23 (2017) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake het IHE Delft Institute for Water Education in Nederland als een instituut onder auspiciën van UNESCO (categorie 2);

Parijs, 15 december 2017

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013535 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) inzake het IHE Delft Institute for Water Education in Nederland als een instituut onder auspiciën van UNESCO (categorie 2)

Het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, (hierna „de partijen”)

In herinnering roepend de strategische doelstellingen van het 37 C/7-document en het concept 39 C/5-document, in overeenstemming met artikel 12, eerste lid, onderdeel a, inzake de evaluatie van de activiteiten van het instituut,

Gelet op resolutie 39 C/19 waarin de Algemene Conferentie van UNESCO streeft naar het bevorderen van internationale samenwerking met betrekking tot de oprichting van een instituut van categorie 2 met de naam „IHE Delft, Institute for Water Education”,

Overwegende dat de Directeur-Generaal door de Algemene Conferentie gemachtigd is een verdrag te sluiten met het Koninkrijk der Nederlanden in overeenstemming met het concept dat aan de Algemene Conferentie is voorgelegd,

Geleid door de wens de voorwaarden voor het kader voor de samenwerking met UNESCO te formuleren die in dit Verdrag aan voornoemd instituut worden toegekend,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Verdrag wordt verstaan onder „UNESCO” de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur.

  • 2. Onder „regering” wordt verstaan de regering van Nederland.

  • 3. Het „IHE Delft Institute for Water Education”, hierna te noemen „het instituut”, verwijst naar het instituut van categorie 2 dat uit hoofde van dit Verdrag wordt opgericht en waarvan de Stichting IHE Delft (IHE Delft Foundation) de wettelijke vertegenwoordiger is.

Artikel 2 Oprichting

De regering gaat ermee akkoord in de loop van het jaar 2018 de maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn voor het opzetten, in Delft, Nederland, van een instituut van categorie 2 onder auspiciën van UNESCO.

Artikel 3 Doel van het Verdrag

Doel van het Verdrag is de voorwaarden te formuleren voor de samenwerking tussen UNESCO en de regering, alsmede de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen.

Artikel 4 Rechtspositie

  • 1. Het instituut is onafhankelijk van UNESCO en opereert en treedt op overeenkomstig het Nederlandse recht als een onafhankelijke organisatie.

  • 2. De regering ziet erop toe dat het instituut op haar grondgebied de functionele autonomie geniet die noodzakelijk is voor het verrichten van zijn activiteiten en beschikt over de handelingsbevoegdheid:

    overeenkomsten te sluiten;

    rechtsgedingen in te stellen;

    roerende en onroerende zaken te verwerven en te vervreemden.

Artikel 5 Oprichtingsakte

De oprichtingsakte van het instituut omvat bepalingen met exacte omschrijvingen van:

  • a. de rechtspositie die het instituut binnen het nationale rechtssysteem wordt toegekend en de bevoegdheden die nodig zijn voor het vervullen van zijn taken en het ontvangen van middelen, betalingen voor verleende diensten en het verwerven van alle middelen voor zijn functioneren;

  • b. de organisatiestructuur voor het instituut die voorziet in vertegenwoordiging van UNESCO in zijn bestuursorgaan

Artikel 6 Taken en doelstellingen

  • 1. De taken en doelstellingen van het instituut zijn:

    • a. bevorderen, door middel van opleiding en training, van de ontwikkeling van kennis en deskundigheid op watergerelateerde gebieden, waaronder waterbeheer, bestuur, waterbouwkunde, sanitaire techniek, infrastructuur, milieubeheer en het monitoren van deze en verwante gebieden, met name ten behoeve van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie;

    • b. uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek;

    • c. bijdragen aan capaciteitsopbouw en institutionele versterking van maatschappelijke organisaties, de private sector, overheden en organisaties in ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie met betrekking tot maatschappelijke diensten;

    • d. bieden van hoger onderwijs zoals omschreven in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met inbegrip van het aanbieden van onderwijsprogramma’s voor het verkrijgen van de graden Master of Science en Doctor of Philosophy;

    • e. bieden en ontwikkelen van nieuwe en innovatieve methoden voor onderwijs en training, onderzoek en innovatie, capaciteitsopbouw en institutionele versterking;

    • f. bevorderen van de informatievoorziening over de relatie tussen de activiteiten van het instituut en zijn bijdrage aan de maatschappij;

    • g. al hetgeen verband houdt met de bovenstaande onderwerpen of dat daaraan een positieve bijdrage kan leveren.

  • 2. Het instituut heeft geen winstoogmerk.

Artikel 7 Raad van Bestuur

  • 1. Het instituut wordt geleid door en staat onder toezicht van een Raad van Bestuur. De leden van de Raad van Bestuur worden benoemd voor een eerste termijn van drie jaar en kunnen voor een tweede en laatste termijn van drie jaar worden herbenoemd. De Raad van Bestuur is als volgt samengesteld:

    • a. een vertegenwoordiger van de regering of zijn/haar benoemde vertegenwoordiger;

    • b. ten hoogste twee vertegenwoordigers van de lidstaten van UNESCO die het instituut in overeenstemming met de bepalingen van artikel 10, tweede lid, van dit Verdrag een kennisgeving van deelname hebben toegezonden en blijk hebben gegeven van de wens te worden vertegenwoordigd in de Raad van Bestuur;

    • c. een vertegenwoordiger van de Directeur-Generaal van UNESCO;

    • d. een vertegenwoordiger van de (internationale) watersector;

    • e. ten hoogste twee vertegenwoordigers van Nederlandse universiteiten.

  • 2. De Raad van Bestuur bewaakt de missie en reputatie van het instituut. Te dien einde worden door de Raad van Bestuur de volgende taken uitgevoerd:

    • a. verlenen van goedkeuring aan de programma’s van het instituut voor de lange en middellange termijn;

    • b. verlenen van goedkeuring aan het jaarplan voor de werkzaamheden van het instituut, met inbegrip van het personeelsbestand;

    • c. bestuderen van de door de rector van het instituut ingediende jaarverslagen, met inbegrip van een tweejaarlijkse eigen beoordeling van de bijdrage van het instituut aan de programmadoelstellingen van UNESCO;

    • d. bestuderen van de periodieke onafhankelijke accountantsrapporten van de financiële jaarverslagen van het instituut en monitoren van de toelevering van dergelijke financiële rapporten die nodig zijn voor de opstelling van de financiële jaarverslagen;

    • e. aannemen van de regels en voorschriften en vaststellen van de financiële en administratieve procedures alsmede procedures voor het personeelsbeheer voor het instituut in overeenstemming met de wetgeving van het land;

    • f. besluiten over de deelname van regionale intergouvernementele organisaties en internationale organisaties aan het werk van het instituut.

  • 3. De Raad van Bestuur komt met regelmatige tussenpozen en ten minste tweemaal per kalenderjaar in gewone zitting bijeen; hij kan in buitengewone zitting bijeenkomen wanneer de voorzitter, hetzij op diens eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Directeur-Generaal van UNESCO de Raad bijeenroept.

  • 4. De Raad van Bestuur volgt zijn eigen reglement van orde, zoals vastgesteld tijdens zijn eerste zitting.

Artikel 8 Bijdrage van UNESCO

  • 1. UNESCO kan wanneer zulks nodig is assistentie verlenen in de vorm van technische ondersteuning voor de programma-activiteiten van het instituut in overeenstemming met de strategische doelen en doelstellingen van UNESCO door:

    • a. de assistentie van haar deskundigen ter beschikking te stellen op het gespecialiseerde gebied van het instituut; (en/of)

    • b. waar nodig deel te nemen aan tijdelijke personeelsuitwisselingen, waarbij de medewerkers op de loonlijst van de zendende organisaties blijven; (en/of)

    • c. haar medewerkers tijdelijk te detacheren, waartoe de Directeur-Generaal bij uitzondering kan besluiten indien zulks gerechtvaardigd wordt door de implementatie van een gemeenschappelijk(e) activiteit of project op een prioritair strategisch programmaterrein.

  • 2. In al de bovengenoemde gevallen wordt dergelijke assistentie uitsluitend verleend binnen de begrotingen en de bepalingen van het programma van UNESCO en UNESCO doet de lidstaten verslagen toekomen van de inzet van haar medewerkers en de daaraan verbonden kosten.

Artikel 9 Bijdrage van de regering

De regering verplicht zich ertoe het volgende aan het instituut ter beschikking te stellen:

  • 1. De regering verschaft de financiële middelen die nodig zijn voor het beheer en naar behoren functioneren van het instituut. De regering verplicht zich derhalve ertoe een basissubsidie voor deze taken toe te kennen. De omvang van deze basissubsidie wordt jaarlijks door de regering vastgesteld.

  • 2. Het instituut kan ook deelnemen aan specifieke programma’s waartoe de diverse departementen en/of overheidsinstanties opdracht geven.

Artikel 10 Deelname

  • 1. Het instituut moedigt de deelname aan van lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO die vanwege hun gezamenlijk belang bij de doelstellingen van het instituut wensen samen te werken met het instituut.

  • 2. Lidstaten en geassocieerde leden van UNESCO die wensen deel te nemen aan de Raad van Bestuur van het instituut, zoals voorzien in dit Verdrag, zenden het instituut daartoe een kennisgeving. De rector stelt de partijen bij het Verdrag en de andere lidstaten in kennis van de ontvangst van dergelijke kennisgevingen.

Artikel 11 Aansprakelijkheid

Aangezien het instituut juridisch los staat van UNESCO, is laatstgenoemde niet aansprakelijk voor het handelen of nalaten te handelen van het instituut, kan tegen haar tevens geen rechtsvervolging worden ingesteld en/of rust op haar geen enkele aansprakelijkheid, financieel of anderszins, met uitzondering van hetgeen uitdrukkelijk is vastgelegd in dit Verdrag.

Artikel 12 Evaluatie

  • 1. UNESCO kan de activiteiten van het instituut te allen tijde evalueren teneinde vast te stellen of:

    • a. het instituut een wezenlijke bijdrage levert aan de strategische programmadoelstellingen en verwachte resultaten van UNESCO afgestemd op de vierjaarlijkse-programmatermijn van het C/5 document (Programma en Begroting), met inbegrip van de twee mondiale prioriteiten van de organisatie en de daarmee verbonden sectorale en programmaprioriteiten en thema’s;

    • b. de activiteiten die het instituut daadwerkelijk uitoefent beantwoorden aan de activiteiten vervat in dit Verdrag.

  • 2. Ten behoeve van de herziening van dit Verdrag zal UNESCO de bijdrage van het instituut aan het strategisch programma van UNESCO evalueren, hetgeen gefinancierd wordt door het gastland of het instituut.

  • 3. UNESCO verplicht zich ertoe de regering zo spoedig mogelijk een verslag van elke uitgevoerde evaluatie te doen toekomen.

  • 4. Naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie heeft elk van de verdragsluitende partijen de keus het Verdrag te beëindigen of om een herziening van de inhoud te verzoeken, zoals voorzien in de artikelen 17 en 18.

Artikel 13 Gebruik van naam en logo van UNESCO

  • 1. Het instituut mag zijn banden met UNESCO noemen. Het is bijgevolg toegestaan achter zijn naam „onder auspiciën van UNESCO” te gebruiken.

  • 2. Het instituut is gerechtigd het logo van UNESCO of een versie ervan te voeren in briefhoofden en documenten, met inbegrip van graden, diploma’s, contracten, elektronische documenten en webpagina’s in overeenstemming met de voorwaarden vastgesteld door de bestuursorganen van UNESCO.

Artikel 14 Territoriale toepassing

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het Europese deel van Nederland.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking na ondertekening door de verdragsluitende partijen, zodra zij elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat aan alle formaliteiten uit hoofde van het nationale recht van Nederland en van de interne voorschriften van UNESCO daaromtrent is voldaan. De datum van ontvangst van de laatste kennisgeving wordt aangemerkt als de datum van de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 16 Duur

Dit Verdrag wordt gesloten voor een tijdvak van zes jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding ervan. Het Verdrag wordt verlengd in onderling overleg tussen de partijen zodra de Uitvoerende Raad zijn zienswijze heeft gegeven op de uitkomsten van de beoordeling van de verlenging verschaft door de Directeur-Generaal.

Artikel 17 Opzegging

  • 1. Elk van de verdragsluitende partijen is gerechtigd dit Verdrag eenzijdig op te zeggen.

  • 2. De opzegging treedt in werking binnen dertig (30) dagen na ontvangst van de kennisgeving van een van de verdragsluitende partijen aan de ander.

Artikel 18 Herziening

Dit Verdrag kan door middel van schriftelijke overeenstemming tussen de regering en UNESCO worden gewijzigd.

Artikel 19 Beslechting van geschillen

  • 1. Elk geschil tussen UNESCO en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, indien het niet kan worden beslecht door overleg of een andere passende methode die de partijen overeenkomen, wordt voor een definitieve uitspraak voorgelegd aan een scheidsgerecht. Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden, van wie een wordt benoemd door (een vertegenwoordiger van) de regering, een andere door de Directeur-Generaal van UNESCO en de derde, die het scheidsgerecht zal voorzitten, wordt gekozen door de eerste twee. Indien de twee scheidsrechters geen overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de derde, wordt de benoeming verricht door de President van het Internationale Gerechtshof. De voertaal tijdens de arbitrage is het Engels.

  • 2. De beslissing van het scheidsgerecht is definitief.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Parijs op 15 december 2017 in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, LIONEL VEER

Voor de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, AUDREY AZOULAY


Uitgegeven de derde april 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven