25 (2019) Nr. 2

A. TITEL

Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag;

Genève, 26 september 2019

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013716 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie, in buitengewoon Congres bijeengekomen te Genève, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de Constitutie, in dit Tweede Aanvullend Protocol de volgende wijzigingen vastgesteld van het Algemeen Postverdrag dat op 6 oktober 2016 in Istanboel is aangenomen en gewijzigd bij het Aanvullend Protocol aangenomen te Addis Abeba op 7 september 2018.

Artikel I (gewijzigd art. 28)

Eindkosten. Algemene bepalingen

  • 1. Onder voorbehoud van de in de Regelingen voorgeschreven uitzonderingen heeft elke aangewezen aanbieder die van een andere aangewezen aanbieder briefpostzendingen ontvangt, het recht van de aangewezen aanbieder van verzending een vergoeding te vragen voor de door de ontvangen internationale post veroorzaakte kosten.

  • 2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding voor eindkosten door hun aangewezen aanbieders, worden de landen en grondgebieden gerangschikt overeenkomstig de daartoe door het Congres bij resolutie C7/2016 opgestelde lijsten, zoals hierna vermeld:

    • 2.1. landen en grondgebieden die reeds vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem (groep I);

    • 2.2. landen en grondgebieden die vanaf 2010 en 2012 deel uitmaken van het doelsysteem (groep II);

    • 2.3. landen en grondgebieden die vanaf 2016 deel uitmaken van het doelsysteem (groep III);

    • 2.4. landen en grondgebieden die deel uitmaken van het overgangssysteem (groep IV).

  • 3. De bepalingen van dit Verdrag betreffende de betaling van eindkosten zijn overgangsbepalingen die leiden tot de aanneming van een betalingssysteem dat rekening houdt met de bijzondere kenmerken van elk land na de beëindiging van de overgangsperiode.

  • 4. Toegang tot het binnenlandse verkeer. Directe toegang

    • 4.1. In beginsel stelt elke aangewezen aanbieder van een land dat reeds vóór 2010 deel uitmaakte van het doelsysteem aan de andere aangewezen aanbieders alle tarieven en voorwaarden ter beschikking die hij in zijn binnenlandse dienstverlening, onder dezelfde voorwaarden, zijn nationale cliënten aanbiedt. Het is de taak van de aangewezen aanbieder van bestemming te beoordelen of de aangewezen aanbieder van herkomst al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden en modaliteiten voor directe toegang.

    • 4.2. De aangewezen aanbieders van de landen van het doelsysteem van vóór 2010 dienen de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden toegankelijk te maken voor de andere aangewezen aanbieders van landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.

    • 4.3. De aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 aansloten bij het doelsysteem kunnen ervoor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken. Indien de aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 hebben aangesloten bij het doelsysteem de aangewezen aanbieders van de landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem verzoeken de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden op hen toe te passen, dienen zij de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden toegankelijk te maken voor alle andere aangewezen aanbieders, onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.

    • 4.4. De aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem kunnen ervoor kiezen de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden niet voor de andere aangewezen aanbieders toegankelijk te maken. Zij kunnen er evenwel voor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken.

  • 5. De vergoeding van de eindkosten wordt gebaseerd op de kwaliteit van de dienstverlening in het land van bestemming. De Postraad is derhalve bevoegd premies op de in de artikelen 28bis, 29 en 30 bedoelde vergoeding toe te kennen ter aanmoediging van de deelname aan het controlesysteem en ter compensatie van de aangewezen aanbieders die hun kwaliteitsdoel bereiken. De Postraad kan ook boetes vaststellen in geval van ontoereikende kwaliteit, maar de vergoeding van de aangewezen aanbieders kan niet minder bedragen dan de in de artikelen 29 en 30 genoemde minimumvergoeding.

  • 6. Elke aangewezen aanbieder mag geheel of gedeeltelijk afzien van de in 1 bedoelde vergoeding.

  • 7. Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken die minder wegen dan 5 kilogram aangemerkt als M-zakken van 5 kilogram. Het voor M-zakken toe te passen bedrag van de eindkosten bedraagt:

    • 7.1. voor het jaar 2018 0,909 BTR per kilogram;

    • 7.2. voor het jaar 2019 0,935 BTR per kilogram;

    • 7.3. voor het jaar 2020 0,961 BTR per kilogram;

    • 7.4. voor het jaar 2021 0,988 BTR per kilogram.

  • 8. Voor aangetekende zendingen wordt in 2018 een aanvullende vergoeding van 1,100 BTR per zending voorzien, in 2019 een vergoeding van 1,200 BTR per zending, in 2020 van 1,300 BTR per zending en in 2021 van 1,400 BTR. Voor zendingen met waardeaangifte wordt in 2018 een aanvullende vergoeding van 1,400 BTR per zending voorzien, in 2019 een vergoeding van 1,500 BTR per zending, in 2020 van 1,600 BTR per zending en in 2021 van 1,700 BTR. De Postraad is bevoegd vergoedingspremies voor deze en andere aanvullende diensten toe te kennen wanneer de geleverde diensten aanvullende elementen omvatten die in de Regelingen dienen te worden gespecificeerd.

  • 9. Behoudens een andersluidende bilaterale overeenkomst is een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR voorzien voor aangetekende zendingen en zendingen met waardeaangifte zonder identificatie door middel van een streepjescode of met identificatie door middel een streepjescode die niet voldoet aan de technische norm S10 van de UPU.

  • 10. Voor de betaling van de eindkosten worden briefpostzendingen ter post bezorgd in partijen in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen aangeduid als „partijenpost”. De betaling voor partijenpost wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 28bis, 29 en 30, naargelang van toepassing.

  • 11. Elke aangewezen aanbieder mag op basis van een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen voor de verrekening van eindkosten toepassen.

  • 12. De aangewezen aanbieders mogen ervoor kiezen niet-prioritaire post uit te wisselen onder verlening van een korting van 10% op het bedrag van de eindkosten dat op prioritaire post van toepassing is.

  • 13. De bepalingen tussen aangewezen aanbieders van landen van het doelsysteem zijn van toepassing op elke aangewezen aanbieder van een land van het overgangssysteem die verklaart zich bij het doelsysteem te willen aansluiten. De Postraad kan de overgangsmaatregelen in de Regelingen vastleggen. De bepalingen van het doelsysteem kunnen in hun geheel worden toegepast op de nieuwe aangewezen aanbieders van het doelsysteem die verklaren zonder overgangsmaatregelen volledig aan de bedoelde bepalingen onderworpen te willen zijn.

Artikel II (ingevoegd art. 28bis)

Eindkosten. Zelf vaststellen van tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E).

  • 1. Met ingang van de tarieven die gelden vanaf het jaar 2021 en onverminderd de artikelen 29 en 30, kunnen aangewezen aanbieders het Internationaal Bureau voor 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn, in kennis stellen van een zelf vastgesteld tarief per stuk en een zelf vastgesteld tarief per kilogram, uitgedrukt in lokale valuta, dat van toepassing is op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in het volgende kalenderjaar. Het Internationaal Bureau rekent de zelf vastgestelde tarieven jaarlijks om in waarden uitgedrukt in BTR. Voor de berekening van de in BTR uitgedrukte tarieven gebruikt het Internationaal Bureau de gemiddelde maandelijkse wisselkoers van het tijdvak 1 januari tot en met 31 mei van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn. De resulterende tarieven worden uiterlijk op 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn, door middel van een circulaire van het Internationaal Bureau medegedeeld. De zelf vastgestelde tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) worden in voorkomend geval vervangen door referentie- of tariefberekeningen met betrekking tot volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) elders in het Verdrag of de Regelingen. Bovendien overlegt elke aangewezen aanbieder zijn binnenlandse tarieven voor gelijkwaardige diensten aan het Internationaal Bureau om de relevante maximumtarieven te berekenen.

    • 1.1. Gelet op 1.2 en 1.3 zijn/worden de zelf vastgestelde tarieven:

      • 1.1.1. bij het gemiddelde gewicht voor de E-omvang van 0,158 kilogram, niet hoger dan de landspecifieke maximumtarieven berekend in overeenstemming met lid 1.2;

      • 1.1.2. gebaseerd op 70%, of het toepasselijke percentage in lid 6ter, van het binnenlandse per stuk tarief voor postzendingen die vergelijkbaar zijn met volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) dat door de aangewezen aanbieder in zijn binnenlandse dienstverlening wordt toegepast en dat van kracht is op 1 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de zelf vastgestelde tarieven van toepassing zouden zijn;

      • 1.1.3. gebaseerd op het binnenlandse per stuk tarief voor postzendingen in de binnenlandse dienstverlening van de aangewezen aanbieder met de gespecificeerde maximale afmetingen en vorm van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E);

      • 1.1.4. beschikbaar gesteld aan alle aangewezen aanbieders;

      • 1.1.5. uitsluitend toegepast op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E);

      • 1.1.6. toegepast op alle stromen van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), met uitzondering van stromen volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) van landen die deel uitmaken van het overgangssysteem naar landen in het doelsysteem, en tussen landen in het overgangssysteem, indien de poststromen niet meer dan 100 ton per jaar bedragen;

      • 1.1.7. toegepast op alle stromen van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), met uitzondering van stromen volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) tussen landen die vanaf 2010, 2012 en 2016 deel uitmaken van het doelsysteem, en van die landen naar landen die van voor 2010 deel uitmaken van het doelsysteem, indien de poststromen niet meer dan 25 ton per jaar bedragen;

    • 1.2. De zelf vastgestelde tarieven per stuk en per kilogram voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) mogen niet hoger zijn dan de landspecifieke maximumtarieven die worden bepaald door middel van een lineaire regressie van 11 punten, wat overeenkomt met 70%, of het toepasselijke percentage in lid 6ter, van de prioritaire tarieven per stuk voor overeenkomstige binnenlandse dienstverleningen voor volumineuze briefpostzendingen van 20 gram, 35 gram, 75 gram, 175 gram, 250 gram, 375 gram, 500 gram, 750 gram, 1.000 gram, 1.500 gram en 2.000 gram (E) en petits paquets (E), exclusief belastingen.

      • 1.2.1. De bepaling of de zelf vastgestelde tarieven de maximumtarieven overschrijden, wordt getoetst aan de gemiddelde inkomsten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest actuele gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, waarbij een postzending van E-formaat 0,158 kilogram weegt. In gevallen waar de zelf vastgestelde tarieven de maximumtarieven voor het gemiddelde gewicht voor de E-omvang van 0,158 kilogram overschrijden, zijn de maximumtarieven per zending en per kilogram van toepassing; de desbetreffende aangewezen aanbieder kan er ook voor kiezen om zijn zelf vastgestelde tarieven te verlagen naar een niveau dat overeenkomt met lid 1.2.

      • 1.2.2. Indien er meerdere pakkettarieven beschikbaar zijn op basis van dikte, wordt het laagste binnenlandse tarief gebruikt voor zendingen tot 250 gram en het hogere binnenlandse tarief voor zendingen van meer dan 250 gram.

      • 1.2.3. Waar zonetarieven van toepassing zijn in de overeenkomstige binnenlandse dienstverlening, wordt het gemiddelde tarief zoals vermeld in de Regelingen gebruikt, en binnenlandse tarieven voor niet-aansluitende zones worden uitgesloten bij de bepaling van het gemiddelde tarief. Als alternatief kan de bepaling van het zonetarief worden gebaseerd op de huidige gewogen gemiddelde afstand van inkomende volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) (voor het meest recente kalenderjaar).

      • 1.2.4. Wanneer de overeenkomstige binnenlandse dienstverlening en tarieven aanvullende elementen bevatten die geen deel uitmaken van de basisdienstverlening, d.w.z. volg-, ondertekenings- en verzekeringsdiensten, en dergelijke elementen worden uitgebreid naar alle gewichtsklassen vermeld in lid 1.2, wordt de laagste van het desbetreffende binnenlandse aanvullende tarief, het aanvullende tarief of de ter informatie in de Akten van de Unie voorgestelde porten afgetrokken van het binnenlandse tarief. De totale aftrek voor alle aanvullende elementen mag niet meer bedragen dan 25% van het binnenlandse tarief.

    • 1.3. Indien de landspecifieke maximumtarieven die berekend zijn in overeenstemming met lid 1.2 resulteren in een opbrengst berekend voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram die lager is dan de opbrengst die berekend is voor dezelfde zending met hetzelfde gewicht op basis van de hieronder vermelde tarieven, dan zullen de zelf vastgestelde tarieven niet hoger zijn dan de volgende tarieven:

      • 1.3.1. voor 2020: 0,614 BTR per zending en 1,381 BTR per kilogram;

      • 1.3.2. voor 2021: 0,645 BTR per zending en 1,450 BTR per kilogram;

      • 1.3.3. voor 2022: 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

      • 1.3.4. voor 2023: 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

      • 1.3.5. voor 2024: 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

      • 1.3.6. voor 2025: 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

    • 1.4. Alle aanvullende voorwaarden en procedures voor het zelf vaststellen van tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) wordt vastgelegd in de Regelingen. Alle overige bepalingen van de Regelingen betrekking hebbende op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zijn tevens van toepassing op de zelf vastgestelde tarieven tenzij zij onverenigbaar zijn met dit artikel.

    • 1.5. Aangewezen aanbieders van landen van het overgangssysteem kunnen zelf vastgestelde tarieven toepassen op basis van steekproeven van hun inkomende stromen.

  • 2. Naast de maximumtarieven vastgesteld in 1.2 mogen de gemelde zelf vastgestelde tarieven niet hoger zijn dan de maximuminkomsten omschreven voor de jaren 2021 tot en met 2025, als volgt:

    • 2.1. 2021: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2020 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 15%;

    • 2.2. 2022: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2021 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 15%;

    • 2.3. 2023: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2022 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 16%;

    • 2.4. 2024: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2023 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 16%;

    • 2.5. 2025: de inkomsten berekend op basis van de zelf vastgestelde tarieven worden bepaald op het laagste bedrag van de landspecifieke maximumbedragen en de inkomsten in 2024 voor een postzending van E-formaat van 0,158 kilogram met een toeslag van 17%.

  • 3. Voor tarieven die van toepassing zijn in 2021 en daaropvolgende jaren, zal de verhouding tussen het zelf vastgestelde tarief per zending en per kilogram niet met meer dan 5 procentpunten naar boven of naar beneden worden gewijzigd ten opzichte van de verhouding voor het voorafgaande jaar. Voor aangewezen aanbieders die tarieven zelf vaststellen overeenkomstig lid 6bis of zelf vastgestelde tarieven toepassen op basis van wederkerigheid overeenkomstig lid 6quater, wordt de verhouding die van kracht is in 2020 gebaseerd op het zelf vastgestelde tarief per zending en het tarief per kilogram vastgesteld met ingang van 1 juli 2020.

  • 4. Aangewezen aanbieders die ervoor kiezen hun tarieven niet zelf vast te stellen in overeenstemming met dit artikel passen de bepalingen opgenomen in artikel 29 en 30 volledig toe.

  • 5. Voor aangewezen aanbieders die ervoor hebben gekozen om hun tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf vast te stellen in een voorafgaand kalenderjaar en die geen andere zelf vastgestelde tarieven voor het volgende jaar mededelen, blijven de zelf vastgestelde tarieven van toepassing tenzij deze niet voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in dit artikel.

  • 6. Het Internationaal Bureau wordt door de aangewezen aanbieder op de hoogte gebracht van een verlaging van het in dit artikel bedoelde binnenlandse tarief.

  • 6bis. Met ingang van 1 juli 2020, en onverminderd het eerste en tweede lid kan een aangewezen aanbieder van een lidstaat die in 2018 een totaal jaarlijks volume aan inkomende briefpostzendingen van meer dan 75.000 ton ontving (volgens de relevante officiële informatie verstrekt door het Internationaal Bureau of andere officieel beschikbare informatie die is beoordeeld door het Internationaal Bureau) tarieven voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf vaststellen, anders dan voor de briefpostzendingen bedoeld in lid 1.1.6 en 1.1.7. Genoemde aangewezen aanbieder heeft ook het recht om niet de maximale verhogingslimieten voor opbrengsten vastgelegd in het tweede lid voor poststromen naar, van en tussen zijn land en elk ander land toe te passen.

  • 6ter. Indien een bevoegde autoriteit die toezicht houdt op de aangewezen aanbieder die de in lid 6bis vermelde optie uitoefent bepaalt dat, ter dekking van alle kosten voor de behandeling en levering van volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), het door de aangewezen aanbieder zelf vastgestelde tarief in elk jaar na 2020 gebaseerd moet zijn op een verhouding kosten-tarieven van meer dan 70% van het binnenlandse tarief voor één stuk, dan mag de verhouding kosten-tarieven voor die aangewezen aanbieder meer dan 70% bedragen, met dien verstande dat de te gebruiken verhouding kosten-tarieven niet meer mag bedragen dan één procentpunt boven het hoogste van de volgende twee percentages: 70%, of de verhouding kosten-tarieven die wordt gebruikt bij de berekening van de dan geldende zelf vastgestelde tarieven, maximaal 80%, en met dien verstande dat de aangewezen aanbieder in kwestie al deze ondersteunende informatie moet verstrekken bij de kennisgeving aan het Internationaal Bureau krachtens het eerste lid. Indien een dergelijke aangewezen aanbieder zijn verhouding kosten-tarieven op basis van een dergelijke bepaling van een bevoegde autoriteit verhoogt, stelt hij het Internationaal Bureau in kennis van die verhouding voor publicatie vóór 1 maart van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verhouding van toepassing is. Nadere specificaties met betrekking tot de kosten en inkomsten die voor de berekening van de specifieke verhouding kosten-tarieven dienen te worden gebruikt worden voorzien in de Regelingen.

  • 6quater. Wanneer een aangewezen aanbieder van een lidstaat zich beroept op lid 6bis, kunnen alle andere overeenkomstige aangewezen aanbieders, met uitzondering van die met de in de lid 1.1.6 en 1.1.7 bedoelde stromen, hetzelfde doen met betrekking tot de bovengenoemde aangewezen aanbieder.

  • 6quinquies. Elke aangewezen aanbieder die zich beroept op de in lid 6bis genoemde mogelijkheid, moet in het kalenderjaar van de inwerkingtreding van de initiële tarieven gedurende vijf opeenvolgende jaren (te beginnen met het kalenderjaar waarin de hierboven onder 6 bis genoemde optie wordt toegepast) een vergoeding van 8 miljoen CHF per jaar betalen aan de Unie, in totaal 40 miljoen CHF. Na afloop van het tijdvak van vijf jaar wordt geen verdere betaling verwacht voor het zelf vaststellen van tarieven overeenkomstig dit lid.

    • 6quinquies.1. De bovenbedoelde vergoeding wordt uitsluitend volgens de volgende methode toegewezen: 16 miljoen CHF wordt toegewezen aan een gekoppeld fonds van de Unie voor de uitvoering van projecten die gericht zijn op vooraf langs elektronische weg verschafte gegevens en postveiligheid, overeenkomstig de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie; en 24 miljoen CHF wordt toegewezen aan een gekoppeld fonds voor de financiering van langetermijnverplichtingen van de Unie, zoals nader omschreven door de Raad van Bestuur, onder de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie.

    • 6quinquies.2. Het in dit lid vastgestelde tarief is niet van toepassing op de aangewezen aanbieders van lidstaten die overeenkomstig lid 6quater zelf vastgestelde tarieven wederzijds toepassen als gevolg van de uitoefening van de mogelijkheid door een andere aangewezen aanbieder om de tarieven zelf vast te stellen overeenkomstig lid 6bis.

    • 6quinquies.3. De aangewezen aanbieder die het tarief betaalt, deelt het Internationaal Bureau jaarlijks mee hoe het bedrag van 8 miljoen CHF per jaar zal worden toegewezen, op voorwaarde dat de vijf jaarlijkse toewijzingen in totaal worden verdeeld zoals hierboven uiteengezet, overeenkomstig de brief houdende overeenstemming. Aan een aangewezen aanbieder die gebruikmaakt van de optie om zelf tarieven vast te stellen overeenkomstig lid 6bis, wordt passend verslag uitgebracht over de uitgaven in verband met het krachtens dit lid afgedragen tarief, overeenkomstig de voorwaarden van een brief houdende overeenstemming tussen de genoemde aangewezen aanbieder en de Unie.

  • 6sexies. Indien een aangewezen aanbieder gebruikmaakt van de optie om overeenkomstig lid 6bis tarieven zelf vast te stellen, of indien een aangewezen aanbieder op grond van lid 6quater wederzijds een zelf vastgesteld tarief toepast, moet de genoemde aangewezen aanbieder tegelijkertijd met de invoering van zelf vastgestelde tarieven overwegen aan de aangewezen zendende aanbieders van lidstaten van de WPU, op niet-discriminerende basis, proportioneel voor volume en afstand aangepaste tarieven beschikbaar te stellen voor zover praktisch uitvoerbaar en beschikbaar binnen de gepubliceerde binnenlandse dienst van het ontvangende land voor vergelijkbare diensten in het kader van een wederzijds aanvaardbare bilaterale commerciële overeenkomst, binnen het kader van de regels van de nationale regelgevende instantie.

  • 7. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel III (gewijzigd art. 29)

Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op poststromen tussen de aangewezen aanbieders van de landen in het doelsysteem

  • 1. De vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, wordt vastgesteld door middel van toepassing van de bedragen per zending en per kilogram die de verwerkingskosten in het land van bestemming weergeven. De kosten die verband houden met de binnenlandse tarieven voor prioritaire zendingen die deel uitmaken van de algemene postale dienst worden gebruikt als grondslag voor de berekening van het bedrag van de eindkosten.

  • 2. De bedragen van de eindkosten in het doelsysteem worden berekend aan de hand van het classificatiesysteem voor zendingen op grond van omvang, indien aanwezig in de binnenlandse dienstverlening, zoals voorzien in artikel 17.5 van het Verdrag.

  • 3. De aangewezen aanbieders in het doelsysteem wisselen op omvang gescheiden zendingen uit in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen.

  • 4. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regelingen.

  • 5. Er gelden per zending en per kilogram gescheiden bedragen voor enerzijds kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen en anderzijds volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E). De bedragen worden berekend op basis van 70% van de heffing voor een kleine briefpostzending (P) van 20 gram en voor een grote briefpostzending (G) van 175 gram, exclusief btw of andere heffingen. Voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) worden de bedragen berekend op basis van omvang P/G en een gewicht van 375 gram, exclusief btw of andere heffingen.

  • 6. De Postraad formuleert de voorwaarden voor de berekening van de bedragen alsmede de nodige operationele, statistische en boekhoudkundige procedures voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen.

  • 7. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) voor 2020, mogen de bedragen die in een gegeven jaar op de stromen tussen de landen in het doelsysteem worden toegepast, niet leiden tot een verhoging van meer dan 13% van de eindkosten voor een briefpostzending van P/G-omvang à 37,6 gram en van E-omvang à 375 gram ten opzichte van het voorgaande jaar.

  • 8. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010 voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen mogen niet hoger zijn dan:

    • 8.1. voor 2018: 0,331 BTR per zending en 2,585 BTR per kilogram;

    • 8.2. voor 2019: 0,341 BTR per zending en 2,663 BTR per kilogram;

    • 8.3. voor 2020: 0,351 BTR per zending en 2,743 BTR per kilogram;

    • 8.4. voor 2021: 0,362 BTR per zending en 2,825 BTR per kilogram.

  • 9. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010 voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet hoger zijn dan:

    • 9.1. voor 2018: 0,705 BTR per zending en 1,584 BTR per kilogram;

    • 9.2. voor 2019: 0,726 BTR per zending en 1,632 BTR per kilogram;

    • 9.3. voor 2020: 0,762 BTR per zending en 1,714 BTR per kilogram;

    • 9.4. voor 2021: 0,785 BTR per zending en 1,765 BTR per kilogram.

  • 10. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010 of vanaf 2010, 2012 en 2016 voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen, mogen niet lager zijn dan:

    • 10.1. voor 2018: 0,227 BTR per zending en 1,774 BTR per kilogram;

    • 10.2. voor 2019: 0,233 BTR per zending en 1,824 BTR per kilogram;

    • 10.3. voor 2020: 0,240 BTR per zending en 1,875 BTR per kilogram;

    • 10.4. voor 2021: 0,247 BTR per zending en 1,928 BTR per kilogram.

  • 11. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010 of vanaf 2010, 2012 en 2016 voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet lager zijn dan:

    • 11.1. voor 2018: 0,485 BTR per zending en 1,089 BTR per kilogram;

    • 11.2. voor 2019: 0,498 BTR per zending en 1,120 BTR per kilogram;

    • 11.3. voor 2020: 0,614 BTR per zending en 1,381 BTR per kilogram;

    • 11.4. voor 2021: 0,645 BTR per zending en 1,450 BTR per kilogram;

    • 11.5. voor 2022: 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

    • 11.6. voor 2023: 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

    • 11.7. voor 2024: 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

    • 11.8. voor 2025: 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

  • 12. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen, mogen niet hoger zijn dan:

    • 12.1. voor 2018: 0,264 BTR per zending en 2,064 BTR per kilogram;

    • 12.2. voor 2019: 0,280 BTR per zending en 2,188 BTR per kilogram;

    • 12.3. voor 2020: 0,297 BTR per zending en 2,319 BTR per kilogram;

    • 12.4. voor 2021: 0,315 BTR per zending en 2,458 BTR per kilogram.

  • 13. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet hoger zijn dan:

    • 13.1. voor 2018: 0,584 BTR per zending en 1,313 BTR per kilogram;

    • 13.2. voor 2019: 0,640 BTR per zending en 1,439 BTR per kilogram;

    • 13.3. voor 2020: 0,762 BTR per zending en 1,714 BTR per kilogram;

    • 13.4. voor 2021: 0,785 BTR per zending en 1,765 BTR per kilogram.

  • 14. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2016 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 of vanaf 2010 en 2012 voor kleine (P) en grote briefpostzendingen (G), mogen niet hoger zijn dan:

    • 14.1. voor 2018: 0,234 BTR per zending en 1,831 BTR per kilogram;

    • 14.2. voor 2019: 0,248 BTR per zending en 1,941 BTR per kilogram;

    • 14.3. voor 2020: 0,263 BTR per zending en 2,057 BTR per kilogram;

    • 14.4. voor 2021: 0,279 BTR per zending en 2,180 BTR per kilogram.

  • 15. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2016 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 of vanaf 2010 en 2012 voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E), mogen niet hoger zijn dan:

    • 15.1. voor 2018: 0,533 BTR per zending en 1,198 BTR per kilogram;

    • 15.2. voor 2019: 0,602 BTR per zending en 1,354 BTR per kilogram;

    • 15.3. voor 2020: 0,762 BTR per zending en 1,714 BTR per kilogram;

    • 15.4. voor 2021: 0,785 BTR per zending en 1,765 BTR per kilogram.

  • 16. Voor stromen van minder dan 50 ton per jaar tussen landen die zich in of na 2010 en 2012 hebben aangesloten bij het doelsysteem alsmede tussen deze landen en landen die reeds vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem, worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, waarbij zendingen van omvang P en G 8,16 zendingen met een gewicht van 0,31 kilogram, en postzendingen van E-formaat 2,72 zendingen met een gewicht van 0,69 kilogram vertegenwoordigen.

  • 17. Voor stromen van minder dan 75 ton per jaar in 2018 en 2019, en van minder dan 50 ton per jaar in 2020 en 2021 tussen landen die zich in 2016 of daarna hebben aangesloten bij het doelsysteem, alsmede tussen deze landen en landen die zich vóór 2010 of vanaf 2010 en 2012 hebben aangesloten bij het doelsysteem, worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, zoals bedoeld in het zestiende lid. Zie mijn eerdere opmerking over NL-vertaling ‘terminal dues rates’’

  • 17bis. De bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis vervangen de tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in dit artikel; derhalve zijn de bepalingen vastgelegd in de leden 7, 9, 11, 13 en 15 niet van toepassing.

  • 18. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in 5 tot en met 11, of artikel 28bis, naargelang van toepassing.

  • 19. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vanaf 2010, 2012 en 2016 deel uitmaken van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in 5 en 10 tot en met 15, of artikel 28bis, naargelang van toepassing.

  • 20. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel IV (gewijzigd art. 30)

Eindkosten. Bepalingen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem

  • 1. Voor de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem voor eindkosten (ter voorbereiding op hun toetreding tot het doelsysteem), wordt de vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, vastgesteld op basis van een bedrag per zending en een bedrag per kilogram.

  • 1bis. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis, gelden de bepalingen van artikel 29, lid 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7 voor de berekening van de tarieven per zending en per kilogram voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) met ingang van 2020.

  • 2. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regelingen.

  • 3. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de landen van het overgangssysteem zijn voor kleine (P) en grote (G) briefpostzendingen:

    • 3.1. voor 2018: 0,227 BTR per zending en 1,774 BTR per kilogram;

    • 3.2. voor 2019: 0,233 BTR per zending en 1,824 BTR per kilogram;

    • 3.3. voor 2020: 0,240 BTR per zending en 1,875 BTR per kilogram;

    • 3.4. voor 2021: 0,247 BTR per zending en 1,928 BTR per kilogram.

  • 4. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de landen van het overgangssysteem zijn voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E):

    • 4.1. voor 2018: 0,485 BTR per zending en 1,089 BTR per kilogram;

    • 4.2. voor 2019: 0,498 BTR per zending en 1,120 BTR per kilogram.

  • 4bis. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis en in overeenstemming met 1bis hierboven, mogen de tarieven die worden toegepast voor stromen naar, van en tussen landen van het overgangssysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) niet lager zijn dan:

    • 4bis.1. voor 2020, 0,614 BTR per zending en 1,381 BTR per kilogram;

    • 4bis.2. voor 2021, 0,645 BTR per zending en 1,450 BTR per kilogram;

    • 4bis.3. voor 2022, 0,677 BTR per zending en 1,523 BTR per kilogram;

    • 4bis.4. voor 2023, 0,711 BTR per zending en 1,599 BTR per kilogram;

    • 4bis.5. voor 2024, 0,747 BTR per zending en 1,679 BTR per kilogram;

    • 4bis.6. voor 2025, 0,784 BTR per zending en 1,763 BTR per kilogram.

  • 4ter. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis en in overeenstemming met 1bis hierboven, mogen de tarieven die worden toegepast voor stromen naar, van en tussen landen van het overgangssysteem voor volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) niet hoger zijn dan:

    • 4ter.1. voor 2020, 0,762 BTR per zending en 1,714 BTR per kilogram;

    • 4ter.2. voor 2021, 0,785 BTR per zending en 1,765 BTR per kilogram.

  • 5. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis, worden voor stromen onder de drempel die is vermeld in artikel 29.16 of 29.17 in 2018 en 2019 en onder de drempel van 100 ton in 2020 en 2021, de componenten per kilogram en per zending als volgt omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post:

    • 5.1. voor het jaar 2018 4,472 BTR per kilogram;

    • 5.2. voor het jaar 2019 4,592 BTR per kilogram;

    • 5.3. voor het jaar 2020, niet lager dan 5,163 BTR per kilogram en niet hoger dan 5,795 BTR per kilogram;

    • 5.4. voor het jaar 2021, niet lager dan 5,368 BTR per kilogram en niet hoger dan 5,967 BTR per kilogram;

  • 6. Anders dan voor de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis, wordt voor poststromen boven de drempel die in artikel 29.17 is vastgelegd, in 2018 en 2029 en meer dan 100 ton in 2020 en 2021, het vaste bedrag per kilogram toegepast indien noch de aangewezen aanbieder van herkomst, noch de aangewezen aanbieder van bestemming, in het kader van een herzieningsmechanisme verzoekt om een herziening van het tarief op basis van het werkelijke aantal zendingen per kilogram in plaats van op basis van het gemiddelde mondiale aantal. De steekproeven ten behoeve van de toepassing van het herzieningsmechanisme worden toegepast overeenkomstig de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

  • 6bis. Voor poststromen van en tussen landen die deel uitmaken van het overgangssysteem onder 100 ton en waarbij de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis door de aangewezen aanbieder van bestemming, is het totaalbedrag van 5,368 BTR kilogram van toepassing in 2021.

  • 6ter. Voor poststromen naar, van en tussen de landen die deel uitmaken van het overgangssysteem van meer dan 100 ton waarbij de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen en petits paquets (E) zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis en waarbij het land van bestemming beslist geen steekproeven te nemen van de inkomende post, worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram op basis van een gemiddelde mondiale samenstelling van één kilogram post, zoals vermeld in artikel 29.16.

  • 6quater. Met uitzondering van de poststromen beschreven in lid 6bis, vervangen de bedragen van de eindkosten die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) die zelf vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 28bis de tarieven die van toepassing zijn op volumineuze briefpostzendingen (E) en petits paquets (E) in dit artikel; derhalve zijn de bepalingen vastgelegd in lid 4bis, 4ter en 5 niet van toepassing.

  • 7. De herziening naar beneden van het totale in het vijfde lid bedoelde bedrag kan niet door een land van het doelsysteem worden ingeroepen tegen een land van het overgangssysteem, tenzij dit laatste land om een herziening in tegengestelde richting verzoekt.

  • 8. Voor poststromen naar, van en tussen de landen die deel uitmaken van het overgangssysteem voor de eindkosten kunnen aangewezen aanbieders ervoor kiezen om op omvang gescheiden zendingen te versturen en ontvangen in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regelingen. Voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen gelden de hierboven in het derde en vierde lid vermelde bedragen indien de aangewezen aanbieder van bestemming ervoor kiest om zelf geen tarieven vast te stellen overeenkomstig artikel 28bis.

  • 9. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar aangewezen aanbieders van landen die behoren tot het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in artikel 28bis of 29. Voor de ontvangen partijenpost kunnen de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem overeenkomstig het hierboven in het derde en vierde lid en artikel 28bis, naargelang van toepassing, bepaalde om een vergoeding verzoeken.

  • 10. Bij dit artikel kan geen voorbehoud worden gemaakt.

Artikel V (gewijzigd art. 31)

Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening

  • 1. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door alle landen en grondgebieden aan de als minst ontwikkelde aangemerkte en in groep IV ingedeelde landen en grondgebieden ten behoeve van de vergoeding van eindkosten en het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening dienen te worden betaald, een toeslag die overeenkomt met 20% van de in artikel 28bis of 30 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen. Tussen de landen van de groep IV-landen vinden dergelijke betalingen niet plaats.

  • 2. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep I-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 28bis of 30 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 3. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep II-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 28bis of 30 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 4. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de in de categorie van groep III-landen ingedeelde landen en grondgebieden aan de in de categorie van groep IV-landen ingedeelde landen, anders dan de minst ontwikkelde landen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen te worden betaald, een toeslag overeenkomend met 5% van de in artikel 28bis of 30 voorziene bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in die landen.

  • 5. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt een toeslag van 1%, berekend op basis van de eindkosten die door de in groep I, II en III ingedeelde landen en grondgebieden aan de in groep III ingedeelde landen dienen te worden betaald, ter storting in een gemeenschappelijk fonds dat dient te worden opgericht ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen die in de groepen II, III en IV zijn ingedeeld, en dat dient te worden beheerd overeenkomstig de door de Postraad vastgestelde toepasselijke procedures.

  • 6. Met inachtneming van de door de Postraad vastgestelde toepasselijke procedures worden niet-bestede bedragen die zijn ingebracht uit hoofde van het eerste, tweede, derde en vierde lid van dit artikel en gedurende de vier voorafgaande referentiejaren van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening zijn gecumuleerd (waarbij 2018 geldt als het vroegste referentiejaar), eveneens gestort in het gemeenschappelijk fond als bedoeld in het vijfde lid van dit artikel. Ten behoeve van dit lid worden uitsluitend gelden die niet binnen twee jaar na ontvangst van de laatste betaling van de financiële bijdragen voor een periode van vier jaar als hierboven omschreven voor in het kader van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening goedgekeurde projecten zijn aangewend, in voornoemd gemeenschappelijk fonds gestort.

  • 7. Voor de ten behoeve van storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van groep IV te betalen gecumuleerde eindkosten geldt voor elk ontvangend land een drempel van 20.000 BTR per jaar. De voor het bereiken van deze drempel benodigde aanvullende bedragen worden naar verhouding van de uitgewisselde hoeveelheden in rekening gebracht bij de landen van de groepen I, II en III.

  • 8. Speciale procedures voor de financiering van projecten in het kader van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening worden door de Postraad uiterlijk in 2018 aangenomen of bijgewerkt.

Artikel VI (gewijzigd art. 33)

Basistarief en bepalingen met betrekking tot de kosten van luchtvervoer

  • 1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de aangewezen aanbieders wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad en wordt door het Internationaal Bureau volgens een in de Regelingen bepaalde formule berekend. Het tarief voor luchtvervoer van pakketten verzonden via de retourdienst voor handelswaar wordt berekend volgens de voorwaarden omschreven in de Regelingen.

  • 2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten postzendingen, prioritaire zendingen, luchtpostzendingen, luchtpostpakketten à découvert in doorvoer, verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde postzendingen, alsmede de daarop betrekking hebbende wijzen van aftrek, worden beschreven in de Regelingen.

  • 3. De transportkosten voor het gehele luchttraject komen ten laste van:

    • 3.1. de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, wanneer het gesloten postzendingen betreft, ook wanneer deze postzendingen worden doorgevoerd via één of meerdere tussengeschakelde aangewezen aanbieders;

    • 3.2. de aangewezen aanbieder die de zendingen aan een andere aangewezen aanbieder overdraagt, wanneer het open prioritaire en luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.

  • 4. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van territoriale en maritieme doorvoervergoedingen, indien deze per vliegtuig worden verzonden.

  • 5. Elke aangewezen aanbieder van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van internationale post verzorgt, heeft recht op terugbetaling van de extra kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van de afgelegde trajecten meer dan 300 km bedraagt. De Postraad kan de gewogen gemiddelde afstand vervangen door een ander relevant criterium. Behoudens een overeenkomst die voorziet in kosteloos vervoer, dienen de kosten identiek te zijn voor alle uit het buitenland afkomstige prioritaire en luchtpostzendingen, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per luchtpost.

  • 6. Wanneer de vereffening van de door de aangewezen aanbieder van bestemming geheven eindkosten specifiek gebaseerd is op kosten, binnenlandse tarieven of zelf vastgestelde tarieven volgens artikel 28bis, vindt geen extra vergoeding voor binnenlandse luchtvervoerkosten plaats.

  • 7. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de aangewezen aanbieder van bestemming het gewicht uit van alle postzendingen waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindkosten specifiek gebaseerd is op de kosten, binnenlandse tarieven of zelf vastgestelde tarieven volgens artikel 28bis van de aangewezen aanbieder van bestemming.

Artikel VII Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

  • 1. Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 januari 2020 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Genève op 26 september 2019.


Uitgegeven de achttiende maart 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven