48 (1996) Nr. 8

A. TITEL

Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (met Bijlagen en Aanhangsels);

Straatsburg, 9 september 1996

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 007367, 013402, 013442, 013443, 013444 en 013445 in de Verdragenbank.

B. TEKST

Op 12 december 2013 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen in overeenstemming met artikel 14, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van het Verdrag, twee besluiten aangenomen tot wijziging van Bijlage 2 bij het Verdrag. De Nederlandse tekst1) van de besluiten luidt als volgt:


Besluit CDNI 2013-II-4

Uitvoeringsregeling – Aanhangsel IV

Onderscheiden losverklaringen voor de droge-ladingvaart en de tankvaart

Nieuw model

De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,

overwegende,

  • dat het Verdrag en de bijbehorende Uitvoeringsregeling onderscheiden voorschriften voor de drogeladingvaart en de tankvaart voorzien,

  • dat de overeenkomstige procedures in overweging genomen dienen te worden met betrekking tot het model van de losverklaring dat door elk van deze twee binnenvaartsegmenten gebruikt moet worden,

  • dat zowel de vervoerders als de ladingontvangers een behoefte in deze zin kenbaar hebben gemaakt,

beseffende, dat de invoering van onderscheiden modellen van de losverklaring voor de drogeladingvaart en voor de tankvaart het gebruik van de losverklaringen door de respectieve operators alsmede de monitoring en de handhaving van de adequate regels door de bevoegde autoriteiten zou kunnen vereenvoudigen,

hierbij handelend krachtens de artikelen 14 en 19 van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart,

neemt het bijgevoegde Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling aan.

Dit besluit treedt op 01 januari 2014 in werking. De losverklaringen overeenkomstig de tot en met 31 december 2013 geldende versie van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling, kunnen tot en met 31 december 2014 worden gebruikt en tot en met 30 juni 2015 worden overgelegd als bewijs in de zin van artikel 6.03, eerste lid, van Bijlage 2.


Bijlage
Aanhangsel IV. behorende bij de Uitvoeringsregeling

Modellen

(Uitgave 2014)

Losverklaring


Besluit CDNI 2013-II-6

Uitvoeringsregeling – Deel C

Verzameling van huishoudelijk afvalwater van passagiersschepen met meer dan 50 passagiers

– Wijziging van artikel 9.03

De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,

beseffende dat de bescherming van het milieu alsmede de veiligheid en de gezondheid van scheepspersoneel en verkeersdeelnemers absolute vereisten voor de binnenvaart vormen,

overwegende dat de lozing van het huishoudelijk afvalwater voor bepaalde scheepscategorieën wordt geregeld krachtens artikel 9.01, derde lid, van Bijlage 2 van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI),

overwegende dat het Verdrag geen modaliteiten voorziet voor de verzameling en de behandeling aan boord van de desbetreffende schepen,

dat artikel 9.03 van Bijlage 2 van het Verdrag overeenkomstig aangevuld moet worden,

in deze handelend krachtens artikelen 14 en 19 van het Verdrag,

neemt het vierde lid van artikel 9.03 van Bijlage 2 van het Verdrag als volgt aan:

  • „4. De schipper van een passagiersschip dat krachtens artikel 9.01, derde lid, onder het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater valt, dient zeker te stellen dat het huishoudelijk afvalwater op een passende wijze aan boord van het schip wordt verzameld en overeenkomstig artikel 8.02 derde lid, bij een installatie of inzamelstation wordt afgegeven, voor zover het passagiersschip niet over een zuiveringsinstallatie overeenkomstig artikel 9.01, vierde lid, beschikt.”

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2014.


Op 30 juni 2015 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen in overeenstemming met artikel 14, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van het Verdrag, een besluit aangenomen tot wijziging van Bijlage 2 bij het Verdrag. De Nederlandse tekst2) van het besluit luidt als volgt:


Besluit CDNI 2015-I-3

Deel A – Wijziging van artikel 3.03, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling

De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,

gezien het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) en meer in het bijzonder de artikelen 10, 14 en 19 van dit Verdrag,

op voorstel van het Internationaal Verevenings- en Coördinatieorgaan,

besluit artikel 3.03, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling als volgt te wijzigen:

  • „8. Voor de transacties in de onder letter b) en c) van bovenstaand lid zes genoemde gevallen, is de exploitant van het schip het innende nationale instituut administratiekosten verschuldigd; de hoogte van deze administratiekosten wordt voor alle Verdragspartijen uniform door het internationaal verevenings- en coördinatieorgaan bepaald.”

stelt de instemming van alle Verdragsluitende Partijen met het onderhavige besluit vast,

Dit besluit treedt op 1 januari 2016 in werking.


Op 18 december 2015 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen in overeenstemming met artikel 14, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van het Verdrag, een besluit aangenomen tot wijziging van Bijlage 2 bij het Verdrag. De Nederlandse tekst3) van het besluit luidt als volgt:


Besluit CDNI 2015-II-3

Deel B – Verantwoordelijkheid voor de reiniging van schepen

Wijziging van artikel 7.04, tweede lid, en van artikel 7.02, tweede lid

De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,

overwegende dat het voorkomen van afval vanwege de bescherming van het milieu een belangrijke vereiste is,

in de overtuiging dat de verzameling, afgifte, inname en verwijdering van scheepsafval op basis van het beginsel „de vervuiler betaalt” gefinancierd moet worden,

overwegende dat het overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) principieel verboden is delen van de lading in de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen te brengen of te lozen en dat uitzonderingen uitsluitend in overeenstemming met de Uitvoeringsregeling zijn toegestaan,

overwegende dat de Uitvoeringsregeling inzake de reiniging van de schepen moet voldoen aan de eerder genoemde principes en een verduidelijking noodzakelijk is gebleken,

ernaar strevend de voorschriften inzake het wassen nog beter hanteerbaar te maken, zonder enige wijziging van de rechten en plichten van de betrokken partijen,

gezien de artikelen 14 en 19 van het Verdrag,

besluit tot de wijzigingen van artikelen 7.04 en 7.02, die in de bijlage worden opgevoerd.

Dit besluit treedt op 1 juli 2016 in werking.



Bijlage

a) Herziening van artikel 7.02, tweede lid

Artikel 7.02, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • „(2) Een hogere losstandaard of het wassen kan vooraf schriftelijk worden overeengekomen. Een kopie van deze overeenkomst moet ten minste tot de losverklaring is ingevuld na het lossen en het reinigen van het schip aan boord van het schip bewaard worden.”

b) Herziening van artikel 7.04, tweede lid

Artikel 7.04, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • „(2) Bij droge lading is de ladingontvanger, bij vloeibare lading is de verlader verplicht voor een wasschoon laadruim respectievelijk wasschone ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden.

    Voorts moeten de verantwoordelijke personen krachtens de eerste zin voor een wasschoon laadruim respectievelijk wasschone ladingtank zorgen wanneer dit laadruim of deze ladingtank vóór de belading krachtens een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7.02, tweede lid, gewassen was.”


Op 28 juni 2016 heeft de Conferentie van Verdragsluitende Partijen in overeenstemming met artikel 14, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van het Verdrag, een besluit aangenomen tot wijziging van Bijlage 2 bij het Verdrag. De Nederlandse tekst4) van het besluit luidt als volgt:


Besluit CDNI 2016-I-5

inzake de opname van verenigbare transporten in Deel B

Wijziging van artikelen 5.01 en 7.04 alsmede van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling

De Conferentie van Verdragsluitende Partijen,

  • gezien het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart (CDNI) en meer in het bijzonder de artikelen 10, 14 en 19, van dit Verdrag,

  • overwegende dat het voorkomen van afval zowel vanwege de bescherming van het milieu als vanwege de veiligheid en gezondheid van het scheepvaartpersoneel en de verkeersdeelnemers een vereiste is voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken,

  • zich bewust van het feit dat de opname van verenigbare transporten in het CDNI-Verdrag met name dienstig is tegen het onnodig wassen,

  • op voorstel van de Werkgroep CDNI/G,

  • besluit tot de wijzigingen van artikelen 5.01 en 7.04 alsmede van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling van het CDNI die in de bijlage worden opgevoerd.

Dit besluit treedt uiterlijk op 1 juli 2017 in werking. De losverklaringen overeenkomstig de tot en met 30 juni 2017 geldende versie van Aanhangsel IV van de Uitvoeringsregeling kunnen tot en met 30 juni 2018 worden gebruikt en tot en met 31 december 2018 worden overgelegd als bewijs in de zin van artikel 6.03, eerste lid, van de bijlage.


Bijlage
Wijziging van artikel 5.01 en van artikel 7.04, derde lid, van Bijlage 2 van het CDNI

  • 1. Artikel 5.01 wordt als volgt gewijzigd:

    • a) Onderdeel a komt als volgt te luiden:

      • „a) eenheidstransporten”: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar dezelfde lading of andere lading, waarvan het transport geen reiniging van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;”

    • b) Na onderdeel a wordt als volgt een onderdeel aa ingevoegd:

      • „aa) „verenigbare transporten”: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar een lading, waarvan het transport geen wassen van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd.”

  • 2. Artikel 7.04, derde lid, komt als volgt te luiden:

    • „(3)

      • a) Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die eenheidstransporten uitvoeren. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen.

      • b) Het tweede lid is niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die verenigbare transporten uitvoeren. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6 b) worden aangekruist. Het bewijs dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.

      • c) Indien op het ogenblik van het lossen de vervolglading niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van het tweede lid worden uitgesteld. De verlader (bij vloeibare lading) of de ladingontvanger (bij droge lading) dient ten voorlopige titel een ontvangstinrichting voor waswater aan te wijzen, die in de losverklaring aangegeven dient te worden. Bovendien moet in de losverklaring het vakje 6 c) worden aangekruist. De vermelding van de hoeveelheid onder nummer 9 vervalt.

      Indien aantoonbaar vaststaat, alvorens de in de losverklaring aangegeven ontvangstinstallatie wordt aangelopen door de vervoerder, dat de vervolglading verenigbaar is, moet dit in de losverklaring in vak 13 worden vermeld. In dit geval hoeft niet gewassen te worden. In alle anderen gevallen zijn de bepalingen voor het wassen onverkort van toepassing.

      Het bewijs van de verenigbare vervolglading dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.”

  • 3. De modellen losverklaringen voor de drogeladingvaart en tankvaart van Aanhangsel IV worden als volgt gewijzigd:

    • a) Nummer 6 komt als volgt te luiden:

      • „6. Het schip

        • a) voert eenheidstransporten uit – art. 7.04, (3) a)

        • b) vervoert als volgende lading verenigbare lading – art. 7.04, (3) b)

        • c) wordt niet gewassen in afwachting van beslissing over de verenigbaarheid van de volgende lading – art. 7.04, (3) c)”

    • b) Na nummer 12 wordt als volgt het nummer 13 ingevoegd:

      • „13. De vervolglading is verenigbaar zodat er niet gewassen wordt – art. 7.04, (3) c)”

    • c) De bestaande nummers 13 tot en met 17 worden respectievelijk de nummers 14 tot en met 18.

    • d) De aanwijzingen bij nummer 9 worden als volgt aangevuld:

    „Bij toepassing van artikel 7.04, derde lid, letter c, „Onzekerheid over verenigbare volgende lading”, vervalt de vermelding van de hoeveelheid.”


D. PARLEMENT

De wijzigingen van Bijlage 2 van 12 december 2013, 30 juni 2015, 18 december 2015 en 28 juni 2016 behoefden ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal.

G. INWERKINGTREDING

De wijziging van Bijlage 2 vervat in Besluit CDNI 2013-II-4 van 12 december 2013 is ingevolge artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag op 1 januari 2014 in werking getreden.

De wijziging van Bijlage 2 vervat in Besluit CDNI 2013-II-6 van 12 december 2013 is ingevolge artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag op 1 juli 2014 in werking getreden.

De wijziging van Bijlage 2 vervat in Besluit CDNI 2015-I-3 van 30 juni 2015 is ingevolge artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag op 1 januari 2016 in werking getreden.

De wijziging van Bijlage 2 vervat in Besluit CDNI 2015-II-3 van 18 december 2015 is ingevolge artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag op 1 juli 2016 in werking getreden.

De wijziging van Bijlage 2 vervat in Besluit CDNI 2016-I-5 van 28 juni 2016 zal ingevolge artikel 19, vijfde lid, van het Verdrag uiterlijk op 1 juli 2017 in werking treden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, gelden de wijzigingen, evenals het Verdrag, alleen voor Nederland (het Europese deel).

Koninkrijk der Nederlanden

Verdrag

Land

Voorlopige toepassing

In werking

Terugwerkende kracht

Buiten werking

Nederland (in Europa)

 

01-11-2009

   

Nederland (Bonaire)

       

Nederland (Sint Eustatius)

       

Nederland (Saba)

       

Aruba

       

Curaçao

       

Sint Maarten

       

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat de wijzigingen van Bijlage 2 van 12 december 2013, 30 juni 2015, 18 december 2015 en 28 juni 2016 zullen zijn bekendgemaakt in Nederland (het Europese deel) op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS


X Noot
1)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
2)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
3)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
4)

De Duitse en de Franse tekst zijn niet opgenomen.

Naar boven