26 (2017) Nr. 2

A. TITEL

Verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtecentrum in Guyana;

Parijs, 4 december 2017

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 011600 en 013749 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatie van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtecentrum in Guyana

De Republiek Oostenrijk,

het Koninkrijk België,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Republiek Estland,

de Republiek Finland,

de Franse Republiek,

de Bondsrepubliek Duitsland,

Hongarije,

de Republiek Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

het Koninkrijk Noorwegen,

het Koninkrijk Spanje,

het Koninkrijk Zweden,

de Zwitserse Bondsstaat,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Zijnde de Regeringen van de Staten die Partij zijn bij de Verklaring inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtevaartcentrum in Guyana die definitief werd vastgesteld op 30 maart 2007, in werking trad op 26 november 2009 en van toepassing is van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2020 (hierna te noemen „de Verklaring van 2007”)

hierna te noemen de „Partijen bij de Verklaring van 2007”,

In herinnering brengend de op 21 september 1973 ondertekende Overeenkomst tussen bepaalde Europese Regeringen en de Europese Organisatie voor Ruimteonderzoek betreffende de uitvoering van het Ariane-lanceervoertuigprogramma, en in het bijzonder de artikelen I, III.1 en V daarvan, die voorzagen in een nieuwe overeenkomst ter vaststelling van de invulling van de productiefase van het Ariane-programma,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap (hierna te noemen „ESA” of „het Agentschap”), dat op 30 mei 1975 voor ondertekening werd opengesteld en op 30 oktober 1980 in werking is getreden (hierna te noemen „het ESA-Verdrag”),

Overwegend dat de ESA-lanceervoertuigprogramma’s hoofdzakelijk gericht zijn op onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en dat de Ariane- en Vega-lanceersystemen die in het kader van het Agentschap zijn ontwikkeld (hierna te noemen „de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen”) bijdragen aan het garanderen van de toegang van Europa tot de ruimte,

In herinnering brengend dat krachtens zijn Resolutie ESA/C/XXXIII/Res. 3 van 26 juli 1979, de Raad van het Agentschap ermee heeft ingestemd dat een industriestructuur met de productie zou worden belast,

In herinnering brengend dat bepaalde Europese Regeringen door middel van de Verklaring inzake de productiefase van de Ariane en de daaropvolgende vervangingen en verlengingen (hierna te noemen „de Verklaring inzake de productiefase van de Ariane”) ten aanzien van het tijdvak 14 april 1980 tot en met ultimo 2008 overeen waren gekomen dat de productiefase van het Ariane-lanceervoertuig door een industriestructuur wordt uitgevoerd en dat het Agentschap, in overeenstemming met artikel V.2 van het ESA-Verdrag, de operationele activiteiten die verband houden met de productiefase van het Ariane-lanceervoertuig uitvoert,

In herinnering brengend dat het Agentschap, door de aanneming van verschillende resoluties van de Raad, de tenuitvoerlegging van een dergelijk mandaat heeft aanvaard en een overeenkomst, met inbegrip van de aanvullingsakten daarbij, heeft gesloten met Arianespace uit hoofde waarvan Arianespace ermee heeft ingestemd de vervaardiging, het op de markt brengen en de lancering van door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen voor vreedzame doeleinden uit te voeren in overeenstemming met de bepalingen van het ESA-Verdrag,

Gelet op het feit dat de Raad van het Agentschap, die op 5 en 6 december 2005 op ministerieel niveau bijeen kwam, een resolutie heeft aangenomen inzake de ontwikkeling van de Europese lanceervoertuigsector (hierna te noemen „Lanceervoertuigresolutie, 2005”) waarin de noodzaak werd onderkend een gezamenlijk kader uit te werken voor de exploitatiefase van de lanceervoertuigen na 2008, dat op 1 januari 2009 de ingevolge de Verklaring inzake de productiefase van de Ariane ingestelde regeling zou opvolgen, en daarbij een coherente strategie voor lanceervoertuigen te implementeren,

In herinnering brengend dat de Resolutie inzake het mandaat dat aan het Agentschap is verleend krachtens de Verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtevaartcentrum in Guyana (ESA/C/CXCV/Res.3 (Final)) op 13 juni 2007 is aanvaard,

In herinnering brengend dat de Overeenkomst tussen het Europees Ruimte-Agentschap en Arianespace inzake de exploitatiefase van Ariane, Vega en Sojoez vanaf het ruimtecentrum in Guyana in werking is getreden op 1 januari 2009 (hierna te noemen de „LEA”),

Overwegend dat de Arianespace-groep momenteel wordt gevormd door de ondernemingen Arianespace Participation S.A. en Arianespace S.A.S, die beide hun zetel in Frankrijk hebben (hierna tezamen „Arianespace” te noemen), en dat de aandelen van Arianespace in handen zijn van Europese industriële ondernemingen die betrokken zijn bij de vervaardiging van de bovenomschreven door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen,

Voorts overwegend dat ten behoeve van het vergroten van de flexibiliteit van de door Arianespace aangeboden lanceerdiensten, het Agentschap overeenkomsten heeft gesloten met Frankrijk en Rusland voor de exploitatie van het Sojoez-lanceersysteem (hierna te noemen het „Sojoez-lanceervoertuig”) vanaf het ruimtecentrum in Guyana (hierna te noemen het „CSG”),

In herinnering brengend dat, ingevolge de Lanceervoertuigresolutie, 2005, de lidstaten van ESA die deelnemen aan de desbetreffende ontwikkelingsprogramma’s voor lanceervoertuigen van het Agentschap, in het kader van het Agentschap, een exploitatieovereenkomst voor elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen hebben gesloten (hierna te noemen de „exploitatieovereenkomsten”), en daarbij de specifieke beginselen voor de exploitatiefase van elk betrokken lanceervoertuig vastleggen, in overeenstemming met de bepalingen van de Verklaring van 2007,

Gelet op het document met de titel „Reference Framework for a coherent implementation, as from 2007, of decisions related to the restructuring of the European launcher sector” (ESA/PB-ARIANE (2005)3, rev. 3), bedoeld in alinea 16 d. van de Lanceervoertuigresolutie, 2005 (hierna te noemen „Referentiekader”),

In herinnering brengend dat de Regeringen die deelnamen aan de Verklaring inzake de productiefase van de Ariane en de Verklaring van 2007 hebben bijgedragen aan de financiering van de CSG-lanceerbasis in overeenstemming met de door de ESA-Raad aangenomen relevante Resoluties,

Overwegend dat de ESA-Raad een nieuw programma voor lanceervoertuigen heeft ingesteld dat op 2 december 2014 door de deelnemende Staten is opgezet en onderschreven voor de ontwikkeling van Ariane 6 en Vega C (hierna te noemen het „Ariane- en Vega-programma”),

Overwegend dat met Ariane 6 en Vega C de lanceervoertuigen bedoeld worden beschreven in het Ariane- en Vega-programma met inbegrip van hun toekomstige ontwikkelingen, en dat met de „huidige Vega” het Vega-lanceersysteem wordt bedoeld dat operationeel is op de datum waarop deze Verklaring definitief wordt vastgesteld en dat met „Vega” zowel de huidige Vega als de Vega C wordt bedoeld,

In herinnering brengend dat in de ESA-resolutie inzake de toegang van Europa tot de ruimte (ESA/C-M/CCXLVII/Res.1(Final)) (hierna te noemen de „Lanceervoertuigenresolutie, 2014”) de Partijen bij de Verklaring van 2007 worden uitgenodigd de bepalingen ervan te toetsen, wordt benadrukt dat besluiten die genomen worden over de ontwikkeling van Ariane 6 nauw verband houden met een verandering in het bestuur van de Europese lanceervoertuigsector, met dien verstande dat ArianeGroup de commerciële exploitatie van de lanceerdiensten voor Ariane 6 zal beheren, en waarin tot slot wordt erkend dat het gezamenlijk voorbereiden van de exploitatie van Ariane 6 en Vega C tot wederzijds voordeel leidt,

In herinnering brengend dat CNES zijn aandelen in Arianespace op 31 december 2016 heeft overgedragen en dat, als gevolg van deze overdracht, ArianeGroup zeggenschap heeft over Arianespace in termen van percentage van het kapitaal van het lichaam, de aandelen en stemrechten ervan,

Overwegend dat de ESA-lidstaten die deelnemen aan de ontwikkelingsprogramma’s van de lanceervoertuigen van het Agentschap de bovengenoemde exploitatieovereenkomsten zo snel mogelijk en op tijdige wijze zullen wijzigen met het oog op de inwerkingtreding van de herziening van de Verklaring van 2007 (hierna te noemen „deze Verklaring”) zodat kan worden voortgegaan met het omschrijven van de vereisten voor de exploitatie van de bestaande door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en met het vaststellen van de vereisten voor de exploitatie van de lanceervoertuigen Ariane 6 en Vega C,

Gelet op het Memorandum of Understanding tussen het Europees Ruimte-Agentschap, Arianespace Participation S.A., ArianeGroup, ELV S.p.A. vertegenwoordigd door Avio S.p.A. en het Centre national d’études spatiales inzake de exploitatie van de Ariane 6- en Vega-lanceersystemen dat door de ESA-Raad is goedgekeurd tijdens zijn op 12-13 oktober 2016 gehouden bijeenkomst.

Gelet op de overeenkomsten tussen de Franse Regering en ESA inzake het Ruimtevaartcentrum Guyana (CSG) en daarmee verband houdende diensten, ondertekend op 18 december 2008 en gesloten voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2020, die naar verwachting worden verlengd na 2020,

Overwegend de bepalingen van het Verdrag van 27 januari 1967 inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere hemellichamen (hierna te noemen het „Verdrag inzake de kosmische ruimte”),

Overwegend dat ESA de bepalingen heeft aanvaard van de Overeenkomst van 29 maart 1972 inzake de internationale aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door ruimtevoorwerpen alsmede de bepalingen van de Overeenkomst van 14 januari 1975 inzake de registratie van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen,

Overwegend de Resolutie inzake de wettelijke aansprakelijkheid van het Agentschap (ESA/C/XXII/Res 3) aangenomen door de ESA-Raad op 13 december 1977,

Constaterend dat de Partijen bij de Verklaring van 2007 besloten hebben deze verklaring te herzien door deze Verklaring definitief vast te stellen op 4 december 2017 en

Constaterend dat alleen die Staten die Partij zijn bij de Verklaring van 2017 die aanvaarden partij te worden bij de herziene Verklaring overeenkomstig onderstaand artikel V.1 beschouwd worden als „Partijen bij deze Verklaring”,

Zijn het volgende overeengekomen:

I. DOELSTELLING EN VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN

  • 1. De Partijen bij deze Verklaring komen bij dezen een gemeenschappelijk kader overeen voor de exploitatiefase van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd. De exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane 5 en de huidige Vega, die aansluit op het kwalificatieproces zoals omschreven in het in de preambule bedoelde Referentiekader, omvat de vervaardiging van de desbetreffende lanceervoertuigen en hun integratie, lanceeroperaties en marketingactiviteiten. De exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane 6 en Vega C omvat de desbetreffende vervaardiging van het lanceervoertuig, de integratie van het lanceervoertuig, lanceeroperaties en marketingactiviteiten en alle activiteiten die nodig zijn om het lanceersysteem in overeenstemming te houden met de respectieve herziene exploitatieovereenkomsten voor Ariane en Vega.

  • 2. De waarborg van een beschikbare, betrouwbare en onafhankelijke toegang tot de ruimte voor Europa tegen betaalbare voorwaarden is en blijft voor de Partijen bij deze Verklaring een essentiële doelstelling.

  • 3. Gegarandeerde toegang tot de ruimte wordt gewaarborgd door i. door de Europese industrie ontwikkelde en geproduceerde lanceervoertuigen, die hoofdzakelijk ontworpen zijn om te voorzien in de Europese behoefte aan institutionele missies, ii. een operationele Europese lanceerbasis en iii. Europese industriële capaciteit.

  • 4. De exploitatiefase van de lanceervoertuigen wordt voor vreedzame doeleinden uitgevoerd in overeenstemming met het Verdrag inzake de kosmische ruimte en het ESA-Verdrag.

  • 5. De Partijen bij deze Verklaring besluiten de uitvoering van de exploitatiefase van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd toe te vertrouwen:

    • i. wat betreft Ariane 5, de huidige Vega en Sojoez die vanaf CSG worden geëxploiteerd, aan Arianespace (hierna te noemen de „leverancier van lanceerdiensten”) in overeenstemming met de rollen en verantwoordelijkheden zoals vastgelegd in het in de preambule bedoelde Referentiekader, en

    • ii. wat betreft Ariane 6, aan de leverancier van lanceerdiensten alsmede aan de hoofdaannemer van het lanceersysteem die onder andere verantwoordelijk zal zijn voor de vervaardiging en integratie van het Ariane 6-lanceervoertuig en die, als aandeelhouder of leverancier van de leverancier van lanceerdiensten, de risico’s draagt die voortvloeien uit de commerciële exploitatie van Ariane 6, en

    • iii. wat betreft Vega C, aan de leverancier van lanceerdiensten alsmede aan de hoofdaannemer van het lanceersysteem die onder andere verantwoordelijk zal zijn voor de vervaardiging en integratie van het Vega C-lanceervoertuig en die, als aandeelhouder of leverancier van de leverancier van lanceerdiensten, de risico's draagt die voortvloeien uit de commerciële exploitatie van Vega C.

    Het Agentschap heeft daartoe de LEA gesloten en komt wijzigingen daarvan overeen zoals voorzien in onderstaand artikel III.

  • 6. Bij de exploitatie van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen wordt rekening gehouden met de geografische verdeling van de industriële werkzaamheden die voortvloeien uit de relevante ontwikkelingsprogramma’s die door het Agentschap worden uitgevoerd, met inachtneming van de specifieke bepalingen van de relevante exploitatieovereenkomsten voor elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen die gesloten zullen worden tussen de Staten die deelnemen aan het desbetreffende ontwikkelingsprogramma voor het lanceervoertuig van het Agentschap, zoals bedoeld in de preambule, en van de bepalingen van de overeenkomsten tussen ESA en de leverancier van lanceerdiensten zoals voorzien in het onderstaande artikel III.

  • 7. De Europese lanceerbasis wordt bedrijfsklaar gehouden opdat de Partijen bij deze Verklaring te allen tijde toegang tot de ruimte kunnen krijgen. De Partijen verplichten zich van hun zijde bij te dragen aan de financiering van de CSG-lanceerbasis in overeenstemming met specifieke overeenkomsten.

  • 8. De Partijen bij deze Verklaring:

    • i. houden bij het opstellen en uitvoeren van hun nationale programma’s rekening met de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG geëxploiteerd wordt en nemen de compatibiliteit van hun nationale missies met het gebruik van door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen in aanmerking,

    • ii. dragen bij aan het instellen van een kader in overeenstemming met het onderstaande negende lid,

    • iii. propageren een dergelijk kader bij andere Europese staten en bij alle Europese organisaties waarvan zij lid zijn of overige internationale programma’s waarbij zij betrokken zijn,

    uitgezonderd wanneer een dergelijk gebruik in vergelijking met het gebruik van andere lanceervoertuigen of ruimtetransportsystemen die op het voorziene tijdstip beschikbaar zijn een onredelijk nadeel oplevert ten aanzien van de kosten, betrouwbaarheid of geschiktheid voor de missie.

    Voor het gebruik van de lanceervoertuigen hanteren de Partijen de volgende prioritaire volgorde:

    • door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen,

    • het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd, boven lanceringen van missies met lanceervoertuigen die niet door ESA zijn ontwikkeld,

    • overige lanceervoertuigen.

  • 9. De Partijen bij de Verklaring komen overeen gezamenlijk steun te verlenen aan het instellen van een kader voor het verwerven van lanceerdiensten voor Europese institutionele programma’s en voor het garanderen van gelijke concurrentievoorwaarden voor Europa op de wereldwijde markt voor lanceerdiensten. Dankzij dit kader worden verschillende Europese institutionele actoren in staat gesteld concurrerende door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen te gebruiken als een collectieve hoge prioriteit en als individueel voordeel en te overwegen een aantal lanceringen per jaar vast te leggen.

  • 10. Ten aanzien van verkopen van lanceerdiensten geleverd door een van de lanceersystemen die het voorwerp van deze Verklaring zijn, aan een Staat die geen lid van het Agentschap is of aan een afnemer die niet onder de rechtsmacht van een lidstaat van het Agentschap valt:

    • a. komen de Partijen overeen een Commissie in te stellen, hierna te noemen de „Verkoopcontrolecommissie”, die de verkoopcontrolecommissie die is ingesteld ingevolge de in de preambule bedoelde Verklaring inzake de productiefase van de Ariane opvolgt, en die de bevoegdheid heeft vast te stellen of een voorgenomen verkoop van een lancering een gebruik betreft dat indruist tegen het bepaalde in artikel I.4 van deze Verklaring.

      De Verkoopcontrolecommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van elk van de Partijen bij de Verklaring. De leden van de Verkoopcontrolecommissie worden door de Directeur-Generaal van het Agentschap op de hoogte gehouden van de voorgenomen verkopen van lanceerdiensten door de leverancier van lanceerdiensten aan Staten die geen lid zijn van het Agentschap of aan afnemers die onder de rechtsmacht van zulke Staten vallen.

      De bijeenroeping van de Verkoopcontrolecommissie geschiedt als volgt: een derde van de leden kan verzoeken om een bijeenkomst op grond van het feit dat het gebruik van een lanceervoertuig indruist tegen het bepaalde in artikel I.4 van deze Verklaring.

      Dit verzoek dient te worden gedaan niet later dan vier weken nadat de leden van de Verkoopcontrolecommissie zijn ingelicht omtrent het voorgestelde contract. De Verkoopcontrolecommissie dient vervolgens binnen twee weken te worden bijeengeroepen. Uiterlijk binnen vier weken daarna kan de commissie besluiten de voorgenomen verkoop van een lancering te verbieden op grond van het feit dat deze onverenigbaar is met het bepaalde in artikel I.4 van deze Verklaring, welk besluit met een tweederdemeerderheid van de stemmen van haar leden wordt genomen.

      Dit besluit is bindend voor de leverancier van lanceerdiensten. Bij de uitoefening van de bevoegdheden die Frankrijk bezit krachtens het Verdrag inzake de kosmische ruimte, verplicht Frankrijk zich de noodzakelijke maatregelen te nemen ter verzekering van de juiste uitvoering van de door de Verkoopcontrolecommissie genomen besluiten tot verbod van verkoop.

    • b. Onverminderd de daaruit ingevolge deze Verklaring voortvloeiende verplichtingen behoudt een Partij het recht te verklaren dat zij om niet nader te noemen redenen geen bemoeienis wenst te hebben met een bepaalde lancering.

    • c. Indien een Partij van oordeel is dat de verkoop van een lancering onverenigbaar is met haar instemming met deze Verklaring, dient zij dit, na het door haar noodzakelijk geachte overleg, ter kennis van de Directeur-Generaal van het Agentschap te brengen.

      Indien, nadat de Directeur-Generaal de leverancier van lanceerdiensten heeft ingelicht, de verkoop doorgang heeft, kan de Partij onmiddellijk haar instemming met deze Verklaring schorsen met betrekking tot de verkoop in kwestie, op voorwaarde dat zij het Agentschap en de andere Partijen binnen één maand officieel daarvan in kennis stelt en dat zij de verplichtingen nakomt die zij met betrekking tot andere verkopen op zich heeft genomen. De Partij doet al het mogelijke om de voor de exploitatie van het lanceervoertuig gebruikte nationale bezittingen en intellectuele-eigendomsrechten als omschreven in het onderstaande artikel I.11 beschikbaar te stellen en, wanneer zij dit heeft gedaan, verzet zich niet tegen het gebruik ervan, met inbegrip van in het geval van het bovenstaande lid b.

      Mocht de betrokken Partij bezwaar hebben tegen het beschikbaar stellen, ten behoeve van de lancering in kwestie, van de door haar binnenlandse industrie vervaardigde uitrusting en subsystemen, dan is zij verplicht naar vermogen te bevorderen dat de vervaardiging van de desbetreffende goederen wordt overgedragen aan de industrieën van de andere Partijen, en mag zij zich in geen geval verzetten tegen de vervaardiging van de betrokken goederen door de industrieën van de andere Partijen.

    • d. De Verkoopcontrolecommissie stelt haar reglement van orde vast.

  • 11. De Partijen bij deze Verklaring doen al het mogelijke om, wanneer zulks noodzakelijk is ten behoeve van de exploitatie van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd, aan de leverancier van lanceerdiensten ter beschikking te stellen:

    • op financiële voorwaarden die zijn beperkt tot de daaruit voortvloeiende kosten, de bezittingen die eigendom zijn van bepaalde Partijen bij deze Verklaring en die zijn gebruikt voor de ontwikkelingsprogramma’s van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en voor het programma voor het Sojoez-lanceervoertuig op het CSG, uitgezonderd de CSG-lanceerbasis, waarop de bijzondere bepalingen van artikel I.7 van toepassing zijn;

    • kosteloos, de hun toekomende rechten ter zake van de intellectuele eigendom, voortvloeiend uit de ontwikkelingsprogramma’s van elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en uit het programma voor het Sojoez-lanceervoertuig op het CSG;

    • kosteloos, toegang tot technische informatie die voortvloeit uit de genoemde programma’s onder de voorwaarden voor de bescherming van gegevens bedoeld in onderstaand artikel III.1.h.

  • 12. De Partijen bij deze Verklaring doen al het mogelijke om ESA en de leverancier van lanceerdiensten de noodzakelijke bijstand te verlenen met betrekking tot industriële kwaliteitsbewaking voor de lanceervoertuigen Ariane 5, de huidige Vega en Sojoez die vanaf CSG worden geëxploiteerd. Met betrekking tot Ariane 6 en Vega C doen zij al het mogelijke om activiteiten op het gebied van de industriële kwaliteitsbewaking te ondernemen of te ondersteunen bij industriële leveranciers onder hun rechtsmacht en in het geval deze activiteiten worden uitgevoerd buiten het ESA-kader, om ESA op regelmatige basis te informeren over en onverwijld in kennis te stellen van kritische kwesties die zijn vastgesteld gedurende het uitvoeren van deze activiteiten.

  • 13. Indien, in verband met een verkoop voor de export, het wenselijk blijkt bijzondere regelingen te treffen inzake garanties en exportfinanciering, plegen de Partijen onderling overleg om vast te stellen op welke wijze aan een zodanig verzoek kan worden voldaan op basis van het beginsel van billijke verdeling van het risico en de financiering naar rato van de deelneming aan de exploitatie zoals omschreven in de in de preambule bedoelde exploitatieovereenkomsten.

  • 14. De Partijen komen overeen onderling overleg te plegen omtrent de maatregelen die moeten worden genomen indien zich grote wijzigingen voordoen wat betreft de structuur, het bestuur en de kenmerken van de leverancier van lanceerdiensten of in geval van voorvallen die van grote invloed zijn op zijn zakelijke activiteiten of op de toekomst van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd.

II. MANDAAT VAN HET AGENTSCHAP

De Partijen bij deze Verklaring:

  • 1. Nodigen het Agentschap uit te waarborgen dat i. de bepalingen van deze Verklaring worden nageleefd en toegepast en dat de rechten van de Partijen worden gewaarborgd gedurende de exploitatie van alle door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van de Sojoez die vanaf CSG wordt geëxploiteerd, ii. erop toe wordt gezien dat de activiteiten verricht door de leverancier van lanceerdiensten, de hoofdaannemers van het lanceersysteem en hun leveranciers gedurende de exploitatiefase van:

    • Ariane 5 en de huidige Vega de kwalificatie van de lanceersystemen, met inbegrip van de bijbehorende faciliteiten niet tot voorwerp van discussie maken; en

    • Ariane 6 en Vega C voldoen aan respectievelijk de exploitatieovereenkomsten voor Ariane en Vega.

  • 2. Nodigen het Agentschap uit door middel van een besluit van de Raad in te stemmen met het mandaat dat hem uit hoofde van deze Verklaring is verleend, in overeenstemming met artikel V.2 van het ESA-Verdrag;

  • 3. Nemen er nota van dat wat betreft de exploitatiefase van de Ariane 5-, Sojoez- en huidige Vega-lanceervoertuigen, het Agentschap de LEA met Arianespace heeft gesloten zoals voorzien in artikel III van de Verklaring van 2007 en overeenkomstig de in die Verklaring vervatte beginselen. Ten behoeve van het verlengen van deze exploitatie na 2020 en het implementeren van bepalingen voor het uitvoeren van de exploitatiefase van Ariane 6 en Vega C, nodigen de Partijen het Agentschap uit wijzigingen van de LEA overeen te komen, zoals voorzien in onderstaand artikel III en overeenkomstig de in deze Verklaring vervatte beginselen, die mede Protocollen omvatten waarbij de hoofdaannemers partij zijn samen met ESA en de leverancier van lanceerdiensten;

  • 4. Nodigen het Agentschap uit ermee in te stemmen dat de rapportage aan de Partijen inzake kwesties die verband houden met het mandaat dat hem krachtens deze Verklaring is verleend, plaatsvindt tijdens bijeenkomsten van de Raad van het Agentschap of van zijn ondergeschikt orgaan dat belast is met kwesties die samenhangen met de lanceervoertuigen; een dergelijke rapportage vindt ten minste eenmaal per jaar plaats en omvat met name:

    • a. rapporten inzake de financiële behoeften en financiering van het CSG;

    • b. rapporten van de Directeur-Generaal van het Agentschap of zijn vertegenwoordiger over de wereldmarkt voor lanceerdiensten tezamen met een kritische analyse hiervan;

    • c. gedetailleerde rapporten van de Directeur-Generaal van het Agentschap of zijn vertegenwoordiger over de algehele geografische spreiding van het met de exploitatie samenhangende werk over de Partijen bij deze Verklaring;

    • d. rapporten van de Directeur-Generaal van het Agentschap over de verdeling van het met de exploitatie samenhangende industriële werk;

    • e. gedetailleerde rapporten van de Directeur-Generaal van het Agentschap op basis van gegevens die ingevolge de bepalingen van het onderstaande artikel III.I.o zijn verzameld en rapporten van de vertegenwoordiger van de leverancier van lanceerdiensten over het jaarlijkse bedrijfsplan en de ondernemingsactiviteiten. Bij deze gelegenheid worden vertegenwoordigers van de hoofdaannemers van het lanceersysteem uitgenodigd. De Raad of zijn ondergeschikt orgaan kan aan de leverancier van lanceerdiensten of de hoofdaannemers van het lanceersysteem elke aanbeveling doen die hij nuttig acht voor het verwezenlijken van de doelstellingen van deze Verklaring. De Raad of het orgaan kunnen de leverancier van lanceerdiensten om verdere rapporten verzoeken;

    • f. rapporten van de Directeur-Generaal van het Agentschap over de werkzaamheden van de leverancier van lanceerdiensten, met inbegrip van iedere ontwikkeling betreffende de structuur en/of samenstelling van de aandelen van de onderneming van de leverancier van lanceerdiensten en van zijn groep;

    • g. rapporten van de voorzitter van de Verkoopcontrolecommissie;

  • 5. Nodigen het Agentschap uit de bovenbedoelde rapporten en informatie die een vertrouwelijk karakter kunnen hebben als zodanig te behandelen;

  • 6. Zorgen ervoor dat de vertegenwoordigers van de Partijen bij deze Verklaring de bijeenkomsten van de Raad van het Agentschap of van zijn ondergeschikt orgaan dat belast is met kwesties die samenhangen met de lanceervoertuigen gebruiken om overeenstemming te bereiken over kwesties die verband houden met de implementatie van deze Verklaring;

  • 7. Nodigen de Raad van het Agentschap uit de Directeur-Generaal van het Agentschap te machtigen de taken van depositaris van deze Verklaring en de taken omschreven in het onderstaande artikel V uit te voeren;

  • 8. Nodigen het Agentschap uit de leverancier van lanceerdiensten bijstand te verlenen bij het bevorderen van de exportactiviteiten inzake de lanceervoertuigen, met name bij het leggen van contacten met internationale organisaties;

  • 9. Nodigen het Agentschap uit, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen inzake de bescherming van gegevens, de leverancier van lanceerdiensten de noodzakelijke bijstand te verlenen met betrekking tot industriële kwaliteitsbewaking voor de Ariane 5-, huidige Vega- en Sojoez-lanceervoertuigen die vanaf CSG worden geëxploiteerd. Nodigen, met betrekking tot Ariane 6 en Vega C, het Agentschap uit, met inachtneming van de van toepassing zijnde bepalingen inzake de bescherming van gegevens, om de activiteiten op het gebied van de industriële kwaliteitsbewaking te coördineren, ervoor te zorgen dat deze activiteiten worden verricht binnen het ESA-kader en de aandacht van de leverancier van lanceerdiensten te vestigen op mogelijke kritische kwesties die zijn vastgesteld gedurende het uitvoeren van deze activiteiten.

  • 10. Niets in deze Verklaring, impliciet of expliciet, mag zodanig worden uitgelegd dat daardoor voor het Agentschap een verplichting of aansprakelijkheid ontstaat voor het financieren van enige activiteit van de leverancier van lanceerdiensten, met name wanneer de laatste aanhoudende financiële verliezen lijdt.

III. DOOR DE LEVERANCIER VAN LANCEERDIENSTEN OP ZICH TE NEMEN VERPLICHTINGEN EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE VERPLICHTINGEN VAN DE HOOFDAANNEMERS VAN HET LANCEERSYSTEEM

  • 1. Ten behoeve van het mandaat dat het Agentschap krachtens deze Verklaring is verleend en in overeenstemming met de Lanceervoertuigresoluties, 2005 en 2014 alsmede de gewijzigde exploitatieovereenkomsten voor Ariane en Vega, komt ESA wijzigingen van de LEO voor de exploitatie van de Ariane 6- en Vega C-lanceervoertuigen overeen zoals voorzien in bovengenoemd artikel II.3. Een dergelijke gewijzigde LEA omvat wijzigingen van de bestaande afzonderlijke Protocollen voor Ariane en Vega, wat Ariane 6 en Vega C betreft, die medeondertekend worden door ESA, de leverancier van lanceerdiensten en de respectieve hoofdaannemers voor het lanceersysteem en omvat de omschrijving van de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van deze laatsten met betrekking tot de exploitatie van de Ariane-6 en Vega C-lanceervoertuigen. De gewijzigde LEA verplicht de leverancier van lanceerdiensten met betrekking tot elk door ESA ontwikkeld lanceervoertuig en het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd, met inachtneming van de taken waarmee hij is belast, ertoe:

    • a. de werkzaamheden waarmee hij is belast uit te voeren in overeenstemming met het ESA-Verdrag, met de bepalingen van het Verdrag inzake de kosmische ruimte en met de toepasselijke nationale wet- en regelgeving;

    • b. zich te houden aan de besluiten genomen door de krachtens het bovenstaande artikel I.10 ingestelde Verkoopcontrolecommissie;

    • c. ermee in te stemmen dat:

      • de voornaamste doelstelling van de onderneming van de leverancier van lanceerdiensten de exploitatie van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen is;

      • hij de exploitatie van het Sojoez-lanceervoertuig vanaf het CSG verzorgt ter ondersteuning van de voornaamste doelstelling van de onderneming van de leverancier van lanceerdiensten;

      • de exploitatie van andere lanceervoertuigen vanaf het CSG door hem mag worden uitgevoerd, na toestemming van de ESA-Raad en van de Franse Regering, ter ondersteuning van de voornaamste doelstelling van de onderneming;

      • andere werkzaamheden door hem mogen worden uitgevoerd na overleg met de ESA-Raad en de Partijen, indien daarom door een van hen wordt verzocht, en dat deze geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de voornaamste doelstelling van de onderneming;

      • alle bovengenoemde werkzaamheden door hem worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante besluiten van de Raad van ESA en, al naargelang van toepassing, met de overeenkomst tussen ESA en Frankrijk;

      • hij de in artikel I.8 vervatte prioritaire volgorde zal eerbiedigen;

    • d. beleid inzake de toewijzing van nuttige lading te implementeren met als doel, voor elk door ESA ontwikkeld lanceervoertuig, de minimale lanceerfrequentie te waarborgen die bijdraagt aan het behouden van de Europese industriële capaciteit die nodig is om de toegang tot de ruimte voor Europa te waarborgen en daarbij rekening te houden met de prestaties van de desbetreffende lanceervoertuigen;

    • e. een bedrijfsplan op te stellen, met inbegrip van een risicobeoordeling, op basis van met het Agentschap overeengekomen bindende doelstellingen, zoals betrouwbaarheid, lanceerfrequentie en -schema, dat, met betrekking tot Ariane 5 en, voor de huidige Vega-lanceringen, tot en met vluchtnummer 16, die naar verwachting medio 2019 zijn afgerond, gezamenlijk wordt overeengekomen met de hoofdaannemers van de desbetreffende lanceersystemen;

    • f. een bedrijfsplan op te stellen, per medio 2019, met inbegrip van een risicobeoordeling, op basis van bindende doelstellingen zoals vervat in de gewijzigde LEA, zoals betrouwbaarheid, lanceerfrequentie en -schema, dat gezamenlijk wordt overeengekomen met de hoofdaannemers van de desbetreffende lanceersystemen wat betreft respectievelijk Ariane 6 en de huidige Vega/Vega C, met het oog op het waarborgen van een exploitatie van alle door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen die wederzijds voordeel oplevert. In het geval van hardnekkige meningsverschillen bemiddelt het Agentschap tussen Arianespace en de betrokken hoofdaannemer van het lanceersysteem. Het Agentschap brengt verslag uit over de uitkomst van de bemiddeling aan de Partijen bij deze Verklaring en aan de Lidstaten die bijdragen aan de ontwikkeling van het desbetreffende lanceervoertuig tijdens de bijeenkomsten van de Raad van het Agentschap of van zijn ondergeschikt orgaan dat belast is met kwesties die samenhangen met de lanceervoertuigen teneinde hen in staat te stellen de situatie te beoordelen en, indien de hardnekkige meningsverschillen niet door bemiddeling zijn opgelost, een besluit te nemen over de exploitatie van het desbetreffende lanceervoertuig. Bovenstaande procedure laat de toepassing van de artikelen II.4.e en II.6 onverlet.

    • g. voor elk door ESA ontwikkeld lanceervoertuig, de verdeling van industriële werkzaamheden te eerbiedigen die voortvloeit uit alle relevante ontwikkelingsprogramma's voor lanceervoertuigen die door het Agentschap worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de in de preambule bedoelde exploitatieovereenkomsten, op basis van de volgende bepalingen:

      • indien de leverancier van lanceerdiensten van mening is dat deze verdeling niet kan worden gehandhaafd omdat de industriële voorstellen onredelijk zijn in termen van prijs, kwaliteit of leverdata, wordt het werk door hem openbaar aanbesteed;

      • alvorens tot deze maatregel over te gaan, brengt de leverancier van lanceerdiensten de betrokken Partij en de Directeur-Generaal van het Agentschap op de hoogte van zijn voornemen en van de redenen die eraan ten grondslag liggen, zodat binnen een redelijke termijn gezamenlijk een oplossing kan worden gevonden. Het Agentschap wordt betrokken bij de procedure die leidt tot enige verandering in de verdeling van industriële werkzaamheden voortvloeiend uit alle programma's voor de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen die door het Agentschap worden uitgevoerd. De procedures zijn zoals vastgelegd in de bijzondere overeenkomsten die tussen het Agentschap en Arianespace worden gesloten in overeenstemming met de bepalingen van het bovenstaande artikel II.3;

      • de vorige aannemer kan het beste financiële bod evenaren en krijgt voorrang met betrekking tot alle industriële voorstellen die gelijkwaardig zijn in termen van prijs, leverdata en kwaliteit;

    • h. de rechten en informatie die hem uit hoofde van het bovenstaande artikel I.11 en het onderstaande artikel III.2 ter beschikking zijn gesteld uitsluitend te gebruiken ten behoeve van de exploitatie van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd en dergelijke rechten en informatie niet aan derden bekend te maken of het gebruik ervan door entiteiten toe te staan zonder de uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar; de in dit artikel vervatte rechten en verplichtingen van toepassing te verklaren op de hoofdaannemers van het lanceersysteem en hun leveranciers voor zover dit vereist is voor de exploitatie van hun respectieve door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen; de van toepassing zijnde nationale regelgeving inzake uitvoercontrole en de procedures van het Agentschap betreffende de bescherming van gegevens die door ESA wordt toegepast en door de lidstaten is goedgekeurd, alsmede de overdracht van technologie naar Staten die geen lid zijn van het Agentschap na te leven; bovengenoemde restricties op te nemen in de overeenkomsten met zijn afnemers en leveranciers;

    • i. de Franse Regering alle schadeloosstellingen waartoe deze krachtens het bepaalde in artikel IV, onderdelen a en c, van deze Verklaring verplicht is, te vergoeden tot een maximumbedrag van 60 miljoen euro per lancering, in het geval dat gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt door personen die schade hebben geleden door een lancering van een Ariane-lanceervoertuig of van een Sojoez-lanceervoertuig die door de leverancier van lanceerdiensten tijdens de exploitatiefase vanaf het CSG is uitgevoerd;

    • j. de Franse Regering en ESA alle schadeloosstellingen waartoe deze, naar rato van hun respectieve aandelen in de aansprakelijkheid als bepaald in artikel IV, onderdeel b, van deze Verklaring, verplicht zijn, te vergoeden tot een maximumbedrag van 60 miljoen euro per lancering, in het geval dat gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt door personen die schade hebben geleden door een lancering van een Vega-lanceervoertuig die door de leverancier van lanceerdiensten tijdens de exploitatiefase vanaf het CSG is uitgevoerd;

    • k. zorg te dragen voor het toezicht op en de bewaring van de bedrijfsmiddelen en informatie die hem door de Partijen bij deze Verklaring en door het Agentschap ter beschikking zijn gesteld en de eigenaar of eigenaren schadeloos te stellen voor schade die door hemzelf, zijn werknemers of personen die voor hem werken of door derden hieraan is veroorzaakt;

    • l. een passende verzekering af te sluiten of vergelijkbare zekerheid te stellen ter dekking van de aansprakelijkheid zoals vervat in het bovenstaande artikel III.1, onderdelen i, j en k, en de overige aansprakelijkheden en risico’s die samenhangen met het uitvoeren van zijn activiteiten als voorzien in de in artikel III.1 bedoelde overeenkomsten; de voorwaarden van een dergelijke verzekering of zekerheid worden overeengekomen met het Agentschap en met de Franse Regering;

    • m. te waarborgen dat:

      • door de door hem en zijn leveranciers tijdens de exploitatiefase uitgevoerde activiteiten voor Ariane 5 en de huidige Vega de kwalificatiestatus van het lanceersysteem en van de relevante productiemiddelen geen voorwerp van discussie wordt en de technische en financiële verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het bedrijfsklaar houden van de hem krachtens de bepalingen van het bovenstaande artikel I.11 en het onderstaande artikel III.2 ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen, in overeenstemming met de met de eigenaren gesloten overeenkomsten.

      • de door hem en zijn leveranciers tijdens de exploitatiefase uitgevoerde activiteiten voor Ariane 6 en Vega C voldoen aan deze Verklaring ten behoeve van hun exploitatie in overeenstemming met artikel II.1. De technische en financiële verantwoordelijkheid voor het in goede operationele staat houden van de hem krachtens de bepalingen van het bovenstaande artikel I.11 en het onderstaande artikel III.2 ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen wordt toegewezen aan hem of aan de desbetreffende hoofdaannemer van het lanceersysteem.

      Met inachtneming van het bovenstaande kan de leverancier van lanceerdiensten, in overeenstemming met de eigenaren, de veranderingen aan de bedrijfsmiddelen die krachtens het bovenstaande artikel I.11 en het onderstaande artikel III.2 ter beschikking zijn gesteld, aanbrengen die hij voor zijn activiteiten nodig acht;

    • n. bij te dragen aan de financiering van de kosten die verbonden zijn aan het gebruik van de CSG-lanceerbasis, overeenkomstig de bepalingen van de in de preambule bedoelde Lanceervoertuigresolutie, 2005;

    • o. de Directeur-Generaal van het Agentschap de door hem benodigde inzage en controlerechten met betrekking tot de leverancier van lanceerdiensten en zijn leveranciers te verlenen, met name wat betreft de jaarlijkse exploitatiekosten en opbrengsten van elk lanceervoertuig en de ontwikkeling van het bedrijfsplan, zodat hij het mandaat dat hem ingevolge deze Verklaring en het ESA-Verdrag is toegekend kan uitvoeren, en de in het bovenstaande artikel II.4 voorziene informatie en rapporten kan verstrekken;

    • p. bij de uitoefening van zijn verantwoordelijkheden bij het op de markt brengen van de lanceervoertuigen, in zijn betrekkingen met derden, afnemers en het publiek, de nadruk te leggen op het Europese en multilaterale karakter van de ontwikkeling en exploitatie van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen, door met name op schriftelijk en audiovisueel materiaal melding te maken van het feit dat de desbetreffende ontwikkelingsprogramma's door het Agentschap zijn uitgevoerd en door de aandacht te vestigen op de rol die de Partijen bij deze Verklaring bij deze ontwikkeling hebben gespeeld;

    • q. het Agentschap en de Partijen bij deze Verklaring, met voorrang boven andere afnemers, de voor lancering noodzakelijke diensten en lanceergelegenheden te verlenen op de volgende voorwaarden:

      • het Agentschap en de Partijen richten hun verzoek om diensten tot de leverancier van lanceerdiensten naargelang hun behoefte, waarbij zij kosteloze opties nemen; in het geval van een conflict inzake voorrang tussen het Agentschap en een Partij geniet het Agentschap voorrang; in het geval van een conflict inzake voorrang tussen de Partijen, genieten de Partijen die deelnemen aan het desbetreffende lanceervoertuigontwikkelingsprogramma van het Agentschap voorrang;

      • de overeenkomsten tussen het Agentschap en Arianespace bevatten een standaardclausule, die in de verkoopcontracten voor de lanceringen dient te worden opgenomen en die de te volgen procedure omschrijft in geval van het voorbij laten gaan van een geschikte lanceergelegenheid;

    • r. elke andere verbintenis aan te gaan die nodig mocht zijn om de taken waarmee hij is belast te implementeren. Geen van de bepalingen van de Verklaring mag worden uitgelegd als een verzoek aan de leverancier van lanceerdiensten om een activiteit te ondernemen die tot aanhoudende financiële verliezen zou leiden.

  • 2. De Partijen nemen er nota van dat ESA de leverancier van lanceerdiensten, wanneer nodig ten behoeve van de exploitatie van de lanceervoertuigen, het volgende ter beschikking stelt:

    • kosteloos, de technische productiespecificaties voortvloeiend uit de ontwikkelingsprogramma’s van elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen, als basis voor het uitvoeren van de desbetreffende exploitatiefase;

    • kosteloos, de voorzieningen, de uitrusting en de gereedschappen die in het kader van de ontwikkelingsprogramma’s van elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en van het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd, zijn verkregen, en waarvan het Agentschap de eigenaar is. Deze bedrijfsmiddelen mogen, in overeenstemming met de leverancier van lanceerdiensten, tevens beschikbaar worden gesteld aan diens leveranciers;

    • kosteloos, de hem toekomende rechten ter zake van de intellectuele eigendom, voortvloeiend uit de ontwikkelingsprogramma’s van elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en uit het programma voor het Sojoez-lanceervoertuig dat vanaf CSG wordt geëxploiteerd; de leverancier van lanceerdiensten heeft kosteloos toegang tot de technische gegevens waarover het Agentschap beschikt en die voortvloeien uit de genoemde programma’s.

  • 3. De leverancier van lanceerdiensten en het Agentschap onderhouden een actieve dialoog teneinde te controleren of de doelstellingen van de ontwikkelingsprogramma’s voor lanceervoertuigen die in het kader van het Agentschap worden uitgevoerd, rekening houden met voorzienbare ontwikkelingen op de markt voor lanceerdiensten.

IV. AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHADE VEROORZAAKT DOOR EEN LANCERING

Met inachtneming van de verplichtingen van de leverancier van lanceerdiensten als voorzien in het bovenstaande artikel III:

  • a. komen de Partijen bij deze Verklaring overeen dat in het geval dat gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt door personen die schade hebben geleden door een lancering van een Ariane-lanceervoertuig die door de leverancier van lanceerdiensten tijdens de exploitatiefase vanaf het CSG is uitgevoerd, de Franse Regering verantwoordelijk is voor de betaling van de eventueel toegekende schadeloosstelling;

  • b. nemen de Partijen bij deze Verklaring nota van de aansprakelijkheidsbeginselen vervat in de Lanceervoertuigresolutie, 2005, ter zake van alle door het Agentschap ontwikkelde lanceervoertuigen niet zijnde de Ariane, en komen zij overeen dat in het geval dat gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt door personen die schade hebben geleden door een lancering van een Vega-lanceervoertuig die door de leverancier van lanceerdiensten tijdens de exploitatiefase vanaf het CSG is uitgevoerd, de Franse Regering verantwoordelijk is voor de betaling van een derde van de eventueel toegekende schadeloosstelling en het Agentschap verantwoordelijk is voor de resterende twee derden; ten behoeve van een dergelijk lanceervoertuig sluiten de lidstaten van het Agentschap die deelnemen aan de desbetreffende ontwikkelingsprogramma’s van het Agentschap de overeenkomstige exploitatieovereenkomst, zoals bedoeld in de preambule, waarin het delen van de aansprakelijkheid van het Agentschap wordt geregeld in overeenstemming met de Lanceervoertuigresolutie, 2005; het is wel te verstaan dat geen enkele andere lidstaat van het Agentschap gehouden is enig deel van deze twee derden te betalen;

  • c. komen de Partijen bij deze Verklaring overeen dat in het geval dat gerechtelijke procedures aanhangig worden gemaakt door personen die schade hebben geleden door een lancering van een Sojoez-lanceervoertuig die door de leverancier van lanceerdiensten tijdens de exploitatiefase vanaf het CSG is uitgevoerd, de Franse Regering ten opzichte van ESA en de Partijen bij deze Verklaring verantwoordelijk is voor de betaling van de eventueel toegekende schadeloosstelling;

  • d. nemen de Partijen bij deze Verklaring nota van de in de preambule bedoelde wettelijke aansprakelijkheid van het Agentschap en komen zij overeen dat de onderdelen a, b en c van artikel IV niet van toepassing zijn in gevallen waarin het Agentschap de afnemer van de leverancier van lanceerdiensten is en wordt vastgesteld dat de schade veroorzaakt werd door een satelliet van het Agentschap;

  • e. komen de Partijen bij deze Overeenkomst overeen dat de verantwoordelijkheden van de Franse Regering ingevolge onderdelen a, b en c van artikel IV niet van toepassing zijn indien de schade is veroorzaakt door het opzettelijk handelen of nalaten van het Agentschap, zijn werknemers of zijn lidstaten (uitgezonderd de Franse Staat en de publiekrechtelijke lichamen die onder zijn gezag vallen), en dat de verantwoordelijkheden van het Agentschap ingevolge onderdeel b van dit artikel niet van toepassing zijn indien de schade is veroorzaakt door het opzettelijk handelen of nalaten van de Franse Staat of de publiekrechtelijke lichamen die onder zijn gezag vallen.

V. INWERKINGTREDING, WERKINGSDUUR, HERZIENINGEN EN GELDIGHEID

  • 1. Deze Verklaring treedt in werking op de datum waarop twee derde van de Partijen bij de Verklaring van 2007 de Directeur-Generaal van ESA schriftelijk ervan in kennis stellen dat zij ermee instemmen Partij te worden bij deze Verklaring. Indien deze Verklaring alsmede eventuele latere herzieningen niet binnen een termijn van twee jaar na het definitief vaststellen ervan van kracht zijn geworden, wordt er door de Directeur-Generaal van ESA een vergadering bijeengeroepen van de Staten die Partij zijn bij de Verklaring van 2007 die deze Verklaring definitief hebben vastgesteld en voornemens zijn Partij te worden, om mogelijke maatregelen te evalueren om deze situatie het hoofd te bieden. Ter voorkoming van twijfel: i. de Verklaring van 2007 blijft van kracht en bindend voor de Partijen bij de Verklaring van 2007 die geen Partij worden bij deze Verklaring; en ii. deze Verklaring heeft voorrang boven de Verklaring van 2007 voor die Partijen bij de Verklaring van 2007 die Partij worden bij deze Verklaring.

  • 2. De Helleense Republiek, de Republiek Polen, de Portugese Republiek en Roemenië kunnen toetreden tot deze Verklaring door de Directeur-Generaal van het Agentschap ervan in kennis te stellen dat zij ermee instemmen Partij te worden. Deze Verklaring is bindend voor dergelijke lidstaten 30 dagen na de datum waarop zij de Directeur-Generaal van het Agentschap er respectievelijk van in kennis hebben gesteld dat zij ermee instemmen Partij te worden. Deze Staten worden dan beschouwd als Partijen bij deze Verklaring.

  • 3. Deze Verklaring staat open voor toetreding door elke nieuwe Staat die lid wordt van het Europees Ruimte-Agentschap en hierom verzoekt. Een dergelijk verzoek om toetreding wordt gericht aan de Directeur-Generaal van het Agentschap en vereist de instemming van alle Partijen bij deze Verklaring. Deze Verklaring is bindend voor een lidstaat die ertoe is toegetreden 30 dagen na de datum waarop hij de Directeur-Generaal van het Agentschap in kennis stelt van zijn toetreding.

  • 4. Deze Verklaring is van toepassing vanaf de datum van de inwerkingtreding ervan overeenkomstig bovenstaand artikel V.1 tot en met ultimo 2035. De bepalingen van deze Verklaring blijven ook na de vervaldatum van toepassing teneinde, al naargelang van toepassing, de uitvoering van lanceercontracten die de leverancier van lanceerdiensten tot en met ultimo 2035 afsluit, mogelijk te maken. De Partijen bij deze Verklaring nodigen de Directeur-Generaal van het Agentschap uit in 2026 een vergadering van de Partijen te beleggen om de voortgang van de implementatie van de Verklaring te evalueren alsmede de passende maatregelen die genomen moeten worden.

  • 5. De Partijen bij deze Verklaring plegen tijdig, en ten minste twee jaar voor het verstrijken van de geldigheidsduur van deze Verklaring, onderling overleg over de voorwaarden voor de vervanging ervan.

  • 6. De Partijen bij deze Verklaring komen, op verzoek van ten minste vier van hen, bijeen om de bepalingen van deze Verklaring en de implementatie ervan te toetsen. In het kader van deze toetsingen kan de Directeur-Generaal van het Agentschap of enige Partij de Partijen bij deze Verklaring voorstellen doen tot aanpassing van de inhoud van deze Verklaring. Wijzigingen van de bepalingen van deze Verklaring worden aangenomen na de eenparige aanvaarding ervan door de Partijen bij deze Verklaring.

  • 7. De bepalingen van deze Verklaring hebben slechts tot doel de relatie tussen de Partijen erbij te regelen; de overeenkomsten die een Partij bij deze Verklaring mogelijk met derden is aangegaan vóór de inwerkingtreding van deze Verklaring als voorzien in het bovenstaande artikel V.1, worden er niet door aangetast of gewijzigd; de bepalingen worden niet aangetast of gewijzigd door de overeenkomsten die een Partij bij deze Verklaring mogelijk met derden is aangegaan na de inwerkingtreding van deze Verklaring.

VI. GESCHILLEN

Elk geschil dat tussen twee of meer Partijen ontstaat met betrekking tot de uitlegging of uitvoering van deze Verklaring en dat niet wordt geregeld door tussenkomst van de Raad van het Agentschap, wordt geregeld in overeenstemming met de bepalingen van artikel XVII van het ESA-Verdrag.

Het oorspronkelijke exemplaar van deze Verklaring, GEDAAN te Parijs op 4 december 2017, waarvan de Engelse, de Franse en de Duitse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd in het archief van het Europees Ruimte-Agentschap, dat voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan zal doen toekomen aan alle Partijen.


Uitgegeven de vierentwintigste april 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven