59 (1998) Nr. 13

A. TITEL

Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (met Bijlagen);

Rotterdam, 10 september 1998

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 008734 en 013726 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


RC-9/7: Procedures en mechanismen inzake naleving van het Verdrag van Rotterdam

De Conferentie van de Partijen

Neemt Bijlage VII bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel aan, zoals vervat in de bijlage bij dit besluit.


Bijlage bij besluit RC-9/7

Bijlage VII

Procedures en mechanismen inzake naleving van het Verdrag van Rotterdam

  • 1. Een nalevingscomité (hierna te noemen „het Comité”) wordt hierbij opgericht.

Leden

  • 2. Het Comité bestaat uit 15 leden. Leden worden voorgedragen door Partijen en verkozen door de Conferentie van de Partijen op basis van gelijkwaardige geografische vertegenwoordiging van de vijf regionale groepen van de Verenigde Naties.

  • 3. De leden beschikken over expertise en specifieke kwalificaties op het vakgebied waarop het Verdrag van toepassing is. Zij vervullen hun taak op objectieve wijze en in het belang van het Verdrag.

Verkiezing van leden

  • 4. Tijdens de eerste vergadering na de inwerkingtreding van deze bijlage kiest de Conferentie van de Partijen acht leden van het Comité voor één termijn en zeven leden voor twee termijnen. De Conferentie van de Partijen kiest, tijdens elke gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen daarna, nieuwe leden voor twee volledige termijnen om de leden van wie de termijn geheel of bijna is verstreken, te vervangen. Leden vervullen niet meer dan twee opeenvolgende termijnen. Voor de toepassing van deze bijlage betekent „termijn” de periode die aanvangt aan het einde van een gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen en eindigt aan het einde van de volgende gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen.

  • 5. Indien een lid van het Comité ontslag neemt of anderszins niet in staat is om zijn of haar ambtstermijn te voltooien of zijn of haar taken uit te voeren, draagt de Partij die dat lid heeft voorgedragen een plaatsvervanger voor die zitting neemt voor de rest van de termijn.

Voorzitterschap

  • 6. Het Comité kiest zijn eigen voorzitter. Een vicevoorzitter en een rapporteur worden bij toerbeurt verkozen door het Comité overeenkomstig regel 30 van het reglement van orde van de Conferentie van de Partijen.

Vergaderingen

  • 7. Het Comité komt bijeen wanneer dit nodig is en zo mogelijk in samenhang met de vergaderingen van de Conferentie van de Partijen of andere hulporganen van het Verdrag.

  • 8. Onverminderd het onderstaande negende lid staan de vergaderingen van het Comité open voor de Partijen en het publiek tenzij het Comité anders beslist. Wanneer het Comité ingediende stukken krachtens het onderstaande twaalfde of dertiende lid behandelt, staan de vergaderingen van het Comité open voor de Partijen maar niet voor het publiek tenzij de Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld anders overeenkomt. De Partijen of waarnemers waarvoor de vergadering open staat hebben niet het recht om deel te nemen aan de vergadering tenzij het Comité en de Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld anders overeenkomen.

  • 9. Wanneer een stuk wordt ingediend met betrekking tot de mogelijke niet-naleving van een Partij, wordt deze Partij uitgenodigd deel te nemen aan de behandeling van het stuk door het Comité. Deze Partij mag evenwel niet deelnemen aan de opstelling en vaststelling van een aanbeveling of besluit van het Comité met betrekking tot de kwestie.

  • 10. Het Comité stelt alles in het werk om over alle inhoudelijke aangelegenheden consensus te bereiken. Indien dit niet mogelijk is, vormt het verslag een afspiegeling van de standpunten van alle leden van het Comité. Indien alle inspanningen tot consensus te komen zijn uitgeput en er geen overeenstemming is bereikt, wordt een besluit in laatste instantie aangenomen met een meerderheid van vier vijfden van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen of door acht leden naargelang van welke de grootste is. Het quorum wordt gevormd door tien leden van het Comité.

  • 11. Elk lid van het Comité vermijdt met betrekking tot elke kwestie die door het Comité wordt behandeld, directe of indirecte belangenverstrengeling. Indien een lid zelf geconfronteerd wordt met directe of indirecte belangenverstrengeling of een burger is van een Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld, brengt dat lid de kwestie onder de aandacht van het Comité vóór de behandeling van de aangelegenheid. Het betrokken lid neemt niet deel aan het opstellen en vaststellen van een aanbeveling van het Comité met betrekking tot die aangelegenheid.

  • 12. Stukken kunnen schriftelijk worden ingediend, via het Secretariaat, door:

    • a. een Partij die van oordeel is dat zij, hoewel zij zich tot het uiterste heeft ingespannen, niet in staat is of in staat zal zijn om bepaalde verplichtingen uit hoofde van het Verdrag na te leven. Een dergelijk ingediend stuk dient details te bevatten over de specifieke verplichtingen in kwestie en een analyse van de reden waarom de Partij niet in staat zou zijn deze verplichtingen na te leven. Indien mogelijk, kan verdere informatie of advies over waar dergelijke verdere informatie kan worden gevonden, verstrekt worden. In het ingediende stuk kunnen tevens suggesties gedaan worden voor oplossingen die de Partij het meest passend vindt met het oog op haar specifieke behoeften;

    • b. een Partij die rechtstreeks wordt getroffen of waarschijnlijk rechtstreeks zal worden getroffen door de vermeende niet-naleving van een andere Partij van de verplichtingen van het Verdrag. Een Partij die voornemens is uit hoofde van dit onderdeel een stuk in te dienen, dient alvorens zulks te doen met de Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld overleg te plegen. Het ingediende stuk dient details te bevatten over de specifieke verplichtingen in kwestie en informatie ter ondersteuning van het stuk, met inbegrip van informatie over hoe de Partij wordt getroffen of waarschijnlijk zal worden getroffen.

  • 13. Teneinde mogelijke moeilijkheden waarmee de Partijen worden geconfronteerd bij het naleven van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste en tweede lid, en artikel 10 van het Verdrag, te beoordelen, stelt het Comité, na ontvangst van informatie van het Secretariaat die is verstrekt door deze Partijen uit hoofde van die bepalingen, de Partij schriftelijk in kennis van het punt van zorg. Indien de zaak niet is opgelost binnen 90 dagen middels overleg via het Secretariaat met de betrokken Partij en het Comité de zaak verder behandelt, gebeurt dit in overeenstemming met het onderstaande zestiende tot en met het vierentwintigste lid.

  • 14. Het Secretariaat stuurt krachtens het bovenstaande twaalfde lid, onder a, ingediende stukken binnen twee weken na ontvangst van dergelijke stukken door aan de leden van het Comité ter behandeling tijdens de volgende vergadering van het Comité.

  • 15. Het Secretariaat stuurt binnen twee weken na ontvangst van eventuele stukken die zijn ingediend krachtens het bovenstaande twaalfde lid, onder b, of tot nakoming van het bovenstaande dertiende lid, een kopie aan de Partij waarvan de naleving van het Verdrag ter discussie wordt gesteld en aan de leden van het Comité ter behandeling tijdens de volgende vergadering van het Comité.

  • 16. Een Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld, kan tijdens elke stap van de in deze bijlage beschreven procedure antwoorden of opmerkingen indienen.

  • 17. Onverminderd het bovenstaande zestiende lid dient aanvullende informatie die door een Partij waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld, als antwoord op een ingediend stuk wordt verstrekt, binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het ingediende stuk door die Partij aan het Secretariaat te worden doorgestuurd, tenzij de omstandigheden van een specifieke zaak een langere periode vereisen. Dergelijke informatie wordt onmiddellijk aan de leden van het Comité toegezonden ter behandeling tijdens de volgende vergadering van het Comité. Indien een stuk is ingediend uit hoofde van het bovenstaande twaalfde lid, onder b, wordt de informatie door het Secretariaat ook gezonden aan de Partij die het stuk heeft ingediend.

  • 18. Het Comité kan besluiten niet verder te gaan met ingediende stukken die het beschouwt als zijnde:

    • a. van ondergeschikt belang;

    • b. kennelijk ongegrond.

Facilitering

  • 19. Het Comité bestudeert alle stukken die krachtens het twaalfde lid, onder b, of tot nakoming van het bovenstaande dertiende lid zijn ingediend teneinde de feiten en onderliggende oorzaken van het punt van zorg vast te stellen en bij te dragen tot de oplossing ervan, rekening houdend met artikel 16 van het Verdrag. Daartoe kan het Comité een Partij het volgende verstrekken:

    • a. advies;

    • b. niet-bindende aanbevelingen;

    • c. alle verdere informatie die de Partij nodig heeft om een nalevingsplan op te stellen, met inbegrip van tijdschema's en doelstellingen.

Mogelijke maatregelen voor de aanpak van nalevingskwesties

  • 20. Indien het Comité na de in het bovenstaande negentiende lid beschreven faciliteringsprocedure te hebben ondernomen en rekening houdend met de oorzaak, de soort, de ernst en de frequentie van nalevingsmoeilijkheden, met inbegrip van de financiële en technische capaciteiten van de Partijen waarvan de naleving ter discussie wordt gesteld, het noodzakelijk acht verdere maatregelen voor te stellen om de nalevingsproblemen van een Partij aan te pakken, kan het Comité de Conferentie van de Partijen, rekening houdend met zijn bevoegdheid uit hoofde van artikel 18, vijfde lid, onder c, van het Verdrag, aanbevelen de volgende maatregelen, die in overeenstemming met het internationaal recht dienen te worden genomen, in overweging te nemen om naleving te bereiken:

    • a. de betrokken partij op grond van het Verdrag verdere steun verlenen, met inbegrip van de facilitering, in voorkomend geval, van toegang tot financiële middelen, technische bijstand en capaciteitsopbouw;

    • b. advies over toekomstige naleving verstrekken teneinde Partijen te helpen de bepalingen van het Verdrag ten uitvoer te leggen en samenwerking tussen alle Partijen te bevorderen;

    • c. de betrokken partij verzoeken de stand van zaken met betrekking tot haar inspanningen te verschaffen;

    • d. een verklaring afleggen waarin uiting wordt gegeven aan de bezorgdheid met betrekking tot mogelijke toekomstige niet-naleving;

    • e. een verklaring afleggen waarin uiting wordt gegeven aan de bezorgdheid met betrekking tot huidige niet-naleving;

    • f. de uitvoerend secretaris verzoeken gevallen van niet-naleving openbaar te maken;

    • g. aanbevelen dat een situatie van niet-naleving wordt aangepakt door de niet-nalevende Partij teneinde de situatie op te lossen.

Behandeling van informatie

  • 21.

    • 1. Het Comité kan via het Secretariaat relevante informatie ontvangen van:

      • a. de Partijen;

      • b. relevante bronnen, zoals het noodzakelijk en passend acht, met de voorafgaande toestemming van de betrokken Partij of zoals opgedragen door de Conferentie van de Partijen;

      • c. het uitwisselingsmechanisme van het Verdrag en relevante intergouvernementele organisaties. Het Comité verstrekt dergelijke informatie aan de betrokken Partij en geeft haar de mogelijkheid opmerkingen erop in te dienen.

    • 2. Het Comité kan tevens het Secretariaat om informatie verzoeken, in voorkomend geval in de vorm van een verslag, betreffende zaken die in behandeling zijn bij het Comité.

  • 22. Teneinde systemische kwesties van algemene naleving te onderzoeken overeenkomstig het onderstaande vijfentwintigste lid, kan het Comité:

    • a. alle Partijen om informatie verzoeken;

    • b. alle betrouwbare bronnen en externe deskundigen om relevante informatie verzoeken in overeenstemming met de relevante richtsnoeren van de Conferentie van de Partijen;

    • c. overleg plegen met het Secretariaat en voortbouwen op zijn ervaring en kennis.

  • 23. Onverminderd artikel 14 van het Verdrag beschermen het Comité, elke Partij en iedere persoon die betrokken is bij de beraadslagingen van het Comité, het vertrouwelijke karakter van in vertrouwen ontvangen informatie.

Toezicht

  • 24. Het Comité houdt toezicht op de gevolgen van ondernomen acties krachtens het bovenstaande negentiende of twintigste lid.

Algemene nalevingskwesties

  • 25. Het Comité kan systemische kwesties van algemene naleving die van belang zijn voor alle Partijen onderzoeken wanneer:

    • a. de Conferentie van de Partijen hierom verzoekt:

    • b. het Comité, op basis van door het Secretariaat bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van het Verdrag verkregen en aan het Comité doorgestuurde informatie van Partijen, besluit dat een kwestie van algemene niet-naleving dient te worden onderzocht en een verslag erover dient te worden uitgebracht aan de Conferentie van de Partijen.

Verslagen aan de Conferentie van de Partijen

  • 26. Het Comité brengt aan elke gewone vergadering van de Conferentie van de Partijen verslag uit over:

    • a. het werk dat het Comité heeft verricht;

    • b. de conclusies of aanbevelingen van het Comité;

    • c. het toekomstige werkprogramma van het Comité, met inbegrip van het schema van verwachte vergaderingen die het nodig acht voor de uitvoering van zijn werkprogramma, ter behandeling en goedkeuring van de Conferentie van de Partijen.

Andere hulporganen

  • 27. Indien de activiteiten van het Comité aangaande specifieke kwesties overlappen met de verantwoordelijkheden van een ander hulporgaan van het Verdrag van Rotterdam, kan de Conferentie van de Partijen het Comité opdragen met dat hulporgaan overleg te plegen.

Informatie-uitwisseling met andere relevante multilaterale milieuovereenkomsten

  • 28. Indien relevant kan het Comité op verzoek van de Conferentie van de Partijen of uit eigen beweging specifieke informatie opvragen bij nalevingscomités die zich onder auspiciën van andere relevante multilaterale milieuovereenkomsten bezighouden met gevaarlijke stoffen en afvalstoffen en over deze activiteiten verslag uitbrengen aan de Conferentie van de Partijen.

Evaluatie van het nalevingsmechanisme

  • 29. De Conferentie van de Partijen evalueert regelmatig de tenuitvoerlegging van de in deze bijlage uiteengezette procedures en mechanismen.

Verband met de regeling van geschillen

  • 30. Deze procedures en mechanismen doen geen afbreuk aan artikel 20 van het Verdrag.


Uitgegeven de negentiende januari 2021.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven