19 (2019) Nr. 3

A. TITEL

Regionale Overeenkomst inzake de erkenning van studies, diploma's en graden op het gebied van het hoger onderwijs in Latijns-Amerika en in het Caraïbische gebied;

Buenos Aires, 13 juli 2019

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013688 in de Verdragenbank.

C. VERTALING

De vertaling van de in Trb. 2020, 41 opgenomen tekst van de Regionale Overeenkomst luidt als volgt:


Regionale Overeenkomst inzake de erkenning van studies, diploma's en graden op het gebied van het hoger onderwijs in Latijns-Amerika en in het Caraïbische gebied, Buenos Aires, Argentinië, 13 juli 2019

Preambule

De staten die partij zijn bij deze Overeenkomst,

Overwegend de nauwe banden van saamhorigheid die hen verbinden en die op cultureel en onderwijsgebied tot uitdrukking komen in de vele bilaterale, sub-regionale en regionale overeenkomsten die zij met elkaar hebben gesloten, waaronder de Regionale Overeenkomst inzake de erkenning van studies en diploma’s op het gebied van het hoger onderwijs in Latijns-Amerika en in het Caraïbische gebied uit 1974;

Indachtig het bepaalde in het Handvest van de Verenigde Naties uit 1945, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten uit 1966, het Verdrag nopens de bestrijding van discriminatie in het onderwijs uit 1960, het Verdrag inzake technisch en beroepsonderwijs uit 1989, het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen uit 1951 en het Protocol daarbij uit 1967;

Gelet op de Aanbeveling inzake wetenschap en wetenschappelijk onderzoekers uit 2017, de Aanbeveling inzake de erkenning van studies en kwalificaties in het hoger onderwijs uit 1993, de Aanbeveling inzake de status van onderwijzend personeel in het hoger onderwijs uit 1997, de Verklaring van Cartagena inzake vluchtelingen uit 1984 en de Richtsnoeren inzake ontheemding in eigen land uit 1998;

Herinnerend aan de beginselen vervat in de Verklaring van Buenos Aires uit 2017 en in de Overeenkomsten van Cochabamba uit 2018, aangenomen tijdens de eerste en tweede regionale bijeenkomst van de ministers van Onderwijs uit Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied, die in respectievelijk de Argentijnse Republiek en de Plurinationale Staat Bolivia werden gehouden;

Erkennend de bijdragen van de lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO die Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied hebben vertegenwoordigd bij een van de volgende bijeenkomsten:

  • a. de eerste regionale intergouvernementele overlegbijeenkomst, die op 5 en 6 april 2018 in Buenos Aires, Argentinië, werd gehouden;

  • b. de tweede regionale intergouvernementele overlegbijeenkomst, die op 13 en 14 juni 2018 in Córdoba, Argentinië, werd gehouden; en

  • c. de internationale conferentie van staten ten behoeve van de aanneming van deze Overeenkomst, die van 11 tot en met 13 juli 2019 in Buenos Aires, Argentinië, werd gehouden;

In aanmerking nemend dat onderwijs een fundamenteel mensenrecht en een publiek goed is en derhalve dat er een noodzaak is inclusieve en gelijkwaardige toegang tot hoogwaardig onderwijs voor iedereen te waarborgen, vanaf de kinderopvang en het voorschools onderwijs tot en met het tertiair en hoger onderwijs, ongeacht sociale status, geslacht, nationaliteit, gemeenschap of groep of verschillen van welke aard dan ook;

Opnieuw hun verantwoordelijkheid bevestigend om inclusief onderwijs, gelijkwaardige kwaliteit van het hoger onderwijs en mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen te bevorderen;

Erkennend dat het beheer en de sociale verdeling van kennis wezenlijke elementen zijn voor het bereiken van gelijkwaardigheid en inclusie en dat er behoefte is aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke regionale ruimten voor hoger onderwijs;

Erkennend het belang van het ondersteunen, versterken en behouden van de wetenschappelijke, technologische en professionele capaciteiten van de staten die partij zijn die belangrijke factoren vormen bij duurzame ontwikkeling en bij hun soevereiniteit;

Ervan overtuigd dat de erkenning van studies, diploma's en graden op het gebied van het hoger onderwijs in Latijns-Amerika en het Caraïbische gebied, gebaseerd op heldere criteria, door het waarborgen van een grotere regionale mobiliteit van studenten, afgestudeerden, docenten en universitair onderzoekers, een passende en zeer positieve drijvende factor vormt voor het bevorderen van de internationaliseringsprocessen en het versnellen van de ontwikkeling van de regio, waarbij een rol is weggelegd voor het opleiden en volledig inzetten van de diensten van een toenemend aantal wetenschappers, technici en specialisten;

Ervan overtuigd dat aan academische mobiliteit veel waarde wordt gehecht in de wereld van vandaag waar de uitwisseling en het gezamenlijk beheer van kennis van groot belang zijn voor het verbeteren van de kwaliteit van de instellingen voor hoger onderwijs en de opleiding van studenten, docenten en onderzoekers;

Opnieuw bevestigend de beginselen die zijn nedergelegd in overeenkomsten voor samenwerking op cultureel en onderwijsgebied die reeds tussen hen zijn gesloten en vastbesloten deze toe te passen op regionaal niveau, alsmede te overwegen nieuwe concepten toe te passen die zijn ontwikkeld in de aanbevelingen en conclusies die daarover zijn aangenomen door de relevante organen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO), met name het bevorderen van een leven lang leren, de democratisering van onderwijs, beoordeling ten behoeve van kwaliteitsborging, het aannemen en uitvoeren van onderwijsbeleid waarin rekening wordt gehouden met structurele, economische en technische transformaties, politieke en maatschappelijke verandering en de culturele en milieutechnische context;

Erkennend de noodzaak rekening te houden met de relevantie van nationale, sub-regionale en regionale systemen voor kwaliteitsborging en accreditatie van de leerresultaten in het hoger onderwijs;

Zich ervan bewust dat het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën gevolgen heeft voor onderwijsmodellen, kennisoverdracht en leermethoden, waarmee innovatie mogelijk wordt en toegang tot hoogwaardig hoger onderwijs verbreed wordt;

Hoger onderwijs als publiek goed beschouwend, aangeboden door publieke en private instellingen, en zich bewust van de noodzaak de beginselen van academische vrijheid en van de autonomie van instellingen voor hoger onderwijs in stand te houden en te beschermen;

In het besef dat deze Overeenkomst inzake de erkenning van studies, diploma's en graden op het gebied van het hoger onderwijs een doeltreffend middel is voor het:

  • a. bevorderen van het optimaal gebruik van de leermogelijkheden die geboden worden door de hoger onderwijsstelsels in de regio;

  • b. waarborgen van een grotere mobiliteit van studenten, docenten en onderzoekers;

  • c. vergemakkelijken van de erkenning van studies, graden en beroepsdiploma's voor gebruik in overeenstemming met de nationale wetgeving;

  • d. verminderen van de moeilijkheden die bij de erkenning van diploma’s en graden worden ondervonden door personen die een studie in het hoger onderwijs hebben afgerond;

  • e. verminderen van de moeilijkheden die bij de erkenning worden ondervonden door personen die een studietijdvak waaraan een kwalificatie verbonden is binnen een programma op het gebied van hoger onderwijs hebben afgerond;

  • f. aanmoedigen van het behouden van gekwalificeerde werknemers in de regio en het verminderen van een braindrain;

  • g. uitbreiden van maatregelen om inclusie in het hoger onderwijs te verbeteren;

  • h. genereren en ondersteunen van een groter vertrouwen in de systemen voor beoordeling en accreditatie in het nationale hoger onderwijs;

  • i. bevorderen van het creëren en versterken van netwerken om de verbetering van de kwaliteit van het hoger onderwijs te ondersteunen;

  • j. stimuleren van het creëren en versterken van systemen voor kwaliteitsborging en accreditatie in de staten die partij zijn;

  • k. bevorderen van de initiatieven van regionale en sub-regionale netwerken voor de erkenning van studies via mechanismen die de kwaliteit ervan waarborgen;

  • l. bevorderen en verbeteren van internationale samenwerking en het delen van toegankelijke, actuele, betrouwbare, transparante en relevante informatie tussen belanghebbenden;

De internationalisering van hoger onderwijs beschouwend als een proces van de ontwikkeling en uitvoering van beleid en programma's om de internationale en interculturele dimensies te integreren in de missies, doelen en functies van instellingen voor hoger onderwijs;

Overtuigd van de noodzaak nationale systemen voor kwaliteitsborging en accreditatie te creëren en te versterken, die op regionaal, interregionaal en mondiaal niveau met elkaar verbonden zijn;

Waarde hechtend aan het belang van systemen voor de beoordeling en accreditatie van hoger onderwijs, alsmede van de leesbaarheid en transparantie van academische diploma's, graden en getuigschriften die worden afgegeven door universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs van de staten die partij zijn bij deze Overeenkomst bij het vergemakkelijken van de erkenning ervan;

Vastbesloten hun samenwerking op dit gebied verder te ontwikkelen door een nieuwe regionale Overeenkomst om de rol van de hiervoor opgezette nationale en regionale organen te versterken en de rol ervan te erkennen;

Rekening houdend met de rol die door UNESCO op dit gebied wordt gespeeld, door het vergemakkelijken van het aannemen van regionale Overeenkomsten inzake de erkenning van studies, diploma's en graden op het gebied het hoger onderwijs;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel I. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze Overeenkomst hebben de onderstaande begrippen de volgende betekenis:

Toegang: het recht van kandidaten die een studie hebben gevolgd en een diploma of graad hebben behaald om toelating tot het hoger onderwijs aan te vragen en hiervoor in aanmerking te komen.

Accreditatie: een beoordelingsproces dat is uitgevoerd door een bevoegde autoriteit en waarmee een programma op het gebied van hoger onderwijs of instelling voor hoger onderwijs erkend of gecertificeerd kan worden door aan passende normen voor kwaliteitsborging te voldoen.

Toelating: de handeling die of het stelsel dat het mogelijk maakt dat houders van kwalificaties een studie in het hoger onderwijs aan een bepaalde instelling en/of via een bepaald programma volgen.

Leven lang leren: alle leeractiviteiten door middel van formele, niet-formele of informele studies die gedurende het hele leven ontplooid worden en met als doel kennis, vaardigheden en competentie te verbeteren.

Open en afstandsonderwijs: manieren om hoger onderwijs aan te bieden via diverse vormen van scholing via persoonlijk contact, leren op afstand of niet-traditionele manieren van opleiding met gebruikmaking van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), of een combinatie van het voorgaande.

Eerder verworven competenties: de kennis, vaardigheden en competentie die een persoon heeft opgedaan door formeel, niet-formeel of informeel leren, beoordeeld aan de hand van een gegeven reeks leerresultaten of normen.

Formeel leren: scholing opgebouwd uit activiteiten binnen een gestructureerde leeromgeving die worden aangeboden door een onderwijsinstelling die gemachtigd is deze leeractiviteiten aan te bieden.

Informeel leren: scholing door dagelijkse activiteiten die verband houden met werk, familie of ontspanning of andere informele activiteiten.

Niet-formeel leren: scholing binnen het kader van een onderwijs- of opleidingsinstelling die niet tot een formeel onderwijsstelsel behoort.

Kwaliteitsborging: een voortdurend en participatief proces van het beoordelen en verbeteren van de kwaliteit van een stelsel, instelling of programma op het gebied van hoger onderwijs door middel van aanvaardbare kwaliteitsnormen.

Bevoegde erkenningsautoriteiten: gouvernementele of niet-gouvernementele organen met bevoegdheden in het hoger onderwijs die officieel zijn erkend in overeenstemming met specifieke regelgeving, en die gemachtigd zijn om beslissingen te nemen over de erkenning van studies, diploma’s en graden die in het buitenland zijn behaald.

Kwalificatie die toegang geeft tot het hoger onderwijs: elke graad, elk diploma of ander getuigschrift die of dat is afgegeven door de bevoegde instanties in het land van oorsprong waaruit de voltooiing van een onderwijsprogramma blijkt en de houder van de kwalificatie het recht geeft in aanmerking te komen voor toelating tot het hoger onderwijs.

Secundair onderwijs: de fase van studies van welke aard dan ook, zoals omschreven door een staat die partij is, onmiddellijk voorafgaand aan het hoger onderwijs en die toereikend is om naar het hoger onderwijs te gaan.

Hoger onderwijs: elke vorm van scholing en onderzoek na het niveau van het secundair onderwijs, als zodanig wettelijk erkend, met inbegrip van universitair onderwijs en diverse vormen van tertiair onderwijs. Tot dit niveau kan iedereen toegang verkrijgen met de competenties die vereist zijn voor hoger onderwijs, ondersteund door een diploma, graad of getuigschrift verkregen na voltooiing van het secundair onderwijs of door andere mechanismen voor dit doel als vastgesteld door de betrokken staat die partij is.

Beoordeling van instellingen of programma's: het proces waarin de kwaliteit van het onderwijs van een instelling of programma op het gebied van hoger onderwijs wordt bepaald.

Beoordeling van kwalificaties: de schriftelijke evaluatie door een bevoegde instantie van de certificering van buitenlandse kwalificaties behaald door een persoon.

Instelling voor hoger onderwijs: een instelling die hoger onderwijs verzorgt en door de bevoegde autoriteiten van een staat die partij is, is erkend als deel uitmakend van zijn stelsel van hoger onderwijs en die gemachtigd is diploma's, graden en getuigschriften af te geven op het niveau van hoger onderwijs.

Kwalificatiekader: een systeem voor de classificatie, publicatie en organisatie van kwalificaties van een hoog niveau aan de hand van een reeks criteria.

Academische mobiliteit: de verplaatsing van personen buiten hun eigen land met als doel te studeren, onderzoek te verrichten, te doceren of andere academische activiteiten te verrichten.

Studietijdvak: elke component van een programma voor hoger onderwijs die is geëvalueerd en gedocumenteerd en waarmee, hoewel op zichzelf geen volledig studieprogramma, een aanzienlijke mate van kennis of vaardigheden wordt verworven.

Vluchteling: elke persoon die zich uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, bevindt buiten het land waarvan hij of zij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, vanwege bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij of zij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij of zij vroeger zijn of haar gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, vanwege bovenbedoelde vrees, wil terugkeren.

Ontheemde personen: personen of groep personen die zijn gedwongen of zich genoodzaakt zien om hun huis of gewone verblijfplaats te verlaten, met name als gevolg van of om te ontkomen aan de gevolgen van gewapende conflicten, een toestand van algemeen geweld, schendingen van mensenrechten of natuurlijke of door mensen veroorzaakte rampen, en die niet een internationaal erkende staatsgrens zijn overgestoken.

Erkenning: een administratieve handeling door een bevoegde erkenningsautoriteit ter onderschrijving, binnen het regelgevingskader van elke staat die partij is, van de officiële status en het academisch niveau en de waarde van een diploma, graad of getuigschrift van een buitenlandse onderwijskwalificatie of van eerder verworven competenties of van deelstudies; door deze handeling ontstaan er academische rechten die gelijk zijn aan de rechten van nationale onderdanen met soortgelijke diploma's, graden of getuigschriften; deze rechten hebben betrekking op:

  • a. het voortzetten van studies;

  • b. de betrokkenheid bij het geven van academisch onderwijs of onderzoeksactiviteiten op het niveau van het hoger onderwijs;

  • c. het vergemakkelijken van de erkenning van beroepskwalificaties voor gebruik in overeenstemming met de nationale wetgeving.

Leerresultaten: beschrijving van hetgeen een persoon geacht wordt te kennen, te begrijpen en aan te kunnen tonen na het afronden van een leerproces.

Studiepuntenstelsel: een gereguleerde wijze van het beschrijven van een onderwijsprogramma door het toekennen van studiepunten aan de onderdelen ervan, gebaseerd op verschillende parameters, zoals de studielast van de student, leerresultaten en persoonlijke contacturen.

Diplomasupplement: een referentiedocument waarin een omschrijving wordt gegeven van de aard, het niveau, de context, de inhoud en de status van de studie die met succes is afgerond door de persoon van wie de naam op het originele diploma staat vermeld waaraan het supplement is gehecht.

Graad, getuigschrift of diploma: een document dat een officieel bewijs vormt van de kwalificaties die een persoon heeft behaald na het doorlopen van een deel van een opleiding of een volledige opleiding.

HOOFDSTUK II. DOELSTELLINGEN VAN DE OVEREENKOMST

Artikel II. Doelstellingen

De staten die partij zijn verbinden zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de in dit artikel II vervatte doelstellingen geleidelijk te verwezenlijken, in samenwerking met andere staten die partij zijn in de regio door middel van bilaterale, sub-regionale of regionale overeenkomsten, teneinde:

  • 1. studies, diploma's en graden in de landen van de Latijns-Amerikaanse en de Caraïbische regio te erkennen onder de voorwaarden van deze Overeenkomst en de specifieke regelgeving van elk land;

  • 2. academische mobiliteit tussen de staten die partij zijn te bevorderen;

  • 3. de harmonisatie van hoger onderwijsstelsels voor de erkenning van studies, diploma's en graden te bevorderen en de erkenning van beroepskwalificaties voor gebruik in overeenstemming met de nationale wetgeving te vergemakkelijken;

  • 4. waar mogelijk de voorwaarden voor toelating tot gemachtigde of erkende instellingen voor hoger onderwijs te harmoniseren, om een gelijkwaardige en inclusieve toegang te waarborgen en academische mobiliteit tussen staten die partij zijn te bevorderen;

  • 5. het gezamenlijk gebruik van de beschikbare bronnen voor hoger onderwijs te waarborgen, geleid door de beginselen van transparantie, kwaliteit en wederzijds vertrouwen, door bij te dragen aan de veelomvattende ontwikkeling van alle volkeren van de regio door middel van hun instellingen voor onderwijs, onderzoek, innovatie en globalisering. Hiertoe nemen zij maatregelen om:

    • a. door middel van het diplomasupplement of door middel van een soortgelijk instrument, overeenkomstige terminologie, prestatieniveaus en classificaties aan te nemen, met inbegrip van de International Standard Classification of Education (ISCED) van UNESCO en de door UNESCO goedgekeurde herzieningen, om de invoering van een systeem voor het vergelijken van studies te vergemakkelijken;

    • b. de vergelijkbaarheid van beroepsprofielen te stimuleren om academische mobiliteit en erkenning in de staten die partij zijn te vergemakkelijken;

    • c. de vergelijkbaarheid van studietijdvakken waaraan een kwalificatie verbonden is te stimuleren om academische mobiliteit en erkenning in de staten die partij zijn te bevorderen;

    • d. samenwerkingsmechanismen in te stellen bedoeld om kwaliteitsborgingsagentschappen en -organen op te richten, indien deze nog niet bestaan, bestaande kwaliteitsborgingsagentschappen en -organen te versterken en om te werken aan accreditatiesystemen en -criteria voor instellingen en programma’s voor hoger onderwijs die door alle staten die partij zijn erkend kunnen worden;

    • e. te werken aan het koppelen van nationale, regionale en mondiale kwaliteitsborgingssystemen;

    • f. rekening te houden met geldende nationale wetgeving en om, met betrekking tot toelating tot verdere studies, een dynamische benadering te hanteren die rekening houdt met de kennis, vaardigheden en academische en professionele capaciteiten die blijkt uit diploma's, graden en getuigschriften en eerder verworven competenties, gebaseerd op een holistische visie op onderwijs;

    • g. de voorwaarden vast te stellen voor de tijdige erkenning van studies, diploma's en graden om het volgen van studies, het doceren op academisch niveau en onderzoekswerk mogelijk te maken, rekening houdend met de wetgeving van elke staat die partij is met betrekking tot kwaliteit die gecertificeerd wordt door middel van nationale systemen van beoordeling en accreditatie in het hoger onderwijs;

    • h. de erkenning van diploma's en graden te vergemakkelijken om op de arbeidsmarkt te worden gebruikt in overeenstemming met de nationale wetgeving;

    • i. de uitwisseling te vergemakkelijken van informatie en documentatie over onderwijs, wetenschappen, kunsten, technologie en innovatie en over nationale en regionale processen voor beoordeling en accreditatie, die kunnen bijdragen aan de uitvoering van deze Overeenkomst;

  • 6. inclusieve en gelijkwaardige toegang tot hoogwaardig hoger onderwijs aan te moedigen en mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen te ondersteunen;

  • 7. interregionale en intraregionale samenwerking te bevorderen om de erkenning van studies, diploma’s en graden te vergemakkelijken;

  • 8. academische mobiliteit van gekwalificeerde personen in de regio aan te moedigen, wat bijdraagt aan de algehele ontwikkeling van volkeren en staten die partij zijn, zodat een vlotte uitwisseling van kennis en vaardigheden mogelijk wordt;

  • 9. nationale organen die verantwoordelijk zijn voor de effectieve invoering van deze Overeenkomst in te stellen of te versterken alsmede de samenwerking daarvan met soortgelijke organen in de regio.

HOOFDSTUK III. VERPLICHTINGEN VAN DE STATEN DIE PARTIJ ZIJN

Artikel III.1 Verplichtingen

De staten die partij zijn verbinden zich tot het volgende:

  • 1. Bevorderen van de omschrijving van de voorwaarden waaraan een diplomasupplement, of een ander soortgelijk instrument, moet voldoen, als middel om het erkenningsproces te vergemakkelijken;

  • 2. Instellingen voor hoger onderwijs blijven aanmoedigen overeenkomsten inzake academische mobiliteit op te stellen en te sluiten, waarbij aan alle noodzakelijke wettelijke voorwaarden wordt voldaan en stimulansen worden gecreëerd;

  • 3. Bij instellingen voor hoger onderwijs het opzetten en uitvoeren van geïntegreerde academische programma's, waaronder onderzoek en master- en promotieopleidingen, blijven bevorderen en stimuleren;

  • 4. Instellen, waar deze nog niet bestaan, van mechanismen voor beoordeling en accreditatie die de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgen en, waar deze mechanismen bestaan, deze te versterken, en de uitwisseling en convergentie van criteria bij de verantwoordelijke nationale instanties te bevorderen;

  • 5. Ontwikkelen en in stand houden van nationale archieven en/of centra om informatie over stelsels, instellingen, beoordelings- en accreditatiesystemen voor hoger onderwijs en criteria en mogelijkheden voor academische mobiliteit te verspreiden en te delen;

  • 6. Instellen of versterken van nationale kwalificatiekaders als instrumenten voor de erkenning van studies, diploma's en graden;

  • 7. Gebruikmaken van de accreditatieprocessen van landen, waar deze bestaan, als criterium voor de erkenning van studies, diploma's en graden;

  • 8. Vaststellen, in samenwerking met de relevante nationale organen, van de voorwaarden en procedures voor de tijdige erkenning van studies, diploma's en graden om het volgen van studies, het doceren op academisch niveau en onderzoekswerk mogelijk te maken;

  • 9. Instellen of versterken van billijke en transparante mechanismen voor de erkenning van studies, diploma's en graden, zonder enige vorm van onderscheid.

Artikel III.2 Erkenning ten behoeve van het volgen van een studie
  • 1. Om een studie in het hoger onderwijs te kunnen volgen, erkennen de staten die partij zijn de studies, diploma's en graden behaald in andere staten die partij zijn, in overeenstemming met de dan geldende nationale wetgeving. Dergelijke getuigschriften dienen daartoe betrekking te hebben op afgeronde studietijdvakken of tijdvakken waaraan een kwalificatie verbonden is in een programma voor hoger onderwijs, en die worden uitgedrukt in studiepunten of de respectieve eenheden voor berekening die in elke staat die partij is worden gebruikt.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde erkenning wordt toegekend zonder onderscheid met betrekking tot formeel en informeel leren, of de methode van leren, al dan niet op traditionele wijze, met inbegrip van open en afstandsonderwijs, in het kader waarvan de studies zijn gevolgd of de graden of diploma’s zijn behaald, met inachtneming van de kwaliteitsborging die door de bevoegde autoriteit is vastgesteld.

  • 3. De erkenning van studietijdvakken waaraan een kwalificatie verbonden is in het kader van een programma voor hoger onderwijs, is onderworpen aan vastgestelde vereisten, in overeenstemming met de nationale wetgeving en een redelijke equivalentie.

  • 4. Elk diploma en getuigschrift dat of elke graad die toegang geeft tot hoger onderwijs in een staat die partij is, kan toegang geven tot het hoger onderwijsstelsel in een andere staat die partij is, onder voorbehoud van beoordeling door de bevoegde autoriteiten.

  • 5. Elke staat die partij is stemt, indien toegestaan in zijn nationale wetgeving, ermee in het niveau van competentie of leerresultaten te erkennen indien bedoeld niveau overeenkomt met gelijkwaardige studies binnen een programma voor hoger onderwijs waarvoor erkenning is vereist.

Artikel III.3 Gevolgen van erkenning

In een staat die partij is heeft de erkenning die overeenkomt met hetgeen is vervat in het regelgevend kader van die staat die partij is en die betrekking heeft op studies, diploma’s en graden in het hoger onderwijs die in een andere staat die partij is worden toegekend, heeft gelijksoortige gevolgen als die van zijn eigen studies, diploma’s en graden die worden toegekend door officieel erkende instellingen voor hoger onderwijs, met inbegrip van:

  • 1. Toegang tot diverse niveaus van hoger onderwijs, onder dezelfde voorwaarden als die van toepassing zijn op personen die een studie hebben afgerond in of diploma's en graden bezitten van de staat die partij is waarin naar erkenning wordt gestreefd.

  • 2. Voortzetting van een studie in het hoger onderwijs voor studenten met studies die uitgevoerd worden in het kader van een programma voor hoger onderwijs die erkende studiepunten of andere eenheden van berekening oplevert, gebaseerd op nationale wetgeving en de voorwaarden die door instellingen voor hoger onderwijs worden vastgesteld.

  • 3. Het gebruik van een academische titel, met inachtneming van de wet- en regelgeving van de staat die partij is of een rechtsgebied daarvan, waarin naar erkenning wordt gestreefd.

  • 4. Toegang tot arbeidsmogelijkheden, met inachtneming van de wet- en regelgeving van de staat die partij is of een rechtsgebied daarvan, waarin naar erkenning wordt gestreefd.

Artikel III.4 Voorwaarden voor erkenning
  • 1. De staten die partij zijn nemen passende maatregelen, in overeenstemming met hun nationale wetgeving, om te waarborgen dat houders van diploma's of graden die zijn afgegeven door een instelling voor hoger onderwijs in een andere staat die partij is, naar behoren toegang hebben, op verzoek aan de desbetreffende nationale autoriteit, tot een tijdige beoordeling van deze kwalificaties.

  • 2. Besluiten over erkenning worden genomen binnen een redelijke termijn die vooraf door de bevoegde erkenningsautoriteiten wordt vastgesteld en berekend wordt op basis van het tijdstip waarop alle benodigde informatie in de zaak is geleverd. Indien erkenning niet wordt toegekend worden de redenen hiervoor vermeld en wordt informatie verstrekt over mogelijke maatregelen die de houder van de kwalificatie kan nemen om in een later stadium alsnog erkenning te verkrijgen. Indien erkenning niet wordt toegekend of er geen besluit wordt genomen, is de houder van de kwalificatie gerechtigd beroep aan te tekenen binnen de in de nationale wetgeving vastgestelde termijn.

Artikel III.5 Bepalingen inzake vluchtelingen en ontheemden

Elke staat die partij is neemt alle redelijke maatregelen binnen het kader van zijn hoger onderwijsstelsel en in overeenstemming met zijn nationale grondwettelijke en wettelijke bepalingen, in het geval van vluchtelingen of ontheemden, om procedures te ontwikkelen, met inbegrip van de erkenning van eerder verworven competenties, om billijk en snel te kunnen beoordelen of personen in aanmerking komen voor toegang tot programma’s voor hoger onderwijs of voor de erkenning van studies, diploma's en graden, zelfs bij het ontbreken van de noodzakelijke documenten voor erkenning.

Artikel III.6 Begunstigden
  • 1. De voordelen vastgelegd in deze Overeenkomst zijn van toepassing op alle personen die hun studie, volledig of deels, hebben afgerond in publieke of private instellingen voor hoger onderwijs erkend door de bevoegde autoriteiten in een van de staten die partij zijn, ongeacht hun nationaliteit en zonder enige vorm van onderscheid.

  • 2. De staten die partij zijn stemmen ermee in maatregelen te nemen om het voortzetten van onderwijs in de instellingen voor hoger onderwijs in hun respectieve landen te vergemakkelijken voor personen die een studie hebben afgerond en in het bezit zijn van diploma's en graden van andere staten die partij zijn, die voldoen aan de vereisten voor toelating tot een geschikt programma voor hoger onderwijs in overeenstemming met de nationale wetgeving.

  • 3. De bepalingen van deze Overeenkomst zijn van toepassing op alle vormen van hoger onderwijs zoals omschreven in artikel I.

Artikel III.7 Uitvoeringsorganen

De staten die partij zijn verbinden zich ertoe de gestelde doelstellingen te verwezenlijken en de uitvoering en nakoming van de in deze Overeenkomst vervatte doelstellingen te waarborgen, door middel van:

  • 1. nationale organen

  • 2. bilaterale en regionale organen

  • 3. agentschappen en/of organen voor accreditatie en/of beoordeling

  • 4. beroepsorganisaties, indien voorzien in de overeenkomstige nationale wetgeving.

HOOFDSTUK IV. UITVOERING

Artikel IV.1 Comité van de Overeenkomst
  • 1. Hierbij wordt een Comité van de Overeenkomst ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle staten die partij zijn. Het Comité krijgt een secretariaat, verzorgd door de Directeur-Generaal van UNESCO.

  • 2. Het Comité van de Overeenkomst bevordert deze Overeenkomst en ziet toe op de uitvoering ervan. Het Comité neemt de tweejaarlijkse periodieke verslagen van de staten die partij zijn over de gemaakte vorderingen en de moeilijkheden die ondervonden worden bij de uitvoering van deze Overeenkomst in ontvangst en bestudeert deze; en het neemt de door het Secretariaat ter zake gemaakte studies onder genoemd verdrag in ontvangst en bestudeert deze.

  • 3. Het Comité van de Overeenkomst doet algemene of individuele aanbevelingen aan de staten die partij zijn door middel van daaropvolgende ondersteunende teksten om erkenning te vergemakkelijken.

  • 4. Het Comité van de Overeenkomst onderhoudt banden met andere Regionale Comités van UNESCO ten behoeve van de uitvoering van overeenkomsten inzake de erkenning van studies, diploma’s en graden in het hoger onderwijs die onder auspiciën van UNESCO zijn aangenomen.

  • 5. Het Comité van de Overeenkomst neemt zijn eigen reglement van orde aan. Het Comité komt ten minste eenmaal per twee jaar bijeen.

Artikel IV.2 Netwerk van nationale uitvoeringsstructuren

Er wordt een netwerk van nationale uitvoeringsstructuren ingesteld teneinde informatie te verstrekken over mobiliteit en erkenning om de praktische uitvoering van deze Overeenkomst door de bevoegde autoriteiten op het gebied van erkenning te ondersteunen door het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie over erkenning en mobiliteit tussen de staten die partij zijn.

Artikel IV.3 Samenwerking

De staten die partij zijn nemen de nodige stappen om samen te werken met organisaties en belanghebbenden op nationaal niveau, met inbegrip van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor kwaliteitsborgingssystemen, met het oog op het waarborgen van de effectieve uitvoering van deze Overeenkomst. Zij zullen met hen de overeenkomsten en vormen van samenwerking aangaan die zij het meest passend achten.

HOOFDSTUK V. SLOTBEPALINGEN

Artikel V.1 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding
  • 1. Deze Overeenkomst staat open voor ondertekening en bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door:

    • a. Lidstaten van UNESCO uit de Latijns-Amerikaanse en de Caraïbische regio zoals omschreven in de „Omschrijving van regio's met het oog op het uitvoeren door de Organisatie van regionale activiteiten” aangenomen door de Algemene Vergadering van UNESCO;

    • b. Andere lidstaten van UNESCO die behoren tot andere regio's van de wereld; en

    • c. Vaticaanstad.

  • 2. De instemming door deze Overeenkomst te worden gebonden kan op een van de volgende wijzen tot uitdrukking worden gebracht:

    • a. ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

    • b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding; of

    • c. de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

  • 3. De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal van UNESCO.

Artikel V.2 Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop vier (4) lidstaten van UNESCO uit de Latijns-Amerikaanse en de Caraïbische regio ermee hebben ingestemd te worden gebonden door de Overeenkomst op een van de in artikel V.1.2 genoemde wijzen. De Overeenkomst treedt in werking ten aanzien van een elke andere staat die partij is één (1) maand nadat deze zijn instemming te worden gebonden door de Overeenkomst tot uitdrukking heeft gebracht op één van de in artikel V.1.2 genoemde wijzen.

Artikel V.3 Verhouding tot andere instrumenten
  • 1. Deze Overeenkomst doet op geen enkele wijze afbreuk aan andere internationale overeenkomsten of nationale regels die van kracht zijn in de staten die partij zijn die grotere voordelen toekennen dan de voordelen die door deze Overeenkomst worden toegekend.

  • 2. De staten die partij zijn bij deze Overeenkomst die tevens partij zijn bij de Regionale Overeenkomst inzake de erkenning van studies en diploma's op het gebied van het hoger onderwijs in Latijns-Amerika en in het Caraïbische gebied van 1974 (hierna te noemen „de Overeenkomst van 1974”):

    • a. passen de bepalingen van deze Overeenkomst toe in hun wederzijdse betrekkingen;

    • b. blijven de Overeenkomst van 1974 toepassen in hun betrekkingen met elke andere staat die partij is bij de Overeenkomst van 1974 en geen staat is die partij is bij deze Overeenkomst.

  • 3. De staten die partij zijn bij deze Overeenkomst verbinden zich ertoe geen partij te worden bij de Overeenkomst van 1974 indien zij nog geen partij zijn bij die Overeenkomst.

Artikel V.4 Opzegging
  • 1. Een staat die partij is kan deze Overeenkomst opzeggen.

  • 2. De opzegging wordt door middel van een schriftelijke akte ter kennis gebracht en bij de Directeur-Generaal van UNESCO nedergelegd.

  • 3. De opzegging wordt van kracht twaalf (12) maanden nadat de akte van opzegging door de Directeur-Generaal van UNESCO is ontvangen. De opzegging heeft geen terugwerkende kracht en laat de erkenning van studies, getuigschriften, diploma's, graden of andere kwalificaties, die daarvoor heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de bepalingen van de Overeenkomst onverlet.

Artikel V.5 Wijzigingen
  • 1. Elke partij kan wijzigingen van deze Overeenkomst voorstellen.

  • 2. Voorgestelde wijzigingen van deze Overeenkomst dienen schriftelijk te worden ingediend bij de Directeur-Generaal van UNESCO, die ze binnen dertig (30) dagen na ontvangst ervan doet toekomen aan de staten die partij zijn.

  • 3. Het Comité van de Overeenkomst beoordeelt deze voorstellen binnen een termijn van twaalf (12) maanden na de kennisgeving aan de staten die partij zijn.

  • 4. Wijzigingen worden aangenomen door het Comité van de Overeenkomst met een tweederdemeerderheid van de staten die partij zijn die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

  • 5. Elke aldus aangenomen wijziging wordt opgenomen in een Protocol bij deze Overeenkomst. In het Protocol staan de modaliteiten voor de inwerkingtreding ervan beschreven die in ieder geval inhouden dat de staten die partij zijn kenbaar dienen te maken dat zij erdoor gebonden worden.

Artikel V.6 Taken van depositaris
  • 1. De Directeur-Generaal van UNESCO is de depositaris van deze Overeenkomst.

  • 2. De Directeur-Generaal van UNESCO stelt de staten die partij zijn en de overige lidstaten van UNESCO in kennis van de nederlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding zoals bedoeld in artikel V.1.2 en de opzeggingen zoals bedoeld in artikel V.4.

Artikel V.7 Registratie

In overeenstemming met artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties wordt dit Verdrag geregistreerd bij het Secretariaat van de Verenigde Naties op verzoek van de Directeur-Generaal van UNESCO.

Artikel V.8 Authentieke teksten

Deze Overeenkomst is opgesteld in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Buenos Aires, deze dertiende dag van juli 2019, in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, waarbij de drie teksten gelijkelijk authentiek zijn, het origineel wordt neergelegd in de archieven van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Een gewaarmerkt afschrift wordt gezonden naar alle staten bedoeld in artikel V.1 en naar het Secretariaat van de Verenigde Naties.


Uitgegeven de tiende juni 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven