Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2020, 68 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2020, 68 | Verdrag |
7 (2020) Nr. 1
Bijzondere Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake veiligheidsvraagstukken met betrekking tot de treinen via de vaste kanaalverbinding;
Brussel, 7 juli 2020
Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013597 in de Verdragenbank.
De Regering van de Franse Republiek,
de Regering van het Koninkrijk België,
de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Hierna gezamenlijk te noemen „de Overeenkomstsluitende Partijen” en elk afzonderlijk „een Overeenkomstsluitende Partij”;
Gelet op het Verdrag tussen de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de bouw en de exploitatie door privé-concessionarissen van een vaste kanaalverbinding, ondertekend te Canterbury op 12 februari 1986 (hierna te noemen „het Verdrag van Canterbury van 12 februari 1986”);
Gelet op de Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek, de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, tot wijziging en aanvulling van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding met Protocol, gedaan te Brussel op 15 december 1993, gedaan te Brussel op 7 juli 2020 (hierna te noemen „de Quadripartiete Overeenkomst”) en met name Artikel 3 daarvan, dat Artikel 2, tweede lid, wijzigt;
Gelet op de principes van de Intentieverklaring die is aangenomen door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland op 21 februari 2017 en de Regering van de Franse Republiek op 7 maart 2017.
Zijn het volgende overeengekomen:
1. „Vaste verbinding”: betekent de vaste kanaalverbinding als bepaald in artikel 1 van het Verdrag van Canterbury van 12 februari 1986.
2. „Treinen”: betekent de treinen die tussen het grondgebied van twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen rijden via de vaste verbinding, met uitzondering van treinen waarvan de reis in Frankrijk begint of eindigt.
3. „Veiligheid”: omvat de maatregelen die zijn getroffen om de risico's te verminderen van vijandelijke handelingen tegen de vaste verbinding en de personen, eigendommen en treinen die ernaartoe reizen of erin aanwezig zijn, en om de gevolgen daarvan te mitigeren.
4. „Steriliteit”: betekent een omgeving die vrij is van ongeautoriseerde personen, materialen of goederen (met name wapens of gevaarlijke materialen, zoals explosieven).
5. „Veiligheidszone”: betekent een steriele zone die toegang biedt tot treinen die naar de vaste verbinding gaan.
Onverminderd de toepassing van andere internationale overeenkomsten en overeenkomstig hun toepasselijke nationale recht waarborgen de Overeenkomstsluitende Partijen dat hun bevoegde autoriteiten elkaar wederzijdse hulp en samenwerking verlenen en, voor zover mogelijk, gezamenlijk handelen in de uitoefening van hun functies die verband houden met de veiligheid van de treinen.
Overeenkomstig artikel 2 zorgen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen ervoor:
a. dat de veiligheid van de treinen op afdoende wijze is gewaarborgd en georganiseerd en dat de verantwoordelijkheden naar behoren worden afgebakend en uitgevoerd om de steriliteit van de treinen en van de vaste verbinding te waarborgen;
b. dat de inachtneming van de ontwerpen, plannen of maatregelen inzake de veiligheid van de treinen, waaronder rampenplannen, wordt vergemakkelijkt;
c. dat de aanduiding van veiligheidszones die worden beschermd door maatregelen ter waarborging van hun steriliteit wordt aangemoedigd;
d. dat opleiding inzake veiligheidszaken wordt verstrekt aan personeel dat geautoriseerd is om in veiligheidszones en aan boord van treinen te werken;
e. dat alle relevante gegevens over de veiligheid van de treinen worden uitgewisseld in overeenstemming met hun relevante toepasselijke nationale recht.
1. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen komen in voorkomend geval bijeen om samenwerking inzake veiligheid te vergemakkelijken.
2. In alle door de Overeenkomstsluitende Partijen getroffen regelingen wordt naar behoren rekening gehouden met de bevoegdheid van de Intergouvernementele Commissie voor de Kanaaltunnel, die is opgericht krachtens het Verdrag van Canterbury van 12 februari 1986, ter uitoefening van het toezicht op de exploitatie van de vaste verbinding, en haar beslissingen.
1. De procedures voor de uitvoering van deze Bijzondere Overeenkomst kunnen worden neergelegd in latere uitvoeringsregelingen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde een aanvraag tot overleg met andere Overeenkomstsluitende Partijen indienen met het oog op de herziening van de bepalingen van deze Bijzondere Overeenkomst teneinde deze aan nieuwe omstandigheden of behoeften aan te passen.
3. De Overeenkomstsluitende Partijen beslissen gezamenlijk en unaniem over de wijzigingen van deze Bijzondere Overeenkomst, die in werking treden na bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door alle Overeenkomstsluitende Partijen in overeenstemming met artikel 8.
Geschillen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van deze Bijzondere Overeenkomst worden beslecht door middel van onderhandeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen.
1. Na de inwerkingtreding van deze Bijzondere Overeenkomst, en na unanieme uitnodiging door de Overeenkomstsluitende Partijen, mag elke Staat toetreden tot deze Bijzondere Overeenkomst.
2. De uitnodiging om toe te treden tot deze Bijzondere Overeenkomst wordt door de Depositaris namens de Overeenkomstsluitende Partijen verzonden.
3. De toetreding van een Staat tot deze Bijzondere Overeenkomst geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de Depositaris en wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van nederlegging van de akte van toetreding. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de datum van nederlegging van de akte van toetreding.
1. De Regering van het Koninkrijk België treedt op als Depositaris van deze Bijzondere Overeenkomst. De Depositaris verstrekt aan elke Overeenkomstsluitende Partij een gewaarmerkt afschrift van het origineel.
2. Deze Bijzondere Overeenkomst dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring dienen te worden nedergelegd bij de Depositaris. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
3. Deze Bijzondere Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de datum van inwerkingtreding van deze Bijzondere Overeenkomst.
4. Bij de inwerkingtreding vervangt deze Bijzondere Overeenkomst de Bijzondere Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, gedaan te Brussel op 15 december 1993.
Elke Overeenkomstsluitende Partij kan bij ondertekening een verklaring deponeren dat zij deze Bijzondere Overeenkomst voorlopig zal toepassen in afwachting van de inwerkingtreding ervan. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van een dergelijke verklaring.
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan deze Bijzondere Overeenkomst opschorten door de Depositaris hiervan in kennis te stellen. De Depositaris stelt de andere Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van een dergelijke kennisgeving. De opschorting wordt van kracht op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes (6) maanden na de datum waarop de kennisgeving door de Depositaris is ontvangen. De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen evenwel gezamenlijk en unaniem besluiten om de opschorting eerder te laten ingaan.
2. Indien een Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving aan de Depositaris heeft verstuurd teneinde deze Bijzondere Overeenkomst op te schorten in overeenstemming met het eerste lid, dan komen de Overeenkomstsluitende Partijen van zowel deze Bijzondere Overeenkomst als de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk zes (6) weken na de datum waarop de Depositaris deze kennisgeving heeft ontvangen, bijeen om de gevolgen van deze opschorting te bepalen, die mede mogen bestaan uit de opschorting van de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol door een of meerdere Overeenkomstsluitende Partij(en).
3. Indien een Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving aan de Depositaris heeft verstuurd om deze Bijzondere Overeenkomst overeenkomstig het eerste lid op te schorten en indien een andere Overeenkomstsluitende Partij binnen twee (2) maanden na de datum waarop de Depositaris deze kennisgeving heeft ontvangen, de Depositaris ervan in kennis stelt dat zij naar aanleiding van deze opschorting tevens deze Bijzondere Overeenkomst, of deze Bijzondere Overeenkomst en de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol zal opschorten, dan zal de opschorting van het voornoemde verdrag / de voornoemde verdragen met betrekking tot de laatste Overeenkomstsluitende Partij ingaan op dezelfde datum als de opschorting met betrekking tot de eerste Overeenkomstsluitende Partij.
4. De opschorting van deze Bijzondere Overeenkomst kan worden opgeheven na schriftelijke kennisgeving aan de Depositaris. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de kennisgeving van opheffing van de opschorting. De opheffing van de opschorting van de Bijzondere Overeenkomst wordt van kracht op een gezamenlijk en unaniem door de Overeenkomstsluitende Partijen na onderhandelingen overeengekomen datum.
1. Deze Bijzondere Overeenkomst kan te allen tijde met de schriftelijke, unanieme instemming van alle Overeenkomstsluitende Partijen worden beëindigd.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan zich uit deze Bijzondere Overeenkomst terugtrekken door de Depositaris daarvan ten minste zes (6) maanden van tevoren in kennis te stellen. De Depositaris stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de kennisgeving van de terugtrekking uit deze Bijzondere Overeenkomst.
3. Indien een Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving aan de Depositaris heeft verstuurd teneinde zich uit deze Bijzondere Overeenkomst terug te trekken in overeenstemming met het tweede lid, dan komen de Overeenkomstsluitende Partijen van zowel deze Bijzondere Overeenkomst als de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval uiterlijk zes (6) weken na de datum waarop de Depositaris deze kennisgeving heeft ontvangen, bijeen om de gevolgen van deze terugtrekking te bepalen, die mede mogen bestaan uit de terugtrekking door een of meerdere Overeenkomstsluitende Partij(en) uit de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol.
4. Indien een Overeenkomstsluitende Partij een kennisgeving aan de Depositaris heeft gezonden om zich uit deze Bijzondere Overeenkomst terug te trekken overeenkomstig het tweede lid en indien een andere Overeenkomstsluitende Partij binnen twee (2) maanden na de datum waarop de Depositaris deze kennisgeving heeft ontvangen, de Depositaris ervan in kennis stelt dat zij zich naar aanleiding van deze terugtrekking tevens uit deze Bijzondere Overeenkomst, of uit deze Bijzondere Overeenkomst en de Quadripartiete Overeenkomst en haar Protocol zal terugtrekken, dan kan de laatste Overeenkomstsluitende Partij zich uit het voornoemde verdrag / de voornoemde verdragen terugtrekken op dezelfde datum als de eerste Overeenkomstsluitende Partij.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Bijzondere Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN in één enkel exemplaar te Brussel op 7 juli 2020 in de Franse, de Engelse, en de Nederlandse taal, zijnde alle drie teksten gelijkelijk gezaghebbend.
Voor de Regering van de Franse Republiek: HÉLÈNE FARNAUD-DEFROMONT, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadrice bij het Koninkrijk België
Voor de Regering van het Koninkrijk België: FRANÇOIS BELLOT, Minister van Mobiliteit
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden: STIENTJE VAN VELDHOVEN-VAN DER MEER, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Voor de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland: MARTIN JAMES SHEARMAN CVO, Ambassadeur van Hare Majesteit bij het Koninkrijk België
The Government of the French Republic,
the Government of the Kingdom of Belgium,
the Government of the Kingdom of the Netherlands
and
the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland
Hereinafter jointly referred to as “the Contracting Parties” and each individually as “a Contracting Party”;
Having regard to the Treaty between the French Republic and the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland concerning the Construction and Operation by Private Concessionaires of a Channel Fixed Link, signed at Canterbury on 12 February 1986 (hereinafter referred to as “the Treaty of Canterbury of 12 February 1986”);
Having regard to the Agreement between the Government of the French Republic, the Government of the Kingdom of Belgium, the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland amending and supplementing the Agreement between the Government of the Kingdom of Belgium, the Government of the French Republic and the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, concerning Rail Traffic between Belgium and the United Kingdom using the Channel Fixed Link with Protocol done at Brussels on 15 December 1993, done at Brussels on 7 July 2020 (hereinafter referred to as “the Quadripartite Agreement”) and in particular Article 3 thereof, which amends Article 2, paragraph 2;
Having regard to the principles of the Declaration of Intent adopted by the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland on 21 February 2017 and the Government of the French Republic on 7 March 2017.
Have agreed as follows:
1. “Fixed Link” means the Channel Fixed Link defined in Article 1 of the Treaty of Canterbury of 12 February 1986.
2. “Trains” means the trains travelling between the territory of two or more Contracting Parties using the Fixed Link, other than those commencing or terminating in France.
3. “Security” consists of the measures taken to reduce the risks and mitigate the consequences of hostile acts against the Fixed Link and the persons, property and trains bound for or present within it.
4. “Sterility” means an environment free of unauthorised persons, materials or goods (in particular arms or dangerous material, such as explosives).
5. “Security zone” means a sterile area offering access to trains bound for the Fixed Link.
Without prejudice to the application of other international agreements, and in accordance with their applicable domestic law, the Contracting Parties shall ensure that their competent authorities assist one another, co-operate and, to the fullest possible extent, act in a concerted manner in discharging their duties in relation to the security of the trains.
In accordance with Article 2, the competent authorities of the Contracting Parties shall:
a) ensure that the security of the trains is satisfactorily provided and organised and that the responsibilities are properly defined and exercised so as to guarantee the sterility of the trains and of the Fixed Link;
b) facilitate the consideration of designs, plans or measures affecting the security of the trains, including contingency plans;
c) encourage the designation of security zones protected by measures guaranteeing their sterility;
d) ensure training in security matters is provided for personnel authorised to work in security zones and on board trains;
e) ensure that all relevant information connected with the security of the trains is exchanged in accordance with their applicable domestic law.
1. The competent authorities of the Contracting Parties shall meet as appropriate to facilitate co-operation on security.
2. Any arrangements made by the Contracting Parties shall be made following due consideration of the Channel Tunnel Intergovernmental Commission remit, as established by the Treaty of Canterbury of 12 February 1986 to supervise the operation of the Fixed Link, and its decisions.
1. The procedures for the implementation of this Special Arrangement may be the subject of subsequent implementing arrangements between the Contracting Parties.
2. Each Contracting Party may at any time request consultations with other Contracting Parties with a view to revising the provisions of this Special Arrangement in order to adapt it to new circumstances or needs.
3. The Contracting Parties shall decide jointly and unanimously upon the amendments to this Special Arrangement, which shall enter into force following ratification, acceptance or approval by all Contracting Parties in accordance with Article 8.
Any dispute concerning the interpretation or application of this Special Arrangement shall be settled by negotiation between the Contracting Parties.
1. After the entry into force of this Special Arrangement, and upon the unanimous invitation of the Contracting Parties, any State may accede to this Special Arrangement.
2. The invitation to accede to this Special Arrangement shall be sent by the Depositary on behalf of the Contracting Parties.
3. The accession of any State to this Special Arrangement shall be effected by the deposit of an instrument of accession with the Depositary, and shall take effect on first day of the second month following the date of the deposit of the instrument of accession. The Depositary shall inform the Contracting Parties of the date of deposit of the instrument of accession.
1. The Government of the Kingdom of Belgium shall act as the Depositary of this Special Arrangement. The Depositary shall provide each Contracting Party with a certified true copy of the original.
2. This Special Arrangement is subject to ratification, acceptance or approval. The instruments of ratification, acceptance or approval shall be deposited with the Depositary. The Depositary shall inform the Contracting Parties of the date of deposit of the instruments of ratification, acceptance or approval.
3. This Special Arrangement shall enter into force on the first day of the second month following the date of the deposit of the last instrument of ratification, acceptance or approval. The Depositary shall inform the Contracting Parties of the date of entry into force of the Special Arrangement.
4. Upon its entry into force, this Special Arrangement shall replace the Special Arrangement between the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, the Government of the Kingdom of Belgium and the Government of the French Republic, done at Brussels on 15 December 1993.
Any Contracting Party may, at the time of its signature, deposit a declaration that it will apply provisionally this Special Arrangement pending its entry into force. The Depositary shall notify the Contracting Parties of such declaration.
1. Each Contracting Party may suspend this Special Arrangement by notifying the Depositary to that effect. The Depositary shall notify the other Contracting Parties of this notification. The suspension shall take effect on the first day after the expiry of a six (6) month period following the date upon which the notification has been received by the Depositary. Nevertheless, the Contracting Parties may decide jointly and unanimously that the suspension shall take effect at an earlier date.
2. If a Contracting Party has sent a notification to the Depositary in order to suspend this Special Arrangement in accordance with paragraph (1), then the Contracting Parties of both this Special Arrangement and the Quadripartite Agreement and its Protocol shall convene as soon as possible, but in any event no later than six (6) weeks after the date upon which the Depositary has received this notification, in order to determine the consequences of this suspension, which may include the suspension by one or more of the Contracting Parties of the Quadripartite Agreement and its Protocol.
3. If a Contracting Party has sent a notification to the Depositary in order to suspend this Special Arrangement in accordance with paragraph (1), and if within a period of two (2) months after the date upon which the Depositary has received this notification another Contracting Party notifies the Depositary that in response to this suspension it will also suspend this Special Arrangement, or this Special Arrangement and the Quadripartite Agreement and its Protocol, then the suspension of the aforementioned treaty/treaties in regard to the latter Contracting Party shall take effect on the same date as the suspension in regard to the former Contracting Party.
4. The suspension of this Special Arrangement may cease after written notification to the Depositary. The Depositary shall notify the Contracting Parties of the notification to cease the suspension. The cessation of the suspension of the Special Arrangement shall take effect on a date jointly and unanimously agreed upon by the Contracting Parties after negotiations.
1. This Special Arrangement may be terminated at any time by written unanimous consent of all the Contracting Parties.
2. Each Contracting Party may withdraw from this Special Arrangement by giving no less than six (6) months’ notice in advance to the Depositary. The Depositary shall notify the Contracting Parties of the notification to withdraw from this Special Arrangement.
3. If a Contracting Party has sent a notification to the Depositary in order to withdraw from this Special Arrangement in accordance with paragraph 2, then the Contracting Parties of both this Special Arrangement and the Quadripartite Agreement and its Protocol shall convene as soon as possible, but in any event no later than six (6) weeks after the date upon which the Depositary has received this notification, in order to determine the consequences of this withdrawal, which may include the withdrawal by one or more of the Contracting Parties from the Quadripartite Agreement and its Protocol.
4. If a Contracting Party has sent a notification to the Depositary in order to withdraw from this Special Arrangement in accordance with paragraph 2, and if within a period of two (2) months after the date upon which the Depositary has received this notification another Contracting Party notifies the Depositary that in response to this withdrawal it will also withdraw from this Special Arrangement, or from this Special Arrangement and the Quadripartite Agreement and its Protocol, then the latter Contracting Party may withdraw from the aforementioned treaty/treaties on the same date as the former Contracting Party.
IN WITNESS WHEREOF, the undersigned, being duly authorised thereto, have signed this Special Arrangement.
DONE in a single original at Brussels on 7 July 2020 in the English, French and Dutch languages, all three texts being equally authentic.
For the Government of the French Republic: HÉLÈNE FARNAUD-DEFROMONT, Ambassador extraordinary and plenipotentiary to the Kingdom of Belgium
For the Government of the Kingdom of Belgium: FRANÇOIS BELLOT, Minister of Mobility
For the Government of the Kingdom of the Netherlands: STIENTJE VAN VELDHOVEN-VAN DER MEER, State Secretary for Infrastructure and Water Management
For the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland: MARTIN JAMES SHEARMAN CVO, Her Majesty’s Ambassador to the Kingdom of Belgium
Le Gouvernement de la République Française,
le Gouvernement du Royaume de Belgique,
le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas
et
le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord
Ci-après dénommes collectivement « les Parties contractantes » et chacun individuellement « une Partie contractante » ;
Vu le Traité entre la République française et le Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord concernant la construction et l'exploitation par des sociétés privées concessionnaires d'une liaison fixe trans-Manche, signé à Cantorbéry le 12 février 1986 (ci-après dénommé « le Traité de Cantorbéry du 12 février 1986 ») ;
Vu l’Accord entre le Gouvernement de la République française, le Gouvernement du Royaume de Belgique, le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas et le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord portant amendement et complétant l’Accord entre le Gouvernement du Royaume de Belgique, le Gouvernement de la République française et le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord concernant la circulation des trains entre la Belgique et le Royaume-Uni empruntant la liaison fixe trans-Manche et son Protocole fait à Bruxelles le 15 décembre 1993, signé à Bruxelles, le 7 juillet 2020 (ci-après dénommé « l’Accord quadripartite ») et en particulier son Article 3, qui amende l’Article 2, paragraphe 2 ;
Vu les principes de la Déclaration d’intention adoptée par le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord le 21 février 2017 et le Gouvernement de la République française le 7 mars 2017.
Sont convenus des dispositions suivantes :
1. L'expression « Liaison fixe » désigne la liaison fixe trans-Manche telle que définie à l'article 1er du Traité de Cantorbéry du 12 février 1986.
2. Le terme « Trains » désigne les trains circulant sur le territoire d’au moins deux Parties contractantes et empruntant la Liaison fixe, autres que ceux en provenance ou à destination de la France.
3. La « Sûreté » regroupe les mesures prises pour réduire les risques et atténuer les conséquences d’actes hostiles à l’encontre de la Liaison fixe et des personnes, marchandises et trains devant l’emprunter ou s’y trouvant.
4. La « Stérilité » caractérise un environnement dépourvu de personnes, matériels ou biens non autorisés (en particulier des armes ou matières dangereuses comme des explosifs).
5. L’expression « Zone de sûreté » désigne une zone stérile permettant l’accès aux trains devant emprunter la Liaison fixe.
Sans préjudice de l’application d’autres accords internationaux et conformément à leur droit interne applicable, les Parties contractantes s’assurent que leurs autorités compétentes s’assistent mutuellement, coopèrent et, dans toute la mesure du possible, agissent de manière concertée pour s’acquitter de leurs obligations en matière de sûreté des trains.
Conformément à l’article 2, les autorités compétentes des Parties contractantes :
a) veillent à ce que la sûreté des trains soit effectuée et organisée de façon satisfaisante et les attributions clairement définies et exercées, de façon à garantir la stérilité des trains et de la Liaison fixe ;
b) facilitent la prise en compte de conceptions, plans ou mesures relatifs à la sûreté des trains, y compris des plans de gestion de crise ;
c) encouragent la délimitation de zones de sûreté protégées par des mesures garantissant leur stérilité ;
d) veillent à la formation aux questions de sûreté du personnel autorisé à travailler dans les zones de sûreté et à bord des trains ;
e) veillent à l’échange de toutes les informations pertinentes relatives à la sûreté des trains, conformément à leur droit interne applicable.
1. Les autorités compétentes des Parties contractantes se réunissent le cas échéant pour faciliter la coopération en matière de sûreté.
2. Toute réglementation adoptée par les Parties contractantes n’est adoptée qu’après prise en compte des attributions dévolues à la Commission intergouvernementale du tunnel sous la Manche, telles que définies par le Traité de Cantorbéry du 12 février 1986 pour le suivi de l’exploitation de la Liaison fixe, ainsi que de ses décisions.
1. Les procédures de mise en œuvre du présent accord particulier peuvent faire l’objet d’accords de mise en œuvre ultérieurs entre les Parties contractantes.
2. Chaque Partie contractante peut à tout moment demander des consultations avec d’autres Parties contractantes, en vue de réviser les dispositions du présent accord particulier pour l’adapter à des circonstances ou besoins nouveaux.
3. Les Parties contractantes décident ensemble et à l’unanimité des amendements à apporter au présent accord particulier, qui entrent en vigueur après ratification, acceptation ou approbation de toutes les Parties contractantes conformément à l’article 8.
Tout différend relatif à l’interprétation ou à l’application du présent accord particulier est réglé par voie de négociation entre les Parties contractantes.
1. Après l’entrée en vigueur du présent accord particulier et à l’invitation unanime des Parties contractantes, tout État peut adhérer au présent accord particulier.
2. L’invitation à adhérer au présent accord particulier est envoyée par le Dépositaire au nom des Parties contractantes.
3. L’adhésion de tout État au présent accord particulier s’effectue par dépôt d’un instrument d’adhésion auprès du Dépositaire et prend effet le premier jour du deuxième mois suivant la date de dépôt de l’instrument d’adhésion. Le Dépositaire informe les Parties contractantes de la date de dépôt de l’instrument d’adhésion.
1. Le Gouvernement du Royaume de Belgique fait office de Dépositaire du présent accord particulier. Le Dépositaire en remet à chacune des Parties contractantes une copie certifiée conforme à l’original.
2. Le présent accord particulier est soumis à ratification, acceptation ou approbation. Les instruments de ratification, d’acceptation ou d’approbation sont déposés auprès du Dépositaire. Le Dépositaire informe les Parties contractantes de la date de dépôt des instruments de ratification, d’acceptation ou d’approbation.
3. Le présent accord particulier entre en vigueur le premier jour du deuxième mois suivant la date de dépôt du dernier instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation. Le Dépositaire informe les Parties contractantes de la date d’entrée en vigueur du présent accord particulier.
4. À son entrée en vigueur, le présent accord particulier remplace l’accord particulier conclu à Bruxelles le 15 décembre 1993 entre le Gouvernement de la République française, le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord, et le Gouvernement du Royaume de Belgique.
Toute Partie contractante peut, au moment de sa signature, déposer une déclaration signifiant son intention d’appliquer temporairement le présent accord particulier jusqu’à son entrée en vigueur. Le Dépositaire notifie cette déclaration aux Parties contractantes.
1. Chaque Partie contractante peut suspendre le présent accord particulier en le notifiant au Dépositaire. Le Dépositaire notifie cette notification aux autres Parties contractantes. La suspension prend effet le premier jour suivant l’expiration d’un délai de six (6) mois à compter de la date à laquelle le Dépositaire a reçu la notification. Toutefois, les Parties contractantes peuvent décider ensemble et à l’unanimité que cette suspension prendra effet à une date antérieure.
2. Si une Partie contractante a adressé une notification au Dépositaire en vue de suspendre le présent accord particulier conformément au paragraphe 1, alors les Parties contractantes au présent accord particulier, à l’Accord quadripartite et à son Protocole se réunissent le plus rapidement possible et en tout état de cause dans un délai maximum de six (6) semaines à compter de la date à laquelle le Dépositaire a reçu la notification, pour déterminer les conséquences de cette suspension, qui peut notamment comprendre la suspension de l’Accord quadripartite et de son Protocole par une ou plusieurs des Parties contractantes.
3. Si une Partie contractante a adressé au Dépositaire une notification de sa volonté de suspendre le présent accord particulier conformément au paragraphe 1 et si, dans un délai de deux (2) mois à compter de la date à laquelle le Dépositaire a reçu cette notification, une autre Partie contractante notifie au Dépositaire, en réponse à cette suspension, sa volonté de suspendre elle aussi le présent accord particulier, ou le présent accord particulier ainsi que l’Accord quadripartite et son Protocole, alors la suspension du ou des accords susmentionnés à l'égard de cette dernière Partie contractante prend effet à la même date que la suspension à l'égard de l'ancienne Partie contractante.
4. La suspension du présent accord particulier peut être levée par notification écrite adressée au Dépositaire. Le Dépositaire notifie aux Parties contractantes la notification de levée de la suspension. La levée de la suspension du présent accord particulier prend effet à une date arrêtée ensemble et à l’unanimité par les Parties contractantes après négociation.
1. Il peut être mis fin au présent accord particulier à tout moment par accord écrit unanime de toutes les Parties contractantes.
2. Chaque Partie contractante peut se retirer du présent accord particulier moyennant un préavis d’au moins six (6) mois adressé au Dépositaire. Le Dépositaire notifie aux Parties contractantes la notification de retrait du présent accord particulier.
3. Si une Partie contractante a adressé une notification au Dépositaire pour se retirer du présent accord particulier, conformément au paragraphe 2, alors les Parties contractantes au présent accord particulier, à l’Accord quadripartite et à son Protocole se réunissent le plus rapidement possible et en tout état de cause dans un délai maximum de six (6) semaines après la date à laquelle le Dépositaire a reçu la notification, pour déterminer les conséquences de ce retrait, qui peut notamment entraîner le retrait de l’Accord quadripartite et de son Protocole d’une ou plusieurs des Parties contractantes.
4. Si une Partie contractante a adressé au dépositaire une notification de sa volonté de se retirer du présent accord particulier conformément au paragraphe 2 et si, dans un délai de deux (2) mois à compter de la date à laquelle le Dépositaire a reçu la notification, une autre Partie contractante notifie au Dépositaire, en réponse à ce retrait, sa volonté de se retirer elle aussi du présent accord particulier, ou du présent accord particulier ainsi que de l’Accord quadripartite et de son Protocole, alors cette Partie contractante peut se retirer du ou des accords susmentionnés à la même date que la première Partie contractante.
EN FOI DE QUOI, les soussignés, dûment habilités à cet effet, ont signé le présent accord particulier.
FAIT à Bruxelles le 7 juillet 2020 en un seul exemplaire, en langues française, néerlandaise et anglaise, les trois textes faisant également foi.
Pour le Gouvernement de la République Française : HÉLÈNE FARNAUD-DEFROMONT, Ambassadrice extraordinaire et plénipotentiaire auprès du Royaume de Belgique
Pour le Gouvernement du Royaume de Belgique : FRANÇOIS BELLOT, Ministre de la Mobilité
Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas : STIENTJE VAN VELDHOVEN-VAN DER MEER, Secrétaire d'État à l'Infrastructure et à la Gestion de l'eau
Pour le Gouvernement du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d’Irlande du Nord : MARTIN JAMES SHEARMAN CVO, Ambassadeur de Sa Majesté auprès du Royaume de Belgique
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
Bij de totstandkoming van de Overeenkomst op 7 juli 2020 heeft het Koninkrijk der Nederlanden in overeenstemming met artikel 9 van de Overeenkomst een verklaring van voorlopige toepassing afgelegd. De Engelse tekst van deze verklaring luidt als volgt:
“The Kingdom of the Netherlands declares in accordance with Article 9 of the said Special Arrangement between the Government of the French Republic, the Government of the Kingdom of Belgium, the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland, done at Brussels on 7 July 2020, that the Kingdom of the Netherlands, for the European part of the Netherlands, will provisionally apply this Special Arrangement, pending its entry into force, from 7 July 2020.”
De Overeenkomst wordt ingevolge de verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden vanaf 7 juli 2020 voorlopig toegepast door het Koninkrijk der Nederlanden.
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland (het Europese deel).
De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 8, derde lid, van de Overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Uitgegeven de achtste juli 2020.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK
Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is nog niet ontvangen. In de tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2020-68.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.