26 (1996) Nr. 5

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen;

Kopenhagen, 1 juli 1996

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 007267 en 009981 in de Verdragenbank.

C. VERTALING

De vertaling van het op 9 mei 2018 te Kopenhagen tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 2018, 61 tweede heruitgave) luidt als volgt:


Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Koninkrijk Denemarken,

Geleid door de wens dat het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, gedaan te Kopenhagen op 1 juli 1996 (hierna te noemen „het Verdrag”) wordt gewijzigd,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I

De titel en preambule van het Verdrag worden vervangen door de volgende titel en preambule:

„Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

het Koninkrijk Denemarken,

Geleid door de wens hun economische betrekkingen verder te ontwikkelen en hun samenwerking op het gebied van belastingzaken te verbeteren,

Voornemens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen zonder daarbij mogelijkheden te scheppen tot niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het ontduiken of het ontwijken van belasting (daaronder begrepen het gebruik van treaty-shopping-structuren die als doel hebben in dit Verdrag voorziene tegemoetkomingen te verkrijgen in het indirecte voordeel van inwoners van derde rechtsgebieden),

Zijn het volgende overeengekomen:”.

Artikel II

Artikel 2, derde lid, van het Verdrag wordt vervangen door:

  • „3. De bestaande belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, zijn met name:

    • a. in Denemarken:

      • i. indkomstskatten til staten (de nationale inkomstenbelasting);

      • ii. den kommunale indkomstskat (de gemeentelijke inkomstenbelasting);

        (hierna te noemen „Deense belasting”);

    • b. in Nederland:

      • i. de inkomstenbelasting;

      • ii. de loonbelasting;

      • iii. de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet;

      • iv. de dividendbelasting;

        (hierna te noemen: „Nederlandse belasting”).”.

Artikel III

1. De woorden „en naar het vermogen”, „of naar het vermogen”, „of van het vermogen”, „naar het gehele vermogen”, alsmede „of van vermogen dat in die Staat is gelegen” worden geschrapt uit alle bepalingen van het Verdrag, met uitzondering van artikel 33.

2. Hoofdstuk IV van het Verdrag wordt geschrapt uit het Verdrag.

3. In artikel 23 van het Verdrag worden de woorden „of vermogensbestanddelen bezit”, „of het vermogen”, „of vermogen bezit”, „of vermogensbelasting”, „of vermogensbestanddelen”, „of de vermogensbestanddelen bezeten in”, en „al naar gelang van het geval” geschrapt.

4. In artikel 23, tweede lid, van het Verdrag worden de woorden „artikel 21, tweede lid, en artikel 22, eerste en tweede lid” vervangen door „en artikel 21, tweede lid,”.

5. Artikel 23, vijfde lid, onderdeel a, van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

  • „a. indien een inwoner van Denemarken inkomsten verkrijgt die in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag in Nederland mogen worden belast, staat Denemarken, onverminderd de bepalingen van onderdeel c, een aftrek op de belastingen naar het inkomen van die inwoner toe van een bedrag dat gelijk is aan de belastingen naar het inkomen betaald in Nederland.”.

6. Artikel 23, vijfde lid, onderdeel f, van het Verdrag wordt geschrapt.

7. In artikel 25, derde lid, van het Verdrag worden de woorden „Zo ook zijn alle schulden van een onderneming van een van de Staten aan een inwoner van de andere Staat bij de vaststelling van het belastbare vermogen van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij waren aangegaan met een inwoner van de eerstbedoelde Staat.” geschrapt.

8. In artikel 30, derde lid, onderdeel b, van het Verdrag worden de woorden „of het vermogen” geschrapt.

9. Artikel I van het Protocol bij het Verdrag wordt geschrapt.

10. De titel van artikel III van het Protocol bij het Verdrag „Ad artikelen 5, 6, 13 en 22” wordt vervangen door „Ad artikelen 5, 6 en 13”.

11. Het eerste lid van artikel XI (Ad artikel 23) van het Protocol bij het Verdrag wordt geschrapt en het nummer „(2)” voor het overblijvende lid van artikel XI wordt eveneens geschrapt.

Artikel IV

Artikel 18 van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 18 Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen
  • 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 19, tweede lid, mogen pensioenen en andere soortgelijke beloningen, alsmede lijfrenten, afkomstig uit een Staat en betaald aan een inwoner van de andere Staat in de eerstbedoelde Staat worden belast.

  • 2. Pensioenen en andere uitkeringen betaald krachtens de bepalingen van de socialezekerheidswetgeving van een Staat aan een inwoner van de andere Staat mogen in de eerstbedoelde Staat worden belast.

  • 3. Een pensioen, andere soortgelijke beloning of lijfrente wordt geacht afkomstig te zijn uit een Staat voor zover de met het pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente samenhangende bijdragen of betalingen, dan wel de aanspraken op dit pensioen of andere soortgelijke beloning of lijfrente in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale tegemoetkoming.

  • 4. De uitdrukking „lijfrente” betekent:

    • a. in het geval van een lijfrente afkomstig uit Nederland: een lijfrente zoals genoemd in de Nederlandse Wet inkomstenbelasting 2001 of latere daaraan gelijke of grotendeels daaraan gelijke wetgeving die deze wet vervangt, waarvan de uitkeringen deel uitmaken van het belastbaar inkomen uit werk en woning;

    • b. in het geval van lijfrenten afkomstig uit Denemarken: een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, die tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel worden bijdragen en betalingen geacht in aanmerking te zijn gekomen voor een fiscale tegemoetkoming indien:

    • a. bijdragen betaald aan een pensioenfonds, verzekeringsmaatschappij of een andere soortgelijke instelling in mindering zijn gebracht op het belastbaar inkomen van een belastingbetaler; of

    • b. bijdragen betaald door een werkgever niet tot het belastbaar inkomen van een belastingbetaler behoorden.

  • 6. De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing indien een afkoopsom wordt betaald in plaats van een pensioen of een andere soortgelijke beloning of een lijfrente voor de datum waarop het pensioen of de andere soortgelijke beloning of de lijfrente ingaat.”.

Artikel V

Artikel 23 van het Verdrag wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de woorden „artikel 18, derde lid” vervangen door „artikel 18, eerste en tweede lid”.

2. In het derde lid worden de woorden „artikel 18, tweede lid” vervangen door „artikel 18, zesde lid”.

3. De volgende zin wordt toegevoegd na de tweede volzin van artikel 23, derde lid:

„Dit lid beperkt een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek van de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan één land en de voortwenteling van de belasting betaald in Denemarken op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar volgende jaren.”.

Artikel VI

Het volgende artikel wordt ingevoegd na artikel 23 van het Verdrag:

„Artikel 23a Recht op voordelen

Niettegenstaande de overige bepalingen van dit Verdrag, wordt een voordeel uit hoofde van dit Verdrag niet toegekend met betrekking tot een bestanddeel van het inkomen indien, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van dat voordeel een van de voornaamste doelen was van een constructie of transactie die direct of indirect tot dat voordeel heeft geleid, tenzij wordt vastgesteld dat toekenning van dat voordeel in deze omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante bepalingen van dit Verdrag.”.

Artikel VII

Artikel 26, eerste lid, van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

  • „1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Staten voor die persoon leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan die persoon, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, de zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteit van een van de Staten. De zaak dient te worden voorgelegd binnen drie jaar na de eerste kennisgeving van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag.”.

Artikel VIII

Artikel 27 van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 27 Uitwisseling van informatie
  • 1. De bevoegde autoriteiten van de Staten wisselen de informatie uit die naar verwachting van belang is voor het uitvoeren van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten, of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit artikel regelen.

  • 2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een Staat ontvangen informatie wordt op dezelfde wijze geheim gehouden als informatie die volgens de nationale wetgeving van die Staat is verkregen en wordt alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en bestuursrechtelijke instanties) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen alleen voor deze doeleinden van de informatie gebruikmaken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen mag door een Staat ontvangen informatie voor andere doeleinden worden gebruikt, indien dergelijke informatie ingevolge de wetgeving van beide Staten voor deze andere doeleinden mag worden gebruikt en de bevoegde autoriteit van de Staat die haar heeft verstrekt met dergelijk gebruik instemt.

  • 3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een Staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de bestuurlijke praktijk van die of van de andere Staat;

    • b. informatie te verstrekken die niet verkrijgbaar is volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere Staat;

    • c. informatie te verstrekken die een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel geheim, commercieel geheim of beroepsgeheim of een handelsproces openbaar zou maken, dan wel informatie waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 4. Indien informatie wordt verzocht door een Staat in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere Staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van informatie aan om de verzochte informatie te verkrijgen, ongeacht het feit dat die andere Staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Staat is toegestaan uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke informatie te weigeren informatie te verstrekken.

  • 5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een Staat is toegestaan het verschaffen van informatie te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de betreffende gegevens berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.”.

Artikel IX

Artikel 28 van het Verdrag wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 28 Bijstand bij de invordering van belastingen
  • 1. De Staten verlenen elkaar bijstand bij de invordering van belastingvorderingen. Deze bijstand wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2. De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen in onderling overleg de wijze van toepassing van dit artikel regelen.

  • 2. Onder de uitdrukking „belastingvordering” als gebezigd in dit artikel wordt verstaan een bedrag verschuldigd in verband met belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten, of de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de belastingheffing uit hoofde daarvan niet in strijd is met dit Verdrag of met een ander instrument waarbij de Staten partij zijn, alsmede interest, bestuurlijke boetes en de kosten van invordering of van conservatoire maatregelen die verband houden met dat bedrag.

  • 3. Indien een belastingvordering van een Staat invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en verschuldigd is door een persoon die de invordering ervan op dat tijdstip overeenkomstig de wetgeving van die Staat niet kan beletten, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat aanvaard ten behoeve van invordering door de bevoegde autoriteit van de andere Staat. Die belastingvordering wordt door die andere Staat ingevorderd in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging en invordering van zijn eigen belastingen als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat

  • 4. Indien een belastingvordering van een Staat een vordering is ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan nemen teneinde de invordering te waarborgen, wordt die belastingvordering op verzoek van de bevoegde autoriteit van die Staat aanvaard ten behoeve van het nemen van conservatoire maatregelen door de bevoegde autoriteit van de andere Staat. De andere Staat neemt ter zake van die belastingvordering conservatoire maatregelen in overeenstemming met de bepalingen van zijn wetgeving, als ware de belastingvordering een belastingvordering van die andere Staat, ook wanneer de belastingvordering op het tijdstip waarop deze maatregelen worden genomen niet invorderbaar is in de eerstbedoelde Staat of is verschuldigd door een persoon die gerechtigd is de invordering ervan te beletten.

  • 5. Onverminderd de bepalingen van het derde en vierde lid, zijn op een door een Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat niet de termijnen van toepassing noch wordt er uit hoofde van de wetgeving van die Staat op grond van haar aard als zodanig voorrang aan verleend. Voorts wordt aan een door een Staat voor de toepassing van het derde of vierde lid aanvaarde belastingvordering in die Staat geen voorrang verleend die uit hoofde van de wetgeving van de andere Staat op die belastingvordering van toepassing is.

  • 6. Procedures inzake het bestaan, de geldigheid of het bedrag van een belastingvordering van een Staat worden niet aanhangig gemaakt bij de rechterlijke of bestuursrechtelijke instanties van de andere Staat.

  • 7. Indien te eniger tijd nadat uit hoofde van het derde of vierde lid een verzoek is gedaan door een Staat en voordat de andere Staat de desbetreffende belastingvordering heeft ingevorderd en overgemaakt aan de eerstgenoemde Staat, de desbetreffende belastingvordering:

    • a. in het geval van een verzoek ingevolge het derde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstgenoemde Staat te zijn die invorderbaar is uit hoofde van de wetgeving van die Staat en die verschuldigd is door een persoon die, op dat tijdstip, uit hoofde van de wetgeving van die Staat de invordering ervan niet kan beletten; of

    • b. in het geval van een verzoek uit hoofde van het vierde lid, ophoudt een belastingvordering van de eerstgenoemde Staat te zijn ter zake waarvan die Staat uit hoofde van zijn wetgeving conservatoire maatregelen kan treffen teneinde de invordering ervan te waarborgen,

      stelt de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld daarvan in kennis en wordt, naar keuze van de andere Staat, het verzoek door de eerstgenoemde Staat uitgesteld of ingetrokken.

  • 8. In geen geval worden de bepalingen van dit artikel zo uitgelegd dat zij een Staat de verplichting opleggen:

    • a. bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de bestuurlijke praktijk van die of van de andere Staat;

    • b. maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde (ordre public);

    • c. bijstand te verlenen indien de andere Staat niet alle redelijke invorderings- of conservatoire maatregelen heeft aangewend die hem naargelang van het geval uit hoofde van zijn wetgeving of bestuurlijke praktijk, ter beschikking staan;

    • d. bijstand te verlenen in gevallen waarin de administratieve last voor die Staat duidelijk onevenredig is ten opzichte van het door de andere Staat te behalen voordeel.”.

Artikel X

Artikel 29 van het Verdrag wordt geschrapt.

Artikel XI

In het eerste lid van artikel 32 van het Verdrag worden de woorden „de Nederlandse Antillen of Aruba” vervangen door de woorden „Aruba, Curaçao, Sint Maarten of het Caribische deel van Nederland (de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba)”.

Artikel XII

De aanhef van het Protocol bij het Verdrag wordt vervangen door de volgende aanhef van het Protocol bij het Verdrag:

„Met betrekking tot het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.”.

Artikel XIII

Artikel X van het Protocol bij het Verdrag wordt geschrapt.

Artikel XIV

Het volgende nieuwe artikel XIII wordt ingevoegd in het Protocol bij het Verdrag:

„XIII. Ad artikelen 27 en 28

De bepalingen van de artikelen 27 en 28 zijn van dienovereenkomstige toepassing op inkomstengerelateerde voorschriften.”.

Artikel XV

Wanneer een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de Staten vóór de datum waarop dit wijzigingsprotocol wordt getekend een pensioen, andere soortgelijke beloning of een lijfrente afkomstig uit de andere Staat ontvangt en na die datum dit pensioen, die andere soortgelijke beloning of deze lijfrente blijft ontvangen en inwoner blijft van die Staat, blijven de bepalingen van artikel 18 van het Verdrag zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsprotocol met betrekking tot dit pensioen, die andere soortgelijke beloning of deze lijfrente van toepassing.

Artikel XVI

Dit wijzigingsprotocol treedt in werking op de laatste dag van de maand die volgt op de maand waarin de laatste van de kennisgevingen is ontvangen waarin de onderscheiden Staten elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat de grondwettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld en de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken beginnend en belastbare gebeurtenissen die zich voordoen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het wijzigingsprotocol in werking is getreden.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit wijzigingsprotocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Kopenhagen op 9 mei 2018, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, HENDRIK WILLEM SWARTTOUW

Voor het Koninkrijk Denemarken, KARSTEN LAURITZEN


Uitgegeven de zesde september 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven