34 (2016) Nr. 1

A. TITEL

Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds;

Brussel, 12 december 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013318 in de Verdragenbank.

B. TEKST1) 2)


Overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds

Het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd, en

De Europese Unie,

enerzijds, en

De Republiek Cuba, hierna „Cuba” genoemd,

anderzijds,

Overwegende het verlangen van de partijen om hun banden te consolideren en te verdiepen door een versterking van de politieke dialoog, samenwerking, en economische en handelsbetrekkingen, in een geest van wederzijds respect en gelijkheid;

Nadruk leggend op het belang dat zij hechten aan een versterking van de politieke dialoog over bilaterale en internationale aangelegenheden;

Nadruk leggend op hun bereidheid samen te werken in internationale fora inzake kwesties van wederzijds belang;

Rekening houdend met hun engagement om het strategische partnerschap tussen de Europese Unie en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied en de gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen de EU en het Caribisch gebied verder te bevorderen, met aandacht voor de wederzijdse voordelen van regionale samenwerking en integratie;

Herbevestigend dat de soevereiniteit, de territoriale integriteit en de politieke onafhankelijkheid van de Republiek Cuba moeten worden geëerbiedigd;

Herbevestigend dat zij zich engageren voor een versterking van een doeltreffend multilateralisme en van de rol van de Verenigde Naties alsook van alle beginselen en doelstellingen die zijn vervat in het Handvest van de Verenigde Naties;

Herbevestigend dat de universele mensenrechten zoals verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere relevante internationale instrumenten inzake de mensenrechten, gerespecteerd moeten worden;

Herinnerend aan hun engagement voor de erkende beginselen van democratie, goed bestuur en de rechtsstaat;

Herbevestigend dat zij zich engageren voor de bevordering van de internationale vrede en veiligheid en de vreedzame beslechting van geschillen, conform de beginselen van het recht en de internationale wetgeving;

Gezien hun engagement voor de internationale verplichtingen op het gebied van ontwapening en de non-proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, en voor samenwerking op dat gebied;

Gezien hun engagement voor de bestrijding van de onwettige handel in en de accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens, volledig conform de verplichtingen uit hoofde van internationale instrumenten, en voor samenwerking op dat gebied;

Bevestigend hun engagement om alle vormen van discriminatie te bestrijden en uit te bannen, met inbegrip van discriminatie op grond van ras, huidskleur of etnische oorsprong, godsdienst of geloofsovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie;

Wijzende op hun engagement voor inclusieve en duurzame ontwikkeling en voor samenwerking om de doelstellingen van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 te verwezenlijken;

Erkennende dat Cuba een eiland en ontwikkelingsland is en rekening houdend met de respectieve ontwikkelingsstadia van de partijen;

Erkennende het belang van ontwikkelingssamenwerking voor ontwikkelingslanden, voor duurzame groei, duurzame ontwikkeling en de volledige verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen;

Gebaseerd op het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid en overtuigd van het belang om de productie van, de handel in en het gebruik van drugs te voorkomen;

Herinnerend aan hun engagement voor de bestrijding van corruptie, witwassen, georganiseerde criminaliteit, de mensenhandel en de smokkel van migranten;

Erkennende de noodzaak van opgedreven samenwerking op het gebied van de bevordering van justitie, veiligheid van de burger en migratie;

Zich bewust van de noodzaak om de doelstellingen van deze overeenkomst te bevorderen door dialoog en samenwerking met alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van, waar passend, regionale en lokale besturen, het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector;

Herinnerend aan hun internationale verbintenissen met betrekking tot sociale ontwikkeling, onder meer op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en arbeidsrechten, alsook milieu;

Herbevestigend het soevereine recht van de staten over hun natuurlijke hulpbronnen en hun verantwoordelijkheid om het milieu te beschermen overeenkomstig hun nationale wetgeving, de beginselen van het internationale recht en de verklaring van de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling;

Herbevestigend het belang dat de partijen hechten aan de beginselen en regels ten aanzien van de internationale handel, met name die zijn opgenomen in de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994 en de multilaterale overeenkomsten die zijn gehecht aan de WTO-overeenkomst, alsmede aan de noodzaak om deze op een transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen;

Herhalend hun bezwaar tegen eenzijdige dwangmaatregelen met extraterritoriale gevolgen, in strijd met het internationaal recht en de beginselen van de vrije handel, en zich verbindend tot de afschaffing ervan;

Er nota van nemend dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst mochten besluiten tot het aangaan van specifieke overeenkomsten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de Unie zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige overeenkomsten niet bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Europese Unie, tegelijk met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve voorafgaandelijke bilaterale betrekkingen, Cuba ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn door dergelijke overeenkomsten als deel van de Unie, overeenkomstig protocol 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Evenzo zijn mogelijke latere interne maatregelen van de Europese Unie die met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden genomen, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij deze laatsten hun wens te kennen hebben gegeven deel te nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig protocol 21. Voorts nota nemend van het feit dat dergelijke toekomstige overeenkomsten of dergelijke latere interne maatregelen van de Europese Unie zouden komen te vallen onder protocol 22 betreffende de positie van Denemarken dat gehecht is aan voornoemde Verdragen,

Zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Beginselen
  • 1. De partijen bevestigen hun engagement voor een sterk en doeltreffend multilateraal systeem en de volledige eerbiediging en naleving van het internationaal recht en de doelstellingen en beginselen die zijn vervat in het Handvest van de Verenigde Naties („VN-Handvest”).

  • 2. Voorts beschouwen de partijen hun engagement voor de vastgestelde grondslag van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba, te weten gelijkheid, wederkerigheid en wederzijds respect, als een fundamenteel aspect van deze overeenkomst.

  • 3. De partijen komen overeen dat alle activiteiten in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd overeenkomstig hun respectieve grondwettelijke beginselen, wettelijke kaders, wetgeving, normen en regelgeving, alsook de toepasselijke internationale instrumenten waarbij zij partij zijn.

  • 4. De partijen bevestigen hun verbintenis om duurzame ontwikkeling te bevorderen, hetgeen een leidend beginsel vormt voor de uitvoering van deze overeenkomst.

  • 5. De eerbiediging en bevordering van de democratische beginselen, de eerbiediging van alle mensenrechten en grondrechten die zijn vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de relevante internationale instrumenten inzake de mensenrechten en de bijbehorende facultatieve protocollen die van toepassing zijn op de partijen, en de eerbiediging van de rechtsstaat vormen een essentieel element van deze overeenkomst.

  • 6. In het kader van hun samenwerking erkennen de partijen dat alle volkeren het recht hebben hun politieke stelsel vrij te kiezen en in vrijheid te streven naar economische, sociale en culturele ontwikkeling.

Artikel 2 Doelstellingen

De partijen komen overeen dat deze overeenkomst de volgende doelstellingen heeft:

  • a. consolidering en versterking van de bestaande betrekkingen tussen de partijen op het gebied van politieke dialoog, samenwerking en handel, op basis van wederzijds respect, wederkerigheid, gemeenschappelijke belangen en respect voor de soevereiniteit van de partijen;

  • b. begeleiding van het moderniseringsproces van de economie en de maatschappij in Cuba, door een omvattend kader te bieden voor dialoog en samenwerking;

  • c. een resultaatgerichte dialoog op basis van het internationaal recht ter versterking van de bilaterale samenwerking en wederzijdse betrokkenheid in internationale fora, meer bepaald de Verenigde Naties, met de bedoeling de mensenrechten en de democratie te versterken, duurzame ontwikkeling te bereiken en discriminatie in alle vormen te beëindigen;

  • d. steun voor de inspanningen om de doelstellingen van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 te verwezenlijken;

  • e. bevordering van de handel en economische betrekkingen conform de voorschriften en beginselen van de internationale handel als geformuleerd in de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie;

  • f. versterking van de regionale samenwerking in het Caribisch gebied en Latijns-Amerika met als doel de ontwikkeling, waar mogelijk, van regionale respons op regionale en mondiale problemen en de bevordering van de duurzame ontwikkeling van de regio;

  • g. bevordering van beter begrip door meer contact, dialoog en samenwerking tussen de maatschappijen van Cuba en de EU-landen op alle niveaus.

DEEL II POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3 Doelstellingen

De partijen komen overeen een politieke dialoog te voeren. De doelstellingen van deze dialoog zijn de volgende:

  • a. versterking van de politieke betrekkingen en bevordering van uitwisselingen en wederzijds begrip inzake kwesties van gemeenschappelijk belang en gemeenschappelijke zorg;

  • b. realisering van een brede uitwisseling van visies en informatie tussen de partijen over standpunten in internationale fora en bevordering van wederzijds vertrouwen met waar mogelijk het vaststellen en versterken van gezamenlijke benaderingen;

  • c. versterking van de Verenigde Naties als centrum van het multilaterale systeem, in het licht van het VN-Handvest en het internationaal recht, met als doel mondiale problemen doelmatig aan te pakken;

  • d. verdere versterking van het strategische partnerschap tussen de Europese Unie en de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen (CELAC).

Artikel 4 Gebieden en modaliteiten
  • 1. De partijen komen overeen regelmatig een politieke dialoog te houden die plaatsvindt op het niveau van hoge ambtenaren en op politiek niveau en die alle aspecten van wederzijds belang op regionaal of internationaal niveau bestrijkt. De kwesties die in de politieke dialoog aan bod moeten komen, worden op voorhand door de partijen overeengekomen.

  • 2. De politieke dialoog tussen de partijen heeft tot doel de belangen en standpunten van beide partijen te verduidelijken en een gemeenschappelijke basis te vinden voor bilaterale samenwerkingsinitiatieven of voor multilaterale actie op de gebieden die in deze overeenkomst zijn vastgesteld, en op andere gebieden die in overleg tussen beide partijen daaraan kunnen worden toegevoegd.

  • 3. De partijen gaan, wanneer dat nodig is, specifieke dialogen aan op bepaalde gebieden, zoals onderling overeengekomen.

Artikel 5 Mensenrechten

Binnen het kader van de omvattende politieke dialoog komen de partijen overeen een mensenrechtendialoog op te zetten, met als doel de praktische samenwerking tussen de partijen zowel op multilateraal als op bilateraal niveau te bevorderen. De agenda voor elke dialoogsessie wordt door de partijen overeengekomen, is de weerspiegeling van hun respectieve belangstelling en beoogt op een evenwichtige manier burgerrechten en politieke rechten, en economische, sociale en culturele rechten aan te pakken.

Artikel 6 Illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en andere conventionele wapens
  • 1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

  • 2. De partijen komen overeen hun verplichtingen en verbintenissen op dit gebied uit hoofde van de toepasselijke internationale overeenkomsten en resoluties van de Verenigde Naties, alsook andere internationale instrumenten volledig na te komen en ten uitvoer te leggen, binnen het erkende kader van het actieprogramma van de Verenigde Naties ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van alle illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

  • 3. De partijen bevestigen opnieuw het inherente recht op zelfverdediging uit hoofde van artikel 51 van het VN-Handvest; voorts bevestigen zij opnieuw het recht van elke staat om handvuurwapens en lichte wapens aan te maken, in te voeren en in bezit te houden met het oog op doeleinden van defensie en nationale veiligheid, alsook de capaciteit voor deelname aan vredeshandhavende operaties overeenkomstig het VN-Handvest en op basis van het besluit van elke der partijen.

  • 4. De partijen erkennen het belang van interne-controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens overeenkomstig de in lid 2 bedoelde internationale instrumenten. De partijen erkennen het belang van de toepassing van dergelijke controles op een verantwoorde manier, als bijdrage tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, tot het terugdringen van menselijk leed en ter voorkoming van illegale handel in conventionele wapens of hun verspreiding onder niet-geautoriseerde ontvangers.

  • 5. De partijen komen voorts overeen samen te werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau en de coördinatie, complementariteit en synergie te verzekeren in hun inspanningen voor passende wet- en regelgeving en procedures voor doeltreffende controle van de productie, uitvoer, invoer, overdracht of heroverdracht van handvuurwapens en lichte wapens en andere conventionele wapens en voor de preventie, bestrijding en uitbanning van de illegale wapenhandel, waardoor wordt bijgedragen tot het behoud van de internationale vrede en veiligheid. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen om deze initiatieven te begeleiden en te consolideren, rekening houdend met de aard, de reikwijdte en de omvang van de illegale wapenhandel voor elke partij.

Artikel 7 Ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis tot algemene en volledige ontwapening en zijn van oordeel dat de proliferatie van nucleaire, chemische en biologische wapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale vrede, stabiliteit en veiligheid vormt.

  • 2. De partijen nemen nota van de uitroeping van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied tot zone van vrede, hetgeen inhoudt dat de staten van die regio nucleaire ontwapening voorstaan, alsook de status van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied als kernwapenvrije zone.

  • 3. De partijen komen overeen samen te werken aan en bij te dragen tot internationale inspanningen voor ontwapening, non-proliferatie van massavernietigingswapens in al haar aspecten, alsook de overbrengingsmiddelen daarvoor, en nationale wapenexportcontroles, door de volledige naleving en uitvoering op nationaal niveau van hun bestaande verplichtingen op grond van de ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en -overeenkomsten en andere internationale verplichtingen die van toepassing zijn op de partijen, alsook op grond van de beginselen en normen van het internationaal recht.

  • 4. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.

  • 5. De partijen komen voorts overeen van gedachten te wisselen en samen te werken met het oog op de mogelijke toekomstige ondertekening of ratificatie van of toetreding tot, als passend, relevante internationale instrumenten en de instrumenten waarbij zij partij zijn, ten volle uit te voeren en na te leven.

  • 6. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter begeleiding van hun samenwerking op dit vlak.

Artikel 8 Strijd tegen het terrorisme in al zijn vormen en uitingen
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw het belang van de voorkoming en bestrijding van terrorisme in al zijn vormen en uitingen en komen overeen samen te werken aan de uitwisseling van ervaringen en informatie, met volledige eerbiediging van de beginselen van het VN-Handvest, de rechtsstaat en het internationaal recht, met inbegrip van de internationale mensenrechtenwetgeving en het humanitair recht, rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties, die is vervat in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006, en de geregelde herzieningen daarvan.

  • 2. De partijen doen dit in het bijzonder:

    • a. in het kader van de uitvoering van de relevante VN-resoluties en de ratificatie en tenuitvoerlegging van de universele rechtsinstrumenten tegen terrorisme en andere rechtsinstrumenten die relevant zijn voor de partijen;

    • b. door samen te werken aan de uitwisseling van informatie over terroristische groeperingen en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig het nationale en internationale recht;

    • c. door samen te werken aan de uitwisseling van gedachten over middelen, methoden en optimale werkwijzen voor de bestrijding van terrorisme en het aanzetten tot terroristische daden, met inbegrip van technische aspecten en opleiding in verband met de preventie van terrorisme;

    • d. door samen te werken met het oog op een internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en terrorismefinanciering en het normatieve kader daarvoor, en om zo spoedig mogelijk te streven naar een akkoord over het Alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme als aanvulling bij de bestaande VN- en andere toepasselijke internationale instrumenten voor terrorismebestrijding waarbij zij partij zijn;

    • e. door de samenwerking tussen de lidstaten van de VN te bevorderen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties in haar geheel, met alle passende middelen.

Artikel 9 Ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal en waar nodig internationaal niveau, onder meer door het Internationaal Strafhof.

  • 2. De partijen herhalen het belang van samenwerking met de respectieve rechterlijke instanties overeenkomstig de respectieve wetgeving van de partijen en de toepasselijke internationale verplichtingen.

  • 3. De partijen komen overeen dat de doelstellingen en beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht essentieel zijn voor een doeltreffende en billijke internationale rechtspraak in strafzaken, aanvullend bij de nationale rechtsstelsels.

  • 4. De partijen komen overeen samen te werken voor een versterking van het rechtskader dat is gericht op de voorkoming en bestraffing van de meest ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, onder meer door de uitwisseling van ervaringen en capaciteitsopbouw op wederzijds overeengekomen gebieden.

Artikel 10 Eenzijdige dwangmaatregelen
  • 1. De partijen wisselen van gedachten over eenzijdige dwangmaatregelen met extraterritoriale gevolgen die in strijd zijn met het internationaal recht en met de algemeen aanvaarde voorschriften voor de internationale handel, waardoor beide partijen worden getroffen en die worden gebruikt als een politieke en economisch drukmiddel tegen staten en de soevereiniteit van andere staten aantasten.

  • 2. De partijen houden een regelmatige dialoog over de toepassing van dergelijke maatregelen en over de voorkoming en verzachting van de gevolgen ervan.

Artikel 11 Bestrijding van mensenhandel en migrantensmokkel
  • 1. Met het oog op het vaststellen van gebieden en manieren van aanpak voor gezamenlijke actie wisselen de partijen inzichten uit over de preventie en de bestrijding van migrantensmokkel en mensenhandel in al zijn vormen en over de bescherming van de slachtoffers overeenkomstig het VN-Handvest en de relevante internationale instrumenten, meer bepaald het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, het protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van de handel in mensen, met name vrouwen en kinderen, en het protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, alsook het mondiale actieplan van de VN ter bestrijding van mensenhandel, dat bij Resolutie 64/293 door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen.

  • 2. De partijen richten zich in het bijzonder op het volgende:

    • a. de bevordering van wetgeving en beleidsmaatregelen die overeenstemmen met de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, het protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van de handel in mensen, met name vrouwen en kinderen, en het protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht;

    • b. optimale werkwijzen en activiteiten die dienstig zijn voor de identificatie, arrestatie en berechting van criminele netwerken van migrantensmokkel en mensenhandel en voor steunverlening aan de slachtoffers van dergelijke misdrijven.

Artikel 12 Bestrijding van de productie, smokkel en consumptie van drugs
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw het belang van de uitwisseling van inzichten en optimale werkwijzen voor het vaststellen van gebieden en manieren van aanpak voor gezamenlijke actie ter voorkoming en bestrijding van de productie, de smokkel en de consumptie van verboden stoffen in al hun varianten, met inbegrip van nieuwe psychotrope stoffen, overeenkomstig het VN-Handvest en de relevante internationale instrumenten, meer bepaald de drie voornaamste drugsbestrijdingsverdragen van de VN van 1961, 1971 en 1988, de politieke verklaring en de verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen die in juni 1998 zijn aangenomen door de speciale zitting inzake drugs van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de politieke verklaring en het actieplan die zijn aangenomen op de bijeenkomst op hoog niveau van de 52e zitting van de VN-commissie verdovende middelen in maart 2009 en het op de bijzondere zitting in april 2016 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de mondiale drugsproblematiek vastgestelde slotdocument.

  • 2. De partijen streven ook naar samenwerking met andere landen om de productie en de handel van verboden stoffen terug te dringen, in volledige overeenstemming met het internationaal recht, de soevereiniteit van de staten en het beginsel van gezamenlijke en gedeelde verantwoordelijkheid.

Artikel 13 Bestrijding van rassendiscriminatie, xenofobie en daarmee verband houdende intolerantie
  • 1. De partijen verbinden zich tot de mondiale bestrijding van racisme, rassendiscriminatie, xenofobie en daarmee verband houdende intolerantie, onder meer door de algemene ratificatie en tenuitvoerlegging van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie.

  • 2. In dit verband wisselen de partijen optimale werkwijzen uit over strategieën en beleidsmaatregelen ter bevordering van de strijd tegen rassendiscriminatie, xenofobie en daarmee verband houdende intolerantie, meer bepaald in verband met de uitvoering van de verklaring en het actieprogramma van Durban in het grondgebied van de partijen en wereldwijd.

  • 3. De partijen wisselen tevens inzichten uit over de meest doeltreffende manier om het internationale decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst van de Verenigde Naties (2015 tot 2024) ten uitvoer te leggen.

  • 4. De partijen onderzoeken de mogelijkheid om actie te ondernemen om rassendiscriminatie te bestrijden in het kader van de Verenigde Naties en andere fora.

Artikel 14 Duurzame ontwikkeling
  • 1. De partijen verwelkomen de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn vastgesteld en verbinden zich ertoe te streven naar de verwezenlijking ervan op nationaal en internationaal vlak.

  • 2. De partijen zijn het eens over het belang van de uitbanning van armoede in al haar vormen en van de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling in de economische, sociale en milieudimensie op een evenwichtige en geïntegreerde manier. Hiertoe bevestigen de partijen opnieuw hun engagement om de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 uit te voeren overeenkomstig hun respectieve capaciteiten en omstandigheden.

  • 3. De partijen erkennen dat alle 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 moeten worden uitgevoerd om op succesvolle manier duurzame ontwikkeling te bereiken. Zij komen overeen inzichten uit te wisselen over de beste manieren van samenwerking voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, onder meer door:

    • a. de bevordering van de uitbanning van armoede, honger, ongeletterdheid en ziekten, en de verzekering van aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei voor allen;

    • b. prioriteit te geven aan de gezamenlijke oplossing van alle milieuproblemen, met inbegrip van klimaatverandering, en de bevordering van duurzaam beheer en gebruik van water, zeeën en ecosystemen aan land;

    • c. de samenwerking voor de versterking van de positie van vrouwen, het terugdringen van de ongelijkheid tussen en binnen landen, gemakkelijker toegang tot justitie voor allen en het opzetten van verantwoordelijke, doeltreffende en inclusieve instellingen op alle niveaus.

  • 4. De partijen komen overeen een specifieke dialoog op te zetten over de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 om middelen te vinden om de praktische onderlinge samenwerking te verbeteren binnen het algemene kader van de politieke dialoog. De agenda voor elke dialoogsessie wordt tussen de partijen overeengekomen.

  • 5. De partijen verbinden zich tot een versterking van het mondiale partnerschap voor ontwikkeling, door de samenhang van het beleid op alle niveaus te bevorderen en een omvattende vernieuwende aanpak te ontwikkelen voor het mobiliseren en doeltreffend gebruikmaken van alle beschikbare openbare, particuliere, nationale en internationale hulpmiddelen zoals uiteengezet in het actieprogramma inzake ontwikkelingsfinanciering van Addis Abeba.

  • 6. De partijen erkennen de noodzaak om de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 en het actieprogramma inzake ontwikkelingsfinanciering van Addis Abeba regelmatig op mondiaal niveau te volgen en te herzien in het kader van het politiek forum op hoog niveau van de VN inzake duurzame ontwikkeling, met inbegrip van de middelen voor tenuitvoerlegging, als passend, op nationaal en regionaal niveau.

  • 7. De partijen bevestigen opnieuw de noodzaak dat alle ontwikkelde landen 0,7% van hun bni reserveren voor officiële ontwikkelingshulp, en dat alle opkomende economieën en hogeremiddeninkomenslanden doelstellingen vastleggen om hun aandeel in de internationale overheidsfinanciering op te voeren.

DEEL III DIALOOG OVER SAMENWERKING EN SECTORAAL BELEID

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 15 Doelstellingen
  • 1. De algemene doelstelling van de dialoog over samenwerking en sectoraal beleid in het kader van deze overeenkomst is de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba te versterken door het faciliteren van middelen mechanismen, instrumenten en procedures.

  • 2. De partijen komen overeen:

    • a. samenwerkingsacties ten uitvoer te leggen die een aanvulling zijn op de inspanningen van Cuba voor economische en sociale duurzame ontwikkeling, op die gebieden die als prioriteit zijn aangemerkt in de titels I tot en met VI van dit deel;

    • b. inclusieve duurzame ontwikkeling te bevorderen door de wederzijdse ondersteuning van economische groei, het scheppen van banen, sociale cohesie en bescherming en milieubescherming te stimuleren;

    • c. bij te dragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 via doeltreffende samenwerkingsacties;

    • d. wederzijds vertrouwen te bevorderen via regelmatige uitwisselingen van inzichten en de vaststelling van gebieden voor samenwerking inzake mondiale kwesties die voor beide partijen van belang zijn.

Artikel 16 Beginselen
  • 1. De samenwerking dient ter ondersteuning van en aanvulling op de inspanningen van de partijen voor het uitvoeren van de prioriteiten die zijn vastgesteld in hun eigen ontwikkelingsbeleid en -strategieën.

  • 2. De samenwerking is het resultaat van een dialoog tussen de partijen.

  • 3. De samenwerkingsactiviteiten worden ontplooid op zowel bilateraal als regionaal niveau op een wederzijds complementaire wijze teneinde de in deze overeenkomst opgenomen doelstellingen te ondersteunen.

  • 4. De partijen bevorderen de deelname van alle relevante actoren aan hun ontwikkelingsbeleid en samenwerking zoals in deze overeenkomst bepaald.

  • 5. De partijen vergroten de doelmatigheid van hun samenwerking door binnen wederzijds overeengekomen kaders te opereren, rekening houdend met multilateraal overeengekomen internationale verbintenissen. Zij bevorderen harmonisatie, afstemming en coördinatie tussen donoren, en het vervullen van alle wederzijdse verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van de samenwerkingsactiviteiten.

  • 6. De partijen komen overeen om rekening te houden met de verschillende niveaus van ontwikkeling bij de opzet van de samenwerkingsactiviteiten.

  • 7. De partijen komen overeen een transparant en verantwoordelijk beheer van de voor de overeengekomen acties vrijgemaakte financiële middelen te garanderen.

  • 8. De partijen komen overeen dat de samenwerking uit hoofde van deze overeenkomst verloopt volgens hun respectieve procedures.

  • 9. De samenwerking beoogt het bereiken van duurzame ontwikkeling en de uitbreiding van nationale, regionale en lokale capaciteit om duurzaamheid op de lange termijn te bewerkstelligen.

  • 10. Bij de samenwerking wordt met alle horizontale kwesties rekening gehouden.

Artikel 17 Dialoog inzake sectoraal beleid
  • 1. De partijen streven naar het opzetten van een sectorale dialoog op gebieden van wederzijds belang. Deze dialoog kan het volgende omvatten:

    • a. uitwisseling van informatie over de formulering en planning van het beleid in de betrokken sectoren;

    • b. uitwisseling van inzichten over de afstemming van het wettelijke kader van de partijen op de internationale voorschriften en normen, en de tenuitvoerlegging van dergelijke voorschriften en normen;

    • c. uitwisseling van optimale werkwijzen met betrekking tot de formulering van sectoraal beleid, beleidscoördinatie en -beheer of specifieke sectorale problemen.

  • 2. De partijen streven ernaar hun sectorale beleidsdialoog te onderbouwen met concrete samenwerkingsmaatregelen waar dat mogelijk is.

Artikel 18 Modaliteiten en procedures voor samenwerking
  • 1. De partijen komen overeen hun samenwerking te ontwikkelen overeenkomstig de volgende modaliteiten en procedures:

    • a. technische en financiële steun, dialoog en uitwisseling van inzichten en informatie als middel om bij te dragen tot de uitvoering van de doelstellingen van de overeenkomst;

    • b. de ontwikkeling van bilaterale samenwerking op basis van overeengekomen prioriteiten waarmee de ontwikkelingsstrategieën en -beleidsmaatregelen van Cuba worden bevorderd en aangevuld;

    • c. de bevordering van de deelname van Cuba aan de programma’s voor regionale samenwerking van de EU;

    • d. de bevordering van de deelname van Cuba aan de programma’s voor thematische samenwerking van de EU;

    • e. de bevordering van de deelname van Cuba als geassocieerde partner aan de kaderprogramma’s van de EU;

    • f. de bevordering van samenwerking op gebieden van wederzijds belang tussen de partijen en derde landen;

    • g. de bevordering van innovatieve samenwerking en financieringsmodaliteiten en -instrumenten voor een doeltreffender samenwerking;

    • h. de verdere exploratie van praktische mogelijkheden voor samenwerking in hun wederzijds belang.

  • 2. De Europese Unie stelt Cuba in kennis van nieuwe mechanismen en instrumenten waarvoor Cuba eventueel in aanmerking komt.

  • 3. Humanitaire steun van de EU wordt verstrekt op basis van gezamenlijk vastgestelde behoeften en overeenkomstig de humanitaire beginselen, volgend op natuurrampen of andere rampen.

  • 4. De partijen stellen gezamenlijk praktische responsprocedures op om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de samenwerking te garanderen. Dergelijke praktische procedures kunnen waar passend omvatten het opzetten van een coördinatiecomité dat regelmatig bijeenkomt om systematisch alle samenwerkingsacties te plannen, te coördineren en te controleren, alsook informatie- en communicatieactiviteiten om de bekendheid van de EU-steun voor de acties te verhogen.

  • 5. Via zijn bevoegde gedelegeerde entiteiten neemt Cuba het volgende voor zijn rekening:

    • a. alle invoerprocedures, vrij van douanekosten en heffingen, voor de goederen en hulpmiddelen met betrekking tot de samenwerkingsacties;

    • b. het beheer, tezamen met de gezondheids- en landbouwautoriteiten, van de sanitaire, veterinaire en fytosanitaire controles, waar nodig; alsmede

    • c. de volledige migratieprocedures voor personeel dat naar Cuba reist met het oog op de overeengekomen samenwerkingsacties, alsook de procedures in verband met andere vergunningen voor tijdelijke werkzaamheid en verblijf voor buitenlands personeel dat tijdelijk op Cuba werkzaam is.

Artikel 19 Actoren van de samenwerking

De partijen komen overeen de samenwerking te laten uitvoeren door diverse maatschappelijke actoren, overeenkomstig hun relevante procedures, met inbegrip van:

  • a. instellingen van de Cubaanse overheid of overheidsorganen die door deze instellingen zijn aangewezen;

  • b. lokale autoriteiten op diverse niveaus;

  • c. internationale organisaties en hun agentschappen;

  • d. de ontwikkelingsagentschappen van de lidstaten van de Europese Unie; alsmede

  • e. het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van wetenschappelijke, technische, culturele, artistieke, sportieve, op vriendschap en solidariteit gerichte verenigingen, sociale organisaties, vakbonden en coöperaties.

Artikel 20 Sectoren voor samenwerking
  • 1. De partijen komen overeen in de eerste plaats samen te werken op het gebied van de sectoren die zijn genoemd in titels I tot en met VI van dit deel.

  • 2. De partijen komen overeen dat de vast te stellen samenwerkingsacties als horizontale en strategische vectoren voor ontwikkeling het volgende dienen te omvatten:

    • a. duurzame ontwikkeling;

    • b. mensenrechten en goed bestuur;

    • c. milieuduurzaamheid;

    • d. rampenpreventie;

    • e. het genderperspectief;

    • f. personen in een kwetsbare positie;

    • g. nationale capaciteitsopbouw; en

    • h. kennisbeheer.

Artikel 21 Middelen voor samenwerking en bescherming van de financiële belangen van de partijen
  • 1. De partijen komen overeen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar te stellen om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.

  • 2. De partijen voeren de financiële steun uit volgens de beginselen van gezond financieel beheer en werken samen om hun financiële belangen te beschermen. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse bestuurlijke en juridische bijstand op de terreinen waarop deze overeenkomst van toepassing is. Elke andere overeenkomst of elk ander financieringsinstrument dat tussen de partijen moet worden gesloten of overeengekomen, moet specifieke financiële-samenwerkingsclausules inzake gecoördineerde controleacties bevatten, zoals controles ter plaatse, inspecties en antifraudemaatregelen, zoals die van het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de auditeur-generaal van de Republiek Cuba.

TITEL II DEMOCRATIE, MENSENRECHTEN EN GOED BESTUUR
Artikel 22 Democratie en mensenrechten
  • 1. In de wetenschap dat regeringen primair verantwoordelijk zijn voor de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met oog voor het belang van nationale en regionale eigenheden en diverse historische, culturele en religieuze achtergronden, en rekening houdend met de verplichting om alle mensenrechten en fundamentele vrijheden te beschermen ongeacht de politieke, economische en culturele systemen, komen de partijen overeen samen te werken op het gebied van democratie en de mensenrechten.

  • 2. De partijen erkennen dat democratie is gebaseerd op de vrij geuite wil van de burgers om zelf hun politieke, economische, sociale en culturele systemen en hun volle deelname aan alle aspecten van het leven te bepalen.

  • 3. De partijen komen overeen samen te werken voor een versterking van de democratie en hun capaciteit om de beginselen en praktijken van de democratie en de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden, ten uitvoer te leggen.

  • 4. De samenwerking kan onder meer activiteiten omvatten die door de partijen gezamenlijk worden overeengekomen, met als doel:

    • a. respect en handhaving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en bevordering en bescherming van burgerrechten, politieke, economische, sociale en culturele rechten voor iedereen;

    • b. wereldwijde aanpak van de mensenrechten op een billijke en eerlijke manier, op gelijke voet en met dezelfde nadruk, waarbij wordt erkend dat alle mensenrechten universeel, ondeelbaar en onderling afhankelijk en gerelateerd zijn;

    • c. doeltreffende uitvoering van de internationale mensenrechteninstrumenten en facultatieve protocollen die toepasselijk zijn voor elke partij, alsook van de aanbevelingen die uitgaan van de mensenrechtenorganen van de Verenigde Naties en die door de partijen worden aanvaard;

    • d. integratie van de bevordering en bescherming van mensenrechten in nationale beleidslijnen en ontwikkelingsplannen;

    • e. bevordering van voorlichting en onderwijs op het vlak van mensenrechten, democratie en vrede;

    • f. versterking van de democratische en aan mensenrechten gerelateerde instellingen, alsmede de wettelijke en institutionele kaders voor de bevordering en bescherming van mensenrechten;

    • g. ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven van wederzijds belang in het kader van relevante multilaterale fora.

Artikel 23 Goed bestuur
  • 1. De partijen komen overeen dat samenwerking op het gebied van goed bestuur wordt gebaseerd op strikt respect van de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht.

  • 2. De samenwerking kan onder meer activiteiten omvatten die door de partijen gezamenlijk worden overeengekomen, met als doel:

    • a. respect voor de rechtsstaat;

    • b. bevordering van transparante, verantwoordelijke, efficiënte, stabiele en democratische instellingen;

    • c. uitwisseling van ervaringen en capaciteitsopbouw inzake juridische kwesties en gerechtelijke capaciteit;

    • d. uitwisseling van informatie inzake wettelijke systemen en wetgeving;

    • e. bevordering van uitwisselingen van optimale werkwijzen inzake goed bestuur, verantwoordingsplicht en transparant beheer op alle niveaus;

    • f. samenwerking voor meer inclusieve politieke processen waarin alle burgers daadwerkelijk kunnen participeren.

Artikel 24 Versterking van de instellingen en de rechtsstaat

De partijen schenken bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat, met inbegrip van de toegang tot justitie en een billijke rechtsgang, en de versterking van de instellingen op alle niveaus op het gebied van rechtshandhaving en rechtsbedeling.

Artikel 25 Modernisering van de overheidsdiensten

De partijen komen overeen om met het oog op de modernisering van de overheidsdiensten onder meer samen te werken op de volgende gebieden:

  • a. de verbetering van de organisatorische doelmatigheid;

  • b. de verbetering van de effectiviteit van de dienstverlening door de instellingen;

  • c. de verbetering van de transparantie van en het afleggen van verantwoording over het beheer van de overheidsfinanciën;

  • d. de uitwisseling van ervaringen met het oog op de verbetering van het wettelijke en institutionele kader;

  • e. capaciteitsopbouw voor onder meer beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van het beleid met betrekking tot openbare dienstverlening, e-overheid, en corruptiebestrijding;

  • f. de uitwisseling van inzichten en optimale werkwijzen inzake het beheer van de overheidsfinanciën;

  • g. de versterking van de decentralisatieprocessen overeenkomstig hun nationale economische en sociale-ontwikkelingsstrategieën.

Artikel 26 Preventie en oplossing van conflicten
  • 1. De partijen komen overeen ervaringen en optimale werkwijzen uit te wisselen in verband met de preventie en oplossing van conflicten op basis van een gemeenschappelijk begrip van de manier om onderliggende oorzaken van conflicten aan te pakken.

  • 2. De samenwerking inzake de preventie en oplossing van conflicten beoogt de capaciteit om conflicten op te lossen te versterken en kan onder meer steun omvatten voor bemiddelings-, onderhandelings- en verzoeningsprocessen en bredere inspanningen om vertrouwen en vredesopbouw op regionaal en internationaal niveau te bevorderen.

TITEL III BEVORDERING VAN JUSTITIE, VEILIGHEID VAN DE BURGER EN MIGRATIE
Artikel 27 Bescherming van persoonsgegevens
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen overeenkomstig multilateraal overeengekomen normen en andere internationale rechtsinstrumenten en praktijken.

  • 2. De samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens kan onder meer capaciteitsopbouw, technische bijstand en de uitwisseling van informatie omvatten, als onderling overeengekomen tussen de partijen.

Artikel 28 Drugs
  • 1. De partijen werken samen om een omvattende, geïntegreerde en evenwichtige aanpak te garanderen voor drugspreventie en het aanpakken van het wereldwijde drugsprobleem door doeltreffende actie en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, meer bepaald op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, rechtshandhaving, douane, sociale zaken, justitie en binnenlandse zaken, met als doel de productie van drugs te elimineren of te beperken en de levering en smokkel van, de vraag naar en het bezit van drugs overeenkomstig de binnenlandse wetgeving en met respect voor de mensenrechten terug te dringen. Dergelijke samenwerking beoogt tevens de effecten van drugs te verzachten, de slachtoffers bij te staan door het verstrekken van niet-discriminerende verzorging, de productie en het gebruik van nieuwe psychotrope stoffen aan te pakken, en op een meer doeltreffende manier misbruik te voorkomen van drugsprecursoren die worden gebruikt voor het onwettig aanmaken van narcotische drugs en psychotrope stoffen.

  • 2. De partijen spreken af hoe zij zullen samenwerken om deze doelstellingen te verwezenlijken. De activiteiten worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen beginselen overeenkomstig de relevante internationale verdragen, meer bepaald de drie voornaamste drugsbestrijdingsverdragen van de VN van 1961, 1971 en 1988, de politieke verklaring en de verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen die in juni 1998 zijn aangenomen door de speciale zitting inzake drugs van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de politieke verklaring en het actieplan die zijn aangenomen op de bijeenkomst op hoog niveau van de 52e zitting van de VN-commissie verdovende middelen in maart 2009 en het op de bijzondere zitting in april 2016 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de mondiale drugsproblematiek vastgestelde slotdocument.

  • 3. Behoudens de overige samenwerkingsmechanismen, komen de partijen overeen dat op interregionaal niveau het coördinatie- en samenwerkingsmechanisme inzake drugs dat door de Europese Unie en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied is ingesteld, ook voor dit doel wordt gebruikt, en dat zij samenwerken om de efficiëntie hiervan te vergroten.

  • 4. De partijen komen verder overeen samen te werken in de strijd tegen criminaliteit in verband met drugshandel, door middel van betere coördinatie met de relevante internationale organen en instellingen, onder meer op het gebied van politie en gerechtelijke samenwerking.

  • 5. De partijen wisselen ervaringen uit op gebieden als beleids-, wetgevende en institutionele ontwikkeling, opleiding van personeel, druggerelateerd onderzoek, preventie, behandeling, rehabilitatie en sociale reïntegratie van druggebruikers, met als doel de negatieve gevolgen van de mondiale drugsproblematiek voor de volksgezondheid en de maatschappij te beperken.

Artikel 29 Witwassen
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken voor de preventie en de bestrijding van het gebruik van hun financiële systemen, instellingen en aangewezen niet-financiële ondernemingen en beroepen voor het witwassen van de inkomsten van criminele activiteiten, zoals drugshandel en corruptie, en voor het financieren van terrorisme.

  • 2. De partijen stemmen ermee in optimale werkwijzen, deskundigheid, initiatieven voor capaciteitsopbouw en opleiding als onderling overeengekomen uit te wisselen, betreffende technische en bestuurlijke bijstand gericht op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regelingen en het doeltreffende functioneren van mechanismen om witwassen en de financiering van terrorisme tegen te gaan.

  • 3. De samenwerking is gericht op:

    • a. uitwisseling van relevante informatie binnen de respectieve wettelijke kaders van de partijen;

    • b. de goedkeuring en de effectieve uitvoering van adequate normen om witwassen en de financiering van terrorisme te bestrijden, vergelijkbaar met die welke zijn goedgekeurd door de relevante internationale organen die op dit gebied actief zijn, zoals, waar passend, de Financial Action Task Force en de financiële actiegroep voor Latijns-Amerika.

Artikel 30 Georganiseerde criminaliteit
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken voor de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, en financiële criminaliteit. Daartoe zorgen zij voor de bevordering en uitwisseling van optimale werkwijzen en voor de toepassing van relevante overeengekomen internationale normen en instrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de protocollen daarbij, en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

  • 2. De partijen komen tevens overeen samen te werken aan een betere veiligheid van burgers, met name door ondersteuning van veiligheidsbeleid en -strategieën. Deze samenwerking dient bij te dragen aan de preventie van criminaliteit en kan activiteiten omvatten zoals regionale samenwerkingsprojecten tussen politionele en justitiële autoriteiten, opleidingsprogramma's, en uitwisseling van optimale werkwijzen voor het profileren van criminelen. Zij omvat verder onder meer gedachtewisselingen over wettelijke kaders, alsmede administratieve en technische bijstand gericht op de versterking van de institutionele en operationele mogelijkheden van rechtshandhavingsinstanties en de uitwisseling van informatie en maatregelen ter versterking van de samenwerking inzake onderzoeken.

Artikel 31 Corruptiebestrijding
  • 1. De partijen werken samen met het oog op de toepassing en bevordering van relevante internationale normen en instrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

  • 2. De partijen werken met name samen aan het volgende:

    • a. de verbetering van de organisatorische doeltreffendheid en het waarborgen van transparant beheer van overheidsmiddelen en verantwoordingsplicht, met deelname van de respectieve instellingen die zijn opgezet voor de bestrijding van corruptie;

    • b. de uitwisseling van optimale werkwijzen ter versterking van de relevante instellingen, met inbegrip van rechtshandhavingsinstanties en de rechterlijke macht;

    • c. de preventie van corruptie en omkoping in internationale transacties;

    • d. de evaluatie van de uitvoering van het beleid ter bestrijding van corruptie op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau binnen het kader van het herzieningsmechanisme voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie;

    • e. de stimulering van acties ter bevordering van een cultuur van transparantie, wettelijkheid en een mentaliteitswijziging ten aanzien van corrupte praktijken;

    • f. de facilitering van maatregelen om tegoeden te identificeren en te recupereren, waarbij goede werkwijzen en capaciteitsopbouw worden bevorderd.

Artikel 32 Illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken voor de preventie en de bestrijding van illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, ook onderdelen, componenten en munitie daarvoor, door uitvoering te geven aan het erkende kader van het actieprogramma van de VN ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van alle illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten. In deze context komen zij overeen samen te werken om ervaringen en opleiding uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van douane-, politie- en controle-autoriteiten.

  • 2. Zoals wordt gesteld in het in lid 1 genoemde het actieprogramma van de VN, bevestigen de partijen in dit verband onder meer opnieuw het inherente recht op individuele of collectieve zelfverdediging overeenkomstig artikel 51 van het VN-Handvest, alsook het recht van elke staat om handvuurwapens en lichte wapens aan te maken, in te voeren en in bezit te houden met het oog op doeleinden van defensie en veiligheid, alsook de capaciteit voor deelname aan vredeshandhavende operaties overeenkomstig het VN-Handvest en op basis van het besluit van elke der partijen.

Artikel 33 Terrorismebestrijding
  • 1. De partijen werken samen inzake terrorismebestrijding voor de uitvoering van het kader en de normen die zijn overeengekomen in artikel 8.

  • 2. De partijen werken ook samen om ervoor te zorgen dat personen die deelnemen aan het financieren, plannen, voorbereiden of plegen van terroristische daden of die terroristische daden ondersteunen, voor het gerecht worden gebracht. De partijen komen overeen dat de strijd tegen het terrorisme wordt gevoerd op basis van de naleving van de relevante resoluties van de Verenigde Naties, en eerbiediging van de soevereiniteit van de partijen, een eerlijke rechtsgang, de mensenrechten en fundamentele vrijheden.

  • 3. De partijen komen overeen samen te werken aan de preventie en onderdrukking van terroristische daden door middel van politionele en justitiële samenwerking.

  • 4. De partijen, die zich hebben verbonden tot de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, moeten een evenwichtige tenuitvoerlegging daarvan bevorderen en overeenkomen op de meest doeltreffende manier de daarin vervatte acties te ondernemen, waar passend, om een einde te maken aan de dreiging van het terrorisme.

  • 5. De partijen komen ook overeen samen te werken binnen het kader van de Verenigde Naties voor de voltooiing van de ontwerp-overeenkomst voor een Alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme.

Artikel 34 Migratie, mensenhandel en migrantensmokkel
  • 1. De samenwerking wordt voortgezet in het licht van overleg tussen de partijen over hun behoeften en standpunten en zij wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de wettelijke kaders van de partijen. De samenwerking richt zich met name op:

    • a. de onderliggende oorzaken van migratie;

    • b. de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken in verband met internationale bescherming, overeenkomstig de beginselen en normen van het internationaal recht, met inbegrip van het beginsel van internationale bescherming in die gevallen waarin het van toepassing is;

    • c. de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van toegelaten personen, de eerlijke behandeling en integratie van legale ingezetenen in de samenleving, onderwijs en opleiding van legale migranten en maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat, en alle toepasselijke bepalingen met betrekking tot de mensenrechten van migranten;

    • d. de evaluatie van mechanismen en beleid om het overmaken van geld te vergemakkelijken;

    • e. de uitwisseling van inzichten en optimale werkwijzen en discussies over onderwerpen van gezamenlijk belang die verband houden met circulaire migratie en het voorkomen van braindrain;

    • f. de uitwisseling van ervaringen en optimale werkwijzen, technische, technologische, operationele en gerechtelijke samenwerking, als passend en onderling overeengekomen, over kwesties in verband met de strijd tegen mensenhandel en migrantensmokkel, met inbegrip van het bestrijden van netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars en met inbegrip van het bieden van bescherming en steun aan de slachtoffers van dergelijke misdrijven;

    • g. de humane, veilige en waardige repatriëring van personen die geen legale verblijfsvergunning hebben op het grondgebied van de andere partij, op grond van volledig respect voor de mensenrechten, alsmede de bevordering van vrijwillige terugkeer en de overname van dergelijke personen overeenkomstig lid 2;

    • h. de ondersteunende maatregelen gericht op duurzame reïntegratie van repatrianten.

  • 2. In het kader van de samenwerking ter voorkoming en beperking van irreguliere migratie komen de partijen, onverminderd de noodzaak van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, eveneens het volgende overeen:

    • a. hun vermeende onderdanen te identificeren en hun onderdanen die illegaal verblijven op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie of van Cuba over te nemen binnen de tijdsspanne en overeenkomstig de normen en procedures die zijn vastgesteld bij de toepasselijke migratiewetgeving van de lidstaten van de Europese Unie of Cuba, op verzoek en zonder onnodige vertraging of verdere formaliteiten zodra de nationaliteit is vastgesteld;

    • b. hun over te nemen onderdanen te voorzien van passende identiteitsdocumenten tot dit doel.

  • 3. De partijen komen overeen op verzoek en zo snel mogelijk te onderhandelen over een overeenkomst tot vaststelling van de specifieke verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie en van Cuba inzake migratie, inclusief overname.

Artikel 35 Consulaire bescherming

Cuba stemt ermee in dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van elke vertegenwoordigde lidstaat van de Europese Unie bescherming bieden aan elke onderdaan van een andere lidstaat die niet over een permanente vertegenwoordiging beschikt die doeltreffende consulaire bescherming mogelijk maakt, op dezelfde voorwaarden als aan onderdanen van die lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 36 Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de mogelijke bijdrage van het maatschappelijk middenveld, waaronder ook universiteiten, denktanks en media, tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst. Zij komen overeen acties te steunen voor meer participatie van het maatschappelijk middenveld in de formulering en uitvoering van relevante ontwikkelingen en sectorale samenwerkingsactiviteiten, onder meer door capaciteitsopbouw.

TITEL IV SOCIALE ONTWIKKELING EN SOCIALE COHESIE
Artikel 37 Sociale ontwikkeling en sociale cohesie
  • 1. In de wetenschap dat sociale ontwikkeling hand in hand moet gaan met economische ontwikkeling, komen de partijen overeen samen te werken voor een betere sociale cohesie door het terugdringen van armoede, onrecht, ongelijkheid en sociale uitsluiting, meer bepaald met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030 en van de internationaal overeengekomen doelstelling om fatsoenlijk werk voor iedereen te bevorderen. Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen stellen de partijen aanzienlijke financiële middelen beschikbaar, zowel uit samenwerkingsbudgetten als nationale middelen.

  • 2. Daartoe werken de partijen samen aan de bevordering en de uitwisseling van optimale werkwijzen betreffende:

    • a. economische beleidsmaatregelen met een sociale visie gericht op een meer inclusieve samenleving met een betere verdeling van inkomsten teneinde de ongelijkheid en onrechtvaardigheid te verminderen;

    • b. handels- en investeringsmaatregelen, rekening houdend met de koppeling tussen handel en duurzame ontwikkeling, eerlijke handel, de ontwikkeling van openbare en particuliere ondernemingen op het platteland en in de stad en hun representatieve organisaties, en maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    • c. een rechtvaardig en gezond fiscaal beleid ten behoeve van een betere herverdeling van rijkdom en toereikende niveaus van sociale uitgaven;

    • d. efficiënte publieke sociale uitgaven gekoppeld aan duidelijk vastgestelde sociale doelstellingen, teneinde tot een meer resultaatgeoriënteerde benadering te komen;

    • e. de verbetering en consolidering van effectieve sociale beleidsmaatregelen en eerlijke toegang tot sociale diensten voor iedereen op tal van vlakken zoals onderwijs, gezondheid, voeding, water en riolering, huisvesting, justitie en sociale zekerheid;

    • f. werkgelegenheidsbeleid gericht op fatsoenlijk werk voor iedereen overeenkomstig internationale en nationale arbeidsnormen en het scheppen van economische kansen met speciale aandacht voor de armste en meest kwetsbare groepen en de meest achtergestelde gebieden;

    • g. meer inclusieve en omvattende sociale-beschermingsregelingen met betrekking tot onder meer pensioenen, gezondheidszorg, ongevallen en werkloosheid, op basis van het solidariteitsbeginsel en het beginsel van niet-discriminatie;

    • h. strategieën en beleid ter bestrijding van vreemdelingenhaat en discriminatie onder meer op grond van geslacht, ras, geloof, afstamming of handicap;

    • i. specifiek beleid en programma's gericht op jongeren met het oog op hun volledige integratie in het economische, politieke en sociale leven.

  • 3. De partijen komen overeen de uitwisseling van informatie en ervaringen te stimuleren op het gebied van de sociale-ontwikkelings- en cohesie-aspecten van binnenlandse plannen of programma’s.

Artikel 38 Werkgelegenheid en sociale bescherming

De partijen komen overeen samen te werken aan de bevordering van werkgelegenheid en sociale bescherming door middel van acties en programma’s, die in het bijzonder gericht zijn op:

  • a. fatsoenlijk werk voor iedereen;

  • b. meer inclusieve en goed functionerende arbeidsmarkten;

  • c. bredere dekking van sociale bescherming;

  • d. bevordering van de sociale dialoog;

  • e. naleving van de essentiële arbeidsnormen die zijn vastgesteld in de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie;

  • f. aanpakken van kwesties met betrekking tot de informele economie;

  • g. speciale aandacht voor achterstandsgroepen en de strijd tegen discriminatie;

  • h. het ontwikkelen van de kwaliteit van menselijke hulpbronnen door beter onderwijs en betere opleiding, met inbegrip van effectieve beroepsopleiding;

  • i. de verbetering van de gezondheid en veiligheid op het werk, meer bepaald door de versterking van de arbeidsinspecties en steun voor verbetering op gezondheids- en veiligheidsvlak;

  • j. het stimuleren van werkgelegenheidsschepping en ondernemerschap door versterking van het institutionele kader dat nodig is voor het opzetten van ondernemingen en het bevorderen van toegang tot kredieten.

Artikel 39 Onderwijs
  • 1. De partijen komen overeen ervaringen en optimale werkwijzen uit te wisselen inzake de voortdurende ontwikkeling van het onderwijs op alle niveaus.

  • 2. De partijen komen overeen dat de samenwerking steun biedt aan de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen op alle niveaus van het onderwijs, meer bepaald op het niveau van het hoger onderwijs, met inbegrip van speciale behoeften. De partijen bevorderen de uitwisseling van studenten, onderzoekers en academici via de bestaande programma's en stimuleren capaciteitsontwikkeling met het oog op de modernisering van de systemen voor hoger onderwijs.

Artikel 40 Volksgezondheid
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken op gebieden van gezamenlijk belang met betrekking tot de gezondheidssector, meer speciaal wetenschappelijk onderzoek, het beheer van gezondheidssystemen, voeding, geneesmiddelen, preventieve geneeskunde, seksuele en reproductieve gezondheid, met inbegrip van de preventie en controle van overdraagbare ziekten zoals hiv/aids, niet-overdraagbare ziekten zoals kanker en hartkwalen, en andere belangrijke bedreigingen voor de gezondheid, zoals het zikavirus, het chikungunya-virus en het dengue-virus. De partijen komen ook overeen samen te werken voor de bevordering van de tenuitvoerlegging van de internationale gezondheidsovereenkomsten waarbij zij partij zijn.

  • 2. De partijen komen overeen speciale aandacht te hebben voor regionale acties en programma’s op het gebied van de volksgezondheid.

Artikel 41 Consumentenbescherming

De partijen komen overeen samen te werken inzake consumentenbescherming met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en de belangen van de consumenten.

Artikel 42 Cultuur en erfgoed
  • 1. De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van cultuur, met inbegrip van cultureel erfgoed, met respect voor de verscheidenheid. Conform de respectieve wetgeving bevordert deze samenwerking het wederzijdse begrip en de interculturele dialoog, alsook evenwichtige culturele uitwisselingen en contacten met relevante actoren, met inbegrip van organisaties uit het maatschappelijk middenveld van beide partijen.

  • 2. De partijen bevorderen samenwerking op het gebied van kunsten, literatuur en muziek, ook door de uitwisseling van ervaringen.

  • 3. De samenwerking tussen de partijen geschiedt overeenkomstig de relevante nationale bepalingen inzake auteursrechten en andere bepalingen op cultureel vlak, alsook de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.

  • 4. De partijen komen overeen de samenwerking te bevorderen op het gebied van de restauratie en het duurzame beheer van erfgoed. De samenwerking op dit gebied omvat tevens de waarborging en bevordering van natuurlijk en cultureel erfgoed (materieel en immaterieel), met inbegrip van het voorkomen van en optreden tegen illegale handel in cultureel erfgoed, overeenkomstig de relevante internationale instrumenten.

  • 5. De partijen komen overeen de samenwerking in de audiovisuele en mediasector, met inbegrip van radio en pers, te bevorderen door middel van gezamenlijke initiatieven op het vlak van opleiding, alsmede audiovisuele ontwikkeling en productie- en distributieactiviteiten, onder andere op educatief en cultureel vlak.

  • 6. De partijen stimuleren de coördinatie in het kader van de Unesco met het oog op bevordering van de culturele diversiteit, onder andere via overleg inzake de ratificatie en uitvoering van het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. De samenwerking omvat tevens de bevordering van culturele diversiteit.

Artikel 43 Personen in een kwetsbare positie
  • 1. De partijen komen overeen dat bij de samenwerking ten gunste van kwetsbare personen prioriteit wordt gegeven aan maatregelen, met inbegrip van innovatieve beleidsmaatregelen en projecten, waarbij dergelijke kwetsbare personen worden betrokken. De samenwerking moet de menselijke ontwikkeling bevorderen, de levensvoorwaarden verbeteren en de volledige integratie van deze personen in de maatschappij stimuleren.

  • 2. De samenwerking omvat de uitwisseling van ervaringen inzake de bescherming van de mensenrechten, de bevordering en uitvoering van beleid tot vrijwaring van de gelijke kansen van kwetsbare personen, het creëren van economische mogelijkheden, alsmede specifieke sociale beleidsmaatregelen gericht op de ontwikkeling van menselijke capaciteiten door middel van onderwijs en opleiding, toegang tot primaire sociale diensten, sociale veiligheidsnetten en justitie, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar onder meer personen met een handicap en hun families, kinderen en ouderen.

Artikel 44 Genderperspectief
  • 1. De partijen komen overeen dat de samenwerking bijdraagt tot de versterking van beleidslijnen, programma’s en mechanismen die de gelijkwaardige participatie en kansen van mannen en vrouwen in alle sectoren van het politieke, economische, maatschappelijke en culturele leven beogen te garanderen, verbeteren en verbreden, met name met het oog op de doelmatige uitvoering van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en de verklaring en het platform voor actie van Peking. Waar nodig worden positieve maatregelen ter ondersteuning van vrouwen getroffen.

  • 2. De samenwerking bevordert de integratie van het genderperspectief op alle relevante terreinen van samenwerking, met inbegrip van overheidsbeleid en ontwikkelingsstrategieën en -acties, alsmede indicatoren om het effect daarvan te meten.

  • 3. De samenwerking draagt tevens bij tot gelijke toegang van mannen en vrouwen tot alle diensten en middelen op basis waarvan zij hun fundamentele rechten volledig kunnen uitoefenen, zoals met betrekking tot onderwijs, gezondheid, beroepsopleiding, arbeidsmogelijkheden, politieke besluitvorming, bestuursstructuren en private ondernemingen.

  • 4. Bijzondere aandacht gaat uit naar programma's die zijn gericht op de preventie en aanpak van alle vormen van geweld tegen vrouwen.

Artikel 45 Jeugd
  • 1. De samenwerking tussen de partijen biedt steun aan alle relevante jeugdgerelateerde beleidsmaatregelen van beide partijen. Dit omvat steun aan opleiding en werkgelegenheid, gezinsbeleid en onderwijs, alsmede het bieden van arbeidsmogelijkheden aan jongeren, en het bevorderen van de uitwisseling van ervaringen inzake programma’s voor de preventie van jeugdcriminaliteit en de reïntegratie in het economische en sociale leven.

  • 2. De partijen komen overeen de actieve deelname van jongeren aan de samenleving te bevorderen, met inbegrip van de vormgeving van beleidsmaatregelen die bijdragen tot de ontwikkeling van jongeren en effect hebben op hun leven.

  • 3. Beide partijen komen overeen de uitvoering van programma’s te bevorderen voor meer samenwerking tussen jeugdorganisaties, met inbegrip van uitwisselingsprogramma’s.

Artikel 46 Ontwikkeling van lokale gemeenschappen
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken voor de bevordering van duurzame ontwikkeling van lokale gemeenschappen, door geïntegreerde acties ter bevordering van initiatieven van de voornaamste actoren voor lokale economische ontwikkeling en van de absorptie van bestaande middelen op het niveau van de lokale gemeenschappen.

  • 2. De samenwerking kan de volgende acties ondersteunen:

    • a. lokale initiatieven overeenkomstig de respectieve territoriale strategische plannen;

    • b. de versterking van de capaciteiten voor economisch beheer van lokale productieve entiteiten en dienstverleners.

TITEL V MILIEU, RAMPENRISICOBEHEER EN KLIMAATVERANDERING
Artikel 47 Samenwerking inzake milieu en klimaatverandering
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken om de kwaliteit van het milieu op lokaal, regionaal en mondiaal niveau te beschermen en te verbeteren teneinde te komen tot duurzame ontwikkeling.

  • 2. Zich bewust van het effect van deze overeenkomst hebben de partijen de nodige aandacht voor de band tussen ontwikkeling en milieu. De partijen streven ernaar gebruik te maken van de investeringskansen die geboden worden door schone technologieën.

  • 3. De samenwerking vergemakkelijkt tevens vooruitgang op de relevante internationale conferenties en bevordert de doeltreffende tenuitvoerlegging van multilaterale overeenkomsten en de daarin overeengekomen beginselen op gebieden als biodiversiteit, klimaatverandering, woestijnvorming, droogte en beheer van chemische stoffen.

  • 4. De samenwerking betreft in het bijzonder:

    • a. de instandhouding en het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen, biodiversiteit en ecosystemen, met inbegrip van bossen en visserij, alsook de diensten die hieruit voortkomen;

    • b. de strijd tegen de vervuiling van zoete en zeewateren, lucht en bodem, onder andere door middel van goed beheer van afval, rioolwater, chemische stoffen en andere gevaarlijke stoffen en materialen;

    • c. mondiale kwesties als klimaatverandering, aantasting van de ozonlaag, woestijnvorming en droogte, ontbossing, bescherming van kustzones, behoud van de biodiversiteit, en bioveiligheid.

  • 5. In deze context tracht de samenwerking gezamenlijke initiatieven te bevorderen op het gebied van beperking van de klimaatverandering en aanpassing aan de nadelige effecten daarvan, met inbegrip van versterking van het beleid om de klimaatverandering aan te pakken.

  • 6. De samenwerking kan maatregelen omvatten als:

    • a. bevordering van de beleidsdialoog en de uitvoering daarvan, uitwisseling van informatie en ervaringen inzake milieuwetgeving, technische regelingen en schonere productie en inzake optimale milieupraktijken, alsook capaciteitsopbouw met het oog op een beter milieubeheer en -toezicht, alsook controlesystemen in alle sectoren en op alle niveaus van het bestuur;

    • b. overdracht en gebruik van duurzame schone technologie en knowhow, met inbegrip van het creëren van stimuleringsmaatregelen en mechanismen voor innovatie en milieubescherming;

    • c. integratie van milieuoverwegingen in andere beleidsterreinen, met inbegrip van beheer van het bodemgebruik;

    • d. bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen, onder meer door het duurzame gebruik van ecosystemen, diensten en goederen;

    • e. bevordering van milieubewustzijn en -voorlichting, alsmede grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, met name lokale gemeenschappen, bij inspanningen ten behoeve van milieubescherming en duurzame ontwikkeling;

    • f. stimulering en bevordering van regionale samenwerking op het gebied van milieubescherming;

    • g. ondersteuning bij de uitvoering en handhaving van de multilaterale milieuovereenkomsten die de partijen hebben ondertekend.

Artikel 48 Risicobeheer in verband met rampen
  • 1. De partijen erkennen de noodzaak om alle risico's van rampen die het grondgebied van een of meer staten treffen, te beheren. De partijen bevestigen hun gemeenschappelijk engagement voor de verbetering van preventie-, mitigatie-, paraatheids-, respons- en herstelmaatregelen om hun maatschappij en de infrastructuur weerbaarder te maken, en waar passend op bilateraal en multilateraal politiek niveau samen te werken om de impact van het rampenrisicobeheer te verbeteren.

  • 2. De partijen komen overeen dat met de samenwerking op het gebied van rampenrisicobeheer wordt beoogd de kwetsbaarheid en de risico's terug te dringen, het toezicht en de vroege-waarschuwingscapaciteiten te verhogen, de weerbaarheid van Cuba tegen rampen te versterken, onder meer door steun aan de nationale inspanningen, alsook aan het regionale kader voor de terugdringing van de kwetsbaarheid en de respons op rampen, voor een versterking van regionaal onderzoek en de verspreiding van optimale werkwijzen, op basis van lessen die zijn getrokken uit rampenrisicobeperking, paraatheid, planning, preventie, schadebeperking, respons en herstel.

Artikel 49 Water en sanitaire voorzieningen
  • 1. De partijen erkennen de noodzaak om de beschikbaarheid en het duurzame beheer van de watervoorziening en van sanitaire voorzieningen voor iedereen te garanderen en bijgevolg stemmen zij overeen in dit verband samen te werken, onder meer inzake:

    • a. capaciteitsopbouw voor het doeltreffende beheer van de watervoorziening en van sanitaire netwerken;

    • b. de effecten van de waterkwaliteit op gezondheidsindicatoren;

    • c. de modernisering van de technologie inzake waterkwaliteit, gaande van toezicht tot laboratoria;

    • d. voorlichtingsprogramma’s waarin de noodzaak van behoud, rationeel gebruik en geïntegreerd beheer van watervoorraden wordt vooropgesteld.

  • 2. De partijen komen overeen speciale aandacht te hebben voor regionale acties en samenwerkingsprogramma’s op dit gebied.

TITEL VI ECONOMISCHE ONTWIKKELING
Artikel 50 Landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij en aquacultuur
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken op het gebeid van landbouw, plattelandsontwikkeling, visserij en aquacultuur, onder meer met betrekking tot:

    • a. de verbetering van de productiviteit en de productie;

    • b. de verbetering van de kwaliteit van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten;

    • c. de ontwikkeling van urbane en suburbane landbouw;

    • d. de versterking van productieketens;

    • e. plattelandsontwikkeling;

    • f. de bevordering van gezonde eetgewoonten om het voedingsniveau te verhogen;

    • g. de ontwikkeling van landbouw- en visserijmarkten, de groothandel en toegang tot financieel krediet;

    • h. de bevordering van diensten voor bedrijfsontwikkeling voor coöperaties, kleine particuliere boerderijen en kleinschalige vissersgemeenschappen;

    • i. de ontwikkeling van de markten en de bevordering van internationale handelsbetrekkingen;

    • j. de ontwikkeling van biologische productie;

    • k. de ontwikkeling van duurzame landbouw en aquacultuur overeenkomstig milieuvereisten en -problemen;

    • l. de bevordering van wetenschap, technologie en innovatie die relevant zijn voor landbouw en plattelandsontwikkeling, visserij en aquacultuur, alsook de industriële verwerking van deze hulpbronnen;

    • m. de bevordering van een duurzame exploitatie en een duurzaam beheer van de visserij;

    • n. de bevordering van optimale werkwijzen ten aanzien van visserijbeheer;

    • o. de verbetering van de gegevensverzameling teneinde rekening te kunnen houden met de best beschikbare wetenschappelijke informatie voor beoordeling en beheer van de visbestanden;

    • p. de verbetering van de systemen van toezicht, controle en bewaking in de visserijsector;

    • q. de bestrijding van illegale, niet-gemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten;

    • r. de versterking van de samenwerking met het oog op grotere capaciteit voor de ontwikkeling van technologieën met toegevoegde waarde voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten.

  • 2. De samenwerking kan onder meer omvatten de verstrekking van technische expertise, steunverlening, capaciteitsopbouw en de uitwisseling van informatie en ervaringen. De partijen komen overeen de institutionele samenwerking te bevorderen en de samenwerking binnen internationale organisaties en met nationale en regionale organisaties voor visserijbeheer te versterken.

  • 3. De partijen moedigen voor rampgevoelige gebieden risico-analyse en adequate maatregelen aan om de weerbaarheid te vergroten in het kader van voedselzekerheid en landbouwsamenwerking.

Artikel 51 Duurzaam toerisme
  • 1. De partijen erkennen het belang van de toerismesector voor de sociale en economische ontwikkeling van lokale gemeenschappen, en het grote economische potentieel van beide regio’s om ondernemingsactiviteiten op dit gebied te ontwikkelen.

  • 2. Om deze reden komen zij overeen samen te werken inzake het bevorderen van duurzaam toerisme, en met name het volgende te ondersteunen:

    • a. de ontwikkeling van beleidsmaatregelen om de sociaal-economische voordelen van het toerisme te optimaliseren;

    • b. de creatie en consolidatie van toeristische producten door middel van het bieden van niet-financiële diensten, opleiding en technische bijstand en diensten;

    • c. de verwerking van ecologische, culturele en sociale overwegingen in de ontwikkeling van de toerismesector, onder andere door bescherming en bevordering van cultureel erfgoed en natuurlijke hulpbronnen;

    • d. de betrokkenheid van lokale gemeenschappen bij het proces van toeristische ontwikkeling, met name plattelands- en gemeenschapstoerisme en ecotoerisme;

    • e. marketing- en promotiestrategieën, de ontwikkeling van institutionele capaciteit en menselijke hulpbronnen, en de bevordering van internationale normen;

    • f. de bevordering van publiek-private samenwerking en associatie;

    • g. de ontwikkeling van beheersplannen voor nationale en regionale toeristische ontwikkeling;

    • h. de bevordering van informatietechnologie op het gebied van toerisme.

Artikel 52 Samenwerking inzake wetenschap, technologie en innovatie
  • 1. De partijen streven naar de ontwikkeling van wetenschappelijke, technologische en innovatieve capaciteiten waarmee alle activiteiten worden bestreken die vallen binnen de gevestigde mechanismen of samenwerkingsovereenkomsten van wederzijds belang. Daartoe bevorderen de partijen informatie-uitwisseling en de participatie van hun onderzoeksinstellingen en instellingen voor technologische ontwikkeling ten aanzien van de volgende samenwerkingsactiviteiten, overeenkomstig hun nationale regels:

    • a. de uitwisseling van informatie betreffende hun respectieve wetenschaps- en technologiebeleid;

    • b. gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten tot aanmoediging van wetenschappelijke vooruitgang en de overdracht van technologie en expertise, met inbegrip van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën.

  • 2. Speciale aandacht gaat uit naar de opbouw van menselijk potentieel als langdurige basis voor wetenschappelijke en technologische expertise en naar het creëren van duurzame banden tussen de wetenschappelijke en technologische gemeenschappen van de partijen, zowel op nationaal als regionaal niveau. Daartoe wordt de uitwisseling van onderzoekers en optimale werkwijzen in onderzoeksprojecten bevorderd.

  • 3. Onderzoekscentra, instellingen voor hoger onderwijs en andere belanghebbenden die in de Europese Unie en Cuba zijn gevestigd, worden waar passend betrokken bij samenwerking voor wetenschap, technologie en onderzoek.

  • 4. De partijen komen overeen alle mechanismen te gebruiken ter vergroting van de kwantiteit en kwaliteit van hooggekwalificeerde menselijke hulpbronnen, onder meer door opleiding, onderzoek in samenwerkingsverband, studiebeurzen en uitwisselingen.

  • 5. In het streven naar wetenschappelijke topprestaties van wederzijds voordeel bevorderen de partijen de deelname van hun respectieve entiteiten aan elkaars wetenschappelijke en technologische programma's, overeenkomstig hun bepalingen inzake de deelname van rechtspersonen uit derde landen.

Artikel 53 Overdracht van technologie
  • 1. De partijen erkennen het belang van samenwerking en technische bijstand op het gebied van de overdracht van technologie, met inbegrip van automatiseringsprocessen, en stemmen ermee in samen te werken voor de bevordering van de overdracht van technologie via academische of professionele programma’s die zijn geconcipieerd voor de onderlinge overdracht van technologie.

  • 2. De Europese Unie faciliteert en bevordert de toegang van Cuba tot onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s die onder meer gericht zijn op technologische ontwikkeling.

Artikel 54 Energie, met inbegrip van hernieuwbare energie
  • 1. De partijen erkennen het toenemende belang van hernieuwbare energie en energie-efficiënte oplossingen voor duurzame ontwikkeling en zij komen overeen dat het hun gezamenlijke doelstelling is om samenwerking te bevorderen op het vlak van energie, met name duurzame, schone en hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, energiebesparingstechnologie, elektriciteitsvoorziening op het platteland en regionale integratie van de energiemarkten, onder meer zoals vastgesteld door de partijen en overeenkomstig de nationale wetgeving.

  • 2. Deze samenwerking kan onder meer het volgende omvatten:

    • a. beleidsdialoog en samenwerking in de energiesector, meer bepaald wat betreft de verbetering en diversificatie van de energievoorziening en de verbetering van de energiemarkten, inclusief opwekking, overdracht en distributie van energie;

    • b. programma’s voor capaciteitsopbouw, overdracht van technologie en expertise in de energiesector, inclusief werkzaamheden inzake emissienormen, meer bepaald met betrekking tot energie-efficiëntie en sectorbeheer;

    • c. de bevordering van energiebesparing, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en onderzoek naar het milieueffect van energieproductie en -verbruik, in het bijzonder de effecten op biodiversiteit, bosbouw en veranderingen in grondgebruik;

    • d. de ontwikkeling van proefprojecten voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, meer bepaald op de gebieden zonne-, wind-, biomassa-, waterkracht-, golfslag- en getijdenenergie;

    • e. programma’s ter verbetering van het algemene bewustzijn en de kennis van de bevolking van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;

    • f. recyclage of gebruik voor energie van vast en vloeibaar afval.

Artikel 55 Vervoer
  • 1. De partijen komen overeen dat de samenwerking op vervoersgebied wordt geconcentreerd op herstructurering en modernisering van de systemen voor vervoer en de daarmee samenhangende infrastructuur, facilitering en verbetering van het verkeer van personen en goederen en verbetering van de toegang tot de markt voor het stads-, lucht-, zee-, spoor- en wegvervoer en de binnenvaart, door verbetering van het operationele en administratieve beheer en bevordering van de toepassing van strenge exploitatienormen.

  • 2. De samenwerking kan onder meer inhouden:

    • a. uitwisseling van informatie over het beleid van de partijen, met name wat betreft stadsvervoer en koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken, alsmede andere terreinen van gemeenschappelijk belang;

    • b. het beheer van binnenwateren, wegen, spoorwegen, havens en luchthavens, met inbegrip van passende samenwerking tussen de relevante autoriteiten;

    • c. projecten gericht op overdracht van Europese technologie op het gebied van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem GNSS en centra voor openbaar stadsvervoer;

    • d. verhoging van de normen voor veiligheid en voorkoming van verontreiniging, onder meer door samenwerking in passende internationale fora, gericht op betere handhaving van de internationale normen;

    • e. activiteiten die de ontwikkeling van het lucht- en zeevervoer bevorderen.

Artikel 56 Modernisering van het economische en sociale model
  • 1. De partijen komen overeen samenwerkingsacties op te zetten ter ondersteuning en modernisering van het openbare bestuur en de economie van Cuba. Zij komen overeen de ontwikkeling van bedrijven en coöperaties te steunen, met speciale aandacht voor lokale ontwikkeling.

  • 2. Deze samenwerking kan worden opgezet op gebieden van wederzijds belang, zoals:

    • a. macro-economisch beleid, met inbegrip van begrotingsbeleid;

    • b. statistieken;

    • c. handelsinformatiesystemen;

    • d. handelsbevorderende maatregelen;

    • e. kwaliteitssystemen en -normen;

    • f. steun voor lokale ontwikkelingsinitiatieven;

    • g. agro-industriële ontwikkeling;

    • h. overheidscontrole en -toezicht;

    • i. de organisatie en het functioneren van bedrijven, met inbegrip van overheidsbedrijven.

  • 3. De partijen komen overeen de samenwerking te bevorderen en aan te moedigen tussen instellingen, met inbegrip van sectorgebaseerde instellingen, die instrumenten bevorderen voor steun aan kleine en middelgrote ondernemingen, met name ter verbetering van het concurrentievermogen, technologische innovatie, integratie in waardeketens, toegang tot krediet en opleiding, alsook de versterking van de institutionele capaciteit en het institutionele kader. De partijen komen tevens overeen contacten tussen bedrijven uit beide partijen te bevorderen ter ondersteuning van hun integratie in de internationale markt, investeringen en technologie-overdracht.

Artikel 57 Statistiek
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken met als doel overeenkomstig internationaal geaccepteerde normen betere statistische methoden en programma’s te ontwikkelen, met inbegrip van de verzameling van, verwerking van, kwaliteitscontrole op en verspreiding van statistieken, gericht op het genereren van indicatoren met een betere vergelijkbaarheid tussen de partijen, zodat de partijen de vereisten van statistische informatie kunnen identificeren op de gebieden die onder deze overeenkomst vallen. De partijen erkennen het nut van bilaterale samenwerking ter ondersteuning van deze doelstellingen.

  • 2. De samenwerking kan onder meer inhouden: technische uitwisseling tussen het nationale statistische en informatiebureau van Cuba en de statistische bureaus in de lidstaten van de Europese Unie en Eurostat, met inbegrip van de uitwisseling van wetenschappers; de ontwikkeling van verbeterde en consistente methoden voor de verzameling, uitsplitsing, analyse en interpretatie van gegevens; en de organisatie van seminars, werkgroepen of programma’s die de statistische capaciteiten aanvullen.

Artikel 58 Goed bestuur op belastinggebied
  • 1. De partijen erkennen en verbinden zich tot de tenuitvoerlegging van de beginselen van goed bestuur op belastinggebied, met name transparantie, de uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie.

  • 2. Zij streven daartoe, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, naar vergemakkelijking van het innen van de krachtens de wet verschuldigde belastingen, en naar het formuleren van maatregelen voor de doeltreffende toepassing van de minimumnormen voor goed bestuur op belastinggebied.

TITEL VII REGIONALE INTEGRATIE EN SAMENWERKING
Artikel 59 Regionale samenwerking
  • 1. De samenwerking biedt steun aan activiteiten die verband houden met de ontwikkeling van regionale samenwerking tussen Cuba en zijn buren in het Caribisch gebied, in de context van CARIFORUM, meer bepaald op de prioritaire gebieden die zijn vastgesteld in de gezamenlijke strategie voor een partnerschap tussen de EU en het Caribisch gebied. De activiteiten dragen tevens bij tot de versterking van het proces van regionale integratie in het Caribisch gebied.

  • 2. De samenwerking versterkt de betrokkenheid van alle sectoren, inclusief het maatschappelijk middenveld, bij het proces van regionale samenwerking en integratie, onder de voorwaarden die door de partijen zijn bepaald, en omvat ondersteuning van de overlegmechanismen en bewustmakingscampagnes.

  • 3. De partijen komen overeen alle beschikbare samenwerkingsinstrumenten te gebruiken om activiteiten te bevorderen die gericht zijn op de ontwikkeling van actieve samenwerking tussen de Europese Unie en Cuba en andere landen en/of gebieden in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, op alle samenwerkingsgebieden die onder deze overeenkomst vallen. De partijen komen overeen om speciale aandacht te schenken aan regionale samenwerkingsprogramma’s inzake onderzoek en ontwikkeling, en aan onderwijs, en om de EU-LAC-kennisruimte verder te ontwikkelen met initiatieven als de gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en de gezamenlijke ruimte voor hoger onderwijs. Er wordt naar gestreefd regionale en bilaterale samenwerkingsactiviteiten complementair te maken.

  • 4. De partijen streven naar de uitwisseling van inzichten en werken samen om gezamenlijke acties in multilaterale fora overeen te komen en te ontwikkelen.

DEEL IV HANDEL EN HANDELSSAMENWERKING

Artikel 60 Doelstellingen

De partijen komen overeen in hun doelstellingen voor handelssamenwerking meer bepaald het volgende op te nemen:

  • a. de versterking van de handels- en economische betrekkingen, meer bepaald door de bevordering van dialoog over handelszaken en de aanmoediging van grotere handelsstromen tussen de partijen;

  • b. de bevordering van de integratie van Cuba in de wereldeconomie;

  • c. de bevordering van de ontwikkeling en diversificatie van intraregionale handel en handel met de Europese Unie;

  • d. de bevordering van de bijdrage van de handel aan duurzame ontwikkeling, met inbegrip van milieu- en sociale aspecten;

  • e. steun voor de diversificatie van de Cubaanse economie en de bevordering van een passend bedrijfsklimaat;

  • f. de bevordering van meer investeringen door het ontwikkelen van een aantrekkelijk en stabiel klimaat voor wederzijdse investeringen via een consistente dialoog die is gericht op meer begrip en samenwerking in investeringszaken, en de bevordering van een niet-discriminatoir investeringsstelsel.

TITEL I HANDEL
Artikel 61 Op regels gebaseerde handel
  • 1. De partijen erkennen dat de aanzienlijke reductie van tarieven en andere handelsbelemmeringen en de wegwerking van discriminatoire behandeling in de internationale handelsbetrekkingen een middel zijn voor de bevordering van groei, economische diversificatie en welstand.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw dat het in hun wederzijds belang is handel te drijven overeenkomstig een op regels gebaseerd multilateraal handelsstelsel op basis waarvan de partijen verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de voorrang van de regels en hun doeltreffende, eerlijke en evenwichtige toepassing.

Artikel 62 Meestbegunstigingsbehandeling
  • 1. Elke partij behandelt goederen van de andere partij volgens het meestbegunstigingsbeginsel, in overeenstemming met artikel I van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (General Agreement on Tariffs and Trade 1994 – „GATT 1994”), met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op goederen van een ander land waaraan een partij preferentiële behandeling heeft toegekend overeenkomstig de WTO-overeenkomsten.

Artikel 63 Nationale behandeling

Elke partij behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen daarbij, die mutatis mutandis in deze overeenkomst worden opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 64 Transparantie
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw het beginsel van de transparantie bij de toepassing van hun handelsmaatregelen en komen overeen beleid en regelgeving die de buitenlandse handel betreffen, duidelijk mee te delen en uit te leggen.

  • 2. De partijen komen overeen belanghebbenden de kans te geven kennis te nemen van de regelingen van elke partij inzake internationale handel.

Artikel 65 Vereenvoudiging van de handel

De partijen bevestigen opnieuw hun engagement voor de WTO-handelsfacilitatieovereenkomst.

Artikel 66 Technische handelsbelemmeringen
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun rechten en plichten in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

  • 2. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures als vastgelegd in de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

  • 3. De partijen erkennen het belang van doeltreffende mechanismen voor kennisgeving en de uitwisseling van informatie inzake technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures overeenkomstig de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Artikel 67 Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw de rechten, plichten, beginselen en doelstellingen van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten, de Commissie van de Codex Alimentarius en de Wereldorganisatie voor diergezondheid.

  • 2. De partijen erkennen het belang van doeltreffende mechanismen voor overleg, kennisgeving en de uitwisseling van informatie inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen en maatregelen voor dierenwelzijn, in het kader van de bevoegde internationale organisaties.

Artikel 68 Handelsbescherming

De partijen herbevestigen hun verbintenissen en verplichtingen uit hoofde van de volgende WTO-overeenkomsten: de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994.

Artikel 69 Herzieningsclausule

De partijen kunnen met wederzijdse instemming dit deel aanpassen en herzien met het oog op een verdieping van hun handels- en investeringspartnerschap.

Artikel 70 Algemene uitzonderingsclausule

De partijen bevestigen dat hun bestaande rechten en plichten in het kader van artikel XX van de GATT 1994 en de aantekeningen daarbij mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opgenomen en daarvan een integrerend deel uitmaken.

TITEL II HANDELSGERELATEERDE SAMENWERKING
Artikel 71 Douane
  • 1. De partijen bevorderen en faciliteren de samenwerking tussen hun respectieve douanediensten om de veiligheid aan de grenzen, de vereenvoudiging van de douaneprocedures en de vergemakkelijking van de legitieme handel te garanderen en tegelijk controlecapaciteit te handhaven.

  • 2. De samenwerking is onder meer bedoeld voor:

    • a. het uitwisselen van informatie aangaande de douanewetgeving en -procedures, in het bijzonder op de volgende gebieden:

      • i. de vereenvoudiging en modernisering van de douaneprocedures;

      • ii. de vergemakkelijking van doorvoer;

      • iii. de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douaneautoriteiten;

      • iv. de betrekkingen met het bedrijfsleven;

      • v. het vrije verkeer van goederen en regionale integratie;

      • vi. de organisatie van de douanecontroles aan de grenzen;

    • b. het ontplooien van gezamenlijke initiatieven op onderling overeengekomen gebieden;

    • c. het bevorderen van de coördinatie tussen alle betrokken grensinstanties, zowel intern als grensoverschrijdend.

  • 3. De partijen verstrekken wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. Daartoe kunnen zij in onderlinge overeenstemming bilaterale instrumenten opzetten.

Artikel 72 Samenwerking inzake handelsfacilitering
  • 1. De partijen bevestigen hun engagement voor sterkere samenwerking op het gebied van handelsfacilitering zodat de relevante wetgeving, de relevante procedures en de bestuurlijke capaciteit van de douaneautoriteiten met zekerheid bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van doeltreffende controle en handelsfacilitering.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken op de volgende gebieden:

    • a. capaciteitsopbouw en het verstrekken van expertise aan de bevoegde autoriteiten inzake douane, met inbegrip van certificering en verificatie van oorsprong, en inzake technische aangelegenheden ten behoeve van de handhaving van regionale douaneprocedures;

    • b. het toepassen van mechanismen en moderne douanetechnieken, zoals risicobeoordeling, bindende uitspraken vooraf, vereenvoudigde procedures voor binnenkomst en vrijgave van goederen, douanecontroles en bedrijfsauditmethoden;

    • c. het invoeren van procedures en praktijken die zo veel mogelijk in overeenstemming zijn met internationale regels, instrumenten en normen op het gebied van douane en handel, met inbegrip van de WTO-handelsfacilitatieovereenkomst, de Internationale overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures, zoals gewijzigd (herziene overeenkomst van Kyoto) en het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de Werelddouaneorganisatie;

    • d. informatiesystemen en de automatisering van douane- en andere handelsprocedures, meer specifiek voor de uitvoering van handelsfaciliterende maatregelen voor geautoriseerde operatoren en informatiediensten.

Artikel 73 Intellectuele eigendom
  • 1. De partijen erkennen het belang van technische samenwerking op het gebied van intellectuele eigendom, met inbegrip van de bescherming van geografische benamingen, en komen overeen op onderling overeengekomen voorwaarden samen te weken voor specifieke samenwerkingsprojecten overeenkomstig de nationale wetgeving van de partijen en de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.

  • 2. De partijen komen overeen institutionele samenwerking, de uitwisseling van informatie, technische bijstand, capaciteitsopbouw en opleiding te bevorderen. De partijen komen overeen dat de technische samenwerking geschiedt overeenkomstig hun sociaal-economische ontwikkelingsniveau, de prioriteiten en ontwikkelingsdoelstellingen.

  • 3. De partijen komen overeen met hun samenwerking bij te dragen tot de bevordering van technologische vernieuwing en de overdracht en verspreiding van technologie, tot wederzijds voordeel van producenten en gebruikers van technologische kennis en op een wijze die bevorderlijk is voor het sociaal en economisch welzijn, en tot een evenwicht tussen rechten en verplichtingen.

Artikel 74 Samenwerking inzake technische handelsbelemmeringen
  • 1. De partijen erkennen het belang van samenwerking en technische bijstand met betrekking tot technische handelsbelemmeringen en komen overeen de samenwerking te bevorderen tussen hun bevoegde autoriteiten voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken op de volgende gebieden:

    • a. capaciteitsopbouw en verstrekking van expertise, met inbegrip van de ontwikkeling en verstrekking van relevante infrastructuur, alsook opleiding en technische bijstand op het gebied van technische regelingen, normalisering, conformiteitsbeoordeling, accreditering en metrologie, onder meer met het oog op een beter begrip en een betere naleving van de EU-vereisten;

    • b. bevordering van de samenwerking van de bevoegde autoriteiten in het kader van de relevante internationale organisaties;

    • c. de uitwisseling van informatie, ervaring en optimale werkwijzen;

    • d. de ontwikkeling van gemeenschappelijke standpunten;

    • e. het streven naar compatibiliteit tussen en convergentie inzake technische regelingen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

    • f. het wegwerken van onnodige handelsbelemmeringen.

Artikel 75 Voedselveiligheid, sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden en dierenwelzijn
  • 1. De partijen bevorderen samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, ook in het kader van relevante internationale organisaties, inzake voedselveiligheid, sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden en dierenwelzijn, ten voordele van hun bilaterale handelsbetrekkingen. Zij begunstigen samenwerking met het oog op de erkenning van de gelijkwaardigheid en de harmonisering van maatregelen inzake sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden en verstrekken advies en technische bijstand betreffende de uitvoering van dergelijke maatregelen.

  • 2. Het doel van de samenwerking inzake voedselveiligheid, sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden en dierenwelzijn is de versterking van de capaciteit van de partijen voor een betere toegang tot de markt van de andere partij, met handhaving van het beschermingsniveau voor mensen, dieren en planten, alsook voor dierenwelzijn.

  • 3. Deze samenwerking kan onder meer het volgende omvatten:

    • a. beschikbaarstelling van expertise inzake de wettelijke en technische capaciteit om wetgeving op te stellen en te handhaven, alsmede om officiële sanitaire en fytosanitaire controlesystemen te ontwikkelen, met inbegrip van uitroeiingsprogramma’s, voedselveiligheidssystemen en waarschuwingsmeldingen, en expertise inzake dierenwelzijn;

    • b. ondersteuning van de ontwikkeling en versterking van institutionele en administratieve capaciteit in Cuba, inclusief controlecapaciteit, teneinde de sanitaire en fytosanitaire status te verbeteren;

    • c. ontwikkeling van capaciteit in Cuba om aan de sanitaire en fytosanitaire voorschriften te voldoen teneinde de toegang tot de markt van de andere partij te verbeteren en tegelijk het beschermingsniveau te waarborgen;

    • d. versterking van het officiële controlesysteem voor uitvoer naar de Europese Unie via meer analytische capaciteit en beheer van nationale laboratoria om tegemoet te komen aan de vereisten van de EU-wetgeving;

    • e. verlening van advies en technische bijstand inzake de sanitaire en fytosanitaire regelgeving van de Europese Unie en de toepassing van de normen die vereist zijn voor de EU-markt;

    • f. bevordering van de samenwerking binnen de relevante internationale organisaties (het SPS-comité van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en de Codex Alimentarius-commissie) met het oog op betere toepassing van internationale normen.

Artikel 76 Traditionele en ambachtelijke goederen

De partijen erkennen het belang van samenwerking ter bevordering van traditionele en ambachtelijke goederen.

Meer in het bijzonder kan de samenwerking op de volgende gebieden worden gericht:

  • a. ontwikkeling van de mogelijkheden ter bevordering van effectieve markttoegang voor ambachtelijke goederen;

  • b. steun voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen uit stedelijke en rurale sectoren die ambachtelijke goederen maken en uitvoeren, met inbegrip van de versterking van bevoegde ondersteuningsinstanties;

  • c. bevordering van het behoud van traditionele goederen;

  • d. verbetering van de bedrijfsprestaties van de producenten van ambachtelijke goederen.

Artikel 77 Handel en duurzame ontwikkeling
  • 1. De partijen erkennen de mogelijke bijdrage tot duurzame ontwikkeling van de bevordering van elkaar wederzijds ondersteunende handels-, milieu- en sociaal beleid.

  • 2. Om de in de titels III en IV van deel III uiteengezette activiteiten aan te vullen, komen de partijen overeen samen te werken, onder meer voor:

    • a. de ontwikkeling van programma’s en acties in verband met de uitvoering en versterking van handelsgerelateerde aspecten van multilaterale milieuovereenkomsten en milieuwetgeving;

    • b. de steun aan de ontwikkeling van een degelijk kader voor handel in goederen en diensten dat bijdraagt tot duurzame ontwikkeling, onder meer door de verspreiding van methoden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen;

    • c. de bevordering van handel in producten die zijn afgeleid van duurzaam beheerde natuurlijke hulpbronnen, inclusief via doeltreffende maatregelen inzake instandhouding en duurzaam beheer van wilde dieren, visserij- en bosbestanden, alsook via de ontwikkeling van maatregelen tegen de illegale handel met milieurelevantie, onder meer door handhavingsactiviteiten en douanesamenwerking;

    • d. de versterking van de institutionele capaciteit voor analyse en actie op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling.

Artikel 78 Samenwerking inzake handelsbescherming

De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van handelsbescherming door de uitwisseling van ervaringen, technische bijstand en capaciteitsopbouw.

Artikel 79 Oorsprongsregels

De partijen erkennen dat oorsprongsregels een belangrijke rol spelen in de internationale handel en komen overeen samen te werken door technische bijstand te verstrekken, te helpen bij capaciteitsopbouw en op dit gebied ervaringen uit te wisselen.

Artikel 80 Investeringen

De partijen moedigen grotere investeringsstromen aan door wederzijdse kennis van de relevante wetgeving en de ontwikkeling van een aantrekkelijk en voorspelbaar klimaat voor wederzijdse investeringen, via een dialoog die is gericht op meer begrip en samenwerking voor investeringen en op de bevordering van een stabiel, transparant en niet-discriminatoir bedrijfs- en investeringsstelsel.

DEEL V INSTITUTIONELE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 81 Gezamenlijke Raad
  • 1. Er wordt een Gezamenlijke Raad ingesteld. De Gezamenlijke Raad houdt toezicht op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en de uitvoering daarvan. De Gezamenlijke Raad komt op ministerieel niveau bijeen met regelmatige tussenpozen van niet meer dan twee jaar, en wanneer de omstandigheden zulks vereisen in buitengewone vergadering, indien de partijen zulks overeenkomen.

  • 2. De Gezamenlijke Raad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale, multilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

  • 3. De Gezamenlijke Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen op ministerieel niveau, overeenkomstig de respectieve interne regelingen van de partijen en rekening houdend met de specifieke te behandelen vraagstukken.

  • 4. De Gezamenlijke Raad stelt zijn eigen reglement van orde vast.

  • 5. De Gezamenlijke Raad wordt beurtgewijs afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de Republiek Cuba, overeenkomstig de bepalingen van het respectieve reglement van orde.

  • 6. Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst heeft de Gezamenlijke Raad beslissingsbevoegdheid. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

  • 7. De Gezamenlijke Raad kan tevens passende aanbevelingen doen.

  • 8. De Gezamenlijke Raad stelt besluiten en aanbevelingen vast in onderling overleg tussen de partijen. Deze procedure geldt tevens voor alle andere bij deze overeenkomst ingestelde bestuursorganen.

Artikel 82 Gemengd Comité
  • 1. De Gezamenlijke Raad wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaan door een Gemengd Comité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen op het niveau van hogere ambtenaren, rekening houdend met de specifieke te behandelen vraagstukken.

  • 2. Het Gemengd Comité is verantwoordelijk voor de algemene tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.

  • 3. De Gezamenlijke Raad stelt het reglement van orde van het Gemengd Comité vast.

  • 4. Het Gemengd Comité heeft beslissingsbevoegdheid in de gevallen waarin de Gezamenlijke Raad die bevoegdheid aan het Gemengd Comité heeft gedelegeerd.

  • 5. Het Gemengd Comité komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen voor een algemene controle op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, afwisselend in Brussel en op Cuba, op een datum en met een agenda die door de partijen op voorhand zijn overeengekomen. In onderling overleg kunnen er op verzoek van een van de partijen speciale vergaderingen worden bijeengeroepen. Het Gemengd Comité wordt beurtgewijs afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Unie en een vertegenwoordiger van de Republiek Cuba.

Artikel 83 Subcomités
  • 1. Het Gemengd Comité kan besluiten subcomités op te richten om het in de uitvoering van zijn taken bij te staan. Het kan besluiten de aan een subcomité toegewezen taak te wijzigen of een subcomité te ontbinden.

  • 2. De subcomités komen op een passend niveau eenmaal per jaar of op verzoek van een van de partijen of van het Gemengd Comité bijeen. Vergaderingen in persoon worden beurtelings in Brussel of op Cuba gehouden. Vergaderingen kunnen ook worden gehouden met alle voor de partijen beschikbare technologische middelen.

  • 3. De subcomités worden beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de partijen, voor een periode van een kalenderjaar.

  • 4. De oprichting of het bestaan van een subcomité belet niet dat de partijen een aangelegenheid direct aan het Gemengd Comité kunnen voorleggen.

  • 5. Het Gemengd Comité stelt een reglement van orde vast waarin de samenstelling, de taken, en de werkwijzen van deze subcomités worden geregeld, voor zover deze overeenkomst daarin niet voorziet.

  • 6. Er wordt een Subcomité Samenwerking ingesteld. Dit staat het Gemengd Comité bij bij de uitvoering van zijn taken met betrekking tot deel III van deze overeenkomst. Dit subcomité doet tevens het volgende:

    • a. zorgen voor alle aan samenwerking gerelateerde aangelegenheden waarvoor het Gemengd Comité mandaat heeft verleend;

    • b. toezien op de algehele uitvoering van deel III van deze overeenkomst;

    • c. bespreken van alle aan samenwerking gerelateerde kwesties die van invloed kunnen zijn op de werking van deel III van deze overeenkomst.

Artikel 84 Definitie van „de partijen”

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „de partijen” verstaan: de Europese Unie of haar lidstaten, dan wel de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Cuba, anderzijds.

Artikel 85 Nakoming van verplichtingen
  • 1. De partijen stellen alle algemene of specifieke maatregelen vast die vereist zijn om hun verplichtingen op grond van deze overeenkomst na te komen en zien erop toe dat zij de in deze overeenkomst neergelegde doelstellingen in acht nemen.

  • 2. Indien een partij van oordeel is dat een andere partij een verplichting op grond van deze overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Behalve in bijzonder dringende gevallen verstrekt zij, alvorens zulks te doen, aan de Gezamenlijke Raad binnen 30 dagen alle relevante informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie met het oog op het vinden van een voor de partijen aanvaardbare oplossing. Bij de keuze van de te treffen maatregelen wordt voorrang gegeven aan de maatregelen die de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.

  • 3. De partijen komen overeen dat onder de term „bijzonder dringende gevallen” in lid 2 wordt verstaan: gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. De partijen komen voorts overeen dat onder de term „passende maatregelen” in lid 2 wordt verstaan: maatregelen die overeenkomstig het internationale recht worden genomen. Slechts in laatste instantie zal tot schorsing worden overgegaan. Een materiële inbreuk op deze overeenkomst houdt in:

    • a. afwijzing van geheel of een deel van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationale recht;

    • b. een schending van een essentieel element van deze overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 5, en artikel 7.

  • 4. Indien een partij in een bijzonder dringend geval een maatregel treft, kan de andere partij verzoeken dat binnen 15 dagen een dringende vergadering wordt belegd om de partijen bijeen te brengen.

Artikel 86 Inwerkingtreding, voorlopige toepassing, duur en beëindiging
  • 1. De overeenkomst wordt door de partijen overeenkomstig hun eigen interne wettelijke procedures goedgekeurd.

  • 2. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op die waarin de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de in lid 1 bedoelde interne juridische procedures zijn afgerond.

  • 3. Niettegenstaande lid 2 passen de Europese Unie en Cuba deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk op voorlopige basis toe, als bedoeld in dit lid, in afwachting van de inwerkingtreding ervan en in voorkomend geval overeenkomstig hun respectieve interne procedures en wetgeving.

    De voorlopige toepassing vangt aan op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de Europese Unie en Cuba elkaar in kennis hebben gesteld van het volgende:

    • a. voor de Unie: dat de voor de voorlopige toepassing vereiste interne procedures zijn voltooid, waarin wordt vermeld welke delen van de overeenkomst op voorlopige basis worden toegepast; alsmede

    • b. voor Cuba: dat de voor de voorlopige toepassing vereiste interne procedures zijn voltooid, waarin wordt vermeld dat Cuba instemt met de delen van de overeenkomst die op voorlopige basis worden toegepast.

  • 4. Deze overeenkomst is van onbeperkte duur. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen. De beëindiging gaat in zes maanden na de datum van kennisgeving.

  • 5. De kennisgevingen die overeenkomstig dit artikel worden gedaan, worden, in het geval van de Europese Unie, toegezonden aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie en, in het geval van de Republiek Cuba, aan het Cubaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, die de depositarissen van deze overeenkomst zijn.

Artikel 87 Wijzigingen

Deze overeenkomst kan worden gewijzigd na schriftelijke overeenstemming tussen de partijen. Deze wijzigingen treden in werking op een datum die door de partijen wordt overeengekomen, en na voltooiing van hun respectieve wettelijke voorschriften en procedures.

Artikel 88 Territoriale toepassing

Deze overeenkomst is van toepassing enerzijds op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, overeenkomstig de bepalingen van deze Verdragen en anderzijds op het grondgebied van de Republiek Cuba.

Artikel 89 Authentieke teksten

Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.


D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

De Overeenkomst kan door de Europese Unie en Cuba ingevolge artikel 86, derde lid, voorlopig worden toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de Europese Unie en Cuba elkaar in kennis hebben gesteld dat hun respectieve voor voorlopige toepassing vereiste interne procedures zijn voltooid, in welke kennisgevingen door de Unie wordt vermeld welke delen van de overeenkomst op voorlopige basis worden toegepast en waarin door Cuba wordt vermeld dat Cuba instemt met de door de Europese Unie voorgestelde delen van de overeenkomst die op voorlopige basis worden toegepast.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 86, tweede lid, voor alle partijen, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, in werking treden op de eerste dag van de tweede maand die volgt op die waarin de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat interne juridische procedures zijn afgerond.

Uitgegeven de vierentwintigste januari 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Tsjechische, de Spaanse en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen..

X Noot
2)

De tekst van de Overeenkomst is tevens gepubliceerd in PbEU 2016, L337I.

Naar boven