29 (1987) Nr. 20

A. TITEL

Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

Montreal, 16 september 1987

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 001983 en 013403 in de Verdragenbank.

C. VERTALING

De vertaling van de op 15 oktober 2016 te Kigali tot stand gekomen wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (Trb. 2016, 199) luidt als volgt:


Wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken

Artikel I: Wijziging

Artikel 1, vierde lid

In het vierde lid van artikel 1 van het Protocol worden de woorden:

„Bijlage C of Bijlage E”

vervangen door:

„Bijlage C, Bijlage E of Bijlage F”.

Artikel 2, vijfde lid

In het vijfde lid van artikel 2 van het Protocol worden de woorden:

„en artikel 2H”

vervangen door:

„en de artikelen 2H en 2J”.

Artikel 2, achtste lid, letter a, negende lid, letter a, en elfde lid

In het achtste lid, letter a, en het elfde lid van artikel 2 van het Protocol worden de woorden:

„de artikelen 2A tot en met 2I”

vervangen door:

„de artikelen 2A tot en met 2J”.

De volgende woorden worden toegevoegd aan het einde van letter a van het achtste lid van artikel 2 van het Protocol:

„Een dergelijke overeenkomst kan worden uitgebreid om verplichtingen op te nemen met betrekking tot het gebruik of de productie uit hoofde van artikel 2J mits het totale gezamenlijke berekende gebruik of de totale gezamenlijke berekende productie van de betrokken Partijen de in artikel 2J voorgeschreven maxima niet overschrijdt.”.

In letter a, punt i, van het negende lid van artikel 2 van het Protocol wordt na de woorden:

„dient te zijn;”

het woord

„en” geschrapt.

Artikel 2, negende lid, letter a, punt ii, van het Protocol wordt hernummerd tot artikel 2, negende lid, letter a, punt iii.

De volgende woorden worden ingevoegd na artikel 2, negende lid, letter a, punt i, van het Protocol als artikel 2, negende lid, letter a, punt ii:

„aanpassingen aan het aardopwarmingsvermogen zoals vastgesteld in groep I van Bijlage A, Bijlage C en Bijlage F dienen te worden aangebracht, en zo ja, wat de aanpassingen dienen te zijn; en”.

Artikel 2J

Het volgende artikel wordt ingevoegd na artikel 2I van het Protocol:

„Artikel 2J: Fluorkoolwaterstoffen
  • 1. Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het desbetreffende onder a tot en met e vermelde tijdvak vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15 procent van haar berekend gebruik van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, eerste lid, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    • a. 2019 tot en met 2023: 90 procent

    • b. 2024 tot en met 2028: 60 procent

    • c. 2029 tot en met 2033: 30 procent

    • d. 2034 tot en met 2035: 20 procent

    • e. 2036 en daarna: 15 procent.

  • 2. Niettegenstaande het eerste lid van dit artikel kunnen de Partijen besluiten dat een Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het desbetreffende onder a tot en met e vermelde tijdvak vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 procent van haar berekend gebruik van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, eerste lid, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    • a. 2020 tot en met 2024: 95 procent

    • b. 2025 tot en met 2028: 65 procent

    • c. 2029 tot en met 2033: 30 procent

    • d. 2034 tot en met 2035: 20 procent

    • e. 2036 en daarna: 15 procent.

  • 3. Elke Partij die de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het desbetreffende onder a tot en met e vermelde tijdvak vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15-procent van haar berekende productie van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, tweede lid, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    • a. 2019 tot en met 2023: 90 procent

    • b. 2024 tot en met 2028: 60 procent

    • c. 2029 tot en met 2033: 30 procent

    • d. 2034 tot en met 2035: 20 procent

    • e. 2036 en daarna: 15 procent.

  • 4. Niettegenstaande het derde lid van dit artikel kunnen de Partijen besluiten dat een Partij die de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het desbetreffende onder a tot en met e vermelde tijdvak vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 procent van haar berekende productie van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, tweede lid, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    • a. 2020 tot en met 2024: 95 procent

    • b. 2025 tot en met 2028: 65 procent

    • c. 2029 tot en met 2033: 30 procent

    • d. 2034 tot en met 2035: 20 procent

    • e. 2036 en daarna: 15 procent.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid van dit artikel zijn van toepassing tenzij de Partijen besluiten het productie- of -gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan Partijen zijn overeengekomen dat die vormen van gebruik uitgezonderd zijn.

  • 6. Elke Partij die de in groep I van Bijlage C of in Bijlage F genoemde stoffen vervaardigt, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar uitstoot van de in groep II van Bijlage F genoemde stoffen, die wordt gegenereerd in elke inrichting voor de vervaardiging van de in groep I van Bijlage C of in Bijlage F genoemde stoffen, gedurende hetzelfde tijdvak van twaalf maanden voor zover uitvoerbaar wordt vernietigd met behulp van door de Partijen goedgekeurde technologieën.

  • 7. Elke Partij verzekert dat de vernietiging van in groep II van Bijlage F genoemde stoffen, die worden gegenereerd in inrichtingen voor de productie van groep I van Bijlage C of in Bijlage F genoemde stoffen, uitsluitend met behulp van door de Partijen goedgekeurde technologieën geschiedt.

Artikel 3

De preambule van artikel 3 bij het Protocol dient te worden vervangen door de volgende tekst:

  • „1. Voor de toepassing van de artikelen 2, 2A tot en met 2J, en 5, dient elke Partij voor elke in Bijlage A, Bijlage B, Bijlage C, Bijlage E of Bijlage F genoemde groep van stoffen haar berekende niveaus vast te stellen door:”.

De laatste puntkomma van artikel 3, letter a, punt i, wordt vervangen door:

„, tenzij anders bepaald in het tweede lid;”.

Aan het eind van artikel 3 van het Protocol wordt de volgende tekst toegevoegd:

„; en

  • d. wat de uitstoot betreft van de in groep II van Bijlage F genoemde stoffen die wordt gegenereerd in elke inrichting die de in groep I van Bijlage C of in Bijlage F genoemde stoffen genereert, onder andere de hoeveelheden op te nemen die worden uitgestoten door lekken in de apparatuur, procesontluchtingen en vernietigingsapparatuur, met uitzondering van de hoeveelheden die worden opgevangen voor gebruik, vernietiging of opslag.

  • 2. Bij de berekening van de niveaus voor de productie, het gebruik, de invoer, de uitvoer en de uitstoot van de in groep I van Bijlage C en in Bijlage F genoemde stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, voor de toepassing van artikel 2J, artikel 2, lid 5 bis, en artikel 3, eerste lid, letter d, dient elke Partij het aardopwarmingsvermogen te gebruiken dat voor deze stoffen is vastgesteld in groep I van Bijlage A, Bijlage C en Bijlage F.”.

Artikel 4, lid 1 septies

Het volgende lid wordt ingevoegd na artikel 4, lid 1 sexties, van het Protocol:

„1 septies Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.”.

Artikel 4, lid 2 septies

Het volgende lid wordt ingevoegd na artikel 4, lid 2 sexties, van het Protocol:

„2 septies Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.”.

Artikel 4, vijfde, zesde en zevende lid

In het vijfde, zesde en zevende lid van artikel 4 van het Protocol worden de woorden:

„de Bijlagen A, B, C en E„

vervangen door:

„de Bijlagen A, B, C, E en F”.

Artikel 4, achtste lid

In het achtste lid van artikel 4 van het Protocol worden de woorden:

„de artikelen 2A tot en met 2I”

vervangen door:

„de artikelen 2A tot en met 2J”.

Artikel 4B

Het volgende lid wordt ingevoegd na artikel 4B, tweede lid, van het Protocol:

„2 bis. Elke Partij zal met ingang van 1 januari 2019 of binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit lid ten aanzien van haar, naargelang van welke datum later is, een vergunningensysteem in voor de invoer en uitvoer van nieuwe, gebruikte, hergebruikte en geregenereerde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als genoemd in Bijlage F instellen en uitvoeren. Elke Partij die onder de werking van artikel 5, eerste lid, valt die besluit dat zij niet in staat is een dergelijk systeem met ingang van 1 januari 2019 in te stellen en uit te voeren, kan deze maatregelen uitstellen tot 1 januari 2021.”.

Artikel 5

In het vierde lid van artikel 5 van het Protocol wordt het woord:

„2I”

vervangen door:

„2J”.

In het vijfde en zesde lid van artikel 5 van het Protocol worden de woorden:

„artikel 2I”

vervangen door:

„de artikelen 2I en 2J”.

In het vijfde lid van artikel 5 van het Protocol wordt vóór de woorden:

„alle in de artikelen 2F tot en met 2H vervatte beheersingsmaatregelen”

„aan” ingevoegd.

Het volgende lid wordt ingevoegd na lid 8 ter van artikel 5 van het Protocol:

  • „8 quater

    • a. Elke Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt, behoudens aanpassingen die overeenkomstig artikel 2, negende lid, worden aangebracht aan de in artikel 2J vervatte beheersingsmaatregelen, is gerechtigd de naleving van de in artikel 2J, eerste lid, letter a tot en met e, en derde lid, letter a tot en met e, vervatte beheersingsmaatregelen op te schorten en deze maatregelen als volgt te wijzigen:

      • i. 2024 tot en met 2028: 100 procent

      • ii. 2029 tot en met 2034: 90 procent

      • iii. 2035 tot en met 2039: 70 procent

      • iv. 2040 tot en met 2044: 50 procent

      • v. 2045 en daarna: 20 procent.

    • b. Niettegenstaande het bepaalde in letter a kunnen de Partijen besluiten dat een Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt, behoudens aanpassingen die overeenkomstig artikel 2, negende lid, worden aangebracht aan de in artikel 2J vervatte beheersingsmaatregelen, gerechtigd is de naleving van de in artikel 2J, eerste lid, letter a tot en met e, en derde lid, letter a tot en met e, vervatte beheersingsmaatregelen op te schorten en deze maatregelen als volgt te wijzigen:

      • i. 2028 tot en met 2031: 100 procent

      • ii. 2032 tot 2036: 90 procent

      • iii. 2037 tot en met 2041: 80 procent

      • iv. 2042 tot en met 2046: 70 procent

      • v. 2047 en daarna: 15 procent.

    • c. Elke Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt is gerechtigd, voor de berekening van haar referentiegebruik uit hoofde van artikel 2J, het gemiddelde van haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2020, 2021 en 2022 te gebruiken, vermeerderd met 65 procent van haar referentiegebruik van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    • d. Niettegenstaande het bepaalde in letter c van dit artikel kunnen de Partijen besluiten dat elke Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt gerechtigd is, voor de berekening van haar referentiegebruik uit hoofde van artikel 2J, het gemiddelde van haar berekend gebruik van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2024, 2025 en 2026 te gebruiken, vermeerderd met 65 procent van haar referentiegebruik van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    • e. Elke Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt is gerechtigd, voor de berekening van haar referentieproductie uit hoofde van artikel 2J, het gemiddelde van haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2020, 2021 en 2022 te gebruiken, vermeerderd met 65procent van haar referentieproductie van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    • f. Niettegenstaande het bepaalde in letter e van dit artikel kunnen de Partijen besluiten dat elke Partij die onder de werking van het eerste lid van dit artikel valt gerechtigd is, voor de berekening van haar referentieproductie uit hoofde van artikel 2J, het gemiddelde van haar berekende productie van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen te gebruiken voor de jaren 2024, 2025 en 2026, vermeerderd met 65procent van haar referentieproductie van de in groep I van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    • g. De letters a tot en met f van dit lid zijn van toepassing op de berekende niveau van productie en het berekende gebruik tenzij een vrijstelling op grond van hoge omgevingstemperaturen van toepassing is op basis van door de Partijen vastgestelde criteria.”.

Artikel 6

In artikel 6 van het Protocol worden de woorden:

„de artikelen 2A tot en met 2I”

vervangen door:

„de artikelen 2A tot en met 2J”.

Artikel 7, tweede lid, derde lid en lid 3 ter

De volgende regel wordt ingevoegd na de regel „– elke van de in Bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over 1991,”:

in het tweede lid van artikel 7 van het Protocol:

  • „– elke van de in Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over de jaren 2011 tot en met 2013, zij het dat de Partijen die onder de werking van artikel 5, eerste lid, vallen dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2020 tot en met 2022, maar dat de Partijen die onder de werking van artikel 5, eerste lid, vallen waarop artikel 5, lid 8 quater, letters d en f, van toepassing is, dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2024 tot en met 2026;”.

In het tweede en derde lid van artikel 7 van het Protocol worden de woorden:

„C en E”

vervangen door:

„C, E en F”.

Het volgende lid wordt na lid 3 bis toegevoegd aan artikel 7 van het Protocol:

„3 ter Elke Partij verstrekt het secretariaat statistische gegevens over haar jaarlijkse uitstoot van de in groep II van Bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per inrichting in overeenstemming met artikel 3, eerste lid, letter d, van het Protocol.”.

Artikel 7, vierde lid

In artikel 7, vierde lid, wordt na de woorden:

„statistische gegevens over” en „gegevens verstrekt over,”

„productie”, ingevoegd.

Artikel 10, eerste lid

In artikel 10, eerste lid, van het Protocol worden de woorden:

„en artikel 2I”

vervangen door:

„, artikel 2I en artikel 2J”.

Aan het einde van artikel 10, eerste lid, van het Protocol worden de volgende woorden ingevoegd:

„Wanneer een Partij die onder de werking van artikel 5, eerste lid, valt ervoor kiest gebruik te maken van financiering vanuit enige andere financiële regeling waardoor een deel van de overeengekomen meerkosten zou kunnen worden gedekt, wordt dat deel niet gedekt door de financiële regeling van artikel 10 van dit Protocol”.

Artikel 17

In artikel 17 van het Protocol worden de woorden:

„de artikelen 2A tot en met 2I”

vervangen door:

„de artikelen 2A tot en met 2J”

Bijlage A

De volgende tabel vervangt de tabel voor Groep I in Bijlage A bij het Protocol:

Groep

Stof

Factor voor het ozonafbrekende vermogen1)

Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar

Groep I

     

CFCl3

(CFC-11)

1,0

4750

CF2Cl2

(CFC-12)

1,0

10.900

C2F3Cl3

(CFC-113)

0,8

6130

C2F4Cl2

(CFC-114)

1,0

10.000

C2F5Cl

(CFC-115)

0,6

7370

X Noot
1)

Waar met betrekking tot de factor voor het ozonafbrekend vermogen (ozone depleting potential – ODP) een interval is aangegeven, dient voor de toepassing van het Protocol de hoogste aangegeven waarde te worden gebruikt. Indien slechts één enkele ODP-waarde is vermeld, is deze berekend op basis van laboratoriummetingen. Indien een interval is vermeld, gaat het om schattingen waarover minder zekerheid bestaat. Elk interval geldt voor de betreffende groep isomeren. De bovengrens wordt gevormd door het geschatte ODP van de isomeer met het hoogste ODP, de ondergrens door het geschatte ODP van de isomeer met het laagste ODP.

Bijlage C en Bijlage F

De volgende tabel vervangt de tabel voor Groep I in Bijlage C bij het Protocol:

Groep

Stof

Aantal isomeren

Factor voor het ozonafbrekende vermogen1)

Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar2)

Groep I

       

CHFCl2

(HCFC-21)3)

1

0,04

151

CHF2Cl

(HCFC-22)3)

1

0,055

1810

CH2FCl

(HCFC-31)

1

0,02

 

C2HFCl4

(HCFC-121)

2

0,01-0,04

 

C2HF2Cl3

(HCFC-122)

3

0,02-0,08

 

C2HF3Cl2

(HCFC-123)

3

0,02-0,06

77

CHCl2CF3

(HCFC-123)3)

0,02

 

C2HF4Cl

(HCFC-124)

2

0,02-0,04

609

CHFClCF3

(HCFC-124)3)

0,022

 

C2H2FCl3

(HCFC-131)

3

0,007-0,05

 

C2H2F2Cl2

(HCFC-132)

4

0,008-0,05

 

C2H2F3Cl

(HCFC-133)

3

0,02-0,06

 

C2H3FCl2

(HCFC-141)

3

0,005-0,07

 

CH3CFCl2

(HCFC-141b)3)

0,11

725

C2H3F2Cl

(HCFC-142)

3

0,008-0,07

 

CH3CF2Cl

(HCFC-142b)3)

0,065

2310

C2H4FCl

(HCFC-151)

2

0,003-0,005

 

C3HFCl6

(HCFC-221)

5

0,015-0,07

 

C3HF2Cl5

(HCFC-222)

9

0,01-0,09

 

C3HF3Cl4

(HCFC-223)

12

0,01-0,08

 

C3HF4Cl3

(HCFC-224)

12

0,01-0,09

 

C3HF5Cl2

(HCFC-225)

9

0,02-0,07

 

CF3CF2CHCl2

(HCFC-225ca)3)

0,025

122

CF2ClCF2CHClF

(HCFC-225cb)3)

0,033

595

C3HF6Cl

(HCFC-226)

5

0,02-0,10

 

C3H2FCl5

(HCFC-231)

9

0,05-0,09

 

C3H2F2Cl4

(HCFC-232)

16

0,008-0,10

 

C3H2F3Cl3

(HCFC-233)

18

0,007-0,23

 

C3H2F4Cl2

(HCFC-234)

16

0,01-0,28

 

C3H2F5Cl

(HCFC-235)

9

0,03-0,52

 

C3H3FCl4

(HCFC-241)

12

0,004-0,09

 

C3H3F2Cl3

(HCFC-242)

18

0,005-0,13

 

C3H3F3Cl2

(HCFC-243)

18

0,007-0,12

 

C3H3F4Cl

(HCFC-244)

12

0,009-0,14

 

C3H4FCl3

(HCFC-251)

12

0,001-0,01

 

C3H4F2Cl2

(HCFC-252)

16

0,005-0,04

 

C3H4F3Cl

(HCFC-253)

12

0,003-0,03

 

C3H5FCl2

(HCFC-261)

9

0,002-0,02

 

C3H5F2Cl

(HCFC-262)

9

0,002-0,02

 

C3H6FCl

(HCFC-271)

5

0,001-0,03

 
X Noot
1)

Waar met betrekking tot de factor voor het ozonafbrekend vermogen (ozone depleting potential – ODP) een interval is aangegeven, dient voor de toepassing van het Protocol de hoogste aangegeven waarde te worden gebruikt. Indien slechts één enkele ODP-waarde is vermeld, is deze berekend op basis van laboratoriummetingen. Indien een interval is vermeld, gaat het om schattingen waarover minder zekerheid bestaat. Elk interval geldt voor de betreffende groep isomeren. De bovengrens wordt gevormd door het geschatte ODP van de isomeer met het hoogste ODP, de ondergrens door het geschatte ODP van de isomeer met het laagste ODP.

X Noot
2)

Voor stoffen waarvoor geen aardopwarmingsvermogen (global warming potential – GWP) is aangegeven, is de standaardwaarde 0 van toepassing totdat door middel van de in artikel 2, negende lid, letter a, punt ii, voorziene procedure een GWP-waarde wordt opgenomen.

X Noot
3)

Ter aanduiding van de stoffen die de meest veelbelovende commerciële mogelijkheden bieden, met de bijbehorende, in het kader van het Protocol te gebruiken ODP-waarde.

De volgende bijlage wordt na Bijlage E aan het Protocol toegevoegd:

„Bijlage F: Aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen

Groep

Stof

Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar

Groep I

   

CHF2CHF2

HFC-134

1100

CH2FCF3

HFC-134a

1430

CH2FCHF2

HFC-143

353

CHF2CH2CF3

HFC-245fa

1030

CF3CH2CF2CH3

HFC-365mfc

794

CF3CHFCF3

HFC-227ea

3220

CH2FCF2CF3

HFC-236cb

1340

CHF2CHFCF3

HFC-236ea

1370

CF3CH2CF3

HFC-236fa

9810

CH2FCF2CHF2

HFC-245ca

693

CF3CHFCHFCF2CF3

HFC-43-10mee

1640

CH2F2

HFC-32

675

CHF2CF3

HFC-125

3500

CH3CF3

HFC-143a

4470

CH3F

HFC-41

92

CH2FCH2F

HFC-152

53

CH3CHF2

HFC-152a

124

     

Groep III

   

CHF3

HFC-23

14.800

Artikel II: Verhouding tot de wijziging van 1999

Geen enkele Staat of organisatie voor regionale economische integratie kan een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot deze wijziging nederleggen zonder hetzij vooraf hetzij gelijktijdig een dergelijke akte neder te leggen met betrekking tot de wijziging die is aanvaard tijdens de Elfde vergadering van de Partijen gehouden te Beijing op 3 december 1999.

Artikel III: Verhouding tot het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto daarbij

Deze wijziging is niet bedoeld om tot gevolg te hebben dat fluorkoolwaterstoffen buiten het toepassingsgebied van de in de artikelen 4 en 12 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of de in de artikelen 2, 5, 7 en 10 van het Protocol van Kyoto daarbij vervatte verbintenissen vallen.

Artikel IV: Inwerkingtreding

  • 1. Met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid treedt deze wijziging in werking op 1 januari 2019, op voorwaarde dat ten minste twintig akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door Staten of organisaties voor regionale economische integratie die Partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Indien op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan.

  • 2. De in artikel I van deze wijziging vervatte wijzigingen van artikel 4 van het Protocol, Handel met Staten die geen Partij zijn, treden in werking op 1 januari 2033, op voorwaarde dat ten minste zeventig akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door Staten of organisaties voor regionale economische integratie die Partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Indien op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de nederlegging van een akte door een regionale organisatie voor economische integratie niet meegeteld bij de door haar lidstaten nedergelegde akten.

  • 4. Na de inwerkingtreding van deze wijziging overeenkomstig het bepaalde in het eerste en tweede lid, treedt zij ten aanzien van elke andere Partij bij het Protocol in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel V: Voorlopige toepassing

Elke Partij kan te allen tijde voor de inwerkingtreding van deze wijziging ten aanzien van haar verklaren dat zij de in artikel 2J vastgestelde beheersingsmaatregelen en de overeenkomstige rapportageverplichtingen van artikel 7 in afwachting van de inwerkingtreding voorlopig zal toepassen.


Uitgegeven de achtentwintigste juni 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven