26 (2018) Nr. 2

A. TITEL

1. Tiende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie;

2. Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie;

3. Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag (met Slotprotocol);

Addis Abeba, 7 september 2018

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 013614, 013631 en 013632 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Tiende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie

Gelet op artikel 30.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie, in Buitengewoon Congres bijeengekomen te Addis Abeba, onder voorbehoud van bekrachtiging, de volgende wijzigingen van deze Constitutie aangenomen.

Artikel I (gewijzigd art. 1)

Reikwijdte en doelen van de Unie

  • 1. De landen die deze Constitutie aannemen, vormen in het kader van de intergouvernementele organisatie met de naam Wereldpostunie één enkel postgebied voor de wederzijdse uitwisseling van poststukken. De vrijheid van doorvoer is gegarandeerd binnen het gehele gebied van de Unie, behoudens de voorwaarden als vermeld in de Akten van de Unie.

  • 2. Het doel van de Unie is de organisatie en verbetering van postale diensten veilig te stellen en de ontwikkeling van internationale samenwerking op dit gebied te bevorderen.

  • 3. De Unie neemt, voor zover mogelijk, deel aan de postale technische bijstand die door haar lidstaten wordt gevraagd.

Artikel II (gewijzigd art. 8)

Beperkte Unies. Bijzondere verdragen

  • 1. Lidstaten, of hun aangewezen aanbieders indien zulks door de wetgeving van deze lidstaten wordt toegestaan, kunnen beperkte Unies oprichten en bijzondere verdragen sluiten met betrekking tot de internationale postale dienst, evenwel altijd met dien verstande dat zij geen bepalingen mogen opnemen die minder gunstig zijn voor het publiek dan de bepalingen in de Akten waarbij de betreffende lidstaten partij zijn.

  • 2. Beperkte Unies kunnen waarnemers zenden naar Congressen, de Raad van Bestuur, de Postraad en andere door de Unie georganiseerde conferenties en vergaderingen.

  • 3. De Unie kan waarnemers naar Congressen, conferenties en vergaderingen van de beperkte Unies zenden.

Artikel III (gewijzigd art. 18)

Postraad

  • 1. De Postraad is verantwoordelijk voor operationele, commerciële, technische en economische vraagstukken met betrekking tot de postdienst.

  • 2. Leden van de Postraad voeren hun taken uit in naam en in het belang van de Unie.

Artikel IV Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie

  • 1. Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 juli 2019 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van de Constitutie zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Addis Abeba, 7 september 2018.



Tweede Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie

Gelet op artikel 22.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie, in Buitengewoon Congres bijeengekomen te Addis Abeba, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de Constitutie, de volgende wijzigingen van het Algemeen Reglement vastgesteld.

Artikel I (gewijzigd art. 103)

Taken van het Congres

  • 1. Op basis van de voorstellen van de lidstaten, de Raad van Bestuur en de Postraad, gaat het Congres over tot:

    • 1.1 vaststelling van het algemeen beleid voor het verwezenlijken van het voorwerp en doel van de Unie zoals uiteengezet in de preambule van de Constitutie en in artikel 1 ervan;

    • 1.2 bestudering en aanneming, in voorkomend geval, van de door de lidstaten en de Raden overeenkomstig artikel 29 van de Constitutie en artikel 138 van het Algemeen Reglement gedane voorstellen tot wijziging van de Constitutie, van het Algemeen Reglement, van het Verdrag en van de overige verdragen;

    • 1.3 vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Akten;

    • 1.4 aanneming van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan;

    • 1.5 bestudering van de volledige verslagen met betrekking tot de werkzaamheden voorgelegd door respectievelijk de Raad van Bestuur, de Postraad en de Adviescommissie binnen het sinds het voorgaande Congres verstreken tijdvak, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 111, 117 en 125 van het Algemeen Reglement;

    • 1.6 aanneming van de strategie van de Unie;

    • 1.6bis aanneming van het ontwerp voor het vierjaarlijks werkplan van de Unie;

    • 1.7 vaststelling van het maximumbedrag van de uitgaven van de Unie, overeenkomstig artikel 21 van de Constitutie;

    • 1.8 verkiezing van de lidstaten die in de Raad van Bestuur en de Postraad zitting hebben, in overeenstemming met, onder andere, de kiesprocedures die zijn vastgelegd in de hierop betrekking hebbende resoluties van het Congres;

    • 1.9 verkiezing van de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal;

    • 1.10 vaststelling, in een resolutie, van het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten.

  • 2. Als hoogste orgaan van de Unie houdt het Congres zich tevens bezig met andere aangelegenheden, in het bijzonder op het gebied van postale diensten.

Artikel II (gewijzigd art. 104)

Reglement van orde van Congressen

  • 1. Bij de organisatie van de werkzaamheden en het voeren van overleg hanteert het Congres zijn Reglement van Orde.

  • 2. Elk Congres kan zijn Reglement van Orde wijzigen volgens de voorwaarden vastgelegd in het Reglement van Orde.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van dienovereenkomstige toepassing op Buitengewone Congressen.

Artikel III (gewijzigd art. 105)

Waarnemers bij de organen van de Unie

  • 1. De volgende instanties worden uitgenodigd als waarnemer deel te nemen aan de plenaire zittingen en commissievergaderingen van het Congres, de Raad van Bestuur en de Postraad:

    • 1.1 de Verenigde Naties;

    • 1.2 Beperkte Unies;

    • 1.3 leden van de Adviescommissie;

    • 1.4 instanties die uit hoofde van een resolutie of besluit van het Congres bevoegd zijn vergaderingen van de Unie bij te wonen als waarnemer.

  • 2. De volgende instanties, indien naar behoren aangewezen door de Raad van Bestuur in overeenstemming met artikel 107.1.12 worden uitgenodigd specifieke bijeenkomsten van het Congres bij te wonen als ad-hocwaarnemer:

    • 2.1 gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties en andere intergouvernementele organisaties;

    • 2.2 elk internationaal orgaan, elke vereniging of onderneming, of elke daarvoor in aanmerking komende persoon.

  • 3. Naast de waarnemers omschreven onder 1 van dit artikel, kunnen de Adviescommissie en de Postraad in overeenstemming met hun Reglement van Orde ad-hocwaarnemers aanwijzen om hun vergaderingen bij te wonen, indien zulks in het belang is van de Unie en haar organen.

Artikel IV (gewijzigd art. 106)

Samenstelling en functioneren van de Raad van Bestuur

  • 1. De Raad van Bestuur bestaat uit eenenveertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.

  • 2. Het voorzitterschap wordt van rechtswege toegekend aan de gastheerlidstaat van het Congres. Indien deze lidstaat afstand doet van dit recht, wordt hij van rechtswege lid en beschikt de geografische groep waartoe hij behoort derhalve over een extra zetel waarop de onder 3 bedoelde beperkingen niet van toepassing zijn. In dat geval kiest de Raad van Bestuur een van de leden die behoren tot de geografische groep waarvan de gastheerlidstaat deel uitmaakt tot voorzitter.

  • 3. De veertig overige leden van de Raad van Bestuur worden door het Congres gekozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt bij elk Congres vervangen; geen enkele lidstaat kan door drie achtereenvolgende Congressen worden gekozen.

  • 4. Elk lid van de Raad van Bestuur benoemt zijn vertegenwoordiger(s). De leden van de Raad van Bestuur nemen metterdaad deel aan zijn activiteiten.

  • 5. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onbezoldigd. De operationele kosten van deze Raad komen ten laste van de Unie.

  • 6. De Raad van Bestuur omschrijft en formaliseert de Permanente Groepen en Taskforces of overige organen die binnen zijn structuur worden ingesteld en/of zet deze op, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de strategie van de Unie en het bedrijfsplan dat door het Congres is aangenomen.

Artikel V (gewijzigd art. 107)

Taken van de Raad van Bestuur

  • 1. De Raad van Bestuur heeft de volgende taken:

    • 1.1 het toezien op alle activiteiten van de Unie tussen Congressen in, rekening houdend met de besluiten van het Congres, door bestudering van de vraagstukken betreffende regeringsbeleid op postaal gebied en rekening houdend met de internationale beleidslijnen inzake regulering, zoals die welke betrekking hebben op de handel in diensten en mededinging;

    • 1.2 het bevorderen, coördineren en toezien op alle vormen van postale technische bijstand in het kader van internationale technische samenwerking;

    • 1.3 het bestuderen van het door het Congres goedgekeurde ontwerp van het vierjarige bedrijfsplan van de UPU en het finaliseren daarvan door de activiteiten vervat in het ontwerp voor de periode van vier jaar af te stemmen op de feitelijk beschikbare middelen. Dit plan moet, indien van toepassing, tevens afgestemd zijn op de uitkomsten van het door het Congres uitgevoerde prioriteringsproces. Het gefinaliseerde vierjarige bedrijfsplan vormt, na completering en goedkeuring door de Raad van Bestuur, de basis voor de opstelling van het jaarprogramma en de jaarbegroting van de UPU, alsmede voor de door de Raad van Bestuur en Postraad op te stellen en uit te voeren operationele jaarplannen;

    • 1.4 het bestuderen en goedkeuren van het jaarprogramma, de begroting en de rekeningen van de Unie, gebaseerd op de definitieve versie van het bedrijfsplan van de UPU zoals beschreven in 107.1.3;

    • 1.5 het toestaan, indien de omstandigheden zulks vereisen, van de overschrijding van het uitgavenplafond overeenkomstig artikel 145.3 tot en met 145.5;

    • 1.6 het, op verzoek, toestaan van de keuze van een lagere contributieklasse, overeenkomstig de in artikel 150.6 bedoelde voorwaarden;

    • 1.7 het, op verzoek van een lidstaat, toestaan van de verandering van een geografische groep, met inachtneming van de mening van de lidstaten die lid zijn van de betrokken geografische groepen;

    • 1.8 het creëren of schrappen van arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau die uit de reguliere begroting worden gefinancierd, rekening houdend met de beperkingen die samenhangen met het vastgestelde uitgavenplafond;

    • 1.9 het nemen van beslissingen omtrent met lidstaten te leggen contacten voor het vervullen van zijn taken;

    • 1.10 het, na overleg met de Postraad, nemen van beslissingen omtrent het aangaan van betrekkingen met organisaties die geen waarnemer zijn in de zin van 105.1 en 105.2.1;

    • 1.11 het bestuderen van de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de UPU met de andere internationale instanties en het nemen van de door hem opportuun geachte maatregelen met betrekking tot het beheer van deze betrekkingen en het hieraan te geven gevolg;

    • 1.12 het, op een gelegen moment, na overleg met de Postraad en met de Secretaris-Generaal, aanwijzen van gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties, internationale organisaties, verenigingen, bedrijven en personen die als ad-hocwaarnemer worden uitgenodigd om specifieke zittingen van het Congres en van de Commissies bij te wonen wanneer dat in het belang van de Unie is of de werkzaamheden van het Congres ten goede kan komen, en het belasten van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau met de verzending van de vereiste uitnodigingen;

    • 1.13 het aanwijzen van de lidstaat waar het volgende Congres zitting heeft in het in artikel 101.3 bedoelde geval;

    • 1.14 het, te gelegener tijd en na overleg met de Postraad, vaststellen van het aantal Commissies dat benodigd is om de werkzaamheden van het Congres te verrichten en het vaststellen van hun bevoegdheden;

    • 1.15 het, na overleg met de Postraad en onder voorbehoud van de goedkeuring van het Congres, aanwijzen van de lidstaten die mogelijk:

      • 1.15.1 de vicevoorzitterschappen van het Congres en de voorzitterschappen en vicevoorzitterschappen van de Commissies op zich kunnen nemen, zo veel mogelijk rekening houdend met een billijke geografische spreiding van de lidstaten; en

      • 1.15.2 deel kunnen uitmaken van de Besloten Commissies van het Congres;

    • 1.16 het aanwijzen van de leden uit zijn midden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;

    • 1.17 het in het kader van zijn bevoegdheden in overweging nemen en goedkeuren van elke maatregel die nodig is voor het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de internationale postale dienst en deze moderniseren;

    • 1.18 het, op verzoek van het Congres, van de Postraad of van de lidstaten, bestuderen van problemen van bestuurlijke, wetgevende en juridische aard die de Unie of de internationale postale dienst aangaan; het is de taak van de Raad van Bestuur te besluiten op bovengenoemde gebieden of het al dan niet opportuun is tussen de Congressen in de door de lidstaten verzochte studies te ondernemen;

    • 1.19 het doen van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140;

    • 1.20 het ter beoordeling aan de Postraad voorleggen van studieonderwerpen, overeenkomstig artikel 113.1.6;

    • 1.21 het, in overleg met de Postraad, beoordelen en goedkeuren van het strategieontwerp dat aan het Congres moet worden voorgelegd;

    • 1.22 het in ontvangst nemen van de verslagen alsmede de aanbevelingen van de Adviescommissie en hierover beraadslagen, en het bestuderen van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;

    • 1.23 het zorg dragen voor de controle van de activiteiten van het Internationaal Bureau;

    • 1.24 het goedkeuren van de door het Internationaal Bureau opgestelde jaarlijkse verslagen betreffende de activiteiten van de Unie en het financieel beheer en, in voorkomend geval, het leveren van commentaar hierop;

    • 1.25 het vaststellen, wanneer hij zulks nuttig acht, van de beginselen waarmee de Postraad rekening moet houden bij de bestudering van vraagstukken die belangrijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief van luchtvervoer van post en terpostbezorging van brievenpost in het buitenland), het nauwgezet volgen van de bestudering van deze vraagstukken en het beoordelen en goedkeuren van de op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende voorstellen van de Postraad, teneinde te waarborgen dat deze overeenkomen met de eerdergenoemde beginselen;

    • 1.26 het goedkeuren, in het kader van zijn bevoegdheden, van de aanbevelingen van de Postraad betreffende de aanneming, indien nodig, van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van een besluit ter zake door het Congres;

    • 1.27 het beoordelen van het door de Postraad opgestelde jaarverslag en, in voorkomend geval, de door deze Raad ingediende voorstellen;

    • 1.28 het goedkeuren van het vierjarig verslag, dat door het Internationaal Bureau in overleg met de Postraad wordt opgesteld, over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie van de Unie met het oog op de voorlegging ervan aan het volgende Congres;

    • 1.29 het vaststellen van het kader voor de organisatie van de Adviescommissie en het goedkeuren van de organisatie van de Adviescommissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 122;

    • 1.30 het vaststellen van de criteria voor toetreding tot de Adviescommissie en het inwilligen of afwijzen van toetredingsverzoeken aan de hand van deze criteria, waarbij ervoor wordt gezorgd dat deze door middel van een versnelde procedure, tussen de vergaderingen van de Raad van Bestuur, worden behandeld;

    • 1.31 het vaststellen van het Financieel Reglement van de Unie;

    • 1.32 het vaststellen van de regels van het Reservefonds;

    • 1.33 het vaststellen van de regels van het Bijzondere Fonds;

    • 1.34 het vaststellen van de regels van het Fonds Bijzondere Activiteiten;

    • 1.35 het vaststellen van de regels van het Vrijwillige Fonds;

    • 1.36 het vaststellen van de rechtspositie van het personeel en de arbeidsvoorwaarden van de gekozen functionarissen;

    • 1.37 het vaststellen van het Reglement van het Sociaal Fonds;

    • 1.38 het binnen het kader van artikel 152 uitoefenen van algemeen toezicht op de instelling en activiteiten van door de gebruikers gefinancierde hulporganen;

    • 1.39 het aannemen van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan.

Artikel VI (gewijzigd art. 108)

Organiseren van vergaderingen van de Raad van Bestuur

  • 1. Tijdens zijn oprichtingsvergadering, die bijeen wordt geroepen en geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Raad van Bestuur, uit zijn leden, vier Vicevoorzitters en stelt hij zijn Reglement van Orde vast. De Voorzitter en vier Vicevoorzitters komen uit lidstaten van elk van de vijf geografische groepen van de Unie.

  • 2. De Raad van Bestuur komt tweemaal per jaar, of vaker bij wijze van uitzondering, bijeen op de zetel van de Unie, in overeenstemming met de relevante procedures vervat in zijn Reglement van Orde.

  • 3. De Voorzitter en de Vicevoorzitters, en de Voorzitters, Medevoorzitters en de Vicevoorzitters van de Commissies van de Raad van Bestuur vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Raad van Bestuur voor en geeft hieraan leiding. De Commissie keurt namens de Raad van Bestuur het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag betreffende de activiteiten van de Unie goed en neemt alle andere taken op zich die de Raad van Bestuur besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

  • 4. De Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigt deze Raad tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Postraad van belang zijn.

  • 5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Adviescommissie van belang zijn.

Artikel VII (gewijzigd art. 109)

Waarnemers

  • 1. Waarnemers

    • 1.1 Teneinde een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen te waarborgen kan de Postraad vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Raad van Bestuur in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.

    • 1.2 Lidstaten van de Unie die geen lid zijn van de Raad, alsmede waarnemers en de ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur deelnemen.

  • 2. Beginselen

    • 2.1 Vanwege logistieke redenen kan de Raad van Bestuur het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.

    • 2.2 Het kan de waarnemers en ad-hocwaarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Permanente Groepen of Taskforces wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers en ad-hocwaarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.

    • 2.3 Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen leden van de Adviescommissie en de ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.

Artikel VIII (gewijzigd art. 110)

Reiskostenvergoeding

  • 1. De reiskosten van de vertegenwoordiger van elk van de leden van de Raad van Bestuur die deelneemt aan de zittingen van dit orgaan, komen ten laste van zijn lidstaat. Een vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de door de Raad van Bestuur, respectievelijk de Verenigde Naties opgestelde lijsten worden gerangschikt onder de ontwikkelingslanden of minst ontwikkelde landen heeft, behalve voor de vergaderingen die tijdens het Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van elk lid van de Commissies of andere organen van de Raad wanneer deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad vergaderen.

Artikel IX (gewijzigd art. 112)

Samenstelling en functioneren van de Postraad

  • 1. De Postraad is samengesteld uit achtenveertig leden die hun taken gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen vervullen.

  • 2. De leden van de Postraad worden door het Congres gekozen, aan de hand van een duidelijk omschreven geografische spreiding. Bij elk Congres wordt ten minste een derde van de leden van elke geografische groep vervangen.

  • 3. Elk lid van de Postraad benoemt zijn vertegenwoordiger(s). De leden van de Postraad nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad.

  • 4. De operationele kosten van de Postraad komen ten laste van de Unie. De leden van de Raad ontvangen geen enkele vergoeding.

  • 5. De Postraad omschrijft en formaliseert de Permanente groepen en Taskforces, door de gebruikers gefinancierde hulporganen of overige organen die binnen zijn structuur worden ingesteld en/of zet deze op, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de strategie van de Unie en het bedrijfsplan dat door het Congres is aangenomen.

Artikel X (gewijzigd art. 113)

Taken van de Postraad

  • 1. De Postraad heeft de volgende taken:

    • 1.1 het coördineren van de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en de verbetering van de internationale postale diensten;

    • 1.2 het, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur in het kader van diens bevoegdheden, ondernemen van elke actie die nodig wordt geacht voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de internationale postale dienst en om deze te moderniseren;

    • 1.3 het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met de lidstaten en hun aangewezen aanbieders voor het vervullen van zijn taken;

    • 1.4 het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de bestudering en verspreiding van de door bepaalde lidstaten en hun aangewezen aanbieders opgedane ervaring en geboekte vooruitgang op het gebied van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de andere lidstaten en hun aangewezen aanbieders aangaan;

    • 1.5 het, na overleg met de Raad van Bestuur, nemen van passende maatregelen op het gebied van technische samenwerking met alle lidstaten van de Unie en hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder met nieuwe landen en ontwikkelingslanden en hun aangewezen aanbieders;

    • 1.6 het bestuderen van alle overige vraagstukken die door een lid van de Postraad, door de Raad van Bestuur of door een lidstaat of aangewezen aanbieder aan hem worden voorgelegd;

    • 1.7 het in ontvangst nemen en bespreken van verslagen alsmede van de aanbevelingen van de Adviescommissie en, voor de vraagstukken die de Postraad aangaan, het bestuderen en van opmerkingen voorzien van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;

    • 1.8 het aanwijzen van zijn leden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;

    • 1.9 het leiden van de bestudering van de belangrijkste exploitatie-, handels-, technische en economische problemen en problemen op het gebied van technische samenwerking die van belang zijn voor alle lidstaten van de Unie of hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder vraagstukken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief luchtvervoer, quota postpakketten en terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland), het samenstellen van informatie en het formuleren van zienswijzen hieromtrent en het aanbevelen van te nemen maatregelen;

    • 1.10 het aan de Raad van Bestuur verstrekken van de nodige gegevens voor het opstellen van de aan het Congres voor te leggen ontwerpstrategie van de Unie en het ontwerp voor het vierjaarlijks werkplan;

    • 1.11 het bestuderen van problemen die verband houden met het onderwijs en de beroepsopleiding die de lidstaten en hun aangewezen aanbieders alsmede nieuwe landen en ontwikkelingslanden aangaan;

    • 1.12 het bestuderen van de huidige situatie en de behoeften in nieuwe landen en ontwikkelingslanden en het opstellen van passende aanbevelingen over de wijze waarop en de middelen waarmee hun postale diensten kunnen worden verbeterd;

    • 1.13 het herzien van de Regelingen van de Unie binnen zes maanden na de sluiting van het Congres, tenzij het Congres anderszins besluit; de Postraad kan eveneens de genoemde Regelingen wijzigen tijdens andere zittingen; in beide gevallen blijft de Postraad wat betreft het beleid en de fundamentele beginselen onderworpen aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur;

    • 1.14 het formuleren van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140; de goedkeuring van de Raad van Bestuur is vereist wanneer deze voorstellen betrekking hebben op vraagstukken die onder de bevoegdheid van de Raad vallen;

    • 1.15 het, op verzoek van een lidstaat, bestuderen van elk voorstel dat deze lidstaat overeenkomstig artikel 139 aan het Internationaal Bureau zendt, het opstellen van het commentaar hierop en het Internationaal Bureau opdragen dit bij het genoemde voorstel te voegen alvorens dit ter goedkeuring voor te leggen aan de lidstaten;

    • 1.16 het, indien nodig, aanbevelen en eventueel aannemen – na goedkeuring door de Raad van Bestuur en overleg met alle lidstaten – van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van het besluit van het Congres ter zake;

    • 1.17 het, in de vorm van aanbevelingen (of als bindende bepalingen indien de Akten van de Unie daarin voorzien) aan de lidstaten en hun aangewezen aanbieders, opstellen en aanreiken van normen op het gebied van techniek en exploitatie en op andere gebieden binnen zijn bevoegdheden waarop een uniforme werkwijze onmisbaar is; de Postraad verstrekt dienovereenkomstig, indien nodig, ook wijzigingen van reeds door hem vastgestelde normen;

    • 1.18 het vaststellen van het kader voor de organisatie van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen en het goedkeuren van de organisatie van deze organen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 152;

    • 1.19 het jaarlijks in ontvangst nemen en bespreken van verslagen van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen;

    • 1.20 het aannemen van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan.

Artikel XI (gewijzigd art. 114)

Organisatie van vergaderingen van de Postraad

  • 1. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen en wordt geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Postraad uit zijn leden een Voorzitter en vier Vicevoorzitters en de Voorzitter/Vicevoorzitters/Medevoorzitters van de Commissies en wordt het Reglement van Orde opgesteld. De Voorzitter en vier Vicevoorzitters komen uit lidstaten van elk van de vijf geografische groepen van de Unie.

  • 2. De Postraad komt tweemaal per jaar, of vaker bij wijze van uitzondering, op de zetel van de Unie bijeen, in overeenstemming met de relevante procedures die zijn vervat in zijn Reglement van Orde.

  • 3. De Voorzitter en de Vicevoorzitters en de Voorzitters, Medevoorzitters en Vicevoorzitters van de Commissies van de Postraad vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Postraad voor en geeft hieraan leiding, en neemt alle taken op zich die de Raad besluit aan haar op te dragen of die tijdens het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.

  • 4. Op basis van de door het Congres aangenomen strategie van de Unie en, in het bijzonder, het gedeelte dat betrekking heeft op de strategieën van de permanente organen van de Unie, stelt de Postraad tijdens zijn zitting na het Congres, een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat ter verwezenlijking van de strategieën. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden op het gebied van actuele onderwerpen van gemeenschappelijk belang behelst, wordt jaarlijks herzien aan de hand van de nieuwe feiten en prioriteiten.

  • 5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Postraad wanneer op de agenda punten voorkomen die voor de Adviescommissie van belang zijn.

Artikel XII (gewijzigd art. 115)

Waarnemers

  • 1. Waarnemers

    • 1.1 Teneinde te zorgen voor een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen kan de Raad van Bestuur vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Postraad in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.

    • 1.2 Lidstaten van de Unie die geen lid zijn van de Raad, alsmede de waarnemers en ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht, aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Postraad deelnemen.

  • 2. Beginselen

    • 2.1 Vanwege logistieke redenen kan de Postraad het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.

    • 2.2 Het kan de waarnemers en ad-hocwaarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Permanente Groepen of Taskforces wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers en ad-hocwaarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.

    • 2.3 Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen leden van de Adviescommissie en de ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen opnieuw beoordelen, wanneer opportuun in overleg met de Postraad;

Artikel XIII (gewijzigd art. 116)

Reiskostenvergoeding

  • 1. De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van de aan de Postraad deelnemende lidstaten komen ten laste van deze lidstaten. Een vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de door de Organisatie van de Verenigde Naties opgestelde lijst worden beschouwd als een van de minst ontwikkelde landen heeft, met uitzondering van de vergaderingen die tijdens een Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat.

Artikel XIV (ingevoegd art. 117bis)

Artikel 117bis

Coördinatiecommissie voor de permanente organen van de Unie

  • 1. De Voorzitter van de Raad van Bestuur, de Voorzitter van de Postraad en de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau vormen de Coördinatiecommissie voor de permanente organen van de Unie.

  • 2. De Coördinatiecommissie verricht de volgende taken:

    • 2.1 het helpen coördineren van het werk van de permanente organen van de Unie;

    • 2.2 het, indien nodig, bijeenkomen om kwesties te bespreken die van belang zijn voor de Unie en de postdienst en het verstrekken van een evaluatie van deze kwesties aan de organen van de Unie;

    • 2.3 het waarborgen van de juiste uitvoering van het strategische planningsproces zodat alle besluiten over de activiteiten van de Unie door de juiste organen worden genomen in overeenstemming met hun onderscheiden verantwoordelijkheden zoals vervat in de Akten van de Unie.

  • 3. Op bijeenroeping door de Voorzitter van de Raad van Bestuur komt de Coördinatiecommissie tweemaal per jaar bijeen op de zetel van de Unie. De datum en plaats van de vergaderingen worden door de Voorzitter van de Raad van Bestuur vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitter van de Postraad en de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.

Artikel XV (gewijzigd art. 123)

Vertegenwoordigers van de Adviescommissie bij de Raad van Bestuur, de Postraad en het Congres

  • 1. Ter waarborging van een doeltreffend contact met de organen van de Unie kan de Adviescommissie vertegenwoordigers aanwijzen om aan de vergaderingen van het Congres, van de Raad van Bestuur en van de Postraad alsmede van hun respectieve Commissies deel te nemen in de hoedanigheid van waarnemer zonder stemrecht.

  • 2. De leden van de Adviescommissie worden uitgenodigd voor de plenaire zittingen en de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur en van de Postraad, overeenkomstig artikel 105. Ook kunnen zij deelnemen aan de werkzaamheden van de Permanente Groepen en Taskforces en de Werkgroepen overeenkomstig de artikelen 109.2.2 en 115.2.2.

  • 3. De Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigen deze organen bij de vergaderingen van de Adviescommissie wanneer op de agenda van deze vergaderingen punten staan die voor deze organen van belang zijn.

Artikel XVI (gewijzigd art. 127)

Taken van de Directeur-Generaal

  • 0bis. De Directeur-Generaal is de wettelijke vertegenwoordiger van de Unie.

  • 1. De Directeur-Generaal organiseert, bestuurt en leidt het Internationaal Bureau.

  • 2. Wat betreft de indeling van functies, benoemingen en bevordering is hij bevoegd tot:

    • 2.1 het indelen van de functies in de rangen G 1 tot en met D 2, en tot het bevorderen van de functionarissen in deze rangen.

    • 2.2 Voor benoemingen in de rangen P 1 tot en met D 2 dient hij de beroepsbekwaamheid in acht te nemen van de kandidaten die zijn aanbevolen door de lidstaten waarvan zij de nationaliteit hebben, of waar zij hun beroep uitoefenen, rekening houdend met een billijke geografische spreiding over de continenten en taalspreiding. De functies in de rang D 2 moeten, met inachtneming van het doorslaggevende criterium van de doeltreffendheid van het Internationaal Bureau, zoveel mogelijk worden vervuld door kandidaten uit andere regio’s dan die waaruit de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal afkomstig zijn. Indien voor bepaalde functies bijzondere bekwaamheden vereist zijn, kan de Directeur-Generaal extern werven.

    • 2.3 Bij de benoeming van een nieuwe functionaris houdt de Directeur-Generaal er tevens rekening mee dat de personen in de functies van de rangen D 2, D 1 en P 5 ingezetenen van verschillende lidstaten van de Unie moeten zijn.

    • 2.4 Bij de bevordering van een functionaris van het Internationaal Bureau in de rangen D 2, D 1 en P 5 is de Directeur-Generaal niet verplicht hetzelfde beginsel toe te passen.

    • 2.5 De bekwaamheid die tijdens het wervingsproces wordt vastgesteld heeft prioriteit boven de eis van een billijke geografische spreiding en taalspreiding.

    • 2.6 De Directeur-Generaal brengt de Raad van Bestuur eenmaal per jaar op de hoogte van de benoemingen en bevorderingen in de rangen P 4 tot en met D 2.

  • 3. De Directeur-Generaal heeft voorts de volgende bevoegdheden:

    • 3.1 het vervullen van de taken van depositaris van de Akten van de Unie en van tussenpersoon bij de procedure voor toetreding en toelating tot de Unie alsmede bij de procedure voor het verlaten ervan;

    • 3.2 het aan alle regeringen van de lidstaten kennisgeven van de besluiten van het Congres;

    • 3.3 het aan alle lidstaten en hun aangewezen aanbieders kennisgeven van de door de Postraad vastgestelde of herziene Regelingen;

    • 3.4 het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Unie op het laagst mogelijke niveau dat nog verenigbaar is met de behoeften van de Unie en deze op een gelegen tijdstip ter beoordeling voorleggen aan de Raad van Bestuur; het, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, aan de lidstaten mededelen van de begroting en deze ten uitvoer leggen;

    • 3.5 het uitvoeren van de specifieke door de organen van de Unie verzochte activiteiten alsmede die welke hem uit hoofde van de Akten worden toegewezen;

    • 3.6 het nemen van initiatieven voor het verwezenlijken van de door de organen van de Unie gestelde doelen, in het kader van het vastgestelde beleid en de beschikbare financiële middelen;

    • 3.7 het aan de Raad van Bestuur of aan de Postraad voorleggen van suggesties en voorstellen;

    • 3.8 het, na de afsluiting van het Congres, aan de Postraad voorleggen van voorstellen betreffende de wijzigingen die op de Regelingen moeten worden aangebracht naar aanleiding van de besluiten van het Congres, overeenkomstig het Reglement van Orde van de Postraad;

    • 3.9 het opstellen, ten behoeve van de Raad van Bestuur en op basis van de door de Raden gegeven richtlijnen, van de ontwerpstrategie van de Unie en het ontwerp voor het vierjaarlijks werkplan die aan het Congres moeten worden voorgelegd;

    • 3.10 het, ter goedkeuring door de Raad van Bestuur, opstellen van een vierjarig verslag over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie, dat aan het volgende Congres wordt voorgelegd;

    • 3.11 (Vervallen)

    • 3.12 het optreden als tussenpersoon in de betrekkingen tussen:

      • 3.12.1 de UPU en de beperkte Unies;

      • 3.12.2 de UPU en de Organisatie van de Verenigde Naties;

      • 3.12.3 de UPU en de internationale organisaties wier activiteiten voor de Unie van belang zijn;

      • 3.12.4 de UPU en de internationale instanties, verenigingen of ondernemingen waarmee de organen van de Unie overleg wensen te plegen of die zij bij hun werkzaamheden wensen te betrekken;

    • 3.13 het vervullen van de taak van Secretaris-Generaal van de organen van de Unie en het in die hoedanigheid, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit Algemeen Reglement, toezien op:

      • 3.13.1 de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Unie;

      • 3.13.2 de opstelling, vervaardiging en verspreiding van stukken, rapporten en verslagen;

      • 3.13.3 het functioneren van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Unie;

    • 3.14 het bijwonen van zittingen van de organen van de Unie en het zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.

Artikel XVII (gewijzigd art. 130)

Opstellen en verspreiden van stukken van de organen van de Unie

  • 1. Het Internationaal Bureau stelt alle stukken op en stelt deze via de website van de Unie beschikbaar in de in artikel 155 genoemde taalversies, in overeenstemming met het Reglement van Orde van de Raad van Bestuur en de Postraad. Het Internationaal Bureau wijst door middel van een efficiënt online signaleringssysteem, met name de vertegenwoordigers van de lidstaten, tevens op nieuwe elektronische publicaties op de website van de Unie.

  • 2. Uitsluitend op verzoek van een afzonderlijke lidstaat verspreidt het Internationaal Bureau daarnaast fysieke publicaties van de Unie, zoals circulaires van het Internationaal Bureau en beknopte verslagen van de Raad van Bestuur en de Postraad.

Artikel XVIII (gewijzigd art. 138)

Procedure voor de indiening van voorstellen bij het Congres

  • 1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld onder 2 en 5 wordt de indiening bij het Congres van voorstellen van ongeacht welke aard door de lidstaten geregeld door de volgende procedure:

    • 1.1 geaccepteerd worden voorstellen die ten minste zes maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum door het Internationaal Bureau worden ontvangen;

    • 1.2 gedurende het tijdvak van zes maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum mogen geen voorstellen van redactionele aard worden ingediend;

    • 1.3 inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen zes en vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste twee lidstaten;

    • 1.4 inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen vier en twee maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste acht lidstaten; de voorstellen die daarna worden ontvangen, worden niet meer geaccepteerd;

    • 1.5 de adhesiebetuigingen moeten door het Internationaal Bureau binnen dezelfde termijn worden ontvangen als de voorstellen waarop deze betrekking hebben.

  • 2. Voorstellen betreffende de Constitutie of het Algemeen Reglement moeten ten minste zes maanden vóór de opening van het Congres door het Internationaal Bureau worden ontvangen; voorstellen die na die datum maar vóór de opening worden ontvangen, kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien het Congres daartoe met een meerderheid van twee derde van de bij het Congres vertegenwoordigde landen beslist en indien aan de onder 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 3. Elk voorstel mag in beginsel slechts één doel hebben en uitsluitend wijzigingen bevatten die door dat doel worden gerechtvaardigd. Elk voorstel dat aanzienlijke uitgaven voor de Unie met zich meebrengt, moet vergezeld zijn van een door de desbetreffende lidstaat, in overleg met het Internationaal Bureau, opgestelde staat van de financiële consequenties, teneinde vast te stellen welke financiële middelen benodigd zijn voor de uitvoering ervan.

  • 4. De voorstellen van redactionele aard worden door de lidstaten die deze indienen bovenaan voorzien van de vermelding „Voorstel van redactionele aard” en door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer, gevolgd door de letter R. De voorstellen die niet van deze vermelding zijn voorzien, maar die naar het oordeel van het Internationaal Bureau van louter redactionele aard zijn, worden gepubliceerd met een passende annotatie; het Internationaal Bureau stelt ten behoeve van het Congres een lijst van deze voorstellen op.

  • 5. De onder 1 en 4 voorgeschreven procedure is noch van toepassing op voorstellen betreffende het Reglement van Orde van de Congressen, noch op voorstellen ingediend door de Raad van Bestuur of de Postraad.

Artikel XIX (gewijzigd art. 144)

Inwerkingtreding van de Regelingen en van andere tussen twee Congressen genomen besluiten

  • 1. De Regelingen treden in werking op dezelfde datum en hebben dezelfde duur als de uit het Congres voortkomende Akten.

  • 2. Onder voorbehoud van het bepaalde onder 1 zijn de tussen twee Congressen aangenomen besluiten tot wijziging van de Akten van de Unie eerst uitvoerbaar na ten minste drie maanden na kennisgeving hiervan. Deze termijn is echter niet van toepassing op wijzigingen van de Regelingen die zijn aangenomen na het opstellen van de nieuwe Regelingen maar nog voor de inwerkingtreding ervan volgens de bepalingen van het eerste lid.

Artikel XX (gewijzigd art. 146)

Regeling van de bijdragen van de lidstaten

  • 1. De landen die tot de Unie toetreden of die worden toegelaten als lid van de Unie, alsmede die welke de Unie verlaten, moeten hun bijdrage betalen voor het gehele jaar waarin hun toelating of vertrek daadwerkelijk plaatsvindt.

  • 2. De lidstaten betalen vooraf hun contributie aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie, op basis van de door de Raad van Bestuur vastgestelde begroting. Deze contributies moeten uiterlijk worden betaald op de eerste dag van het financiële jaar waarop de begroting betrekking heeft. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 5% per jaar, te rekenen vanaf de vierde maand.

  • 3. Wanneer de achterstallige contributie van een lidstaat aan de Unie exclusief rente gelijk is aan of hoger is dan de som van de contributies van die lidstaat over de twee voorgaande financiële jaren, kan deze lidstaat zijn vorderingen op andere lidstaten op de door de Raad van Bestuur vastgestelde wijze geheel of ten dele onherroepelijk aan de Unie overdragen. De voorwaarden voor de overdracht van vorderingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de lidstaat, zijn debiteuren/schuldeisers en de Unie.

  • 4. De lidstaten die vanwege juridische of andere redenen niet in staat zijn tot een dergelijke overdracht, verplichten zich ertoe een afbetalingsregeling te treffen voor hun achterstallige betalingen.

  • 5. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden kan de termijn voor het verhaal van aan de Unie verschuldigde achterstallige verplichte contributies niet langer zijn dan tien jaar.

  • 6. In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van Bestuur een lidstaat geheel of ten dele van de betaling van de verschuldigde rente ontheffen indien deze zich, over de hoofdsom, volledig heeft gekweten van zijn achterstallige schulden.

  • 7. Een lidstaat kan eveneens, in het kader van een door de Raad van Bestuur goedgekeurde aflossingsregeling voor zijn achterstallige contributie, worden ontheven van het geheel of een gedeelte van de geaccumuleerde of nog te ontvangen renten; deze ontheffing wordt evenwel afhankelijk gesteld van de volledige en punctuele uitvoering van de aflossingsregeling binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaar.

  • 8. Het bepaalde onder 3 tot en met 7 is van overeenkomstige toepassing op de vertaalkosten die door het Internationaal Bureau in rekening worden gebracht bij de lidstaten die bij de taalgroepen zijn aangesloten.

  • 9. De facturen worden door het Internationaal Bureau ten minste drie maanden vóór hun vervaldag aan de lidstaten toegezonden. De originele facturen worden naar het juiste, door de betrokken lidstaat opgegeven adres verzonden. Elektronische afschriften van de facturen worden ter kennisgeving of herinnering per e-mail verzonden.

  • 10. Voorts verstrekt het Internationaal Bureau, telkens wanneer het de lidstaten rente in rekening brengt wegens achterstallige betaling van bepaalde facturen, duidelijke informatie, zodat de lidstaten eenvoudig kunnen nagaan op welke facturen de rente betrekking heeft.

Artikel XXI (gewijzigd art. 150)

Contributieklassen

  • 1. De lidstaten dragen bij aan de dekking van de uitgaven van de Unie volgens de contributieklasse waartoe zij behoren. Deze klassen zijn:

    • klasse van 50 eenheden;

    • klasse van 47 eenheden;

    • klasse van 45 eenheden;

    • klasse van 43 eenheden;

    • klasse van 40 eenheden;

    • klasse van 37 eenheden;

    • klasse van 35 eenheden;

    • klasse van 33 eenheden;

    • klasse van 30 eenheden;

    • klasse van 27 eenheden;

    • klasse van 25 eenheden;

    • klasse van 23 eenheden;

    • klasse van 20 eenheden;

    • klasse van 17 eenheden;

    • klasse van 15 eenheden;

    • klasse van 13 eenheden;

    • klasse van 10 eenheden;

    • klasse van 7 eenheden;

    • klasse van 5 eenheden;

    • klasse van 3 eenheden;

    • klasse van 1 eenheid;

    • klasse van 0,5 eenheid, voorbehouden aan de door de Organisatie van de Verenigde Naties vermelde minst ontwikkelde landen en aan andere door de Raad van Bestuur aangewezen landen;

    • klasse van 0,1 eenheid, voorbehouden aan landen die door de Verenigde Naties worden erkend als kleine eilandstaten in ontwikkeling met een inwoneraantal van minder dan 200.000 (volgens de meest recente statische gegevens gepubliceerd door het relevante bureau van de Verenigde Naties).

  • 2. Niettegenstaande de onder 1 bedoelde contributieklassen kan elke lidstaat ervoor kiezen meer contributie-eenheden te betalen dan de contributieklasse waartoe hij behoort, zulks gedurende een tijdvak dat ten minste gelijk is aan het tijdvak tussen twee Congressen. Deze wijziging wordt uiterlijk tijdens het Congres aangekondigd. Aan het einde van het tijdvak tussen twee Congressen valt de lidstaat automatisch terug op het oorspronkelijke aantal contributie-eenheden, behalve wanneer hij besluit een groter aantal contributie-eenheden te blijven betalen. Door de betaling van aanvullende contributies nemen de uitgaven navenant toe.

  • 3. Op het moment van hun toelating of toetreding tot de Unie worden de lidstaten, overeenkomstig de in artikel 21.4 van de Constitutie bedoelde procedure, ingedeeld in een van de eerdergenoemde contributieklassen.

  • 4. De lidstaten kunnen later in een lagere contributieklasse worden geplaatst, mits het verzoek om verandering ten minste twee maanden voor de opening van het Congres aan het Internationaal Bureau wordt verzonden. Het Congres brengt een niet-bindend standpunt uit met betrekking tot deze verzoeken om wijziging van contributieklasse. De lidstaat is vrij om het standpunt van het Congres al dan niet te volgen. Het definitieve besluit van de lidstaat moet voor het einde van het Congres aan het Secretariaat van het Internationaal Bureau worden gezonden. Dit verzoek om wijziging wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van de door het Congres vastgestelde financiële bepalingen. De lidstaten die niet binnen de gestelde termijn te kennen hebben gegeven dat zij van contributieklasse wensen te veranderen, blijven in de contributieklasse waartoe zij tot op dat moment behoorden.

  • 5. De lidstaten kunnen niet verlangen dat zij met meer dan één klasse tegelijk lager worden geplaatst.

  • 6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen waarvoor internationale hulpprogramma’s nodig zijn, kan de Raad van Bestuur evenwel, eenmaal tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat, indien deze aantoont dat hij zijn contributie in de oorspronkelijk gekozen klasse niet kan handhaven, een tijdelijke verlaging van klasse toestaan. Onder dezelfde omstandigheden kan de Raad van Bestuur eveneens een tijdelijke verlaging toestaan voor lidstaten die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren die reeds in de klasse van 1 eenheid zijn gerangschikt, door deze in de klasse van 0,5 eenheid te plaatsen.

  • 7. Bij de toepassing van het bepaalde onder 6 kan de tijdelijke verlaging door de Raad van Bestuur worden toegestaan voor een maximumtermijn van twee jaar of tot het volgende Congres, indien dit eerder plaatsvindt. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt het betrokken land automatisch in zijn oorspronkelijke klasse teruggeplaatst.

  • 8. In afwijking van het bepaalde onder 4 en 5 zijn de verplaatsingen naar een hogere klasse niet aan beperkingen onderworpen.

Artikel XXII (gewijzigd art. 152)

Organisatie van door de gebruikers gefinancierde hulporganen

  • 1. Onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad van Bestuur kan de Postraad een aantal door de gebruikers gefinancierde hulporganen instellen die op vrijwillige basis worden gefinancierd, teneinde operationele, commerciële, technische en economische activiteiten te organiseren die op grond van artikel 18 van de Constitutie tot zijn bevoegdheden behoren, maar die niet mogen worden gefinancierd uit de reguliere begroting.

  • 2. Bij de instelling van een dergelijk orgaan van de Postraad neemt de Postraad besluiten conform het basiskader van het Reglement van Orde van het orgaan, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de elementaire regels en beginselen van de UPU als intergouvernementele organisatie en legt deze ter goedkeuring voor aan de Raad van Bestuur. Het basiskader omvat de volgende onderdelen:

    • 2.1 het mandaat;

    • 2.2 de samenstelling met inbegrip van de categorieën van leden die deelnemen;

    • 2.3 reglement omtrent de besluitvorming, met inbegrip van de interne structuur en de relatie tot de overige organen van de UPU;

    • 2.4 beginselen voor stemmen en vertegenwoordiging;

    • 2.5 financiering (inschrijving, tarieven voor gebruik, etc.);

    • 2.6 samenstelling van het secretariaat en structuur van de leiding.

  • 3. Elk door de gebruikers gefinancierd hulporgaan organiseert zijn activiteiten zelfstandig binnen het door de Postraad vastgestelde elementaire kader en onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad van Bestuur en stelt jaarlijks een verslag op van zijn activiteiten dat dient te worden beoordeeld door de Postraad.

  • 4. De Raad van Bestuur stelt de regels vast voor de kosten van de ondersteuning die de door de gebruikers gefinancierde hulporganen moeten bijdragen aan de reguliere begroting en publiceert deze in het Financieel Reglement van de UPU.

  • 5. De Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau leidt het secretariaat voor de door de gebruikers gefinancierde hulporganen in overeenstemming met het relevante personeelsreglement dat van toepassing is op het personeel dat is aangesteld voor de door de gebruikers gefinancierde hulporganen. Het secretariaat van de hulporganen maakt deel uit van het Internationaal Bureau.

  • 6. Informatie over in overeenstemming met dit artikel ingestelde door de gebruikers gefinancierde hulporganen wordt na hun instelling verstrekt aan het Congres.

Artikel XXIII Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie

  • 1. Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 juli 2019 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Algemeen Reglement zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Addis Abeba, 7 september 2018.



Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie, in Buitengewoon Congres bijeengekomen te Addis Abeba, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van de Constitutie, in dit Aanvullend Protocol de volgende wijzigingen vastgesteld van het Algemeen Postverdrag dat op 6 oktober 2016 in Istanboel is aangenomen.

Artikel I (gewijzigd art. 17)

Basisdiensten

  • 1. De lidstaten dienen erop toe te zien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van briefpostzendingen.

  • 2. Briefpostzendingen die uitsluitend stukken bevatten, zijn:

    • 2.1 prioritaire of niet-prioritaire zendingen tot 2 kilogram;

    • 2.2 brieven, postkaarten en drukwerk tot 2 kilogram;

    • 2.3 braillestukken tot 7 kilogram;

    • 2.4 bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, “M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram.

  • 3. Briefpostzendingen die goederen bevatten, zijn:

    • 3.1 prioritaire of niet-prioritaire petits paquets tot 2 kilogram;

    • 3.2 braillestukken tot 7 kilogram, zoals vermeld in de Regelingen;

    • 3.3 bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, “M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram, zoals vermeld in de Regelingen.

  • 4. De briefpostzendingen worden gerangschikt naar zowel de snelheid van behandeling als de inhoud ervan, overeenkomstig de Regelingen.

  • 5. Binnen het classificatiesysteem bedoeld in 4, kunnen briefpostzendingen ook worden ingedeeld op grond van hun omvang als kleine brieven (P), grote brieven (G), volumineuze brieven (E) of petits paquets (E). De limieten qua omvang en gewicht zijn omschreven in de Regelingen.

  • 6. Op sommige categorieën briefpostzendingen zijn facultatief hogere gewichtslimieten dan de onder 2 genoemde limieten van toepassing, volgens de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

  • 7. De lidstaten dienen er ook op toe te zien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van pakketpostzendingen tot 20 kilogram.

  • 8. Op sommige pakketpostzendingen zijn facultatief gewichtslimieten van meer dan 20 kg van toepassing, volgens de in de Regelingen vermelde voorwaarden.

Artikel II (gewijzigd art. 18)

Aanvullende diensten

  • 1. De lidstaten verzorgen de levering van de navolgende verplichte aanvullende diensten:

    • 1.1 aantekendienst voor uitgaande lucht- en prioritaire briefpostzendingen;

    • 1.2 aantekendienst voor alle binnenkomende aangetekende briefpostzendingen.

  • 2. De lidstaten kunnen de navolgende facultatieve aanvullende diensten waarborgen in het kader van de betrekkingen tussen de aangewezen aanbieders die zijn overeengekomen deze diensten te verzorgen:

    • 2.1 postale dienst met waardeaangifte voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.2 postale dienst met rembourszending voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.3 gevolgde postale dienst voor briefpostzendingen;

    • 2.4 postale dienst voor het in handen afgeven van aangetekende briefpostzendingen of van zendingen met waardeaangifte;

    • 2.5 postale dienst voor port- en rechtvrije zendingen voor briefpostzendingen en pakketten;

    • 2.6 pakketten die een bijzondere behandeling behoeven;

    • 2.7 “Consignment”-consolidatiedienst voor gegroepeerde zendingen van één afzender die voor het buitenland zijn bestemd;

    • 2.8 retourdienst voor handelswaar, waarbij de geadresseerde handelswaar terugzendt naar de oorspronkelijke verkoper met diens toestemming.

  • 3. De drie navolgende aanvullende diensten omvatten tegelijkertijd verplichte en facultatieve aspecten:

    • 3.1 dienst internationaal antwoordnummer (CCRI), die voornamelijk facultatief is. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders zijn echter verplicht de retourdienst te verzorgen van deze zendingen;

    • 3.2 dienst internationale antwoordcoupons. Deze coupons kunnen worden uitgewisseld in elke lidstaat, maar de verkoop ervan is facultatief;

    • 3.3 ontvangstbevestigingen voor aangetekende briefpostzendingen, pakketten en zendingen met waardeaangifte. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders accepteren ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen. De verzorging van een ontvangstbevestiging voor uitgaande zendingen is echter facultatief.

  • 4. Deze diensten en de bijbehorende heffingen worden beschreven in de Regelingen.

  • 5. Indien voor de hieronder vermelde diensten in het binnenlandse verkeer bijzondere heffingen gelden, zijn de aangewezen aanbieders bevoegd dezelfde heffingen te vragen voor internationale zendingen, volgens de in de Regelingen genoemde voorwaarden:

    • 5.1 bestelling van petits paquets van meer dan 500 gram;

    • 5.2 terpostbezorging van een briefpostzending op het uiterste tijdstip;

    • 5.3 terpostbezorging buiten de normale openingsuren van de loketten;

    • 5.4 ophalen bij de afzender thuis;

    • 5.5 afhalen van een briefpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten;

    • 5.6 poste restante;

    • 5.7 opslag van briefpostzendingen van meer dan 500 gram (met uitzondering van braillestukken) en van postpakketten;

    • 5.8 aflevering van pakketten in antwoord op het bericht van aankomst;

    • 5.9 dekking tegen het risico van overmacht;

    • 5.10 afleveren van briefpostzendingen buiten de normale openingsuren van de loketten.

Artikel III Inwerkingtreding en duur van het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

  • 1. Dit Aanvullend Protocol treedt in werking op 1 juli 2019 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Addis Abeba, 7 september 2018.



Slotprotocol bij het Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag

Bij de ondertekening van het heden gesloten Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag zijn de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie het volgende overeengekomen:

Artikel I (Art. VI van het gewijzigde Aanvullend Protocol bij het Algemeen Postverdrag)

Basisdiensten

  • 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 17 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot postpakketten niet goed.

  • 2. De bepalingen van artikel 17.2.4 zijn niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, waar de nationale wetgeving een lagere gewichtslimiet oplegt. De wetgeving inzake volksgezondheid en veiligheid in het Verenigd Koninkrijk beperkt het gewicht van postzakken tot 20 kilogram.

  • 3. In afwijking van artikel 17.2.4 mogen Azerbeidzjan, Kazachstan, Kirgizië en Oezbekistan het maximumgewicht van inkomende en uitgaande M-zakken beperken tot 20 kilogram.

  • 4. In afwijking van artikel 17 aanvaardt IJsland braillestukken uitsluitend voor zover dat voorzien is in zijn nationale wetgeving.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten dit Slotprotocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.

GEDAAN te Addis Abeba, 7 september 2018.


Uitgegeven de negende april 2019.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven