kenmerken ten aanzien van een persoon of land;

    • 5.5. van bijzonder belang te zijn voor de lidstaat of het grondgebied.

  • 6. Frankeerstempels, afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen of andere druk- of stempelwijzen die voldoen aan de bepalingen van de Akten van de Unie, mogen uitsluitend met toestemming van de lidstaat of van het grondgebied worden gebruikt.

  • 7. Alvorens postzegels uit te geven waarvoor gebruik wordt gemaakt van nieuwe materialen of technologieën, verstrekken de lidstaten het Internationaal Bureau de nodige informatie over de geschiktheid ervan voor postverwerkende machines. Het Internationaal Bureau stelt de andere lidstaten en hun aangewezen aanbieders dienovereenkomstig op de hoogte.

Artikel 7 Duurzame ontwikkeling

De lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders dienen op alle niveaus van de postexploitatie een dynamische duurzame ontwikkelingsstrategie te ontwikkelen en uit te voeren, die met name gericht is op sociale, economische en milieumaatregelen, en de voorlichting op het gebied van duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Artikel 8 Postveiligheid
  • 1. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders dienen de veiligheidseisen omschreven in de veiligheidsnormen van de Wereldpostunie na te leven en op alle niveaus van de postexploitatie een proactieve strategie aan te nemen voor activiteiten op het gebied van veiligheid en deze toe te passen, teneinde het vertrouwen van het publiek in de postale diensten die door de aangewezen aanbieders worden geleverd, te behouden en te vergroten, zulks in het belang van alle betrokken beambten. Deze strategie dient te beantwoorden aan de doelstellingen in de Regelingen en aan het beginsel dat vooraf langs elektronische weg gegevens worden verschaft over de in de uitvoeringsbepalingen omschreven poststukken (met inbegrip van het soort en de criteria voor poststukken), aangenomen door de Raad van Bestuur en de Postraad, in overeenstemming met de technische normen van de Unie voor berichten. De strategie dient tevens te voorzien in de uitwisseling van informatie met betrekking tot de handhaving van de veiligheid en de beveiliging van het vervoer en de doorvoer van postzendingen tussen de lidstaten en hun aangewezen aanbieders.

  • 2. De in de internationale keten toegepaste beveiligingsmaatregelen voor postvervoer dienen toegesneden te zijn op de risico’s of bedreigingen waarvoor zij bedoeld zijn en te worden ingevoerd zonder de wereldwijde poststromen of handel te belemmeren door rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het postnetwerk. Beveiligingsmaatregelen die de postexploitatie mogelijk wereldwijd beïnvloeden, dienen internationaal te worden afgestemd en evenwichtig te worden ingevoerd, waarbij de desbetreffende belanghebbenden betrokken dienen te worden.

Artikel 9 Overtredingen
  • 1. Poststukken.

    • 1.1. De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de navolgende handelingen te voorkomen en de daders ervan te vervolgen en te bestraffen:

      • 1.1.1. het insluiten in poststukken van verdovende middelen, psychotrope stoffen of; gevaarlijke goederen waarvoor insluiting niet uitdrukkelijk door het Verdrag en de Regelingen wordt toegestaan;

      • 1.1.2. het insluiten in poststukken van voorwerpen van pedofiele of pornografische aard waarin kinderen voorkomen.

  • 2. Frankering in het algemeen en frankeermiddelen in het bijzonder

    • 2.1. De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen ter voorkoming, beteugeling en bestraffing van overtredingen met betrekking tot de in dit Verdrag bedoelde frankeermiddelen, te weten:

      • 2.1.1. in roulatie zijnde of uit de roulatie genomen postzegels;

      • 2.1.2. frankeermerken;

      • 2.1.3. afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen;

      • 2.1.4. internationale antwoordcoupons.

    • 2.2. Ten behoeve van dit Verdrag wordt onder een overtreding met betrekking tot frankeermiddelen verstaan een van de volgende handelingen, begaan door personen met het oogmerk de pleger ervan of een derde op onrechtmatige wijze te verrijken. Het volgende dient strafbaar te worden gesteld:

      • 2.2.1. het vervalsen, imiteren of namaken van frankeermiddelen, of elke andere onrechtmatige of strafbare daad die verband houdt met de ongeoorloofde vervaardiging ervan;

      • 2.2.2. het vervaardigen, gebruiken, in omloop brengen, in de handel brengen, distribueren, verspreiden, vervoeren, presenteren of tentoonstellen (mede in de vorm van catalogi en voor publicitaire doeleinden) van vervalste, geïmiteerde of nagemaakte frankeermiddelen;

      • 2.2.3. het ten behoeve van postale doeleinden gebruiken of in omloop brengen van frankeermiddelen die reeds eerder zijn gebruikt;

      • 2.2.4. pogingen tot het begaan van een van de bovengenoemde overtredingen.

  • 3. Wederkerigheid

    • 3.1. Wat de sancties betreft, mag geen enkel onderscheid worden gemaakt tussen de onder 2 bedoelde handelingen, of het nu gaat om nationale of buitenlandse frankeermiddelen; op deze bepaling kunnen geen voorwaarden inzake wettelijke wederkerigheid of wederkerigheid op grond van een verdrag worden toegepast.

Artikel 10 Verwerking van persoonsgegevens
  • 1. De persoonsgegevens van gebruikers mogen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld in overeenstemming met de van toepassing zijnde nationale wetgeving.

  • 2. De persoonsgegevens van gebruikers worden uitsluitend ter kennis gebracht van derden die bevoegd zijn tot toegang op grond van de van toepassing zijnde nationale wetgeving.

  • 3. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders waarborgen de vertrouwelijkheid en veiligheid van de persoonsgegevens van gebruikers in overeenstemming met hun nationale wetgeving.

  • 4. De aangewezen aanbieders stellen hun cliënten in kennis van het gebruik dat is gemaakt van hun persoonsgegevens en van het doel waarvoor zij zijn verzameld.

  • 5. Onverminderd het hiervoor bepaalde mogen de aangewezen aanbieders persoonsgegevens elektronisch doorgeven aan de aangewezen aanbieders van bestemmings- of doorvoerlanden die deze gegevens nodig hebben om de dienst te volbrengen.

Artikel 11 Uitwisseling van gesloten postzendingen met militaire eenheden
  • 1. Gesloten briefpostzendingen kunnen worden uitgewisseld via de landmacht-, marine- of luchtmachtdiensten van andere landen:

    • 1.1. tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van de aan de Organisatie van de Verenigde Naties ter beschikking gestelde militaire eenheden;

    • 1.2. tussen de bevelhebbers van deze militaire eenheden;

    • 1.3. tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van marine- of luchtmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land die in het buitenland zijn gestationeerd;

    • 1.4. tussen de bevelhebbers van marine-, luchtmacht- of landmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land.

  • 2. Briefpostzendingen die zijn opgenomen in de in 1 genoemde postzendingen dienen uitsluitend geadresseerd te zijn aan, of afkomstig te zijn van de leden van de militaire eenheden of van de staf- en bemanningsleden van de schepen of vliegtuigen van bestemming of herkomst. De daarvoor geldende tarieven en verzendingsvoorwaarden worden aan de hand van het binnenlandse reglement vastgesteld door de aangewezen aanbieder van de lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de schepen of vliegtuigen behoren.

  • 3. Tenzij anders is overeengekomen, is de aangewezen aanbieder van de lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de oorlogsschepen of militaire vliegtuigen behoren, aan de betrokken aangewezen aanbieders de doorvoervergoedingen, de eindkosten en de kosten voor het luchtvervoer verschuldigd.

Artikel 12 Terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland
  • 1. Geen enkele aangewezen aanbieder is verplicht briefpostzendingen te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen die op het grondgebied van de lidstaat woonachtige afzenders in het buitenland ter post bezorgen of doen bezorgen, met de bedoeling gebruik te maken van de aldaar geldende voordeligere tarieven.

  • 2. De bepalingen in 1 worden zonder onderscheid toegepast op briefpostzendingen die in het land van de afzender worden gereedgemaakt om vervolgens over de grens te worden vervoerd, en op briefpostzendingen die in het buitenland worden samengesteld.

  • 3. De aangewezen aanbieder van bestemming heeft het recht van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging betaling te eisen van de binnenlandse tarieven. Indien de aangewezen aanbieder van terpostbezorging weigert deze tarieven binnen een door de aangewezen aanbieder van bestemming gestelde termijn te betalen, mag laatstgenoemde de zendingen terugsturen naar de aangewezen aanbieder van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn nationale wetgeving behandelen.

  • 4. Geen enkele aangewezen aanbieder is verplicht de briefpostzendingen die de afzenders in grote hoeveelheden in een ander land dan dat waar ze verblijf houden ter post hebben bezorgd of laten bezorgen, te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen indien het bedrag van de te heffen eindkosten minder hoog blijkt dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de zendingen ter post zouden zijn bezorgd in het land van verblijf van de afzenders. De aangewezen aanbieder van bestemming heeft het recht om van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een vergoeding te eisen met betrekking tot de gemaakte kosten. Deze mag echter niet hoger zijn dan het hoogste bedrag van de volgende twee formules: hetzij 80% van het binnenlands tarief dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is, hetzij de percentages die ingevolge de artikelen 29, 30.5 tot en met 30.11, 30.12 en 30.13, of 31.17, van toepassing zijn, naargelang van het geval. Indien de aangewezen aanbieder van terpostbezorging weigert het gevorderde bedrag binnen een door de aangewezen aanbieder van bestemming gestelde termijn te betalen, mag deze laatste aanbieder de zendingen terugsturen naar de aangewezen aanbieder van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn nationale wetgeving behandelen.

Artikel 13 Gebruik van formulieren van de Unie
  • 1. Tenzij de Akten van de Unie anders bepalen, mogen uitsluitend aangewezen aanbieders gebruikmaken van de formulieren en documentatie van de Unie voor de verlening van postale diensten en de uitwisseling van poststukken overeenkomstig de Akten van de Unie.

  • 2. De aangewezen aanbieders kunnen de formulieren en documentatie van de Unie aanwenden voor de exploitatie van extraterritoriale uitwisselingskantoren (ETOE's) en internationale postverwerkingscentra (IMPC's) die zij oprichten buiten hun respectieve nationale grondgebied, zoals nader bepaald in het zesde lid, om de voornoemde verlening van postale diensten en uitwisseling van poststukken te vergemakkelijken.

  • 3. Voor de benutting van de in het tweede lid genoemde mogelijkheid gelden de voorwaarden van de nationale wetgeving of het binnenlands beleid van de lidstaat of het grondgebied waar het ETOE of IMPC is gevestigd. Dienaangaande, en onverminderd de verplichtingen inzake aanwijzing als bedoeld in artikel 2, waarborgen de aangewezen aanbieders dat zij aan hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag blijven voldoen, en zijn zij volledig verantwoordelijk voor al hun betrekkingen met andere aangewezen aanbieders en met het Internationaal Bureau.

  • 4. Wat de aanvaarding van poststukken afkomstig van deze ETOE's en IMPC's betreft, is de in het derde lid genoemde voorwaarde eveneens van toepassing op de lidstaat van bestemming.

  • 5. De lidstaten lichten het Internationaal Bureau in over hun beleid inzake poststukken verzonden door en/of ontvangen van ETOE's of IMPC's. De betreffende informatie wordt op de website van de Unie geplaatst.

  • 6. Uitsluitend ten behoeve van dit artikel worden ETOE's gedefinieerd als kantoren of voorzieningen die voor commerciële doeleinden worden opgericht en door of onder verantwoordelijkheid van de aangewezen aanbieders op het grondgebied van een lidstaat of ander dan hun eigen grondgebied worden geëxploiteerd met het oogmerk op buiten hun respectieve nationale grondgebied gelegen markten handel aan te trekken. IMPC's worden gedefinieerd als internationale voorzieningen voor de verwerking van internationale post die wordt uitgewisseld, hetzij om postzendingen tot stand te brengen of te ontvangen, hetzij om te fungeren als doorvoercentra voor internationale post die tussen andere aangewezen aanbieders wordt uitgewisseld.

  • 7. Niets in dit artikel zal zo worden uitgelegd dat ETOE’s of IMPC’s (met inbegrip van de aangewezen aanbieders die voor de oprichting en exploitatie ervan buiten hun respectieve nationale grondgebied verantwoordelijk zijn) zich in dezelfde situatie in het kader van de Akten van de Unie bevinden als de aangewezen aanbieders van het gastland, of dat er voor andere lidstaten een wettelijke verplichting ontstaat deze ETOE’s of IMPC’s te erkennen als aangewezen aanbieders op het grondgebied waar zij zijn gevestigd en worden geëxploiteerd.

DEEL II NORMEN EN DOELSTELLINGEN INZAKE DE KWALITEIT VAN DE DIENSTVERLENING

Artikel 14 Normen en doelstellingen inzake de kwaliteit van de dienstverlening
  • 1. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders dienen hun normen en doelstellingen inzake de bestelling van binnenkomende briefpostzendingen en pakketpostzendingen in het desbetreffende voorschrift zoals omschreven in de Regelingen vast te leggen, openbaar te maken en bij te werken.

  • 2. Deze normen en doelstellingen, vermeerderd met de tijd die normaliter nodig is voor de inklaring, mogen niet minder gunstig zijn dan die welke worden toegepast voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienstverlening.

  • 3. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders van herkomst dienen eveneens normen vast te leggen en te publiceren voor het volledige traject van prioritaire zendingen en briefpostzendingen per luchtpost alsmede voor pakketten en economische pakketten/over land of zee vervoerde pakketten.

  • 4. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders evalueren de toepassing van de kwaliteitsnormen op het gebied van dienstverlening.

DEEL III PORTEN, RECHTEN EN VRIJSTELLING VAN PORTEN

Artikel 15 Porten
  • 1. De porten voor de verschillende in het Verdrag omschreven postale diensten worden door de lidstaten of hun aangewezen aanbieders vastgesteld, afhankelijk van de nationale wetgeving en in overeenstemming met de grondbeginselen van het Verdrag en de Regelingen daarbij. De porten dienen in principe te worden vastgesteld in verhouding tot de kosten van het leveren van deze diensten.

  • 2. De lidstaat van herkomst of diens aangewezen aanbieder bepaalt, afhankelijk van de nationale wetgeving, de frankeertarieven voor het vervoer van de brief- en pakketpostzendingen. De frankeertarieven zijn inclusief de afgifte van de zendingen ten huize van de geadresseerde, voor zover de bestelling van dergelijke zendingen in het land van bestemming tot de dienstverlening behoort.

  • 3. De toegepaste porten, met inbegrip van die welke ter informatie in de Akten zijn vermeld, dienen minimaal gelijk te zijn aan die welke worden toegepast voor zendingen in het binnenlandse verkeer met dezelfde kenmerken (categorie, volume, verwerkingstermijn, enz.).

  • 4. Het is de lidstaten of hun aangewezen aanbieders, afhankelijk van de nationale wetgeving, toegestaan alle in de Akten voorkomende porten te overschrijden.

  • 5. Boven de onder 3 vastgestelde minimale limiet voor porten hebben de lidstaten of hun aangewezen aanbieders de mogelijkheid op hun nationale wetgeving gebaseerde lagere porten toe te staan voor briefpostzendingen en postpakketten die op het grondgebied van de lidstaat worden afgegeven. Zij hebben met name de mogelijkheid voorkeurstarieven toe te kennen aan hun cliënten die een aanzienlijk postverkeer hebben.

  • 6. Het is verboden aan cliënten andere porten in rekening te brengen dan die waarin is voorzien door de Akten.

  • 7. Behalve in de gevallen waarin door de Akten is voorzien, behoudt elke aangewezen aanbieder de porten die hij heeft geheven.

Artikel 16 Vrijstelling van porten
  • 1. Beginsel

    • 1.1. De gevallen van portvrijdom, als vrijstelling van de frankering, worden uitdrukkelijk in het Verdrag vermeld. In de Regelingen kunnen evenwel bepalingen worden opgenomen voor zowel de vrijstelling van frankering als de vrijstelling van betaling van doorvoerkosten, eindkosten en bestellingsquota voor briefpostzendingen en postpakketten met betrekking tot de postale dienst die door de lidstaten, de aangewezen aanbieders en de beperkte Unies worden verzonden. Daarnaast worden de briefpostzendingen en postpakketten die door het Internationaal Bureau van de Unie naar de beperkte Unies, de lidstaten en de aangewezen aanbieders worden verzonden, vrijgesteld van alle porten. De lidstaat van herkomst of diens aangewezen aanbieder is evenwel bevoegd luchtrechten te heffen voor deze laatste zendingen.

  • 2. Krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden

    • 2.1. Vrijgesteld van alle porten, met uitzondering van luchtrechten, zijn briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten aan of door krijgsgevangenen verzonden, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren. De in een neutraal land opgenomen en geïnterneerde oorlogvoerenden worden met de eigenlijke krijgsgevangenen gelijkgesteld voor zover het de toepassing van voornoemde bepalingen betreft.

    • 2.2. Het in 2.1 bepaalde geldt eveneens voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten die afkomstig zijn uit andere landen en zijn geadresseerd aan of verzonden door de geïnterneerde burgers, bedoeld in het op 12 augustus 1949 te Genève gesloten Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren.

    • 2.3. De in de Regelingen van het Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde bureaus genieten eveneens portvrijdom voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten met betrekking tot de in 2.1 en 2.2 bedoelde personen die zij hetzij rechtstreeks, hetzij via bemiddeling verzenden of ontvangen.

    • 2.4. Pakketten tot 5 kilogram worden in portvrijdom aangenomen. Het maximumgewicht is 10 kilogram voor zendingen waarvan de inhoud ondeelbaar is en voor zendingen die, met het oog op de verdeling onder de gevangenen, aan een kamp of de vertrouwenspersoon daarvan zijn gericht.

    • 2.5. In het kader van de vereffening van de rekeningen tussen de aangewezen aanbieders wordt voor dienstpakketten en pakketten van of voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden geen quotum toegekend, met uitzondering van de kosten van luchtvervoer die op de luchtpostpakketten van toepassing zijn.

  • 3. Braillestukken

    • 3.1. Braillestukken verzonden aan of door een organisatie voor blinden of verzonden door of aan een blinde zijn vrijgesteld van elk port, met uitzondering van luchtrechten, voor zover deze stukken als zodanig zijn toegelaten tot het binnenlandse verkeer van de verzendende aangewezen aanbieder.

    • 3.2. In dit artikel wordt verstaan onder:

      • 3.2.1. een blinde: een persoon die als blinde of slechtziende is geregistreerd in zijn land of die voldoet aan de omschrijving van de Wereldgezondheidsorganisatie van blinden of slechtzienden;

      • 3.2.2. een organisatie voor blinden: een instituut of vereniging ten dienste van of ter officiële vertegenwoordiging van blinden;

      • 3.2.3. braillestukken: correspondentie, literatuur in ongeacht welk formaat met inbegrip van geluidsopnames, en elke soort apparatuur of materiaal vervaardigd of aangepast ter ondersteuning van blinden teneinde de problemen van blindheid te overwinnen, zoals omschreven in de Regelingen.

DEEL IV BASISDIENSTEN EN AANVULLENDE DIENSTEN

Artikel 17 Basisdiensten
  • 1. De lidstaten dienen erop toe te zien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van briefpostzendingen.

  • 2. Briefpostzendingen die uitsluitend stukken bevatten, zijn:

    • 2.1. prioritaire of niet-prioritaire zendingen tot 2 kilogram;

    • 2.2. brieven, postkaarten en drukwerk tot 2 kilogram;

    • 2.3. braillestukken tot 7 kilogram;

    • 2.4. bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, „M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram.

  • 3. Briefpostzendingen die goederen bevatten, zijn:

    • 3.1. prioritaire of niet-prioritaire petits paquets tot 2 kilogram;

    • 3.2. braillestukken tot 7 kilogram, zoals vermeld in de Regelingen;

    • 3.3. bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, „M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram, zoals vermeld in de Regelingen.

  • 4. De briefpostzendingen worden gerangschikt naar zowel de snelheid van behandeling als de inhoud ervan, overeenkomstig de Regelingen.

  • 5. Binnen het classificatiesysteem bedoeld in 4, kunnen briefpostzendingen ook worden ingedeeld op grond van hun omvang als kleine brieven (P), grote brieven (G), volumineuze brieven (E) of petits paquets (E). De limieten qua omvang en gewicht zijn omschreven in de Regelingen.

  • 6. Op sommige categorieën briefpostzendingen zijn facultatief hogere gewichtslimieten dan de onder 2 en 3 genoemde limieten van toepassing, volgens de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

  • 7. De lidstaten dienen er ook op toe te zien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van pakketpostzendingen tot 20 kilogram.

  • 8. Op sommige pakketpostzendingen zijn facultatief gewichtslimieten van meer dan 20 kg van toepassing, volgens de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

Artikel 18 Aanvullende diensten
  • 1. De lidstaten verzorgen de levering van de navolgende verplichte aanvullende diensten:

    • 1.1. aantekendienst voor uitgaande lucht- en prioritaire briefpostzendingen;

    • 1.2. aantekendienst voor alle binnenkomende aangetekende briefpostzendingen.

  • 2. De lidstaten kunnen de navolgende facultatieve aanvullende diensten waarborgen in het kader van de betrekkingen tussen de aangewezen aanbieders die zijn overeengekomen deze diensten te verzorgen:

    • 2.1. postale dienst met waardeaangifte voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.2. postale dienst met rembourszending voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.3. gevolgde postale dienst voor briefpostzendingen;

    • 2.4. postale dienst voor het in handen afgeven van aangetekende briefpostzendingen of van zendingen met waardeaangifte;

    • 2.5. postale dienst voor port- en rechtvrije zendingen voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.6. pakketten die een bijzondere behandeling behoeven;

    • 2.7. „Consignment”-consolidatiedienst voor gegroepeerde zendingen van één afzender die voor het buitenland zijn bestemd;

    • 2.8. retourdienst voor handelswaar, waarbij de geadresseerde handelswaar terugzendt naar de oorspronkelijke verkoper met diens toestemming.

  • 3. De drie navolgende aanvullende diensten omvatten tegelijkertijd verplichte en facultatieve aspecten:

    • 3.1. dienst internationaal antwoordnummer (CCRI), die voornamelijk facultatief is. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders zijn echter verplicht de retourdienst te verzorgen van deze zendingen;

    • 3.2. dienst internationale antwoordcoupons. Deze coupons kunnen worden uitgewisseld in elke lidstaat, maar de verkoop ervan is facultatief;

    • 3.3. ontvangstbevestigingen voor aangetekende briefpostzendingen, pakketten en zendingen met waardeaangifte. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders accepteren ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen. De verzorging van een ontvangstbevestiging voor uitgaande zendingen is echter facultatief.

  • 4. Deze diensten en de bijbehorende heffingen worden beschreven in de Regelingen.

  • 5. Indien voor de hieronder vermelde diensten in het binnenlandse verkeer bijzondere heffingen gelden, zijn de aangewezen aanbieders bevoegd dezelfde heffingen te vragen voor internationale zendingen, volgens de in de Regelingen genoemde voorwaarden:

    • 5.1. bestelling van petits paquets van meer dan 500 gram;

    • 5.2. terpostbezorging van een briefpostzending op het uiterste tijdstip;

    • 5.3. terpostbezorging buiten de normale openingsuren van de loketten;

    • 5.4. ophalen bij de afzender thuis;

    • 5.5. afhalen van een briefpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten;

    • 5.6. poste restante;

    • 5.7. opslag van briefpostzendingen van meer dan 500 gram (met uitzondering van braillestukken) en van postpakketten;

    • 5.8. aflevering van pakketten in antwoord op het bericht van aankomst;

    • 5.9. dekking tegen het risico van overmacht;

    • 5.10. afleveren van briefpostzendingen buiten de normale openingsuren van de loketten.

DEEL V. VERBODSBEPALINGEN EN DOUANEZAKEN

Artikel 19 Niet-toegelaten zendingen. Verbodsbepalingen
  • 1. Algemeen

    • 1.1. Zendingen die niet voldoen aan de bij het Verdrag en de Regelingen vereiste voorwaarden worden niet toegelaten. Zendingen die worden verstuurd met het oog op een frauduleuze handeling of het opzettelijk verzuim de volledige verschuldigde bedragen te betalen, worden evenmin toegelaten.

    • 1.2. De uitzonderingen op de in dit artikel genoemde verboden zijn in de Regelingen vervat.

    • 1.3. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders hebben de mogelijkheid de in dit artikel genoemde verboden, die onmiddellijk na de opneming ervan in het desbetreffende voorschrift kunnen worden toegepast, uit te breiden. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders die de lijst van artikelen die zij verbieden of op voorwaarden toelaten als invoer (of in doorvoer), willen uitbreiden of wijzigen, stellen het Internationaal Bureau in kennis, dat vervolgens het relevante voorschrift dienovereenkomstig bijwerkt.

  • 2. Verboden die gelden voor alle categorieën zendingen

    • 2.1. Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen is in alle categorieën zendingen verboden:

      • 2.1.1. verdovende middelen en psychotrope stoffen zoals gedefinieerd door het Internationaal comité van toezicht op verdovende middelen (OICS), of andere illegale drugs die in het land van bestemming verboden zijn;

      • 2.1.2. obscene of immorele voorwerpen;

      • 2.1.3. nagemaakte en op ongeoorloofde wijze geproduceerde voorwerpen;

      • 2.1.4. andere voorwerpen waarvan de invoer of het verkeer in het land van bestemming verboden is;

      • 2.1.5. voorwerpen die, vanwege hun aard of verpakking, een gevaar kunnen vormen voor de beambten of voor het grote publiek of de andere zendingen of postuitrusting of de eigendommen van derden kunnen bevuilen of beschadigen;

      • 2.1.6. stukken met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen;

  • 3. Gevaarlijke goederen

    • 3.1. Het insluiten van gevaarlijke goederen zoals beschreven in het Verdrag en de Regelingen, is in alle categorieën zendingen verboden.

    • 3.2. Het insluiten van ontplofbare voorwerpen en inert militair materieel, met inbegrip van inerte granaten, inerte projectielen en andere soortgelijke artikelen, alsmede replica’s van dergelijke voorwerpen en artikelen, is in alle categorieën zendingen verboden.

    • 3.3. Bij wijze van uitzondering kunnen gevaarlijke goederen worden aangenomen in het kader van de betrekkingen tussen lidstaten die zich bereid hebben verklaard deze goederen op wederkerigheids- of eenrichtingsbasis toe te laten, mits ze voldoen aan de nationale en internationale regels en voorschriften inzake vervoer.

  • 4. Levende dieren

    • 4.1. Het insluiten van levende dieren is in alle categorieën zendingen verboden.

    • 4.2. Bij uitzondering worden de navolgende dieren toegelaten in briefpostzendingen anders dan zendingen met waardeaangifte:

      • 4.2.1. bijen, bloedzuigers en zijderupsen;

      • 4.2.2. parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de beheersing van deze insecten en uitgewisseld tussen officieel erkende instellingen;

      • 4.2.3. vliegen van de drosophilidae-familie die worden gebruikt voor biomedisch onderzoek tussen officieel erkende instellingen.

    • 4.3. Bij uitzondering worden de navolgende dieren in pakketten toegelaten:

      • 4.3.1. levende dieren waarvan het vervoer per post in de postvoorschriften en/of nationale wetgeving van de betrokken landen wordt toegestaan.

  • 5. Insluiting van correspondentie in pakketten

    • 5.1. Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen in postpakketten is verboden:

      • 5.1.1. correspondentie, met uitzondering van archiefstukken, tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.

  • 6. Muntstukken, bankbiljetten en andere waardevolle voorwerpen

    • 6.1. Het is verboden muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen in te sluiten:

      • 6.1.1. in briefpostzendingen zonder waardeaangifte;

        • 6.1.1.1. wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming dit toestaat, mogen deze voorwerpen echter wel aangetekend in een gesloten enveloppe worden verzonden;

      • 6.1.2. in pakketten zonder waardeaangifte, behalve wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en van het land van bestemming dit toestaat;

      • 6.1.3. in pakketten zonder waardeaangifte in het verkeer tussen twee landen die waardeaangifte accepteren;

        • 6.1.3.1. bovendien kan elke lidstaat of aangewezen aanbieder de insluiting verbieden van baren goud in pakketten met of zonder waardeaangifte afkomstig van of met een bestemming op zijn grondgebied of in doorvoer à découvert over zijn grondgebied; elke lidstaat of aangewezen aanbieder kan beperkingen stellen aan de werkelijke waarde van deze zendingen.

  • 7. Drukwerken en braillestukken:

    • 7.1. mogen niet van een vermelding zijn voorzien en mogen geen correspondentie bevatten;

    • 7.2. mogen geen postzegel of een al dan niet ongeldig gemaakte frankeermethode bevatten, en geen papieren die een waarde vertegenwoordigen, behalve in het geval de zending een kaart, envelop of van tevoren gefrankeerde band bevat met het oog op de retourzending ervan, waarop het adres van de afzender van de zending of van diens vertegenwoordiger in het land van terpostbezorging of van bestemming van de oorspronkelijke zending is afgedrukt.

  • 8. Behandeling van zendingen die ten onrechte zijn toegelaten

    • 8.1. Zendingen die ten onrechte zijn toegelaten, worden behandeld overeenkomstig de Regelingen. Zendingen die de in 2.1.1, 2.1.2, 3.1 en 3.2 bedoelde voorwerpen bevatten, worden echter in geen geval naar de bestemming verzonden, noch bij de geadresseerden besteld, noch teruggestuurd naar de plaats van herkomst. Indien de in 2.1.1 bedoelde voorwerpen worden ontdekt in doorvoerzendingen, worden deze laatste behandeld overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van doorvoer. Indien de in 3.1 en 3.2 bedoelde voorwerpen tijdens het vervoer worden ontdekt, is de betrokken aangewezen aanbieder gerechtigd deze voorwerpen uit de zending te halen en te verwijderen. De aangewezen aanbieder kan het restant van de verzending vervolgens naar de bestemming sturen, vergezeld van informatie over de verwijdering van het ontoelaatbare voorwerp.

Artikel 20 Douanecontrole. Douanerechten en andere rechten
  • 1. De aangewezen aanbieders van het land van herkomst en die van het land van bestemming zijn gemachtigd om, overeenkomstig de wetgeving van hun land, zendingen aan douanecontrole te onderwerpen.

  • 2. Zendingen die ter controle aan de douane worden voorgelegd, kunnen door de postale dienst worden belast met kosten voor aanbieding bij de douane waarvan het indicatieve bedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Deze kosten worden slechts voor aanbieding bij de douane en voor inklaring geheven voor de zendingen die zijn belast met douanerechten of soortgelijke rechten.

  • 3. De aangewezen aanbieders die toestemming hebben verkregen voor het verrichten van de inklaring, hetzij namens de cliënt, hetzij namens de aangewezen aanbieder van het land van bestemming, mogen van de cliënten een op de werkelijke kosten van de handeling gebaseerde toeslag heffen. Deze heffing kan, op grond van de nationale wetgeving, worden opgelegd voor alle bij de douane aangegeven zendingen, met inbegrip van zendingen die van douanerechten zijn vrijgesteld. De cliënten dienen van tevoren naar behoren van de desbetreffende heffing op de hoogte te worden gebracht.

  • 4. De aangewezen aanbieders zijn gemachtigd om van de afzenders c.q. de geadresseerden van de zendingen douanerechten en eventuele andere rechten te heffen.

DEEL VI AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 21 Klachten
  • 1. Elke aangewezen aanbieder is verplicht de klachten betreffende pakketten, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte en bewijs van afgifte die bij zijn eigen dienst of bij die van een andere aangewezen aanbieder ter post zijn bezorgd, in behandeling te nemen, mits dergelijke klachten door cliënten worden ingediend door cliënten binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag na de terpostbezorging van de zending. De doorgifte en afhandeling van klachten tussen de aangewezen aanbieders verlopen overeenkomstig de in de Regelingen gestelde voorwaarden. De termijn van zes maanden heeft betrekking op de relatie tussen de indieners van de klacht en de aangewezen aanbieders en heeft geen betrekking op het doorgeven van klachten tussen de aangewezen aanbieders.

  • 2. De behandeling van klachten is kosteloos. De bijkomende kosten als gevolg van een verzoek om verzending via de EMS-dienst komen in beginsel echter ten laste van de verzoeker.

Artikel 22 Aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders. Schadevergoedingen
  • 1. Algemeen

    • 1.1. Met uitzondering van de in artikel 23, bedoelde gevallen, zijn de aangewezen aanbieders aansprakelijk voor:

      • 1.1.1. verlies, ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, gewone pakketten (met uitzondering van pakketzendingen in de categorie levering van elektronisch geplaatste bestellingen („ECOMPRO-pakketten”), waarvan de specificaties nader zijn omschreven in de Regelingen) en zendingen met waardeaangifte;

      • 1.1.2. de terugzending van aangetekende zendingen, zendingen met waardeaangifte en gewone pakketten wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven.

    • 1.2. De aangewezen aanbieders aanvaarden geen aansprakelijkheid wanneer het gaat om andere pakketten dan de in 1.1.1 en 1.1.2 genoemde pakketten, noch voor ECOMPRO-pakketten.

    • 1.3. In elk ander geval waarin niet door dit Verdrag wordt voorzien, aanvaarden de aangewezen aanbieders geen aansprakelijkheid.

    • 1.4. Wanneer het verlies of de volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte het gevolg is van overmacht die geen aanleiding tot schadevergoeding geeft, heeft de afzender recht op teruggave van de voor de terpostbezorging betaalde toeslagen, met uitzondering van de toeslag voor waardeaangifte.

    • 1.5. De bedragen van de te betalen schadevergoeding mogen niet hoger zijn dan de in de Regelingen vermelde bedragen.

    • 1.6. In geval van aansprakelijkheid worden indirecte schade, gederfde winsten of immateriële schade niet in aanmerking genomen bij het te betalen schadevergoedingsbedrag.

    • 1.7. Alle bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders zijn strikt, dwingend en uitputtend. De aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders blijft in elk geval – ook bij grove schuld (grove fout) – beperkt tot de in het Postverdrag en de Regelingen vastgestelde limieten

  • 2. Aangetekende zendingen

    • 2.1. De afzender van een aangetekende zending heeft bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging daarvan recht op een schadevergoeding vastgelegd in de Regelingen. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regelingen bepaalde bedrag, mogen de aangewezen aanbieders dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken aangewezen aanbieders worden vergoed.

    • 2.2. In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een aangetekende zending heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.

  • 3. Gewone pakketten

    • 3.1. In geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender recht op een in de Regelingen vastgestelde vergoeding. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regelingen bepaalde bedrag, mogen de aangewezen aanbieders dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken aangewezen aanbieders worden vergoed.

    • 3.2. In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.

    • 3.3. De aangewezen aanbieders kunnen overeenkomen in hun wederzijdse betrekkingen het in de Regelingen vastgestelde bedrag toe te passen, zonder inachtneming van het gewicht van het pakket.

  • 4. Zendingen met waardeaangifte

    • 4.1. Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met waardeaangifte, heeft de afzender recht op een schadevergoeding die in principe overeenkomt met het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.

    • 4.2. In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een zending met waardeaangifte heeft de afzender recht op een vergoeding die in principe overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag mag echter in geen geval hoger zijn dan het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.

  • 5. In geval van terugzending van een aangetekende briefpostzending of een briefpostzending met waardeaangifte, heeft de afzender, wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven, uitsluitend recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging van de zending betaalde porten.

  • 6. In geval van terugzending van een pakket wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven, heeft de afzender recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging in het land van herkomst betaalde porten en van de uitgaven veroorzaakt door de terugzending van het pakket uit het land van bestemming.

  • 7. In de in 2, 3 en 4 bedoelde gevallen wordt de schadevergoeding berekend volgens de in BTR omgezette marktprijs van gelijksoortige voorwerpen of goederen op de plaats en het tijdstip waarop de zending voor vervoer werd aangenomen. Bij ontbreken van een marktprijs wordt de schadevergoeding berekend volgens de gewone waarde van op dezelfde grondslag geschatte voorwerpen of goederen.

  • 8. Wanneer vanwege verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte een schadevergoeding verschuldigd is, heeft de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde bovendien recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging van de zending betaalde porten en rechten, met uitzondering van de toeslag voor aantekenen of waardeaangifte. Hetzelfde geldt voor aangetekende zendingen, gewone pakketten of zendingen met waardeaangifte die door de geadresseerden worden geweigerd als gevolg van de slechte staat ervan, indien deze aan de aangewezen aanbieder toe te rekenen is en deze hiervoor aansprakelijk is.

  • 9. In afwijking van het in 2, 3 en 4 bepaalde heeft de geadresseerde recht op schadevergoeding bij ontvreemding, beschadiging of verlies van een aangetekende zending, een gewoon pakket of een zending met waardeaangifte indien de afzender ten gunste van de geadresseerde schriftelijk afstand doet van zijn rechten. Afstand van rechten is niet nodig indien de afzender tevens de geadresseerde is.

  • 10. De aangewezen aanbieder van herkomst heeft het recht aan de afzenders in zijn land de schadevergoedingen uit te betalen welke zijn voorzien in de nationale wetgeving van zijn land inzake aangetekende zendingen en pakketten zonder waardeaangifte, mits deze niet lager zijn dan die welke zijn vastgesteld in 2.1 en 3.1. Hetzelfde geldt voor de aangewezen aanbieder van bestemming wanneer de schadevergoeding aan de geadresseerde wordt betaald. De in 2.1 en 3.1 vastgestelde bedragen blijven echter van toepassing:

    • 10.1. in geval van verhaal op de aansprakelijke aangewezen aanbieder; of

    • 10.2. indien de afzender ten gunste van de geadresseerde afstand doet van zijn rechten.

  • 11. Behoudens in geval van een bilaterale overeenkomst, is geen enkel voorbehoud betreffende de overschrijding van de klachttermijnen en de betaling van de schadevergoeding aan de aangewezen aanbieders van toepassing, met inbegrip van de in de Regelingen vastgelegde tijdvakken en voorwaarden.

Artikel 23 Niet-aansprakelijkheid van de lidstaten en de aangewezen aanbieders
  • 1. De aangewezen aanbieders zijn niet langer aansprakelijk voor aangetekende poststukken, pakketten en zendingen met waardeaangifte zodra zij deze hebben besteld overeenkomstig de voorschriften van hun regelingen inzake dergelijke zendingen. Zij zijn echter nog wel aansprakelijk:

    • 1.1. wanneer ontvreemding of beschadiging wordt vastgesteld, hetzij vóór, hetzij tijdens de bestelling van de zending;

    • 1.2. wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, een voorbehoud maakt bij de inontvangstname van een gedeeltelijk ontvreemde of beschadigde zending, wanneer de nationale regelgeving dit toestaat;

    • 1.3. wanneer de aangetekende zending werd besteld in een brievenbus, wanneer de nationale regelgeving dit toestaat, en de geadresseerde verklaart deze niet te hebben ontvangen;

    • 1.4. wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, van een pakket of een zending met waardeaangifte, niettegenstaande het feit dat hij daarvoor op de voorgeschreven wijze voor ontvangst heeft getekend, onverwijld aan de aangewezen aanbieder die hem de zending heeft uitgereikt te kennen geeft dat hij schade heeft vastgesteld. De betrokkene dient aan te tonen dat de ontvreemding of beschadiging niet na de bestelling heeft plaatsgehad. De term „onverwijld” dient te worden uitgelegd overeenkomstig de nationale wetgeving.

  • 2. De lidstaten en de aangewezen aanbieders zijn niet aansprakelijk:

    • 2.1. in geval van overmacht, onder voorbehoud van artikel 18.5.9;

    • 2.2. wanneer zij, zonder dat hun aansprakelijkheid op een andere manier wordt bewezen, geen rekenschap kunnen afleggen voor de zendingen als gevolg van vernieling van de dienstbescheiden die voortvloeit uit een geval van overmacht;

    • 2.3. wanneer het verlies of de schade is veroorzaakt door een fout of nalatigheid van de afzender of voortvloeit uit de aard van de inhoud;

    • 2.4. wanneer het zendingen betreft die vallen onder de verbodsbepalingen van artikel 19;

    • 2.5. in geval van inbeslagname krachtens de wetgeving van het land van bestemming, na kennisgeving door de lidstaat of de aangewezen aanbieder van dat land;

    • 2.6. wanneer het gaat om zendingen met waardeaangifte waarbij een frauduleuze aangifte is gedaan van een waarde die hoger is dan de werkelijke waarde van de inhoud;

    • 2.7. wanneer de afzender binnen de termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van de zending, geen klacht heeft ingediend;

    • 2.8. wanneer het pakketten van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft;

    • 2.9. wanneer wordt vermoed dat de afzender heeft gehandeld met frauduleuze opzet met het oogmerk een schadevergoeding te ontvangen.

  • 3. De lidstaten en de aangewezen aanbieders aanvaarden geen aansprakelijkheid uit hoofde van douaneaangiften, in welke vorm dan ook, of beslissingen die door de douanediensten worden genomen bij de verificatie van de aan douanecontrole onderworpen zendingen.

Artikel 24 Aansprakelijkheid van de afzender
  • 1. De afzender van een zending is aansprakelijk voor de door de beambten van de posterijen geleden letselschade en voor alle schade aan andere poststukken alsmede aan de uitrusting van de posterijen die te wijten is aan het verzenden van niet voor vervoer toegelaten voorwerpen of aan het niet nakomen van de voorwaarden voor toelating.

  • 2. In geval van schade veroorzaakt aan andere poststukken, is de afzender voor elke beschadigde zending binnen dezelfde grenzen aansprakelijk als de aangewezen aanbieders.

  • 3. De afzender blijft aansprakelijk, zelfs indien het kantoor van terpostbezorging de zending aanvaardt.

  • 4. Wanneer de voorwaarden voor toelating door de afzender zijn nagekomen, is deze evenwel niet aansprakelijk voor zover de aangewezen aanbieders of vervoerders bij de verwerking van de zendingen na de acceptatie ervan schuld of nalatigheid kan worden verweten.

Artikel 25 Betaling van schadevergoeding
  • 1. Onder voorbehoud van het recht op verhaal op de verantwoordelijke aangewezen aanbieder, dient de schadevergoeding door de aangewezen aanbieder van herkomst of, naargelang van het geval, de aangewezen aanbieder van bestemming te worden betaald en rust op deze aanbieder de verplichting tot terugbetaling van de porten en rechten.

  • 2. De afzender mag ten gunste van de geadresseerde afzien van zijn recht op schadevergoeding. De afzender, of de geadresseerde indien afstand wordt gedaan van het recht op schadevergoeding, kan een derde machtigen de schadevergoeding in ontvangst te nemen, indien de nationale wetgeving dat toestaat.

Artikel 26 Eventuele terugvordering van de schadevergoeding van de afzender of de geadresseerde
  • 1. Indien, na betaling van een schadevergoeding, een tevoren als verloren beschouwde aangetekende zending, een pakket of zending met waardeaangifte, of een gedeelte van de inhoud daarvan wordt teruggevonden, wordt de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde ervan op de hoogte gebracht dat de zending gedurende een periode van drie maanden te zijner beschikking wordt gehouden tegen terugbetaling van het bedrag van de betaalde schadevergoeding. Tevens wordt hem gevraagd aan wie de zending dient te worden afgegeven. In geval van weigering of wanneer niet binnen de gestelde termijn wordt gereageerd, wordt dezelfde procedure gevolgd ten aanzien van de geadresseerde of, naargelang van het geval, de afzender, die dezelfde termijn krijgt om te reageren.

  • 2. Zien de afzender en de geadresseerde af van inontvangstname van de zending of reageren zij niet binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn, dan wordt deze eigendom van de aangewezen aanbieder of de aangewezen aanbieders die de schade heeft respectievelijk hebben gedragen.

  • 3. Wordt een zending met waardeaangifte later teruggevonden en blijkt de waarde van de inhoud lager te zijn dan het bedrag van de betaalde schadevergoeding, dan dient de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde het bedrag van deze schadevergoeding tegen afgifte van de zending terug te betalen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de frauduleuze waardeaangifte.

DEEL VII VERGOEDING

A. DOORVOERVERGOEDINGEN
Artikel 27 Doorvoervergoedingen
  • 1. Gesloten depêches en doorvoerzendingen à découvert die tussen twee aangewezen aanbieders of tussen twee kantoren van dezelfde lidstaat via de diensten van één of meer andere aangewezen aanbieders (derde diensten) worden uitgewisseld, zijn onderworpen aan de betaling van doorvoervergoedingen. Deze vormen een vergoeding voor de dienstverlening in de vorm van doorvoer over land, over zee of door de lucht. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde depêches. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde postzendingen.

B. EINDKOSTEN
Artikel 28 Eindkosten. Algemene bepalingen
  • 1. Onder voorbehoud van de in de Regelingen voorgeschreven uitzonderingen heeft elke aangewezen aanbieder die van een andere aangewezen aanbieder briefpostzendingen ontvangt, het recht van de aangewezen aanbieder van verzending een vergoeding te vragen voor de door de ontvangen internationale post veroorzaakte kosten.

  • 2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding voor eindkosten door hun aangewezen aanbieders, worden de landen en grondgebieden gerangschikt overeenkomstig de daartoe door het Congres bij resolutie C7/2016 opgestelde lijsten, zoals hierna vermeld:

    • 2.1. landen en grondgebieden die reeds vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem (groep I);

    • 2.2. landen en grondgebieden die vanaf 2010 en 2012 deel uitmaken van het doelsysteem (groep II);

    • 2.3. landen en grondgebieden die vanaf 2016 deel uitmaken van het doelsysteem (groep III);

    • 2.4. landen en grondgebieden die deel uitmaken van het overgangssysteem (groep IV).

  • 3. De bepalingen van dit Verdrag betreffende de betaling van eindkosten zijn overgangsbepalingen die leiden tot de aanneming van een betalingssysteem dat rekening houdt met de bijzondere kenmerken van elk land na de beëindiging van de overgangsperiode.

  • 4. Toegang tot het binnenlandse verkeer. Directe toegang

    • 4.1. In beginsel stelt elke aangewezen aanbieder van een land dat reeds vóór 2010 deel uitmaakte van het doelsysteem aan de andere aangewezen aanbieders alle tarieven en voorwaarden ter beschikking die hij in zijn binnenlandse dienstverlening, onder dezelfde voorwaarden, zijn nationale cliënten aanbiedt. Het is de taak van de aangewezen aanbieder van bestemming te beoordelen of de aangewezen aanbieder van herkomst al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden en modaliteiten voor directe toegang.

    • 4.2. De aangewezen aanbieders van de landen van het doelsysteem van vóór 2010 dienen de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden toegankelijk te maken voor de andere aangewezen aanbieders van landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.

    • 4.3. De aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 aansloten bij het doelsysteem kunnen ervoor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken. Indien de aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 hebben aangesloten bij het doelsysteem de aangewezen aanbieders van de landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem verzoeken de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden op hen toe te passen, dienen zij de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden toegankelijk te maken voor alle andere aangewezen aanbieders, onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.

    • 4.4. De aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem kunnen ervoor kiezen de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden niet voor de andere aangewezen aanbieders toegankelijk te maken. Zij kunnen er evenwel voor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken.

  • 5. De vergoeding van de eindkosten wordt gebaseerd op de kwaliteit van de dienstverlening in het land van bestemming. De Postraad is derhalve bevoegd premies op de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde vergoeding toe te kennen ter aanmoediging van de deelname aan het controlesysteem en ter compensatie van de aangewezen aanbieders die hun kwaliteitsdoel bereiken. De Postraad kan ook boetes vaststellen in geval van ontoereikende kwaliteit, maar de vergoeding van de aangewezen aanbieders kan niet minder bedragen dan de in de artikelen 30 en 31 genoemde minimumvergoeding.

  • 6. Elke aangewezen aanbieder mag geheel of gedeeltelijk afzien van de in 1 bedoelde vergoeding.

  • 7. Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken die minder wegen dan 5 kilogram aangemerkt als M-zakken van 5 kilogram. Het voor M-zakken toe te passen bedrag van de eindkosten bedraagt:

    • 7.1. voor het jaar 2022 1,016 BTR per kilogram;

    • 7.2. voor het jaar 2023 1,044 BTR per kilogram;

    • 7.3. voor het jaar 2024 1,073 BTR per kilogram;

    • 7.4. voor het jaar 2025 1,103 BTR per kilogram.

  • 8. Voor aangetekende zendingen wordt in 2022 een aanvullende vergoeding van 1,463 BTR per zending voorzien, in 2023 een vergoeding van 1,529 BTR per zending, in 2024 van 1,598 BTR per zending en in 2025 van 1,670 BTR. Voor zendingen met waardeaangifte wordt in 2022 een aanvullende vergoeding van 1,777 BTR per zending voorzien, in 2023 een vergoeding van 1,857 BTR per zending, in 2024 van 1,941 BTR per zending en in 2025 van 2,028 BTR. De Postraad is bevoegd vergoedingspremies voor deze en andere aanvullende diensten toe te kennen wanneer de geleverde diensten aanvullende elementen omvatten die in de Regelingen dienen te worden omschreven.

  • 9. Voor gevolgde zendingen wordt een aanvullende vergoeding van 0,400 BTR per zending voorzien in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen. De Postraad is bevoegd vergoedingspremies voor gevolgde zendingen toe te kennen op basis van prestaties bij de elektronische overbrenging van informatie, zoals omschreven in de Regelingen.

  • 10. Behoudens een andersluidende bilaterale overeenkomst is een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR voorzien voor petits paquets, aangetekende zendingen en zendingen met waardeaangifte en gevolgde zendingen zonder identificatie door middel van een streepjescode of met identificatie door middel een streepjescode die niet voldoet aan de technische norm S10 van de Unie.

  • 11. De Postraad is bevoegd vergoedingspremies toe te kennen en/of boetes vast te stellen met betrekking tot de naleving door aangewezen aanbieders van de vereisten voor het vooraf langs elektronische weg leveren van gegevens over briefpostzendingen die goederen bevatten.

  • 12. De vergoeding voor teruggezonden onbestelbare briefpostzendingen wordt in de Regelingen omschreven.

  • 13. Voor de betaling van de eindkosten worden briefpostzendingen ter post bezorgd in partijen in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen aangeduid als „partijenpost”. De betaling voor partijenpost wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 29, 30 en 31, naargelang van toepassing.

  • 14. Elke aangewezen aanbieder mag op basis van een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen voor de verrekening van eindkosten toepassen.

  • 15. De aangewezen aanbieders mogen ervoor kiezen niet-prioritaire post uit te wisselen onder verlening van een korting van 10% op het bedrag van de eindkosten dat op prioritaire post van toepassing is.

  • 16. De bepalingen tussen aangewezen aanbieders van landen van het doelsysteem zijn van toepassing op elke aangewezen aanbieder van een land van het overgangssysteem die verklaart zich bij het doelsysteem te willen aansluiten. De Postraad kan de overgangsmaatregelen in de Regelingen vastleggen. De bepalingen van het doelsysteem kunnen in hun geheel worden toegepast op de nieuwe aangewezen aanbieders van het doelsysteem die verklaren zonder overgangsmaatregelen volledig aan de bedoelde bepalingen onderworpen te willen zijn.

Artikel 29 Eindkosten. Zelf vaststellen van tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E)
  • 1. Met ingang van de tarieven die gelden vanaf het jaar 2021 en onverminderd de artikelen 30 en 31, kunnen aangewezen aanbieders het Internationaal Bureau voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn, in kennis stellen van een zelf vastgesteld tarief per stuk en een zelf vastgesteld tarief per kilogram, uitgedrukt in lokale valuta of BTR, dat van toepassing is op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in het volgende kalenderjaar. Het Internationaal Bureau rekent de zelf vastgestelde tarieven in lokale valuta jaarlijks om in waarden uitgedrukt in BTR. Voor de berekening van de in BTR uitgedrukte tarieven gebruikt het Internationaal Bureau de gemiddelde maandelijkse wisselkoers van het tijdvak van vijf maanden dat eindigt op 31 maart van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn. De resulterende tarieven worden uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn, door middel van een circulaire van het Internationaal Bureau medegedeeld. De zelf vastgestelde tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) worden in voorkomend geval vervangen door referentie- of tariefberekeningen met betrekking tot volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) elders in het Verdrag of de Regelingen. Bovendien overlegt elke aangewezen aanbieder zijn binnenlandse tarieven voor gelijkwaardige diensten aan het Internationaal Bureau om de relevante maximumtarieven te berekenen.

    • 1.1. Gelet op 1.2 en 1.3 zijn/worden de zelf vastgestelde tarieven:

      • 1.1.1. bij het gemiddelde gewicht voor de E-omvang van 0,158 kilogram, niet hoger dan de landspecifieke maximumtarieven berekend in overeenstemming met lid 1.2;

      • 1.1.2. gebaseerd op 70%, of het toepasselijke percentage in lid 6ter, van het binnenlandse per stuk tarief voor postzendingen die vergelijkbaar zijn met volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) dat door de aangewezen aanbieder in zijn binnenlandse dienstverlening wordt toegepast en dat van kracht is op 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn;

      • 1.1.3. gebaseerd op het binnenlandse tarief per stuk voor postzendingen in de binnenlandse dienstverlening van de aangewezen aanbieder met de gespecificeerde maximale afmetingen en vorm van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E);

      • 1.1.4. beschikbaar gesteld aan alle aangewezen aanbieders;

      • 1.1.5. uitsluitend toegepast op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E);

      • 1.1.6. toegepast op alle stromen van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), met uitzondering van stromen volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) van landen die deel uitmaken van het overgangssysteem naar landen in het doelsysteem, en tussen landen in het overgangssysteem, indien de poststromen niet meer dan 100 ton per jaar bedragen;

      • 1.1.7. toegepast op alle stromen van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), met uitzondering van stromen volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) tussen landen die vanaf 2010, 2012 en 2016 deel uitmaken van het doelsysteem, en van die landen naar landen die van voor 2010 deel uitmaken van het doelsysteem, indien de poststromen niet meer dan 25 ton per jaar bedragen;

    • 1.2. De zelf vastgestelde tarieven per stuk en per kilogram voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) mogen niet hoger zijn dan de landspecifieke maximumtarieven die worden bepaald door middel van een lineaire regressie van 11 punten, wat overeenkomt met 70%, of het toepasselijke percentage in lid 8, van de prioritaire tarieven per stuk voor overeenkomstige binnenlandse dienstverleningen voor volumineuze briefpostzendingen van 20 gram, 35 gram, 75 gram, 175 gram, 250 gram, 375 gram, 500 gram, 750 gram, 1.000 gram, 1.500 gram en 2.000 gram (E) en petits paquets (E), exclusief belastingen.

      • 1.2.1. De bepaling of de zelf vastgestelde tarieven de maximumtarieven overschrijden, wordt getoetst aan de gemiddelde inkomsten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest actuele gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, waarbij een postzending met omvang E 0,158 kilogram weegt. In gevallen waar de zelf vastgestelde tarieven de maximumtarieven van het gemiddelde van een postzending met omvang E van 0,158 kilogram overschrijden, zijn de maximumtarieven per zending en per kilogram van toepassing; de desbetreffende aangewezen aanbieder kan er ook voor kiezen om zijn zelf vastgestelde tarieven te verlagen naar een niveau dat overeenkomt met lid 1.2.

      • 1.2.2. Indien er meerdere pakkettarieven beschikbaar zijn op basis van dikte, wordt het laagste binnenlandse tarief gebruikt voor zendingen tot 250 gram en het hogere binnenlandse tarief voor zendingen van meer dan 250 gram.

      • 1.2.3. Waar zonetarieven van toepassing zijn in de vergelijkbare binnenlandse dienstverlening, wordt het gemiddelde tarief zoals vermeld in de Regelingen gebruikt, en binnenlandse tarieven voor niet-aansluitende zones worden uitgesloten bij de bepaling van het gemiddelde tarief. Als alternatief kan de bepaling van het zonetarief worden gebaseerd op de huidige gewogen gemiddelde afstand van inkomende volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) (voor het meest recente kalenderjaar)

      • 1.2.4. Wanneer de overeenkomstige binnenlandse dienstverlening en tarieven aanvullende elementen bevatten die geen deel uitmaken van de basisdienstverlening, d.w.z. volg-, ondertekenings- en verzekeringsdiensten, en dergelijke elementen worden uitgebreid naar alle gewichtsklassen vermeld in lid 1.2, wordt de laagste van het desbetreffende binnenlandse aanvullende tarief, het aanvullende tarief of de ter informatie in de Akten van de Unie voorgestelde porten afgetrokken van het binnenlandse tarief. De totale aftrek voor alle aanvullende elementen mag niet meer bedragen dan 25% van het binnenlandse tarief.

    • 1.3. Indien de landspecifieke maximumtarieven die berekend zijn in overeenstemming met lid 1.2 resulteren in een opbrengst berekend voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram die lager is dan de opbrengst die berekend is voor dezelfde zending met hetzelfde gewicht op basis van de hieronder vermelde tarieven, dan zullen de zelf vastgestelde tarieven niet hoger zijn dan de volgende tarieven:

      • 1.3.1. voor 2020: 0,614 BTR per zending en 1,381 BTR per kilogram;

      • 1.3.2. voor 2021: 0,645 BTR per zending en 1,450 BTR per kilogram;

      • 1.3.3. voor 2022: 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

      • 1.3.4. voor 2023: 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

      • 1.3.5. voor 2024: 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

      • 1.3.6. voor 2025: 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

    • 1.4. Alle aanvullende voorwaarden en procedures voor het zelf vaststellen van tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) wordt vastgelegd in de Regelingen. Alle overige bepalingen van de Regelingen betrekking hebbende op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zijn van toepassing op de zelf opgegeven tarieven tenzij zij onverenigbaar zijn met dit artikel.

    • 1.5. Aangewezen aanbieders van landen van het overgangssysteem kunnen zelf vastgestelde tarieven toepassen op basis van steekproeven van hun inkomende stromen.

  • 2. Naast de maximumtarieven vastgesteld in 1.2 mogen de gemelde zelf vastgestelde tarieven niet hoger zijn dan de maximuminkomsten omschreven voor de jaren 2021 tot en met 2025, als volgt:

    • 2.1. 2021: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2020 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 15%;

    • 2.2. 2022: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2021 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 15%;

    • 2.3. 2023: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2022 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 16%;

    • 2.4. 2024: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2023 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 16%;

    • 2.5. 2025: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2024 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 17%.

  • 3. Voor tarieven die van toepassing zijn in 2021 en daaropvolgende jaren, zal de verhouding tussen het zelf opgegeven tarief per zending en per kilogram niet met meer dan 5 procentpunten naar boven of naar beneden worden gewijzigd ten opzichte van de verhouding voor het voorafgaande jaar. Voor aangewezen aanbieders die tarieven zelf vaststellen overeenkomstig lid 7 of zelf vastgestelde tarieven toepassen op basis van wederkerigheid overeenkomstig lid 9, wordt de verhouding die van kracht is in 2020 gebaseerd op het zelf vastgestelde tarief per zending en het tarief per kilogram vastgesteld met ingang van 1 juli 2020.

  • 4. Aangewezen aanbieders die ervoor kiezen hun tarieven niet zelf vast te stellen in overeenstemming met dit artikel passen de bepalingen opgenomen in de artikelen 30 en 31 volledig toe.

  • 5. Voor aangewezen aanbieders die ervoor hebben gekozen om hun tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf vast te stellen in een voorafgaand kalenderjaar en die geen andere zelf vastgestelde tarieven voor het volgende jaar mededelen, blijven de zelf vastgestelde tarieven van toepassing tenzij deze niet voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in dit artikel.

  • 6. Het Internationaal Bureau wordt door de aangewezen aanbieder op de hoogte gebracht van een verlaging van het in dit artikel bedoelde binnenlandse tarief.

  • 7. Met ingang van 1 juli 2020, en onverminderd het eerste en tweede lid kan een aangewezen aanbieder van een lidstaat die in 2018 een totaal jaarlijks volume aan inkomende briefpostzendingen van meer dan 75.000 ton ontving (volgens de relevante officiële informatie verstrekt door het Internationaal Bureau of andere officieel beschikbare informatie die is beoordeeld door het Internationaal Bureau) tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf vaststellen, anders dan voor de briefpostzendingen bedoeld in lid 1.1.6 en 1.1.7. Genoemde aangewezen aanbieder heeft ook het recht om niet de verhogingslimieten voor inkomsten vastgelegd in het tweede lid voor poststromen naar, van en tussen zijn land en elk ander land toe te passen.

  • 8. Indien een bevoegde autoriteit die toezicht houdt op de aangewezen aanbieder die de in lid 7 vermelde optie uitoefent bepaalt dat, ter dekking van alle kosten voor de behandeling en levering van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), het door de aangewezen aanbieder zelf vastgestelde tarief in elk jaar na 2020 gebaseerd moet zijn op een verhouding kosten-tarieven van meer dan 70% van het binnenlandse tarief voor één stuk, dan mag de verhouding kosten-tarieven voor die aangewezen aanbieder meer dan 70% bedragen, met dien verstande dat de te gebruiken verhouding kosten-tarieven niet meer mag bedragen dan één procentpunt boven het hoogste van de volgende twee percentages: 70%, of de verhouding kosten-tarieven die wordt gebruikt bij de berekening van de dan geldende zelf vastgestelde tarieven, maximaal 80%, en met dien verstande dat de aangewezen aanbieder in kwestie al deze ondersteunende informatie moet verstrekken bij de kennisgeving aan het Internationaal Bureau krachtens het eerste lid. Indien een dergelijke aangewezen aanbieder zijn verhouding kosten-tarieven op basis van een dergelijke bepaling van een bevoegde autoriteit verhoogt, stelt hij het Internationaal Bureau in kennis van die verhouding voor publicatie vóór 1 mei van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verhouding van toepassing is. Nadere specificaties met betrekking tot de kosten en inkomsten die voor de berekening van de specifieke verhouding kosten-tarieven dienen te worden gebruikt worden voorzien in de Regelingen.

  • 9. Wanneer een aangewezen aanbieder of een lidstaat zich beroept op het zevende lid, kunnen alle overige aangewezen aanbieders (met inbegrip van aanbieders waarvan de uitgezonderde uitgaande poststromen worden bedoeld in lid 1.1.6 en 1.1.7) hetzelfde doen en zelf tarieven vaststellen voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) met betrekking tot voornoemde aangewezen aanbieder zonder gehouden te zijn aan de maximale verhogingslimiet voor inkomsten vastgelegd in het tweede lid. Het achtste lid van dit artikel is eveneens van toepassing op al deze overeenkomstige aangewezen aanbieders. Met betrekking tot dergelijke overeenkomstige aangewezen aanbieders die ervoor kiezen zelf hun tarieven vast te stellen op grond van dit negende lid (met inbegrip van die waarvan de uitgaande poststromen naar keuze voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van lid 1.1.6 en 1.1.7), zijn de zelf vastgestelde tarieven van de aangewezen aanbieder die zich beroept op het zevende lid, op basis van wederkerigheid van toepassing.

  • 10. Elke aangewezen aanbieder die zich beroept op de in lid 7 genoemde mogelijkheid, moet in het kalenderjaar van de inwerkingtreding van de initiële tarieven gedurende vijf opeenvolgende jaren (te beginnen met het kalenderjaar waarin de hierboven onder lid 7 genoemde optie wordt toegepast) een vergoeding van 8 miljoen CHF per jaar betalen aan de Unie, in totaal 40 miljoen CHF. Na afloop van het tijdvak van vijf jaar wordt geen verdere betaling verwacht voor het zelf vaststellen van tarieven overeenkomstig dit lid.

    • 10.1. De bovenbedoelde vergoeding wordt uitsluitend volgens de volgende methode toegewezen: 16 miljoen CHF wordt toegewezen aan een gekoppeld fonds van de Unie voor de uitvoering van projecten die gericht zijn op vooraf langs elektronische weg verschafte gegevens en postveiligheid, overeenkomstig de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie; en 24 miljoen CHF wordt toegewezen aan een gekoppeld fonds voor de financiering van langetermijnverplichtingen van de Unie, zoals nader omschreven door de Raad van Bestuur, onder de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie.

    • 10.2. Het in dit lid vastgestelde tarief is niet van toepassing op de aangewezen aanbieders van lidstaten die overeenkomstig lid 9 zelf vastgestelde tarieven wederzijds toepassen als gevolg van de uitoefening van de mogelijkheid door een andere aangewezen aanbieder om de tarieven zelf vast te stellen overeenkomstig lid 7.

    • 10.3. De aangewezen aanbieder die het tarief betaalt, deelt het Internationaal Bureau jaarlijks mee hoe het bedrag van 8 miljoen CHF per jaar zal worden toegewezen, op voorwaarde dat de vijf jaarlijkse toewijzingen worden verdeeld zoals hierboven uiteengezet, overeenkomstig de brief houdende overeenstemming. Aan een aangewezen aanbieder die gebruikmaakt van de optie om zelf tarieven vast te stellen overeenkomstig lid 7, wordt passend verslag uitgebracht over de uitgaven in verband met het krachtens dit lid afgedragen tarief, overeenkomstig de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie.

  • 11. Indien een aangewezen aanbieder gebruikmaakt van de optie om overeenkomstig lid 7 tarieven zelf vast te stellen, of indien een aangewezen aanbieder op grond van lid 9 wederzijds een zelf vastgesteld tarief toepast, moet de genoemde aangewezen aanbieder tegelijkertijd met de invoering van zelf vastgestelde tarieven overwegen aan de aangewezen zendende aanbieders van lidstaten van de Unie, op niet-discriminerende basis, proportioneel voor volume en afstand aangepaste tarieven beschikbaar te stellen voor zover praktisch uitvoerbaar en beschikbaar binnen de gepubliceerde binnenlandse dienst van het ontvangende land voor vergelijkbare diensten in het kader van een wederzijds aanvaardbare bilaterale commerciële overeenkomst, binnen het kader van de regels van de nationale regelgevende instantie.

  • 12. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 30 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op poststromen tussen de aangewezen aanbieders van de landen in het doelsysteem
  • 1. De vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, wordt vastgesteld door middel van toepassing van de bedragen per zending en per kilogram die de verwerkingskosten in het land van bestemming weergeven. De kosten die verband houden met de binnenlandse tarieven voor prioritaire zendingen die deel uitmaken van de algemene postale dienst worden gebruikt als grondslag voor de berekening van het bedrag van de eindkosten.

  • 2. De bedragen van de eindkosten in het doelsysteem worden berekend aan de hand van het classificatiesysteem voor zendingen op grond van omvang, indien aanwezig in de binnenlandse dienstverlening, zoals voorzien in artikel 17.5 van het Verdrag.

  • 3. De aangewezen aanbieders in het doelsysteem wisselen op omvang gescheiden zendingen uit in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen.

  • 4. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regelingen.

  • 5. Er gelden per zending en per kilogram gescheiden bedragen voor enerzijds kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen en anderzijds volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E). De bedragen worden berekend op basis van 70% van de heffing voor een kleine briefpostzending (P) van 20 gram en voor een grote briefpostzending (G) van 175 gram, exclusief btw of andere heffingen. Voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) worden de bedragen berekend op basis van omvang P/G en een gewicht van 375 gram, exclusief btw of andere heffingen.

  • 6. De Postraad formuleert de voorwaarden voor de berekening van de bedragen alsmede de nodige operationele, statistische en boekhoudkundige procedures voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen.

  • 7. De bedragen die in een gegeven jaar op de stromen tussen de landen in het doelsysteem worden toegepast, mogen niet leiden tot een verhoging van meer dan 13% van de eindkosten voor een briefpostzending van P/G-omvang à 37,6 gram en van E-omvang à 375 gram ten opzicht van het voorgaande jaar.

  • 8. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010 voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen mogen niet hoger zijn dan:

    • 8.1. voor 2022: 0,380 BTR per zending en 2,966 BTR per kilogram;

    • 8.2. voor 2023: 0,399 BTR per zending en 3,114 BTR per kilogram;

    • 8.3. voor 2024: 0,419 BTR per zending en 3,270 BTR per kilogram;

    • 8.4. voor 2025: 0,440 BTR per zending en 3,434 BTR per kilogram.

  • 9. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet hoger zijn dan:

    • 9.1. voor 2022: 0,864 BTR per zending en 1,942 BTR per kilogram;

    • 9.2. voor 2023: 0,950 BTR per zending en 2,136 BTR per kilogram;

    • 9.3. voor 2024: 1,045 BTR per zending en 2,350 BTR per kilogram;

    • 9.4. voor 2025: 1,150 BTR per zending en 2,585 BTR per kilogram.

  • 10. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen mogen niet lager zijn dan:

    • 10.1. voor 2022: 0,272 BTR per zending en 2,121 BTR per kilogram;

    • 10.2. voor 2023: 0,292 BTR per zending en 2,280 BTR per kilogram;

    • 10.3. voor 2024: 0,314 BTR per zending en 2,451 BTR per kilogram;

    • 10.4. voor 2025: 0,330 BTR per zending en 2,574 BTR per kilogram.

  • 11. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet lager zijn dan:

    • 11.1. voor 2022: 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

    • 11.2. voor 2023: 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

    • 11.3. voor 2024: 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

    • 11.4. voor 2025: 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

  • 12. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen, mogen niet hoger zijn dan:

    • 12.1. voor 2022: 0,342 BTR per zending en 2,672 BTR per kilogram;

    • 12.2. voor 2023: 0,372 BTR per zending en 2,905 BTR per kilogram;

    • 12.3. voor 2024: 0,404 BTR per zending en 3,158 BTR per kilogram;

    • 12.4. voor 2025: 0,440 BTR per zending en 3,434 BTR per kilogram.

  • 13. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2016 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 of vanaf 2010 en 2012 voor kleine (P) en grote briefpostzendingen (G), mogen niet hoger zijn dan:

    • 13.1. voor 2022: 0,313 BTR per zending en 2,443 BTR per kilogram;

    • 13.2. voor 2023: 0,351 BTR per zending en 2,738 BTR per kilogram;

    • 13.3. voor 2024: 0,393 BTR per zending en 3,068 BTR per kilogram;

    • 13.4. voor 2025: 0,440 BTR per zending en 3,434 BTR per kilogram.

  • 14. Voor stromen van minder dan 50 ton per jaar tussen landen die zich in 2010, 2012 en 2016 hebben aangesloten bij het doelsysteem alsmede tussen deze landen en landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram, op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, waarbij zendingen van omvang P en G 3,97 zendingen met een gewicht van 0,14 kilogram, en zendingen van omvang E 5,45 zendingen met een gewicht van 0,86 kilogram vertegenwoordigen.

  • 15. De bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29 vervangen de tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in dit artikel; derhalve zijn de bepalingen vastgelegd in de leden 7, 9, en 11 niet van toepassing.

  • 16. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in de leden 5 tot en met 11, of artikel 29, naargelang van toepassing.

  • 17. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vanaf 2010, 2012 en 2016 deel uitmaken van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in de leden 5 en 10 tot en met 13, of artikel 29, naargelang van toepassing.

  • 18. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 31 Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem
  • 1. Voor de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem voor eindkosten (ter voorbereiding op hun toetreding tot het doelsysteem), wordt de vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, vastgesteld op basis van een bedrag per zending en een bedrag per kilogram.

  • 2. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29, gelden de bepalingen van artikel 30, lid 1 tot en met 3, 9 en 10, voor de berekening van de tarieven per zending en per kilogram voor kleine (P), grote (G) en volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E).

  • 3. De bedragen die in een gegeven jaar op de stromen naar, vanuit en tussen de landen in het overgangssysteem worden toegepast, mogen niet leiden tot een verhoging van meer dan 15,5% van de eindkosten voor een briefpostzending van P/G-omvang à 37,6 gram, en van meer dan 13% van de eindkosten voor een briefpostzending van E-omvang à 375 gram ten opzichte van het voorgaande jaar.

  • 4. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regelingen.

  • 5. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de landen van het overgangssysteem zijn voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen mogen niet hoger zijn dan:

    • 5.1. voor 2022: 0,285 BTR per zending en 2,227 BTR per kilogram;

    • 5.2. voor 2023: 0,329 BTR per zending en 2,573 BTR per kilogram;

    • 5.3. voor 2024: 0,380 BTR per zending en 2,973 BTR per kilogram;

    • 5.4. voor 2025: 0,440 BTR per zending en 3,434 BTR per kilogram.

  • 6. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de landen van het overgangssysteem zijn voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen mogen niet lager zijn dan:

    • 6.1. voor 2022: 0,272 BTR per zending en 2,121 BTR per kilogram;

    • 6.2. voor 2023: 0,292 BTR per zending en 2,280 BTR per kilogram;

    • 6.3. voor 2024: 0,314 BTR per zending en 2,451 BTR per kilogram;

    • 6.4. voor 2025: 0,330 BTR per zending en 2,574 BTR per kilogram.

  • 7. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29 en in overeenstemming met 2 hierboven, mogen de tarieven die worden toegepast voor stromen naar, vanuit en tussen landen van het overgangssysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) niet lager zijn dan:

    • 7.1. voor 2022: 0,864 BTR per zending en 1,942 BTR per kilogram;

    • 7.2. voor 2023: 0,950 BTR per zending en 2,136 BTR per kilogram;

    • 7.3. voor 2024: 1,045 BTR per zending en 2,350 BTR per kilogram;

    • 7.4. voor 2025: 1,150 BTR per zending en 2,585 BTR per kilogram.

  • 8. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29 en in overeenstemming met lid 2 hierboven, mogen de tarieven die worden toegepast voor stromen naar, vanuit en tussen landen van het overgangssysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) niet lager zijn dan:

    • 8.1. voor 2022: 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

    • 8.2. voor 2023: 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

    • 8.3. voor 2024: 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

    • 8.4. voor 2025: 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

  • 9. Anders dan voor de bedragen voor de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf opgegeven zijn overeenkomstig artikel 29, worden de componenten per kilogram en per zending als volgt omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post:

    • 9.1. voor het jaar 2022, niet lager dan 6,376 BTR per kilogram en niet hoger dan 7,822 BTR per kilogram;

    • 9.2. voor het jaar 2023, niet lager dan 6,729 BTR per kilogram en niet hoger dan 8,681 BTR per kilogram;

    • 9.3. voor het jaar 2024, niet lager dan 7,105 BTR per kilogram en niet hoger dan 9,641 BTR per kilogram;

    • 9.4. voor het jaar 2025, niet lager dan 7,459 BTR per kilogram en niet hoger dan 10,718 BTR per kilogram.

  • 10. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29, wordt het vaste bedrag per kilogram toegepast indien noch de aangewezen aanbieder van herkomst, noch de aangewezen aanbieder van bestemming, in het kader van een herzieningsmechanisme verzoekt om een herziening van het tarief op basis van het werkelijke aantal zendingen per kilogram in plaats van op basis van het gemiddelde mondiale aantal. De steekproeven ten behoeve van de toepassing van het herzieningsmechanisme worden toegepast overeenkomstig de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

  • 11. Voor poststromen van en tussen de landen die deel uitmaken van het overgangssysteem van minder dan 100 ton, wordt het totaalbedrag per kilogram als volgt:

    • 11.1. voor het jaar 2022 6,376 BTR per kilogram;

    • 11.2. voor het jaar 2023 6,729 BTR per kilogram;

    • 11.3. voor het jaar 2024 7,105 BTR per kilogram;

    • 11.4. voor het jaar 2025 7,459 BTR per kilogram.

  • 12. Voor poststromen van landen in het doelsysteem naar landen die deel uitmaken van het overgangssysteem van minder dan 100 ton waarbij de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf opgegeven zijn overeenkomstig artikel 29, worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, zoals vermeld in artikel 30.14, behalve voor de poststromen in 29.1.5 van 50 ton of meer waarbij het land van bestemming beslist geen steekproeven te nemen van de inkomende post.

  • 13. Voor poststromen naar, van en tussen de landen die deel uitmaken van het overgangssysteem van meer dan 100 ton per jaar waarbij de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen en petits paquets (E) zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29 en waarbij het land van bestemming beslist geen steekproeven te nemen van de inkomende post, worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, zoals vermeld in artikel 30.14.

  • 14. Met uitzondering van de poststromen beschreven in lid 12, vervangen de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 29 de tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in dit artikel; derhalve zijn de bepalingen vastgelegd in lid 7, 8 en 10 niet van toepassing.

  • 15. De herziening naar beneden van het totale in het tiende lid bedoelde bedrag kan niet door een land van het doelsysteem worden ingeroepen tegen een land van het overgangssysteem, tenzij dit laatste land om een herziening in tegengestelde richting verzoekt.

  • 16. Voor poststromen naar, van en tussen de landen die deel uitmaken van het overgangssysteem voor de eindkosten van minder dan 100 ton per jaar, kunnen aangewezen aanbieders ervoor kiezen om op omvang gescheiden zendingen te versturen en ontvangen in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen. Voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen gelden de hierboven in het vijfde, zesde, zevende en achtste lid vermelde bedragen indien de aangewezen aanbieder van bestemming ervoor kiest om zelf geen tarieven vast te stellen overeenkomstig artikel 29.

  • 17. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar aangewezen aanbieders van landen die behoren tot het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in artikel 29 of 30. Voor de ontvangen partijenpost kunnen de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem overeenkomstig het hierboven in het vijfde, zesde, zevende en achtste lid en artikel 29, naargelang van toepassing, bepaalde om een vergoeding verzoeken.

  • 18. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 32 Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening
  • 1. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door alle landen en grondgebieden aan de als minst ontwikkelde aangemerkte en in groep IV ingedeelde landen en grondgebieden ten behoeve van de vergoeding van eindkosten en het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening dienen te worden betaald, een toeslag die overeenkomt met 20% van de in artikel 29 of 30 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen. Tussen de landen van de groep IV-landen vinden dergelijke betalingen niet plaats.

  • 2. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep I-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 29 of 31 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 3. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep II-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 29 of 31 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 4. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep III-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 5% van de in artikel 29 of 31 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 5. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt een toeslag van 1%, berekend op basis van de eindkosten die door de in groep I, II en III ingedeelde landen en grondgebieden aan de in groep III ingedeelde landen dienen te worden betaald, ter storting in een gemeenschappelijk fonds dat dient te worden opgericht ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen die in de groepen II, III en IV zijn ingedeeld, en dat dient te worden beheerd overeenkomstig de door de Postraad vastgestelde toepasselijke procedures.

  • 6. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt een toeslag van 0,5%, berekend op basis van de eindkosten die door de in groep I, II en III ingedeelde landen en grondgebieden aan de in groep III ingedeelde landen dienen te worden betaald, ter storting op een speciale rekening die ingesteld wordt als onderdeel van het gemeenschappelijk fonds bedoeld in het vijfde lid, dat speciaal bedoeld is ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in landen van groep IV die door de Verenigde Naties zijn aangemerkt als minst ontwikkelde landen, en dat dient te worden beheerd overeenkomstig de door de Postraad vastgestelde toepasselijke procedures.

  • 7. Met inachtneming van de door de Postraad vastgestelde toepasselijke procedures worden niet-bestede bedragen die zijn ingebracht uit hoofde van het eerste, tweede, derde en vierde lid van dit artikel en gedurende de vier voorafgaande referentiejaren van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening zijn gecumuleerd (waarbij 2018 geldt als het vroegste referentiejaar), eveneens gestort in het gemeenschappelijk fond als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel. Ten behoeve van dit lid worden uitsluitend gelden die niet binnen twee jaar na ontvangst van de laatste betaling van de financiële bijdragen voor een periode van vier jaar als hierboven omschreven voor in het kader van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening goedgekeurde projecten zijn aangewend, in voornoemd gemeenschappelijk fonds gestort.

  • 8. Voor de ten behoeve van storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van groep IV te betalen gecumuleerde eindkosten geldt voor elk ontvangend land een drempel van 20.000 BTR per jaar. De voor het bereiken van deze drempel benodigde aanvullende bedragen worden naar verhouding van de uitgewisselde hoeveelheden in rekening gebracht bij de landen van de groepen I, II en III.

  • 9. Speciale procedures voor de financiering van projecten in het kader van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening worden door de Postraad uiterlijk in december 2021 aangenomen of bijgewerkt.

C. QUOTA VOOR PAKKETPOST
Artikel 33 Territoriale en maritieme quota van postpakketten
  • 1. Met uitzondering van ECOMPRO-pakketten, zijn pakketten die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen aanbieders onderworpen aan territoriale bestellingsquota voor elk land en voor elk pakket, berekend door het in de Regelingen vastgestelde basistarief per pakket en het basistarief per kilogram te combineren.

    • 1.1. Met inachtneming van de bovengenoemde basistarieven kan de aangewezen aanbieders bovendien worden toegestaan aanvullende tarieven te verkrijgen per pakket en per kilogram, overeenkomstig de in de Regelingen vervatte bepalingen.

    • 1.2. De in 1 en 1.1 bedoelde quota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regelingen wordt afgeweken van dit beginsel.

    • 1.3. De territoriale bestellingsquota dienen voor het gehele grondgebied van elk land gelijk te zijn.

  • 2. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen aanbieders of tussen twee kantoren van hetzelfde land met gebruikmaking van de landdiensten van een of meer andere aangewezen aanbieders, zijn onderworpen aan territoriale doorvoerquota die afhankelijk van de afstandstrap in de Regeling worden vastgesteld, ten gunste van de aangewezen aanbieders waarvan de diensten deelnemen aan het territoriale vervoer.

    • 2.1. Voor pakketten in doorvoer à découvert mogen de tussenliggende aangewezen aanbieders een in de Regelingen vastgesteld forfaitair quotum per zending vorderen.

    • 2.2. De territoriale doorvoerquota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regelingen wordt afgeweken van dit beginsel.

  • 3. Elk van de aangewezen aanbieders waarvan de diensten deelnemen aan het maritiem vervoer van pakketten mag de maritieme quota vorderen. Deze quota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regelingen wordt afgeweken van dit beginsel.

    • 3.1. Voor elke ondernomen maritieme dienst wordt het maritieme quotum vastgesteld in de Regelingen, al naargelang de van toepassing zijnde afstandstrap.

    • 3.2. De aangewezen aanbieders mogen het overeenkomstig 3.1 berekende maritieme quotum verhogen met maximaal 50%. Zij mogen het quotum naar eigen goeddunken verlagen.

D. KOSTEN VAN LUCHTVERVOER
Artikel 34 Basistarief en bepalingen met betrekking tot de kosten van luchtvervoer
  • 1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de aangewezen aanbieders wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad en wordt door het Internationaal Bureau volgens een in de Regelingen bepaalde formule berekend. Het tarief voor luchtvervoer van pakketten verzonden via de retourdienst voor handelswaar wordt berekend volgens de voorwaarden omschreven in de Regelingen.

  • 2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten postzendingen, prioritaire zendingen, luchtpostzendingen, luchtpostpakketten à découvert in doorvoer, verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde postzendingen, alsmede de daarop betrekking hebbende wijzen van aftrek, worden beschreven in de Regelingen.

  • 3. De transportkosten voor het gehele luchttraject komen ten laste van:

    • 3.1. de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, wanneer het gesloten postzendingen betreft, ook wanneer deze postzendingen worden doorgevoerd via één of meerdere tussengeschakelde aangewezen aanbieders;

    • 3.2. de aangewezen aanbieder die de zendingen aan een andere aangewezen aanbieder overdraagt, wanneer het open prioritaire en luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.

  • 4. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van territoriale en maritieme doorvoervergoedingen, indien deze per vliegtuig worden verzonden.

  • 5. Elke aangewezen aanbieder van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van internationale post verzorgt, heeft recht op terugbetaling van de extra kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van de afgelegde trajecten meer dan 300 km bedraagt. De Postraad kan de gewogen gemiddelde afstand vervangen door een ander relevant criterium. Behoudens een overeenkomst die voorziet in kosteloos vervoer, dienen de kosten identiek te zijn voor alle uit het buitenland afkomstige prioritaire en luchtpostzendingen, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per luchtpost.

  • 6. Wanneer de vereffening van de door de aangewezen aanbieder van bestemming geheven eindkosten specifiek gebaseerd is op kosten, binnenlandse tarieven of zelf vastgestelde tarieven volgens artikel 29, vindt geen extra vergoeding voor binnenlandse luchtvervoerkosten plaats.

  • 7. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de aangewezen aanbieder van bestemming het gewicht uit van alle postzendingen waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindkosten specifiek gebaseerd is op de kosten, binnenlandse tarieven of zelf vastgestelde tarieven volgens artikel 29 van de aangewezen aanbieder van bestemming.

E. VEREFFENING VAN REKENINGEN
Artikel 35 Bijzondere bepalingen voor de vereffening van en betaling voor de internationale uitwisseling van post
  • 1. De vereffening en betaling ter zake van handelingen verricht in overeenstemming met dit Verdrag (met inbegrip van de vereffening en betaling in verband met het vervoer (doorzenden) van poststukken, vereffening en betaling van de verwerking van poststukken in het land van bestemming en vereffening en betaling ter zake van schadevergoeding bij verlies, diefstal of beschadiging van poststukken) geschiedt op basis van en in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en andere Akten van de Unie, waarvoor een aangewezen aanbieder geen stukken behoeft op te stellen, behalve in de gevallen voorzien in de Akten van de Unie.

  • 2. Teneinde de aanbieding van de algemene postale dienst, zoals genoemd in artikel 3, en de integriteit van het internationale postale netwerk te waarborgen, verrichten aangewezen aanbieders betalingen voor handelingen verricht in overeenstemming met het Verdrag.

F. VASTSTELLING VAN DE KOSTEN EN QUOTA
Artikel 36 Bevoegdheid van de Postraad het bedrag van de kosten en quota vast te stellen
  • 1. De Postraad is bevoegd de navolgende kosten en quota vast te stellen, die door de aangewezen aanbieders overeenkomstig de in de Regelingen vervatte voorwaarden dienen te worden betaald:

    • 1.1. doorvoerkosten voor de verwerking en het vervoer van briefpostzendingen door ten minste een derde land;

    • 1.2. basistarief en kosten van luchtvervoer die op luchtpost van toepassing zijn;

    • 1.3. territoriale bestellingsquota voor de verwerking van binnenkomende pakketten met uitzondering van ECOMPRO-pakketten;

    • 1.4. territoriale doorvoerquota voor de verwerking en het vervoer van pakketten door een derde land;

    • 1.5. maritieme quota voor het maritiem vervoer van pakketten;

    • 1.6. territoriale bestellingsquota voor het verzorgen van de retourdienst voor handelswaar voor uitgaande pakketten.

  • 2. De herziening, die kan plaatsvinden dankzij een methode waarbij de aangewezen aanbieders die de diensten verrichten een billijke vergoeding wordt gegarandeerd, dient gebaseerd te zijn op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. Eventuele wijzigingen waartoe wordt besloten, worden van kracht op een door de Postraad te bepalen datum.

DEEL VIII. FACULTATIEVE DIENSTEN

Artikel 37 EMS en geïntegreerde logistiek en nieuwe diensten
  • 1. De lidstaten of de aangewezen aanbieders kunnen onderling overeenkomen deel te nemen aan de navolgende diensten die in de Regelingen worden beschreven:

    • 1.1. EMS, een expresse-postdienst bestemd voor stukken en handelswaar die, voor zover mogelijk, de snelste postale dienst langs fysieke weg vormt. Deze dienst kan worden verzorgd op basis van een standaard multilateraal EMS-akkoord of op basis van bilaterale overeenkomsten;

    • 1.2. de geïntegreerde logistieke dienst, die volledig beantwoordt aan de behoeften van de clientèle op het gebied van logistiek en die de fasen voor en na de fysieke verzending van de goederen en stukken behelst.

Artikel 38 Elektronische postdiensten
  • 1. De lidstaten of aangewezen aanbieders kunnen met elkaar overeenkomen deel te nemen aan de volgende elektronische postdiensten die zijn omschreven in de Regeling:

    • 1.1. elektronische post: een elektronische postdienst waarbij elektronische berichten en informatie worden verzonden via aangewezen aanbieders;

    • 1.2. aangetekende elektronische post: een beveiligde elektronische postdienst, waarbij een bewijs van verzending en een bewijs van aflevering van een elektronisch bericht worden afgegeven en gebruik wordt gemaakt van een beveiligde communicatieverbinding met de geauthenticeerde gebruikers;

    • 1.3. elektronisch postkeurmerk als bewijs dat in een bepaalde vorm en op een gegeven tijdstip een elektronische gebeurtenis heeft plaatsgevonden waarbij een of meer partijen betrokken zijn geweest;

    • 1.4. elektronische mailbox, die het mogelijk maakt voor een geauthenticeerde gebruiker om elektronische berichten te verzenden, en voor de geauthenticeerde geadresseerde om elektronische berichten en informatie te ontvangen en op te slaan.

DEEL IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 39 Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen betreffende het Verdrag en de Regelingen
  • 1. Om uitvoerbaar te worden, dienen de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag te worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten tijde van de stemming dient ten minste de helft van de lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig te zijn.

  • 2. Om uitvoerbaar te worden, dienen de voorstellen betreffende de Regelingen te worden goedgekeurd door de meerderheid van de stemgerechtigde leden van de Postraad.

  • 3. Om uitvoerbaar te worden, dienen de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag en het Slotprotocol daarbij het volgende aantal stemmen op zich te verenigen:

    • 3.1. twee derde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten van de Unie aan de stemming heeft deelgenomen, indien het wijzigingen betreft;

    • 3.2. de meerderheid van de stemmen indien het de uitlegging van de bepalingen betreft.

  • 4. Elke lidstaat kan, binnen negentig dagen na de datum van kennisgeving van een ingevolge artikel 3.1 aangenomen wijziging, een voorbehoud maken bij deze wijziging, onderworpen naar analogie aan dezelfde voorwaarden van goedkeuring als vervat in 3.1 en de relevante bepalingen van artikel 40.

Artikel 40. Tijdens het Congres gemaakte voorbehouden
  • 1. Elk voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Unie is niet toegestaan.

  • 2. Als stelregel geldt dat de lidstaten die de andere lidstaten niet van hun mening kunnen overtuigen voor zover mogelijk moeten trachten zich bij de mening van de meerderheid aan te sluiten. Voorbehouden mogen uitsluitend worden gemaakt indien dit absoluut noodzakelijk is en moeten op gepaste wijze met redenen worden omkleed.

  • 3. Een voorbehoud op de artikelen van dit Verdrag moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een schriftelijk voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau, overeenkomstig de- bepalingen van het Reglement van Orde van het Congres.

  • 4. Om van kracht te worden, dient het aan het Congres voorgelegde voorbehoud te worden goedgekeurd door de meerderheid die per geval voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft, benodigd is.

  • 5. In beginsel wordt het voorbehoud toegepast op basis van wederkerigheid tussen de lidstaat die het voorbehoud heeft gemaakt en de overige lidstaten.

  • 6. Het voorbehoud op dit Verdrag wordt in het Slotprotocol ervan opgenomen op basis van het door het Congres goedgekeurde voorstel.

Artikel 41 Inwerkingtreding en duur van dit Verdrag

Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2022 (met uitzondering van de bepalingen vervat in deel VII, „Vergoeding”, die in werking treden op 1 januari 2022) en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen dit Verdrag hebben ondertekend in een enkel oorspronkelijk exemplaar, dat wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Unie doet elke lidstaat een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan op 26 augustus 2021.



Slotprotocol bij het Algemeen Postverdrag

Bij de ondertekening van het heden gesloten Algemeen Postverdrag (hierna het „Verdrag”) zijn de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie (hierna de „Unie”) het volgende overeengekomen:

Artikel I Eigendom van poststukken. Onttrekking. Wijziging of verbetering van het adres.

  • 1. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn niet van toepassing op Antigua en Barbuda, (het Koninkrijk) Bahrein, Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, China, de Dominicaanse Republiek, Egypte, Fiji, Gambia, Grenada, Guyana, Hongkong, Ierland, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, Lesotho, Malawi, Maleisië, Mauritius, Nauru, Nieuw-Zeeland, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, de Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, (de Verenigde Republiek) Tanzania, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Overzeese Gebiedsdelen (van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en Zambia.

  • 2. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn evenmin van toepassing op Denemarken, (de Islamitische Republiek) Iran en Oostenrijk, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving, zodra de geadresseerde op de hoogte is gebracht van de binnenkomst van een aan hem geadresseerde zending.

  • 3. Artikel 5.1 is niet van toepassing op Australië, Ghana en Zimbabwe.

  • 4. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Bahama’s, België, Irak, de Democratische Volksrepubliek Korea en op Myanmar, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving.

  • 5. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Verenigde Staten van Amerika.

  • 6. Artikel 5.2 is van toepassing op Australië voor zover het verenigbaar is met de nationale wetgeving van dat land.

  • 7. In afwijking van artikel 5.2 hebben de Democratische Republiek Congo, El Salvador, de Filipijnen, (de Republiek) Panama en (de Bolivariaanse Republiek) Venezuela het recht postpakketten niet te retourneren zodra de geadresseerde heeft verzocht om inklaring ervan door de douane, aangezien dit onverenigbaar is met de douanewetgeving van deze landen.

Artikel II Postzegels

In afwijking van artikel 6.7 verwerken Australië, Maleisië, Nieuw-Zeeland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, briefpostzendingen en postpakketten voorzien van postzegels waarvoor gebruik is gemaakt van nieuwe materialen of technologieën die niet geschikt zijn voor hun onderscheiden postverwerkende machines uitsluitend na voorafgaande afstemming met de desbetreffende aangewezen aanbieder van herkomst.

Artikel III Terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland

  • 1. Australië, Griekenland, Nieuw-Zeeland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, behouden zich het recht voor om, in verhouding tot de kosten van de ontstane werkzaamheden, een toeslag te heffen van elke aangewezen aanbieder die aan genoemde landen uit hoofde van artikel 12.4, voorwerpen terugzendt die aanvankelijk niet door hun diensten als poststukken werden verzonden.

  • 2. In afwijking van artikel 12.4 behoudt Canada zich het recht voor om van de aangewezen aanbieder van herkomst een vergoeding te heffen waarmee het ten minste de kosten die de behandeling van dergelijke zendingen met zich meebrengt, kan dekken.

  • 3. Krachtens artikel 12.4 is het de aangewezen aanbieder van bestemming toegestaan van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. Australië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor om deze betaling te beperken tot het bedrag dat overeenstemt met het binnenlandse tarief van het land van bestemming dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is.

  • 4. Krachtens artikel 12.4 is het de aangewezen aanbieder van bestemming toegestaan van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. De volgende lidstaten behouden zich het recht voor om deze betaling te beperken tot de grenzen die voor partijenpost in de Regeling voor partijenpost worden toegestaan: Bahama’s, Barbados, Brunei Darussalam, (de Volksrepubliek) China, Grenada, Guyana, India, Maleisië, Nepal, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Nieuw-Zeeland, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Singapore, Sri Lanka, Suriname, Thailand, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika.

  • 5. Onverminderd het voorbehoud in 4 behouden de volgende lidstaten zich het recht voor om de bepalingen van artikel 12 van het Verdrag in hun geheel toe te passen op de post die van de lidstaten van de Unie wordt ontvangen: Argentinië, Australië, Azerbeidzjan, België, Benin, Brazilië, Burkina Faso, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Guinee, (de Islamitische Republiek) Iran, Israël, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Japan, Jordanië, Kameroen, Libanon, Luxemburg, Mali, Marokko, Mauritanië, Monaco, Noorwegen, Oostenrijk, Pakistan, Portugal, de Russische Federatie, Saudi-Arabië, Senegal, (de Arabische Republiek) Syrië, Togo, Turkije en Zwitserland.

  • 6. Voor de toepassing van artikel 12.4 behoudt Duitsland zich het recht voor om aan het land van terpostbezorging van zendingen een vergoeding te vragen van een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat deze postale dienst zou hebben ontvangen van het land waar de afzender verblijft.

  • 7. Onverminderd de in artikel III gemaakte voorbehouden behoudt (de Volksrepubliek) China zich het recht voor om de betalingen uit hoofde van de bestelling van grote hoeveelheden in het buitenland ter post bezorgde briefpostzendingen te beperken tot de in het Verdrag van de Wereldpostunie en in de Regelingen daarbij voor partijenpost toegestane limieten.

  • 8. In afwijking van artikel 12.3 behouden België, Duitsland, Liechtenstein, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en Zwitserland zich het recht voor om van de afzender of, bij diens afwezigheid, van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging, betaling te eisen van de binnenlandse tarieven.

Artikel IV Porten

  • 1. Indien de nationale wetgeving dit toelaat, is het Australië, Belarus, Canada, Finland en Nieuw-Zeeland, in afwijking van artikel 15, toegestaan andere postheffingen in rekening te brengen dan die waarin in de Regelingen is voorzien.

  • 2. In afwijking van artikel 15 is het Brazilië toegestaan om een aanvullende heffing op te leggen aan de geadresseerden van gewone zendingen van handelswaar die op grond van douane- en veiligheidseisen in gevolgde zendingen moesten worden omgezet.

Artikel V Uitzondering op de vrijstelling van postheffingen ten gunste van braillestukken

  • 1. In afwijking van artikel 16 mogen Indonesië, Saint Vincent en de Grenadines en Turkije, die in hun binnenlandse dienstverlening geen portvrijdom voor braillestukken toestaan, porten en toeslagen voor bijzondere diensten heffen, mits die niet meer bedragen dan die van hun binnenlandse dienstverlening.

  • 2. Frankrijk past de bepalingen van artikel 16 ter zake van braillestukken toe met inachtneming van zijn nationale regelgeving.

  • 3. In afwijking van artikel 16.3 en met inachtneming van zijn nationale wetgeving, behoudt Brazilië zich het recht voor om uitsluitend stukken verzonden aan of door een blinde of verzonden aan of door een organisatie voor blinden aan te merken als braillestukken. Voor stukken die niet aan deze voorwaarden voldoen zijn porten verschuldigd.

  • 4. In afwijking van artikel 16 aanvaardt Nieuw-Zeeland uitsluitend stukken die in de binnenlandse dienstverlening zijn vrijgesteld van porten als braillestukken voor aflevering in Nieuw-Zeeland.

  • 5. In afwijking van artikel 16 kan Finland, dat braillestukken in zijn binnenlandse dienstverlening niet vrijstelt van porten overeenkomstig de door het Congres aangenomen omschrijvingen in artikel 16, de binnenlandse porten heffen voor braillestukken bestemd voor andere landen.

  • 6. In afwijking van artikel 16 staan Canada, Denemarken en Zweden vrijstelling van porten voor braillestukken uitsluitend toe voor zover dat voorzien is in hun nationale wetgeving.

  • 7. In afwijking van artikel 16 aanvaardt IJsland vrijstelling van porten voor braillestukken uitsluitend voor zover dat voorzien is in zijn nationale wetgeving.

  • 8. In afwijking van artikel 16 aanvaardt Australië als braillestukken voor aflevering in Australië uitsluitend stukken die in zijn binnenlandse dienstverlening zijn vrijgesteld van porten.

  • 9. In afwijking van artikel 16 mogen Australië, Azerbeidzjan, Canada, Duitsland, Japan, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland de toeslagen voor bijzondere diensten heffen die in hun binnenlandse dienstverlening op braillestukken van toepassing zijn.

Artikel VI Basisdiensten

  • 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 17 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot postpakketten niet goed.

  • 2. De bepalingen van artikel 17.2.4 zijn niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, waar de nationale wetgeving een lagere gewichtslimiet oplegt. De wetgeving inzake volksgezondheid en veiligheid in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland beperkt het gewicht van postzakken tot 20 kilogram.

  • 3. In afwijking van artikel 17.2.4 mogen Azerbeidzjan, Kazachstan, Kirgizië en Oezbekistan het maximumgewicht van inkomende en uitgaande M-zakken beperken tot 20 kilogram.

  • 4. In afwijking van artikel 17 aanvaardt IJsland braillestukken uitsluitend voor zover dat voorzien is in zijn nationale wetgeving.

Artikel VII Zendingen met bericht van ontvangst

  • 1. België, Canada en Zweden zijn gerechtigd artikel 18.3.3 niet toe te passen, aangezien deze landen de dienst van bericht van ontvangst in hun binnenlandse verkeer niet op pakketten toepassen.

  • 2. In afwijking van artikel 18.3.3 behouden Denemarken en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zich het recht voor om ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen niet te accepteren, aangezien deze landen de dienst van bericht van ontvangst in hun binnenlandse verkeer niet toepassen.

  • 3. In afwijking van artikel 18.3.3 is Brazilië gerechtigd ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen alleen te accepteren wanneer zij elektronisch kunnen worden geretourneerd.

Artikel VIII Verbodsbepalingen (briefpost)

  • 1. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de Democratische Volksrepubliek Korea en Libanon geen aangetekende zendingen die muntstukken, bankbiljetten, om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Wat betreft de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, en wat betreft zendingen die glazen voorwerpen of breekbare voorwerpen bevatten, behoeven deze landen zich niet strikt te houden aan de bepalingen van de Regelingen.

  • 2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Bolivia, (de Volksrepubliek) China, met uitzondering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, Irak, Nepal, Pakistan, Saudi-Arabië, Sudan en Vietnam geen aangetekende zendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

  • 3. Myanmar behoudt zich het recht voor om geen zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die de in artikel 19.6 genoemde waardevolle voorwerpen bevatten, omdat de nationale wetgeving het aannemen van dergelijke zendingen verbiedt.

  • 4. Nepal aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die bankbiljetten of muntstukken bevatten, tenzij daartoe bijzondere overeenkomsten zijn afgesloten.

  • 5. Oezbekistan aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 6. (De Islamitische Republiek) Iran aanvaardt geen zendingen die voorwerpen bevatten die in strijd zijn met de islamitische godsdienst en behoudt zich het recht voor om geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 7. De Filipijnen behouden zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.

  • 8. Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten. Daarnaast aanvaardt het land geen aangetekende zendingen voor aflevering in Australië of de doorvoer van zendingen à découvert die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals juwelen, edelmetalen, edelstenen of halfedelstenen, waardepapieren, munten of iedere vorm van een verhandelbaar financieel instrument. Australië wijst alle aansprakelijkheid af ten aanzien van zendingen die in strijd met dit voorbehoud worden gepost.

  • 9. (De Volksrepubliek) China, met uitsluiting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, aanvaardt overeenkomstig zijn nationale regelingen geen zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten, om het even welke waarden aan toonder of reischeques bevatten.

  • 10. Letland en Mongolië behouden zich het recht voor om geen gewone zendingen, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, waarden aan toonder en reischeques bevatten, aangezien hun nationale wetgeving zich hiertegen verzet.

  • 11. Brazilië behoudt zich het recht voor om geen gewone post, aangetekende post of post met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, in omloop zijnde bankbiljetten of om het even welke waarden aan toonder bevat.

  • 12. Vietnam behoudt zich het recht voor om geen brieven te aanvaarden die voorwerpen of goederen bevatten.

  • 13. Indonesië aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels, buitenlandse deviezen of om het even welke waarden aan toonder bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 14. Kirgizië behoudt zich het recht voor om geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte en petits paquets) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 15. Azerbeidzjan en Kazachstan aanvaarden geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 16. Moldavië en de Russische Federatie aanvaarden geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die in omloop zijnde bankbiljetten, om het even welke waarden (cheques) aan toonder of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 17. In afwijking van artikel 19.3 behoudt Frankrijk zich het recht voor om geen stukken te aanvaarden die goederen bevatten in de gevallen waarin deze stukken niet voldoen aan de nationale of internationale regelgeving of aan de technische en verpakkingsinstructies voor luchtvervoer.

  • 18. Cuba behoudt zich het recht voor om de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling te weigeren van briefpostzendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, cheques, edelmetalen en edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen, dan wel stukken, goederen of voorwerpen van eender welke aard bevatten, in de gevallen waarin deze zendingen niet voldoen aan de nationale of internationale regelgeving of aan de technische en verpakkingsinstructies voor luchtvervoer, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van diefstal, verlies of beschadiging van dit soort zendingen. Cuba behoudt zich het recht voor om geen aan douanerechten onderworpen briefpostzendingen te aanvaarden die voor invoer in het land bestemde goederen bevatten, indien de nationale regelgeving van het land, gelet op de waarde van die zendingen, zich daartegen verzet.

Artikel IX Verbodsbepalingen (postpakketten)

  • 1. Myanmar en Zambia zijn gerechtigd pakketten met waardeaangifte die de in artikel 19.6.1.3.1 bedoelde waardevolle voorwerpen bevatten niet te aanvaarden, aangezien hun nationale regelgeving zich daartegen verzet.

  • 2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Libanon en Sudan geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of- aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten. Deze landen behoeven zich niet te houden aan de hierop betrekking hebbende bepalingen van de Regelingen.

  • 3. Brazilië is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten, alsmede om het even welke waarden aan toonder, niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale regelgeving zich daartegen verzet.

  • 4. Ghana is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale regelgeving zich daartegen verzet.

  • 5. Naast de in artikel 19 genoemde voorwerpen aanvaardt Saudi-Arabië geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Deze postale dienst aanvaardt evenmin pakketten die allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een medisch recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit, producten die bestemd zijn voor het doven van vuur, chemische vloeistoffen of voorwerpen die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.

  • 6. Naast de in artikel 19 vermelde voorwerpen aanvaardt Oman geen pakketten die:

    • 6.1. allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit;

    • 6.2. producten die bestemd zijn voor het doven van vuur of chemische vloeistoffen bevatten;

    • 6.3. voorwerpen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.

  • 7. (De Islamitische Republiek) Iran is gerechtigd naast de in artikel 19 vermelde voorwerpen geen pakketten te aanvaarden die artikelen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst en behoudt zich het recht voor om geen gewone pakketten of pakketten met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten; Iran aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 8. De Filipijnen zijn gerechtigd geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten.

  • 9. Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten.

  • 10. (De Volksrepubliek) China aanvaardt geen gewone pakketten die muntstukken, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Bovendien worden, behoudens ten aanzien van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, ook geen pakketten met waardeaangifte aanvaard die muntstukken, muntbiljetten, om het even welke waarden aan toonder of reischeques bevatten.

  • 11. Mongolië behoudt zich het recht voor om, overeenkomstig zijn nationale wetgeving, geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, waarden aan toonder of reischeques bevatten.

  • 12. Letland aanvaardt geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, om het even welke waarden (cheques) aan toonder of buitenlandse deviezen bevatten, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging met betrekking tot dergelijke zendingen.

  • 13. Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan en de Russische Federatie aanvaarden geen gewone pakketten of pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde bankbiljetten, om het even welke waarden (cheques) aan toonder of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 14. Azerbeidjzan en Kazachstan aanvaarden geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.

  • 15. Cuba behoudt zich het recht voor om de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling te weigeren van pakketpostzendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, cheques, edelmetalen en edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen, dan wel stukken, goederen of voorwerpen van eender welke aard bevatten, in de gevallen waarin deze zendingen niet voldoen aan de nationale of internationale regelgeving of aan de technische en verpakkingsinstructies voor luchtvervoer, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van diefstal, verlies of beschadiging van dit soort zendingen. Cuba behoudt zich het recht voor om geen aan douanerechten onderworpen pakketpostzendingen te aanvaarden die voor invoer in het land bestemde goederen bevatten, indien de nationale regelgeving van het land, gelet op de waarde ervan, zich daartegen verzet.

Artikel X Aan douanerechten onderworpen voorwerpen

  • 1. Onder verwijzing naar artikel 19 aanvaarden de volgende lidstaten geen zendingen met waardeaangifte die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Bangladesh en El Salvador.

  • 2. Onder verwijzing naar artikel 19 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone of aangetekende brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, Belarus, Cambodja, Chili, Colombia, Cuba, El Salvador, Estland, Kazachstan, de Democratische Volksrepubliek Korea, Letland, Moldavië, Nepal, Oekraïne, Oezbekistan, Peru, de Russische Federatie, San Marino, Turkmenistan en (de Bolivariaanse Republiek) Venezuela.

  • 3. Onder verwijzing naar artikel 19 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Benin, Burkina Faso, Djibouti, (de Republiek) Ivoorkust, Mali en Mauritanië.

  • 4. Onverminderd het in 1 tot en met 3 bepaalde, worden serum- en vaccinzendingen, alsmede zendingen met dringend noodzakelijke en moeilijk verkrijgbare geneesmiddelen, te allen tijde toegelaten.

Artikel XI Douaneaanbiedingsheffing

  • 1. Gabon behoudt zich het recht voor om van cliënten een douaneaanbiedingsheffing te innen.

  • 2. In afwijking van artikel 20.2 behouden Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, Cyprus, Finland, Oostenrijk, Roemenië, de Russische Federatie en Spanje zich het recht voor van cliënten ten aanzien van zendingen die ter controle aan de douane worden voorgelegd een douaneaanbiedingsheffing te innen.

  • 3. In afwijking van artikel 20.2 behouden Azerbeidzjan, Griekenland, Pakistan en Turkije zich het recht voor van cliënten een douaneaanbiedingsheffing te innen ten aanzien van alle bij de douaneautoriteiten aangeboden zendingen.

  • 4. (De Republiek) Congo en Zambia behouden zich het recht voor om van hun cliënten ten aanzien van pakketten een douaneaanbiedingsheffing te innen.

Artikel XII Klachten

  • 1. In afwijking van artikel 21.2 behouden Egypte, de Filipijnen, Gabon, Griekenland, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizstan, de Democratische Volksrepubliek Korea, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, (de Arabische Republiek) Syrië, Tsjaad, Turkmenistan, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en Zambia zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen.

  • 2. In afwijking van artikel 21.2 behouden Argentinië, Azerbeidzjan, Belarus, Canada, Finland, Hongarije, Litouwen, Moldavië, Noorwegen, Oostenrijk, Roemenië en Slowakije zich het recht voor om een bijzondere toeslag te heffen wanneer na een naar aanleiding van een klacht ingesteld onderzoek blijkt dat deze klacht ongegrond was.

  • 3. Afghanistan, (de Republiek) Congo, Egypte, Gabon, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizië, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, Suriname, (de Arabische Republiek) Syrië, Turkmenistan en Zambia behouden zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor postpakketten.

  • 4. In afwijking van artikel 21.2 behouden Brazilië, (de Republiek) Panama en de Verenigde Staten van Amerika, zich het recht voor om van hun klanten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen en postpakketten die worden afgegeven in de landen die een dergelijke heffing toepassen uit hoofde van de bepalingen onder 1 tot en met 3 van dit artikel.

Artikel XIII Buitengewone territoriale bestellingsquota

In afwijking van artikel 33 behoudt Afghanistan zich het recht voor om een supplementair buitengewoon territoriaal bestellingsquotum van BTR 7,50 per pakket te heffen.

Artikel XIV Basistarief en bepalingen met betrekking tot de kosten van luchtvervoer

Onverminderd de bepalingen van artikel 34 behoudt Australië zich het recht voor om tarieven te heffen voor luchtvervoer van uitgaande pakketten verzonden via de retourdienst voor handelswaar, hetzij zoals vastgelegd in de Regelingen, hetzij op andere wijze, met inbegrip van bilaterale overeenkomsten.

Artikel XV Bijzondere tarieven

  • 1. België, Noorwegen en de Verenigde Staten van Amerika hebben het recht voor luchtpostpakketten hogere territoriale quota te heffen dan voor land- en/of zeepostpakketten.

  • 2. Libanon is gerechtigd voor pakketten tot 1 kilogram de toeslag te heffen die geldt voor pakketten van 1 tot 3 kilogram.

  • 3. (De Republiek) Panama is gerechtigd een toeslag van 0,20 BTR per kilogram te heffen voor land- en/of zeepostpakketten in doorvoer die per luchtpost worden vervoerd (S.A.L.).

Artikel XVI Bevoegdheid van de Postraad het bedrag van de kosten en quota vast te stellen

In afwijking van artikel 36.1.6 behoudt Australië zich het recht voor territoriale bestellingsquota te heffen voor het verzorgen van de retourdienst voor handelswaar voor uitgaande pakketten, hetzij zoals vastgelegd in de Regelingen, hetzij op andere wijze, met inbegrip van bilaterale overeenkomsten.

TEN BLIJKE WAARVAN de hieronder vermelde gevolmachtigden dit Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Unie doet elke lidstaat een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan op 26 augustus 2021.



Verdrag inzake postale financiële diensten

Gelet op artikel 22.4 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie (hierna de „Unie”), in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, het volgende Verdrag vastgesteld, dat aansluit bij de beginselen van genoemde Constitutie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van financiële inclusie en het tot stand brengen van een veilige en toegankelijke postale financiële dienst die is toegesneden op een zo groot mogelijk aantal gebruikers op basis van systemen die interoperabiliteit met de netwerken van de aangewezen aanbieders mogelijk maken.

DEEL I ALGEMENE BEGINSELEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE POSTALE FINANCIËLE DIENSTEN

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Reikwijdte van het Verdrag
  • 1. Met inachtneming van het onder 2 bepaalde stelt elke lidstaat al het mogelijke in het werk om ervoor te zorgen dat de volgende postale financiële diensten op zijn grondgebied langs elektronische weg worden aangeboden of geaccepteerd:

    • 1.1. Contante postwissel: de afzender biedt geld aan op het servicetoegangspunt en verzoekt om contante betaling van het volledige bedrag aan de geadresseerde, zonder enige inhouding.

    • 1.2. Betaalpostwissel: de afzender geeft opdracht tot debitering van zijn rekening en verzoekt om contante betaling van het volledige bedrag aan de geadresseerde, zonder enige inhouding.

    • 1.3. Stortingspostwissel: de afzender biedt geld aan op het servicetoegangspunt en verzoekt om storting ervan op de rekening van de geadresseerde, zonder enige inhouding.

    • 1.4. Overschrijving: de afzender geeft opdracht tot debitering van zijn rekening en verzoekt om creditering van de rekening van de geadresseerde met een gelijkluidend bedrag, zonder enige inhouding.

  • 2. In het geval dat geen van de in het eerste lid genoemde elektronische postale financiële diensten wordt aangeboden of geaccepteerd, dient elke lidstaat ten minste een van de voornoemde postale financiële diensten in papieren vorm aan te bieden of te accepteren.

  • 3. De maatregelen ter uitvoering van dit Verdrag worden vastgelegd in de Regelingen.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen
  • 1. Bevoegde autoriteit: elke nationale autoriteit van een lidstaat die, ingevolge bij wet- of regelgeving verleende bevoegdheden, toezicht houdt op de activiteit van de aangewezen aanbieder of van de in dit artikel bedoelde personen. De bevoegde autoriteit kan een beroep doen op de bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten die betrokken zijn bij de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, in het bijzonder op de nationale financiële-inlichtingeneenheid en op de toezichthoudende autoriteiten.

  • 2. Voorschot: gedeeltelijke, vervroegde storting door de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten gunste van de aangewezen aanbieder van uitbetaling ter financiële verlichting van de postale financiële diensten van de aangewezen aanbieder van uitbetaling.

  • 3. Witwassen van geld: omwisseling of overdracht van deviezen door een instantie die of individu dat weet dat deze deviezen afkomstig zijn van een criminele activiteit of deelneming aan een dergelijke activiteit, met het oogmerk de onrechtmatige herkomst ervan te verbergen of te verhullen of personen die hebben deelgenomen aan de voortzetting van deze activiteit te helpen zich aan de juridische gevolgen van hun handelingen te onttrekken; het witwassen van geld moet zelfs als zodanig worden aangemerkt wanneer de activiteiten waaruit de wit te wassen goederen voortkomen, worden vervolgd op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land.

  • 4. Afscheiding: verplichte scheiding van de gelden van gebruikers van die van de aangewezen aanbieder, ter voorkoming van het gebruik van de gelden van gebruikers voor andere doeleinden dan de uitvoering van de transacties door de postale financiële diensten.

  • 5. Clearinghouse: in het kader van multilaterale uitwisselingen behandelt een clearinghouse de wederzijdse schulden en vorderingen die voortvloeien uit de diensten die door de ene aanbieder ten gunste van een andere aanbieder worden geleverd. De taak van een clearinghouse is het bijhouden van de uitwisselingen tussen de aanbieders, waarvan de vereffening geschiedt via een vereffeningsbank, alsmede het nemen van de nodige maatregelen in geval van problemen bij de vereffening.

  • 6. Clearing: systeem waarmee het aantal door de instelling te verrichten betalingen van de periodieke debet- en creditsaldi van de betrokken partners tot een minimum wordt beperkt. De clearing bestaat uit twee fasen: vaststelling van de bilaterale saldi en vervolgens, door optelling van de bilaterale saldi, berekening van het totale saldo van elke partner ten opzichte van de gemeenschap, teneinde slechts een enkele vereffening uit te voeren, afhankelijk van het debet- of creditsaldo van de betrokken instelling.

  • 7. Verzamelrekening: verzameling op een enkele rekening van gelden die van verschillende bronnen afkomstig zijn.

  • 8. Clearingrekening: lopende girorekening die de aangewezen aanbieders in het kader van bilaterale betrekkingen wederzijds voor elkaar openen en via welke de wederzijdse schulden en vorderingen worden vereffend.

  • 9. Criminele activiteit: elke vorm van deelneming aan het plegen van een misdrijf of strafbaar feit, in de betekenis van de nationale wetgeving.

  • 10. Borg: bedrag dat in de vorm van contanten of waardepapieren wordt ingelegd ter waarborging van de betalingen tussen aangewezen aanbieders.

  • 11. Geadresseerde: natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de afzender als begunstigde van de postwissel of -overschrijving wordt aangewezen.

  • 12. Derde valuta: valuta die wordt gebruikt wanneer twee valuta niet kunnen worden omgewisseld of die wordt gebruikt ten behoeve van de clearing/vereffening van rekeningen.

  • 13. Waakzaamheidsplicht ten aanzien van gebruikers: algemene plicht van de aangewezen aanbieders, die de volgende verplichtingen omvat:

    • 13.1. identificeren van gebruikers;

    • 13.2. vragen naar het doel van de postale betaalopdracht;

    • 13.3. toezicht houden op de postale betaalopdrachten;

    • 13.4. verifiëren of de informatie betreffende de gebruikers actueel is;

    • 13.5. melden van verdachte transacties bij de bevoegde autoriteiten.

  • 14. Elektronische gegevens betreffende de postale betaalopdrachten: langs elektronische weg door een aangewezen aanbieder naar een andere aangewezen aanbieder verzonden gegevens betreffende de uitvoering van postale betaalopdrachten, een klacht, een adreswijziging of -verbetering, of een terugbetaling; deze gegevens worden door de aangewezen markdeelnemers ingevoerd of automatisch door hun informatiesystemen gegenereerd en bevatten een wijziging van de status van de postale betaalopdracht of van het opdrachtverzoek.

  • 15. Persoonsgegevens: persoonsgegevens voor de identificatie van de afzender of de geadresseerde.

  • 16. Postale gegevens: gegevens benodigd voor de afhandeling en het volgen van de uitvoering van de postale betaalopdracht, voor statistische doeleinden alsmede voor het centrale clearingsysteem.

  • 17. Elektronische gegevensuitwisseling (EDI): uitwisseling, tussen computers, van transactiegegevens door middel van genormaliseerde netwerken en formats die met het systeem van de Unie verenigbaar zijn.

  • 18. Afzender: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aangewezen aanbieder opdracht geeft tot uitvoering van een postale betaalopdracht overeenkomstig de Akten van de Unie.

  • 19. Financiering van terrorisme: begrip dat betrekking heeft op de financiering van terroristische handelingen, terroristen en terroristische organisaties.

  • 20. Gelden van de gebruikers: bedragen die door de afzender in contanten aan de aangewezen aanbieder worden overhandigd, of rechtstreeks, of via elk ander beveiligd monetair middel, worden afgeschreven van de rekening van de afzender die in de boeken van de aangewezen aanbieder van uitschrijving wordt gehouden, en die door de afzender aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving of elke andere financiële aanbieder ter beschikking worden gesteld met het oog op de betaling ervan aan een door de afzender aangegeven geadresseerde, overeenkomstig dit Verdrag en de bijbehorende Regeling.

  • 21. Verrekenpostwissel: een operationele term ter aanduiding van een postale betaalopdracht in ruil voor de aflevering van een zending onder rembours, zoals omschreven in artikel 1 van dit Verdrag.

  • 22. Uitschrijvingsvaluta: valuta van het land van bestemming of door het land van bestemming toegestane derde valuta waarin de postale betaalopdracht wordt uitgeschreven.

  • 23. Aangewezen aanbieder van uitschrijving: aangewezen aanbieder die een postale betaalopdracht aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling verzendt, overeenkomstig de Akten van de Unie.

  • 24. Aangewezen aanbieder van uitbetaling: aangewezen aanbieder die belast is met de uitvoering van de postale betaalopdracht in het land van de geadresseerde, overeenkomstig de Akten van de Unie.

  • 25. Geldigheidstermijn: termijn gedurende welke de postale betaalopdrachten geldig kunnen worden uitgevoerd of herroepen.

  • 26. Servicetoegangspunt: fysieke of virtuele plaats waar de gebruiker een postale betaalopdracht kan afgeven of ontvangen.

  • 27. Vergoeding: door de aangewezen aanbieder van uitschrijving aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling verschuldigd bedrag voor de betaling aan de geadresseerde.

  • 28. Herroepelijkheid: mogelijkheid van de afzender om zijn postale betaalopdracht (postwissel of -overschrijving) te herroepen tot op het moment van betaling of aan het einde van de geldigheidstermijn, indien de betaling niet heeft plaatsgevonden.

  • 29. Tegenpartijrisico: risico dat verband houdt met het in gebreke blijven van een van de partijen bij een contract. Dit uit zich in een risico van verlies of betalingsonvermogen.

  • 30. Liquiditeitsrisico: risico dat een tegenpartij of een deelnemer aan een vereffeningssysteem tijdelijk niet in staat is zich volledig van een verplichting te kwijten op de datum dat deze opeisbaar wordt.

  • 31. Signalering van verdachte transacties: op de nationale wetgeving en op de resoluties van de Unie gebaseerde verplichting van de aangewezen aanbieder om informatie over verdachte transacties aan de bevoegde nationale autoriteiten mede te delen.

  • 32. Tracking en tracing: systeem waarmee het traject van een postale betaalopdracht kan worden gevolgd en op elk moment kan worden vastgesteld waar de opdracht zich bevindt en wat de uitvoeringsstatus ervan is.

  • 33. Tarief: bedrag dat door een afzender voor een postale financiële dienst aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving wordt betaald.

  • 34. Verdachte transactie: postale betaalopdracht of verzoek om een terugbetaling met betrekking tot een eenmalige of herhaalde postale betaalopdracht die verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.

  • 35. Gebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon, afzender of geadresseerde, die overeenkomstig dit Verdrag van de postale financiële diensten gebruikmaakt.

Artikel 3 Aanwijzing van de instantie of instanties belast met het vervullen van de verplichtingen die uit de toetreding tot dit Verdrag voortvloeien
  • 1. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van het overheidsorgaan dat is belast met het instellen van overheidsregels voor en het toezicht op de levering van postale financiële diensten.

  • 2. Bovendien brengen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres op de hoogte van de naam en het adres van de aanbieder of aanbieders die officieel is of zijn aangewezen voor de verzorging van de postale financiële diensten via zijn of hun netwerk, door ten minste één postale financiële dienst aan te bieden of te accepteren, en voor het vervullen van de verplichtingen die op zijn of hun grondgebied uit de Akten van de Unie voortvloeien.

  • 3. Een lidstaat die deze gegevens niet binnen de voorschreven termijn van zes maanden verstrekt, ontvangt van het Internationaal Bureau een herinnering.

  • 4. Tussen twee Congressen in moet elke wijziging betreffende de overheidsinstanties en de officieel aangewezen aanbieders zo snel mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht.

  • 5. De aangewezen aanbieders verzorgen de postale financiële diensten overeenkomstig dit Verdrag.

Artikel 4 Bevoegdheden van de lidstaten
  • 1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen ter waarborging van de continuïteit van hun postale financiële diensten ingeval hun aangewezen aanbieder(s) in gebreke mocht(en) blijven, onverminderd de aansprakelijkheid van deze aanbieder(s) ten aanzien van andere uit hoofde van de Akten van de Unie aangewezen aanbieders.

  • 2. In geval van in gebreke blijven van zijn aangewezen aanbieder(s), brengt de lidstaat de andere lidstaten die partij bij dit Verdrag zijn, via het Internationaal Bureau, op de hoogte van:

    • 2.1. de opschorting van zijn postale financiële diensten vanaf de aangegeven datum en tot nader order;

    • 2.2. de maatregelen die zijn getroffen om de diensten te herstellen onder de verantwoordelijkheid van een eventuele nieuwe aangewezen aanbieder.

Artikel 5 Uitzonderlijke levering van postale financiële diensten door toegelaten spelers in de postale sector in brede zin
  • 1. Onverminderd de mogelijkheid tot uitbesteding zoals omschreven in artikel 6.4, hebben lidstaten: i. waarin het gehele scala van postale financiële diensten zoals omschreven in artikel 1 niet wordt geleverd door hun aangewezen aanbieder(s); of ii. die geconfronteerd worden met de situatie van in gebreke blijven zoals bedoeld in artikel 4, de mogelijkheid toe te staan dat spelers in de postale sector in brede zin (wider postal sector players, hierna „WPSP's), via aangewezen aanbieders, deelnemen aan de interconnectie en/of uitvoering van de postale financiële diensten, met als doel het bevorderen van financiële inclusie en het verder mogelijk maken van de interoperabiliteit van een internationaal netwerk van postale financiële diensten.

    • 1.1. Lidstaten waarborgen dat zij bij het verlenen van toestemming voor het aanbieden van postale financiële diensten door WPSP's van de WPSP's verlangen dat zij voldoen aan de relevante bepalingen van dit Verdrag die betrekking hebben op postale financiële diensten en waarborgen dat bij deze toestemming van de WPSP's verlangd wordt dat zij voldoen aan alle relevante voorwaarden van de Unie voor vergunningsregelingen voor het opereren onder het collectief merk PosTransfer.

    • 1.2. De aanduiding van WPSP's door lidstaten geschiedt in overeenstemming met de parameters omschreven in het eerste lid (onder voorbehoud van gedetailleerde operationele criteria omschreven door het relevante orgaan, ingesteld onder de Postraad).

    • 1.3. Het Internationaal Bureau is verantwoordelijk voor het opstellen van de lijst van lidstaten waarin WPSP's mogen opereren, alsmede de lijst van toegelaten WPSP's. De lijst wordt regelmatig door het Internationaal Bureau bijgewerkt en per circulaire aan alle lidstaten medegedeeld.

  • 2. Voor de benutting van de in het eerste lid genoemde mogelijkheid gelden de voorwaarden van de nationale wetgeving of het binnenlands beleid van de lidstaat waar de WPSP is gevestigd. Dienaangaande en onverminderd de verplichtingen inzake aanwijzing als bedoeld in artikel 3, waarborgen de aangewezen aanbieders dat zij aan hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag inzake postale financiële diensten blijven voldoen.

    • 2.1. Met inachtneming van de bovenbedoelde criteria, wordt een vergunningsaanvraag met betrekking tot een WPSP gericht aan de lidstaat waar de WPSP van plan is activiteiten te ontplooien die betrekking hebben op de interconnectie of uitvoering van postale financiële diensten. In dit opzicht kan een WPSP werkzaam zijn in diverse lidstaten mits hij daarvoor in aanmerking komt en daarvoor toestemming heeft gekregen van de overheidsautoriteit van de desbetreffende lidstaat.

    • 2.2. Elke toestemming die door een lidstaat formeel wordt verleend aan een WPSP heeft een beperkte geldigheidsduur en laat de mogelijkheid voor de lidstaat om deze toestemming in te trekken indien niet langer aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden wordt voldaan, onverlet.

    • 2.3. Voor de toepassing van het bovenstaande lid 1.3, wordt een afschrift van de voornoemde toestemming van de lidstaat aan een WPSP (en eventuele relevante documentatie die daarmee samenhangt) onverwijld aan het Internationaal Bureau gezonden.

  • 3. Wat de aanvaarding van postale betaalopdrachten afkomstig van deze WPSP's betreft, is de in het tweede lid genoemde voorwaarde eveneens van toepassing op de lidstaat van bestemming.

  • 4. De lidstaten lichten het Internationaal Bureau in over hun beleid inzake postale betaalopdrachten verzonden door en/of ontvangen van WPSP’s. De betreffende informatie wordt op de website van de Unie geplaatst.

  • 5. Niets in dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat WPSP's zich in dezelfde situatie in het kader van de Akten van de Unie bevinden als aangewezen aanbieders van de betreffende lidstaat, of dat er voor andere lidstaten een wettelijke verplichting ontstaat deze WPSP's te erkennen als aangewezen aanbieders voor de toepassing van dit Verdrag.

  • 6. Om naleving van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, komen de lidstaten overeen dat zij aan elke toestemming aan WPSP's om deel te nemen aan de interconnectie en/of uitvoering van postale financiële diensten de voorwaarde verbinden dat de WPSP's ermee instemmen dat hun activiteiten die relevant zijn in het kader van dit Verdrag, aan periodieke onderzoeken kunnen worden onderworpen die door het Internationaal Bureau worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante procedures omschreven in de Regelingen.

Artikel 6 Operationele bevoegdheden
  • 1. Lidstaten waarborgen dat hun aangewezen aanbieders en toegelaten WPSP's bedoeld in het vijfde lid, verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de postale financiële diensten ten opzichte van andere aanbieders en gebruikers.

  • 2. Overeenkomstig de nationale wetgeving zijn zij verantwoordelijk voor de risico’s, zoals de operationele risico’s, liquiditeitsrisico’s en tegenpartijrisico’s.

  • 3. Met het oog op de uitvoering van de postale financiële diensten waarvan de levering is opgedragen aan de aangewezen aanbieders en toegelaten WPSP's bedoeld in het eerste lid, waarborgen de lidstaten dat dergelijke entiteiten bilaterale of multilaterale overeenkomsten sluiten met andere aangewezen aanbieders en toegelaten WPSP's van hun keuze.

  • 4. Onverminderd voornoemde verplichtingen kan een aangewezen aanbieder, met inachtneming van de nationale wetgeving, de interconnectie en uitvoering van de postale financiële diensten waarvan de levering hem, zoals omschreven in dit Verdrag, door zijn lidstaat is opgedragen, gedeeltelijk uitbesteden aan andere contractueel aan de aangewezen aanbieder gebonden instanties. Dienaangaande waarborgt de aangewezen aanbieder dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag zal blijven nakomen en dat hij volledig verantwoordelijk is voor al zijn betrekkingen met aangewezen aanbieders van andere lidstaten en met het Internationaal Bureau.

Artikel 7 Eigendom van de gelden van de postale financiële diensten
  • 1. Elk geldbedrag dat contant wordt overhandigd of van een rekening wordt afgeschreven met het oog op de uitvoering van een postale betaalopdracht, blijft eigendom van de afzender tot het moment waarop het aan de geadresseerde wordt uitbetaald of op diens rekening wordt bijgeschreven, behalve in het geval van verrekenpostwissels.

  • 2. Gedurende de geldigheidstermijn van de postale betaalopdracht kan de afzender de opdracht herroepen tot het moment waarop het overeenkomstige bedrag aan de geadresseerde wordt uitbetaald of op diens rekening wordt bijgeschreven, behalve in het geval van verrekenpostwissels.

  • 3. Elk geldbedrag, overhandigd in contanten of afgeschreven van een rekening ten behoeve van een verrekenpostwissel, behoort toe aan de afzender van de rembourszending zodra de opdracht is verstrekt. Vanaf dat tijdstip is de betaalopdracht onherroepelijk.

Artikel 8 Bestrijding van het witwassen van geld, van de financiering van terrorisme en van financiële criminaliteit
  • 1. De aangewezen aanbieders nemen alle noodzakelijke stappen om de uit de nationale en internationale wetgeving voortvloeiende verplichtingen na te komen, met inbegrip van de verplichtingen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, van de financiering van terrorisme en van financiële criminaliteit.

  • 2. Overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving dienen zij verdachte transacties bij de bevoegde autoriteiten van hun land te melden.

  • 3. De Regelingen vermelden de precieze verplichtingen van de aangewezen aanbieders betreffende de identificatie van de gebruiker, de benodigde waakzaamheid en de uitvoeringsprocedures betreffende de regelgeving op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en van financiële criminaliteit.

Artikel 9 Vertrouwelijkheid en gebruik van persoonsgegevens
  • 1. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders eerbiedigen de vertrouwelijkheid en veiligheid van persoonsgegevens in overeenstemming met de nationale wetgeving en, in voorkomend geval, van de internationale verplichtingen en de Regelingen.

  • 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld in overeenstemming met de van toepassing zijnde nationale wetgeving en internationale verplichtingen.

  • 3. Persoonsgegevens worden uitsluitend ter kennis gebracht van derden die bevoegd zijn tot toegang op grond van de van toepassing zijnde nationale wetgeving.

  • 4. De aangewezen aanbieders stellen hun cliënten in kennis van het gebruik dat is gemaakt van hun persoonsgegevens en van het doel waarvoor zij zijn verzameld.

  • 5. De voor de uitvoering van een postale betaalopdracht benodigde gegevens zijn vertrouwelijk.

  • 6. Ten behoeve van eventuele statistische doeleinden voor de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening en de centrale clearing, zijn de aangewezen aanbieders verplicht ten minste eenmaal per jaar postale gegevens aan het Internationaal Bureau van de Unie mede te delen. Alle individuele postale gegevens worden door het Internationaal Bureau vertrouwelijk behandeld.

Artikel 10 Technologische neutraliteit
  • 1. De uitwisseling van de gegevens die benodigd zijn voor de levering van de in dit Verdrag bedoelde diensten wordt beheerst door het principe van technologische neutraliteit; dit houdt in dat de levering van deze diensten niet afhangt van het gebruik van een specifieke technologie.

  • 2. De uitvoeringsmodaliteiten voor de postale betaalopdrachten, zoals de voorwaarden voor aanbieding, invoer, verzending, betaling, terugbetaling, klachtafhandeling of de termijn voor de terbeschikkingstelling van gelden aan de geadresseerden, kunnen afhankelijk van de voor de verzending van de postale betaalopdracht gebruikte technologie variëren.

  • 3. De postale financiële diensten kunnen worden geleverd in de vorm van een combinatie van verschillende technologieën.

HOOFDSTUK II. ALGEMENE BEGINSELEN EN KWALITEIT VAN DE DIENSTVERLENING
Artikel 11 Algemene uitgangspunten
  • 1. Toegankelijkheid via het netwerk en financiële inclusie

    • 1.1. De postale financiële diensten worden door de aangewezen aanbieders op zodanige wijze op hun netwerk(en) of op elk ander partnernetwerk geleverd dat deze diensten voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers toegankelijk zijn, en dat de toegang tot en het gebruik van een breed aanbod van betaalbare postale financiële diensten verzekerd zijn.

    • 1.2. Alle gebruikers hebben toegang tot de postale financiële diensten, onafhankelijk van het bestaan van enige contractuele of commerciële relatie met de aangewezen aanbieder.

  • 2. Scheiding van gelden

    • 2.1. De gelden van de gebruikers zijn van elkaar gescheiden. Deze gelden en de hierdoor gegenereerde geldstromen zijn gescheiden van de andere gelden en geldstromen van de aanbieders, in het bijzonder hun eigen vermogen.

    • 2.2. De regelingen die verband houden met de vergoeding tussen de aangewezen aanbieders zijn gescheiden van de regelingen die verband houden met de gelden van de gebruikers.

  • 3. Uitschrijvingsvaluta en uitbetalingsvaluta van de postale betaalopdrachten

    • 3.1. Het bedrag van de postale betaalopdracht wordt uitgeschreven en betaald in de valuta van het land van bestemming of in elke door het land van bestemming toegestane andere valuta.

  • 4. Niet-verwerping

    • 4.1. De verzending van postale betaalopdrachten langs elektronische weg is onderworpen aan het beginsel van niet-verwerping; dit houdt in dat – mits het bericht aan de toepasselijke technische normen voldoet – de aangewezen aanbieder van uitschrijving het bestaan van de desbetreffende opdrachten niet kan ontkennen en de aangewezen aanbieder van uitbetaling niet kan ontkennen deze daadwerkelijk te hebben ontvangen.

    • 4.2. De niet-verwerping van langs elektronische weg verzonden postale betaalopdrachten moet door middel van technische middelen worden gewaarborgd, ongeacht het systeem dat door de aangewezen aanbieders wordt gebruikt.

  • 5. Uitvoering van postale betaalopdrachten

    • 5.1. De tussen aangewezen aanbieders verzonden postale betaalopdrachten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag en van de nationale wetgeving.

    • 5.2. Binnen het netwerk van de aangewezen aanbieders is het door de afzender aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving overgedragen bedrag, indien beide lidstaten dezelfde valuta hanteren, hetzelfde als het bedrag dat door de aangewezen aanbieder van uitbetaling aan de geadresseerden wordt betaald. Indien de lidstaten niet dezelfde valuta hanteren, wordt het bedrag na uitschrijving en/of uitbetaling, naargelang van het geval, omgerekend op basis van een vastgelegde wisselkoers.

    • 5.3. De betaling in contanten aan de geadresseerden is niet gebonden aan de ontvangst door de aangewezen aanbieder van uitbetaling van de overeenkomstige gelden van de afzender. Zij is afhankelijk van de nakoming door de aangewezen aanbieder van uitschrijving van zijn verplichtingen jegens de aangewezen aanbieder van uitbetaling met betrekking tot voorschotten, de regelmatige vereffening van rekeningen, de beschikbaarstelling van een clearingrekening of de vereffening via het centrale systeem voor clearing/vereffening.

    • 5.4. Storting door de aangewezen aanbieder van uitbetaling op de rekening van de geadresseerde is gebonden aan de ontvangst van de overeenkomstige gelden van de afzender die door de aangewezen aanbieder van uitschrijving aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling beschikbaar moeten worden gesteld. Deze gelden mogen afkomstig zijn van de clearingrekening van de aangewezen aanbieder van uitschrijving of van een centraal systeem voor clearing/vereffening.

  • 6. Tariefstelling

    • 6.1. De aangewezen aanbieder van uitschrijving stelt het tarief van de postale financiële diensten vast.

    • 6.2. Het tarief kan worden verhoogd met kosten voor eventuele door de afzender verlangde optionele of aanvullende diensten.

  • 7. Tarifaire vrijstelling

    • 7.1. De bepalingen van het Algemeen Postverdrag betreffende de vrijstelling van port voor postzendingen bestemd voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden worden voor deze categorie geadresseerden op de postale financiële diensten toegepast.

  • 8. Vergoeding van de aangewezen aanbieder van uitbetaling

    • 8.1. De aangewezen aanbieder van uitbetaling ontvangt voor de uitvoering van de postale betaalopdrachten een vergoeding van de aangewezen aanbieder van uitschrijving.

  • 9. Frequentie van de vereffeningen tussen aangewezen aanbieders

    • 9.1. De frequentie van de vereffening tussen aangewezen aanbieders van de bedragen die door een afzender aan de geadresseerde worden betaald of op zijn rekening worden bijgeschreven, kan afwijken van de frequentie die wordt gehanteerd voor de vereffening van de vergoeding tussen aangewezen aanbieders. De vereffening van de bedragen die aan de geadresseerden worden betaald of op hun rekening worden bijgeschreven, vindt ten minste eenmaal per maand plaats.

  • 10. Verplichte informatieverstrekking aan de gebruikers

    • 10.1. De gebruikers hebben recht op de volgende informatie, die wordt gepubliceerd en aan elke afzender wordt medegedeeld: voorwaarden voor de levering van de postale financiële diensten, tarieven, kosten, wisselkoersen en -voorwaarden, voorwaarden met betrekking tot aansprakelijkheid en adressen van de inlichtingen- en klachtendiensten.

    • 10.2. Aan de toegang tot deze informatie zijn geen kosten verbonden.

Artikel 12 Kwaliteit van de dienstverlening
  • 1. De aangewezen aanbieders kunnen besluiten de postale financiële diensten te identificeren door middel van een collectief merk.

  • 2. De Postraad formuleert de doelstellingen, onderdelen en normen inzake de kwaliteit van de dienstverlening voor elektronisch verzonden postale betaalopdrachten.

  • 3. De aangewezen aanbieders moeten een minimum aantal elementen en normen hanteren voor de kwaliteit van de dienstverlening voor elektronisch verzonden postale betaalopdrachten.

HOOFDSTUK III. BEGINSELEN MET BETREKKING TOT DE GEAUTOMATISEERDE UITWISSELING VAN GEGEVENS
Artikel 13 Interoperabiliteit
  • 1. Netwerken

    • 1.1. Ter waarborging van de uitwisseling van de benodigde gegevens voor de uitvoering van de postale financiële diensten tussen alle aangewezen aanbieders en van het toezicht op de kwaliteit van de dienstverlening, gebruiken de aangewezen aanbieders het systeem voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling (EDI) van de Unie of elk ander systeem waarmee de interoperabiliteit van de postale financiële diensten overeenkomstig dit Verdrag kan worden gewaarborgd.

Artikel 14 Beveiliging van de elektronische uitwisselingen
  • 1. De aangewezen aanbieders zijn verantwoordelijk voor de goede werking van hun apparatuur.

  • 2. Ter waarborging van de authenticiteit en integriteit van de verzonden gegevens, dient de elektronische verzending van gegevens te worden beveiligd.

  • 3. De aangewezen aanbieders dienen de transacties overeenkomstig de internationale normen te beveiligen.

Artikel 15 Tracking en tracing

De door de aangewezen aanbieders gebruikte systemen dienen het mogelijk te maken de verwerking van de postale betaalopdracht en de eventuele herroeping ervan door de afzender, te volgen tot aan het moment waarop het overeenkomstige bedrag aan de geadresseerde wordt betaald of op diens rekening wordt bijgeschreven of, in voorkomend geval, aan de afzender wordt terugbetaald.

DEEL II OP DE POSTALE FINANCIËLE DIENSTEN VAN TOEPASSING ZIJNDE REGELS

HOOFDSTUK I. VERWERKING VAN POSTALE BETAALOPDRACHTEN
Artikel 16 Indiening, invoer en verzending van postale betaalopdrachten
  • 1. De voorwaarden voor de indiening, invoer en verzending van postale betaalopdrachten worden vastgelegd in de Regelingen.

  • 2. De geldigheidsduur van postale betaalopdrachten kan niet worden verlengd. De geldigheidsduur wordt vastgelegd in de Regelingen.

Artikel 17 Verificatie en terbeschikkingstelling van de gelden
  • 1. Na verificatie van de identiteit van de geadresseerde overeenkomstig de nationale wetgeving en na verificatie van de juistheid van de door de geadresseerde verstrekte informatie, gaat de aangewezen aanbieder over tot contante betaling. Bij een stortingspostwissel of overschrijving maakt de aangewezen aanbieder het bedrag over op de rekening van de geadresseerde.

  • 2. De termijn voor de terbeschikkingstelling van de gelden wordt vastgesteld in multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de aangewezen aanbieders.

Artikel 18 Maximumbedrag

De aangewezen aanbieders delen de overeenkomstig hun nationale wetgeving vastgestelde maximumbedragen bij verzending en bij ontvangst mede aan het Internationaal Bureau van de Unie.

Artikel 19 Terugbetaling
  • 1. Reikwijdte van de terugbetaling

    • 1.1. De terugbetaling in het kader van postale financiële diensten heeft betrekking op het totaalbedrag van de postale betaalopdracht in de valuta van het land waarin de betaalopdracht wordt uitgeschreven. Het terug te betalen bedrag is gelijk aan het bedrag dat door de afzender wordt gestort of dat van zijn rekening wordt afgeschreven. In geval van een fout door een aangewezen aanbieder wordt het terug te betalen bedrag vermeerderd met het tarief van de postale financiële dienst.

    • 1.2. Bij verrekenpostwissels vindt geen terugbetaling plaats.

HOOFDSTUK II. KLACHTEN EN AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 20 Klachten
  • 1. Klachten kunnen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van aanvaarding van de postale betaalopdracht.

  • 2. Onder voorbehoud van hun nationale wetgeving zijn de aangewezen aanbieders gerechtigd bij hun cliënten kosten in rekening te brengen voor klachten met betrekking tot postale betaalopdrachten.

Artikel 21 Aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders ten aanzien van de gebruikers
  • 1. Verwerking van gelden

    • 1.1. Met uitzondering van verrekenpostwissels is de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten aanzien van de afzender aansprakelijk voor de aan het loket overhandigde of van de rekening van de afzender afgeschreven bedragen tot op het moment waarop:

      • 1.1.1. de postale betaalopdracht naar behoren is betaald; of

      • 1.1.2. op de rekening van de geadresseerde is overgemaakt; of

      • 1.1.3. in contanten aan de afzender is terugbetaald of op diens rekening is overgemaakt.

    • 1.2. Voor verrekenpostwissels is de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten aanzien van de geadresseerde aansprakelijk voor de aan het loket overhandigde of van de rekening van de afzender afgeschreven bedragen tot het moment waarop de verrekenpostwissel naar behoren is betaald of het bedrag naar behoren is bijgeschreven op de rekening van de geadresseerde.

Artikel 22 Onderlinge verplichtingen en aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders
  • 1. Elke aangewezen aanbieder is aansprakelijk voor zijn eigen fouten.

  • 2. De voorwaarden en reikwijdte van de aansprakelijkheid worden vastgelegd in de Regelingen.

Artikel 23 Vrijstelling van de aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders
  • 1. De aangewezen aanbieders zijn niet aansprakelijk:

    • 1.1. in geval van vertraging bij de uitvoering van de dienst;

    • 1.2. wanneer zij, wegens de vernietiging van de gegevens betreffende de postale financiële diensten als gevolg van overmacht, niet kunnen aantonen dat een postale betaalopdracht is uitgevoerd, tenzij het bewijs van hun aansprakelijkheid op andere wijze is vastgelegd;

    • 1.3. wanneer de schade is veroorzaakt door de schuld of nalatigheid van de afzender, in het bijzonder waar het gaat om diens verplichting juiste informatie ter ondersteuning van zijn postale betaalopdracht te verstrekken, waaronder de legale herkomst van de overhandigde gelden alsmede de reden van de postale betaalopdracht:

    • 1.4. in geval van beslaglegging op de overhandigde gelden;

    • 1.5. wanneer het gelden van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft;

    • 1.6. wanneer de gebruiker binnen de in dit Verdrag vastgelegde termijn geen klacht heeft ingediend;

    • 1.7. wanneer de verjaringstermijn voor postale financiële diensten in het land van uitschrijving is verlopen.

Artikel 24 Voorbehouden inzake aansprakelijkheid

Op de in de artikelen 21 tot en met 23 voorgeschreven bepalingen inzake aansprakelijkheid kan, behoudens bij bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud worden gemaakt.

HOOFDSTUK III. FINANCIËLE BETREKKINGEN
Artikel 25 Boekhoudkundige en financiële regels
  • 1. Boekhoudkundige regels

    • 1.1. De aangewezen aanbieders nemen de in de Regelingen vastgestelde boekhoudkundige regels in acht.

  • 2. Opstelling van de maandelijkse en algemene rekeningen

    • 2.1. De aangewezen aanbieder van uitbetaling stelt ten behoeve van elke aangewezen aanbieder van uitschrijving maandelijks een rekening op van de voor de postale financiële diensten betaalde bedragen. De maandrekeningen worden met dezelfde frequentie opgenomen in een algemene rekening, inclusief voorschotten, waaruit een saldo voortkomt.

  • 3. Voorschot

    • 3.1. In geval van verschillen tussen de uitwisselingen tussen aangewezen aanbieders, betaalt de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten minste eenmaal per maand, aan het begin van het tijdvak, een voorschot aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling. Wanneer de termijn als gevolg van een verhoging van de frequentie van de vereffening van de uitwisselingen korter wordt dan een week, kunnen de aanbieders overeenkomen van dit voorschot af te zien.

  • 4. Verzamelrekening

    • 4.1. In beginsel beschikt elke aangewezen aanbieder over een speciale verzamelrekening voor de gelden van de gebruikers. Deze gelden worden uitsluitend gebruikt voor de betaling aan de aangewezen aanbieder van de aan de geadresseerden betaalde postale betaalopdrachten of voor de terugbetaling aan de afzenders van de niet uitgevoerde postale betaalopdrachten.

    • 4.2. Wanneer de aangewezen aanbieder van uitschrijving voorschotten betaalt, worden deze op de speciale verzamelrekening van de aangewezen aanbieder van uitbetaling bijgeschreven. Deze voorschotten zijn uitsluitend bedoeld voor betalingen aan de geadresseerden.

  • 5. Borg

    • 5.1. Overeenkomstig de in de Regelingen bedoelde voorwaarden kan de storting van een borg worden verlangd.

Artikel 26 Vereffening en clearing
  • 1. Centrale vereffening

    • 1.1. De vereffeningen tussen aangewezen aanbieders kunnen geschieden via een centraal clearinghouse, met inachtneming van de in de Regeling bedoelde voorwaarden. De vereffeningen vinden plaats vanaf de verzamelrekeningen van de aangewezen aanbieders.

  • 2. Bilaterale vereffening

    • 2.1. Facturering aan de hand van het saldo van de algemene rekening

      • 2.1.1. In het algemeen vereffenen de aangewezen aanbieders die geen lid zijn van een centraal clearingsysteem hun rekeningen aan de hand van het saldo van de algemene rekening.

    • 2.2. Wederzijdse clearingrekening

      • 2.2.1. Wanneer de aangewezen aanbieders over postcheque-instellingen beschikken, kunnen zij een wederzijdse clearingrekening openen via welke de wederzijdse schulden en vorderingen inzake de postale financiële diensten worden vereffend.

      • 2.2.2. Indien de aangewezen aanbieder van uitbetaling niet over een postcheque-instelling beschikt, kan de clearingrekening bij een andere financiële instelling worden geopend.

    • 2.3. Vereffeningsvaluta

      • 2.3.1. De vereffening geschiedt in de valuta van het land van bestemming of in een door de aangewezen aanbieders overeengekomen derde valuta.

DEEL III OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Tijdens het Congres gemaakte voorbehouden
  • 1. Elk voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Unie is niet toegestaan.

  • 2. Als stelregel geldt dat de lidstaten die de andere lidstaten niet van hun mening kunnen overtuigen, voor zover mogelijk zouden moeten trachten zich bij de mening van de meerderheid aan te sluiten. Voorbehouden mogen uitsluitend in geval van absolute noodzaak worden gemaakt en dienen naar behoren met redenen te worden omkleed.

  • 3. Een voorbehoud op de artikelen van dit Verdrag moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een schriftelijk voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Reglement van Orde van het Congres.

  • 4. Om van kracht te worden, dient het aan het Congres voorgelegde voorbehoud te worden goedgekeurd door de meerderheid die per geval voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft, benodigd is.

  • 5. In beginsel wordt het voorbehoud toegepast op basis van wederkerigheid tussen de lidstaat die het voorbehoud heeft gemaakt en de overige lidstaten.

  • 6. Het voorbehoud op dit Verdrag wordt in het Slotprotocol ervan opgenomen op basis van het door het Congres goedgekeurde voorstel.

Artikel 28 Slotbepalingen
  • 1. Het Postverdrag is in voorkomend geval mutatis mutandis van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk in dit Verdrag is geregeld.

  • 2. Artikel 5 van de Constitutie is niet van toepassing op dit Verdrag.

  • 3. Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen betreffende het Verdrag en de Regelingen

    • 3.1. Om uitvoerbaar te worden, dienen de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag te worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van de lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig zijn.

    • 3.2. Om uitvoerbaar te worden, moeten de voorstellen met betrekking tot de Regeling bij dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de leden van de Postraad die aanwezig zijn, stemgerechtigd zijn en het Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden.

    • 3.3. Om uitvoerbaar te worden, moeten de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag:

      • 3.3.1. twee derde van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de toevoeging van nieuwe bepalingen betreft;

      • 3.3.2. de meerderheid van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de wijziging van de bepalingen van dit Verdrag betreft;

      • 3.3.3. de meerderheid van de stemmen verenigen, indien het de uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag betreft.

    • 3.4. Niettegenstaande het bepaalde in 3.3.1 is elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog niet verenigbaar is met de voorgestelde toevoeging gerechtigd, binnen negentig dagen na de kennisgeving van deze toevoeging, een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau te richten waarin wordt vermeld dat het niet mogelijk is deze toevoeging te aanvaarden.

Artikel 29 Inwerkingtreding en duur van het Verdrag inzake postale financiële diensten
  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2022 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Unie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan op 26 augustus 2021.



Slotprotocol bij het Verdrag inzake postale financiële diensten

Bij de ondertekening van het heden gesloten Verdrag inzake postale financiële diensten zijn de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten het volgende overeengekomen:

Artikel I Reikwijdte van het Verdrag

Niettegenstaande artikel1 behoudt Vietnam zich het recht voor de verrekenpostwisseldienst op zijn grondgebied aan te bieden.

Artikel II Operationele bevoegdheden

  • 1. Onder verwijzing naar artikel 6.4 en voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 van het Verdrag inzake postale financiële diensten, start elke door Frankrijk aangewezen aanbieder uitsluitend postale financiële diensten met aanbieders van de lidstaten die het Verdrag hebben ondertekend.

  • 2. In gevallen waarin een van deze aanbieders geen aangewezen aanbieder is, kan deze uitsluitend betaalopdrachten uitvoeren die van de Franse aangewezen aanbieder zijn ontvangen. Voor het sluiten van een uitwisselingsovereenkomst met een Franse aangewezen aanbieder dient deze aanbieder eerst een afschrift te overleggen van zijn verklaring van deelname aan de exclusieve uitvoering van postale financiële diensten afgelegd tegenover de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat, die deze verklaring naar eigen goeddunken van een toelating kunnen voorzien.

  • 3. Deze zelfde bepalingen zijn op basis van wederkerigheid van toepassing op het nationale grondgebied van Frankrijk voor elke aanbieder in Frankrijk die een samenwerkingsverband wenst aan te gaan met uitsluitend aangewezen aanbieders van andere lidstaten die het Verdrag inzake postale financiële diensten hebben ondertekend.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag inzake postale financiële diensten zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Unie doet elke lidstaat een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Abidjan op 26 augustus 2021.


F. VOORLOPIGE TOEPASSING

De bepalingen van het Elfde Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, het Derde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en het Verdrag inzake postale financiële diensten, met Slotprotocol, worden ingevolge artikel XVIII van het Elfde Aanvullend Protocol, artikel XXVI van het Derde Aanvullend Protocol en artikel 29 van het Verdrag inzake postale financiële diensten vanaf 1 juli 2022 voorlopig toegepast door het Koninkrijk der Nederlanden.

De bepalingen van het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol, met uitzondering van de bepalingen van deel VII die vanaf 1 januari 2022 voorlopig worden toegepast, worden ingevolge artikel 41 van het Algemeen Postverdrag vanaf 1 juli 2022 voorlopig toegepast door het Koninkrijk der Nederlanden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de voorlopige toepassing van het Elfde Aanvullend Protocol, het Derde Aanvullend Protocol en het Algemeen Postverdrag voor het gehele Koninkrijk en de voorlopige toepassing van het Verdrag inzake postale financiële diensten voor Curaçao en Nederland (het Caribische deel).

Uitgegeven de drieëntwintigste juni 2022.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. HOEKSTRA


X Noot
1)

Een uitzondering wordt gemaakt voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het land dat de postzegel heeft uitgevonden.

Naar boven