27 (2016) Nr. 1

A. TITEL

Partnerschapsovereenkomst op het gebied van betrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds;

Brussel, 5 oktober 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013349 in de Verdragenbank.

B. TEKST1),2)


Partnerschapsovereenkomst op het gebied van betrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds

De Europese Unie, hierna „de Unie” genoemd,

en

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

lidstaten van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

Nieuw-Zeeland,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

Overwegende hun gedeelde waarden en hun nauwe historische, politieke, economische en culturele banden,

Verheugd over de vooruitgang die is gemaakt bij de ontwikkeling van de onderlinge betrekkingen tot beider voordeel sinds de goedkeuring van de gemeenschappelijke verklaring betreffende de onderlinge betrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland van 21 september 2007,

Opnieuw bevestigend dat zij zich engageren voor de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties (het VN-Verdrag) en het versterken van de rol van de Verenigde Naties (VN),

Opnieuw bevestigend dat zij sterk gehecht zijn aan de democratische beginselen en de rechten van de mens, vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, alsmede aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur,

Erkennend dat de Nieuw-Zeelandse regering bijzonder gehecht is aan de beginselen van het Verdrag van Waitangi,

Beklemmend de alomvattende aard van hun betrekkingen en het belang van een coherent kader ter bevordering van de ontwikkeling van deze betrekkingen,

Uitdrukking gevend aan hun gezamenlijke wil om de betrekkingen om te smeden tot een versterkt partnerschap,

Bevestigend hun wens om de onderlinge politieke dialoog en samenwerking te intensiveren en te ontwikkelen,

Vastbesloten de samenwerking op gebieden van wederzijds belang op bilateraal, regionaal en mondiaal niveau en tot wederzijds voordeel te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren,

Erkennend dat er behoefte is aan meer samenwerking op het gebied van recht, vrijheid en veiligheid,

Overwegende dat zij duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch opzicht wensen te bevorderen,

Voorts erkennend dat zij beiden belang hebben bij het bevorderen van wederzijds begrip en sterke persoonlijke contacten, onder meer door toerisme, onderlinge regelingen om jongeren de mogelijkheid te geven andere landen te bezoeken en er te werken of studeren, en door andere korte bezoeken,

Opnieuw bevestigend dat zij vastbesloten zijn de economische groei, de mondiale economische governance, de financiële stabiliteit en een doelmatig multilateralisme te bevorderen,

Opnieuw bevestigend dat zij vastbesloten zijn samen te werken ter bevordering van internationale vrede en veiligheid,

Voortbouwend op de overeenkomsten tussen de EU en Nieuw-Zeeland, met name inzake crisisbeheersing, wetenschap en technologie, luchtdiensten, conformiteitsbeoordelingsprocedures en sanitaire maatregelen,

Wijzend op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst specifieke overeenkomsten sluiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de Unie zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige overeenkomsten niet bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Europese Unie, samen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve bilaterale betrekkingen, Nieuw-Zeeland ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn door dergelijke overeenkomsten als deel van de Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Evenzo zijn latere interne maatregelen van de Unie die met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst krachtens voornoemde titel V worden genomen, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij deze laatsten hun wens te kennen hebben gegeven deel te nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol nr. 21. Voorts wijzende op het feit dat dergelijke toekomstige overeenkomsten of dergelijke latere interne maatregelen van de Unie zouden komen te vallen onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken dat gehecht is aan voornoemde Verdragen,

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doel van de overeenkomst

Het doel van deze overeenkomst is een versterkt partnerschap tussen de partijen tot stand te brengen en nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waarin de gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld, onder meer door het intensiveren van een dialoog op hoog niveau.

Artikel 2 Grondslag van de samenwerking
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan de democratische beginselen, de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat en goed bestuur.

    De eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel onderdeel van deze overeenkomst.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw hun steun voor het VN-Handvest en de gedeelde waarden die daarin hun uitdrukking vinden.

  • 3. De partijen bevestigen opnieuw dat zij zich ervoor inzetten duurzame ontwikkeling en groei op alle vlakken te stimuleren, bij te dragen tot de verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen en samen te werken om wereldwijde milieuproblemen, in het bijzonder klimaatverandering, aan te pakken.

  • 4. De partijen onderstrepen hun beider gehechtheid aan de alomvattende aard van hun bilaterale betrekkingen en verplichten zich ertoe deze betrekkingen te verruimen en te verdiepen, onder meer door het sluiten van specifieke overeenkomsten of regelingen.

  • 5. De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, consensus en de eerbiediging van het internationaal recht.

Artikel 3 Dialoog
  • 1. De partijen komen overeen hun regelmatige dialoog te intensiveren op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen, met het oog op de naleving van het doel van de overeenkomst.

  • 2. De dialoog tussen de partijen wordt gevoerd door middel van contacten, uitwisselingen en overleg op alle niveaus, met name in de vorm van:

    • a. regelmatige vergaderingen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, wanneer de partijen dat noodzakelijk achten;

    • b. overleg en bezoeken op ministerniveau, waarvan het tijdstip en de plaats door de partijen worden bepaald;

    • c. overleg op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken, dat regelmatig, indien mogelijk jaarlijks, zal plaatsvinden;

    • d. vergaderingen van ambtenaren op hoog niveau voor overleg over vraagstukken van wederzijds belang of briefings en samenwerking inzake belangrijke nationale of internationale ontwikkelingen;

    • e. sectorale dialogen over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang; en

    • f. wederzijdse bezoeken van delegaties van het Europees Parlement en het Nieuw-Zeelandse parlement.

Artikel 4 Samenwerking in regionale en internationale organisaties

De partijen verbinden zich ertoe samen te werken door van gedachten te wisselen over politieke vraagstukken van wederzijds belang, en, in voorkomend geval, het uitwisselen van informatie over standpunten in regionale en internationale fora en organisaties.

TITEL II POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING INZAKE BUITENLANDS BELEID EN VEILIGHEID

Artikel 5 Politieke dialoog

De partijen komen overeen hun regelmatige politieke dialoog op alle niveaus te intensiveren, vooral met het oog op de bespreking van aangelegenheden van gemeenschappelijk belang die onder deze titel vallen en de versterking van hun gemeenschappelijke aanpak van internationale kwesties. De partijen komen overeen dat voor de toepassing van deze titel onder het begrip „politieke dialoog” wordt verstaan: uitwisselingen en overleg, formeel of informeel, op alle niveaus van de overheid.

Artikel 6 Engagement voor de democratische beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat

Om het gedeelde engagement voor de democratische beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen, komen de partijen overeen:

  • a. essentiële beginselen op het gebied van de democratische waarden, de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen, ook op internationale fora; en

  • b. samen te werken, en waar passend hun acties onderling te coördineren, om praktische stappen te zetten voor de bevordering van de democratische beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat, ook in derde landen.

Artikel 7 Crisisbeheer

De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis tot bevordering van de internationale vrede en veiligheid, onder andere in het kader van de op 18 april 2012 in Brussel ondertekende overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland tot vaststelling van een kader voor de deelname van Nieuw-Zeeland aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie.

Artikel 8 Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens
  • 1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid vormt. De partijen bevestigen opnieuw dat zij hun bestaande verplichtingen op grond van de internationale ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en -overeenkomsten en andere relevante internationale verplichtingen op nationaal niveau volledig zullen naleven en toepassen. De partijen komen overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.

  • 2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:

    • a. maatregelen te nemen, gericht op ondertekening of ratificatie van, of toetreding tot alle andere internationale instrumenten ter zake, naar gelang van het geval, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;

    • b. een effectief systeem van nationale uitvoercontroles in stand te houden om de uitvoer en doorvoer te controleren van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de uitvoercontroles.

  • 3. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog over deze onderwerpen tot stand te brengen.

Artikel 9 Handvuurwapens en lichte wapens
  • 1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw dat zij hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van alle aspecten van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens zullen nakomen en volledig ten uitvoer leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

  • 3. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en voor coördinatie en complementariteit te zorgen bij het aanpakken van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau, en komen overeen een regelmatige politieke dialoog over deze onderwerpen tot stand te brengen.

Artikel 10 Internationaal Strafhof
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdaden die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op intern en internationaal niveau, onder meer in het Internationaal Strafhof.

  • 2. De partijen bevorderen het versterken van vrede en internationale gerechtigheid en bevestigen hun vastberadenheid om:

    • a. maatregelen te nemen voor de uitvoering van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof („het Statuut van Rome”) en, in voorkomend geval, daarmee samenhangende instrumenten;

    • b. ervaringen uit te wisselen met de regionale partners ten aanzien van de vaststelling van wetswijzigingen die vereist zijn om de ratificatie en uitvoering van het Statuut van Rome mogelijk te maken; en

    • c. samen te werken om de doelstellingen van universaliteit en integriteit van het Statuut van Rome te bevorderen.

Artikel 11 Samenwerking ter bestrijding van terrorisme
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw het belang van terrorismebestrijding, met volledige naleving van de rechtsstaat, het internationale recht, met name het VN-Handvest en de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, het recht inzake de de mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het internationale humanitaire recht.

  • 2. Binnen dit kader en rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, vervat in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006, komen de partijen overeen samen te werken voor de preventie en bestrijding van terrorisme, met name:

    • a. in het kader van de volledige uitvoering van de resoluties 1267, 1373 en 1540 van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-resoluties en internationale instrumenten;

    • b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het toepasselijk nationaal en internationaal recht;

    • c. door van gedachten te wisselen over:

      • i. middelen en methoden voor het bestrijden van terrorisme, onder meer op technisch gebied en met betrekking tot training;

      • ii. terrorismepreventie; en

      • iii. beste praktijken betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme;

    • d. door samen te werken om de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en het normatieve kader daarvoor te vergroten en zo spoedig mogelijk toe te werken naar overeenstemming over het alomvattend verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN-instrumenten voor de bestrijding van terrorisme; en

    • e. door de samenwerking tussen de VN-lidstaten te bevorderen om de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding met alle passende middelen doeltreffend ten uitvoer te leggen.

  • 3. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement ten aanzien van de internationale normen die zijn vastgesteld door de Financial Action Task Force (FATF) voor de bestrijding van de financiering van terrorisme.

  • 4. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement om samen te werken om steun voor capaciteitsopbouw inzake terrorismebestrijding aan andere staten te verstrekken die middelen en expertise behoeven om terroristische activiteiten te voorkomen en er op te reageren, onder meer in het kader van het mondiaal terrorismebestrijdingsforum (Global Counter-Terrorism Forum – GCTF).

TITEL III SAMENWERKING INZAKE MONDIALE ONTWIKKELING EN HUMANITAIRE HULP

Artikel 12 Ontwikkeling
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement om de duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden te bevorderen teneinde armoede te verminderen en bij te dragen tot een veiligere, billijkere en welvarendere wereld.

  • 2. De partijen erkennen het belang van gezamenlijke inspanningen om de impact, het bereik en de invloed van de ontwikkelingsactiviteiten te vergroten, ook in het gebied van de Stille Oceaan.

  • 3. Hiertoe komen de partijen overeen om:

    • a. op regionale en internationale fora van gedachten te wisselen en waar passend standpunten op elkaar af te stemmen inzake ontwikkelingskwesties, ter bevordering van inclusieve en duurzame groei voor menselijke ontwikkeling; en

    • b. informatie uit te wisselen over hun respectieve ontwikkelingsprogramma's en, waar passend, hun engagement in de landen te coördineren met het oog op een grotere impact op duurzame ontwikkeling en de terugdringing van de armoede.

Artikel 13 Humanitaire hulp

De partijen bevestigen opnieuw hun gemeenschappelijk engagement voor humanitaire hulp en streven ernaar, waar passend, een gecoördineerde respons te bieden.

TITEL IV SAMENWERKING OP ECONOMISCH EN HANDELSGEBIED

Artikel 14 Dialoog over economische, handels- en investeringsaangelegenheden
  • 1. De partijen verbinden zich tot een dialoog over en samenwerking op handels- en investeringsgerelateerde gebieden, teneinde bilaterale handels- en investeringsstromen te bevorderen. Terzelfdertijd erkennen de partijen het belang van een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem om dit doel te bereiken, en bevestigen zij hun engagement om binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) samen te werken voor een verdere liberalisering van de handel.

  • 2. De partijen komen overeen de uitwisseling van informatie en ervaringen over hun respectieve macro-economische beleidsmaatregelen en tendenzen te bevorderen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie over de coördinatie van het economische beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.

  • 3. De partijen gaan een diepgaande dialoog aan ter bevordering van de handel in goederen, waaronder landbouwproducten en andere primaire goederen, grondstoffen, industrieproducten en producten met een grote toegevoegde waarde. De partijen erkennen dat een transparante, marktgebaseerde aanpak de beste manier is om een gunstig klimaat te scheppen voor investeringen in de productie van en de handel in die producten en om de efficiënte toewijzing en het efficiënte gebruik ervan te bevorderen.

  • 4. De partijen gaan een diepgaande dialoog aan ter bevordering van de bilaterale handel in diensten en de uitwisseling van informatie en ervaringen over hun respectieve toezichtregelgeving. De partijen komen tevens overeen nauwer samen te werken ter verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.

  • 5. De partijen bevorderen een aantrekkelijk en stabiel klimaat voor wederzijdse investeringen door middel van een dialoog die erop gericht is het wederzijdse begrip en de samenwerking op investeringsgebied te vergroten, mechanismen te vinden om investeringsstromen te faciliteren en stabiele, transparante en open regels voor investeerders na te streven.

  • 6. De partijen stellen elkaar in kennis van de ontwikkeling van de bilaterale en internationale handel, investeringen en daarmee verband houdende aspecten van ander beleid, met inbegrip van hun beleid ten aanzien van vrijhandelsovereenkomsten (Free Trade Agreements – FTA’s) en daarmee samenhangende agenda's en regelgevingskwesties die mogelijke gevolgen voor de bilaterale handel en investeringen hebben.

  • 7. Deze dialoog en samenwerking inzake handel en investeringen omvatten onder meer:

    • a. een jaarlijkse dialoog over het handelsbeleid, op het niveau van hoge ambtenaren, aangevuld met door de partijen vast te stellen ontmoetingen op ministerniveau over handelskwesties;

    • b. een jaarlijkse dialoog over handel in landbouwproducten; en

    • c. andere door de partijen vast te stellen sectorale uitwisselingen.

  • 8. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken teneinde de voorwaarden te scheppen voor een intensievere onderlinge handel en investeringen en deze te bevorderen, waar mogelijk ook door het sluiten van nieuwe overeenkomsten.

Artikel 15 Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken
  • 1. De partijen komen overeen hun samenwerking op te voeren op sanitair en fytosanitair gebied in het kader van de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de Codex Alimentarius-Commissie, de Wereldorganisatie voor diergezondheid („OIE”) en de relevante internationale en regionale organisaties die actief zijn in het kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten („IPPC”). Deze samenwerking heeft tot doel het wederzijdse begrip van hun respectieve SPS-maatregelen te vergroten en de handel tussen de partijen te faciliteren, en kan het volgende omvatten:

    • a. de uitwisseling van informatie;

    • b. de toepassing van invoervereisten voor het gehele grondgebied van de andere partij;

    • c. de verificatie, geheel of gedeeltelijk, van de inspectie- en certificeringssystemen van de autoriteiten van de andere partij, overeenkomstig de relevante internationale normen van de Codex Alimentarius, de OIE en het IPPC voor de beoordeling van dergelijke systemen; en

    • d. de erkenning van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage ziekte- of plagenprevalentie.

  • 2. Daartoe verbinden de partijen zich ertoe om ten volle gebruik te maken van bestaande instrumenten zoals de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten, die op 17 december 1996 in Brussel is ondertekend, en samen te werken in een passend bilateraal forum voor andere, niet onder die overeenkomst vallende sanitaire en fytosanitaire vraagstukken.

Artikel 16 Dierenwelzijn

De partijen bevestigen opnieuw het belang van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van dierenwelzijn en zullen binnen het forum voor samenwerking op het gebied van dierenwelzijn van de Europese Commissie en op het niveau van de bevoegde autoriteiten van Nieuw-Zeeland informatie blijven uitwisselen en samenwerken en tevens over deze kwesties in het kader van de OIE nauw samenwerken.

Artikel 17 Technische handelsbelemmeringen
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat een grotere compatibiliteit van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures van essentieel belang is om de handel in goederen te faciliteren.

  • 2. De partijen erkennen dat het in hun wederzijdse belang is om technische handelsbelemmeringen af te bouwen en tot dit doel komen zij overeen samen te werken in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen en de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordeling die op 25 juni 1998 in Wellington werd ondertekend.

Artikel 18 Mededingingsbeleid

De partijen bevestigen hun engagement om de concurrentie bij economische activiteiten te bevorderen door hun mededingingswet- en regelgeving. De partijen komen overeen informatie uit te wisselen over het mededingingsbeleid en aanverwante kwesties en de samenwerking tussen hun mededingingsautoriteiten te intensiveren.

Artikel 19 Overheidsopdrachten
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement voor open en transparante kaders voor overheidsopdrachten, waarmee overeenkomstig hun internationale verplichtingen een gunstige kosten-batenverhouding, concurrerende markten en niet-discriminatoire aankooppraktijken worden bepleit en aldus de handel tussen de partijen wordt bevorderd.

  • 2. De partijen komen voorts overeen hun overleg, hun samenwerking en de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken op het gebied van overheidsopdrachten verder te versterken op gebieden van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van hun respectieve regelgevende kaders.

  • 3. De partijen komen overeen mogelijkheden te onderzoeken om de toegang tot elkaars markt voor overheidsopdrachten verder te bevorderen en van gedachten te wisselen over maatregelen en praktijken die de onderlinge handel in opdrachten negatief kunnen beïnvloeden.

Artikel 20 Grondstoffen
  • 1. De partijen bevorderen op verzoek van een van de partijen de samenwerking op het gebied van grondstoffenkwesties door middel van een bilaterale dialoog of binnen relevante multilaterale of internationale instellingen. Deze samenwerking is met name gericht op het opheffen van handelsbelemmeringen voor grondstoffen, de versterking van een op regels gebaseerd mondiaal kader voor de handel in grondstoffen en het bevorderen van transparantie in de mondiale grondstoffenmarkten.

  • 2. Deze samenwerking kan onder meer de volgende kwesties omvatten:

    • a. vraagstukken inzake vraag en aanbod, bilaterale handel en investeringen alsmede met de internationale handel verband houdende vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

    • b. tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen voor grondstoffen, en aanverwante diensten en investeringen;

    • c. de respectieve regelgevende kaders van de partijen; en

    • d. beste praktijken met betrekking tot de duurzame ontwikkeling van de mijnbouw, met inbegrip van beleid inzake mineralen, ruimtelijke ordening en vergunningsprocedures.

Artikel 21 Intellectuele eigendom
  • 1. De partijen bevestigen het belang van hun rechten en plichten met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van auteursrechten en naburige rechten, handelsmerken, geografische aanduidingen, ontwerpen en octrooien, en de naleving ervan, overeenkomstig de hoogste internationale normen die de partijen in acht nemen.

  • 2. De partijen komen overeen informatie en ervaringen uit te wisselen op het gebied van intellectuele-eigendomskwesties, met inbegrip van:

    • a. het beheer en de uitoefening, bevordering, verspreiding, stroomlijning, harmonisatie, bescherming en effectieve toepassing van intellectuele-eigendomsrechten;

    • b. het voorkomen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;

    • c. de strijd tegen namaak en piraterij, via de passende vormen van samenwerking; en

    • d. de werking van organen die verantwoordelijk zijn voor de bescherming en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten.

  • 3. De partijen komen overeen informatie over de bescherming van genetische hulpbronnen, traditionele kennis en folklore uit te wisselen en hierover een dialoog te bevorderen.

Artikel 22 Douane
  • 1. De partijen intensiveren de samenwerking op douanegebied, met inbegrip van handelsfacilitering, met het oog op de verdere vereenvoudiging en harmonisatie van de douaneprocedures en de bevordering van gemeenschappelijke maatregelen in het kader van relevante internationale initiatieven.

  • 2. Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, overwegen de partijen de mogelijkheid verdragen te sluiten over douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

Artikel 23 Samenwerking op fiscaal gebied
  • 1. Teneinde de economische activiteiten te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, dat wil zeggen transparantie, informatie-uitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie, en verbinden zij zich tot de toepassing van die beginselen.

  • 2. Zij streven daartoe, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, naar een vergemakkelijking van het innen van de krachtens de wet verschuldigde belastingen, en naar het formuleren van maatregelen voor de doeltreffende toepassing van de in lid 1 vermelde beginselen van goed bestuur.

Artikel 24 Transparantie

De partijen erkennen het belang van transparantie en een behoorlijke rechtsgang bij het beheer van hun handelsgerelateerde wet- en regelgeving, en tot dit doel bevestigen de partijen opnieuw hun verbintenissen uit hoofde van de WTO-overeenkomst, inclusief artikel X van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994 en artikel III van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten.

Artikel 25 Handel en duurzame ontwikkeling
  • 1. De partijen erkennen dat kan worden bijgedragen tot de doelstelling van duurzame ontwikkeling door het bevorderen van elkaar wederzijds versterkend handels-, milieu en werkgelegenheidsbeleid, en verbinden zich er opnieuw toe de mondiale en bilaterale handel en investeringen te bevorderen met het oog op de verwezenlijking van die doelstelling.

  • 2. De partijen erkennen het recht van elke partij om eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen, en eigen relevante wetgeving en beleidsmaatregelen op dat punt aan te nemen of te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen ten aanzien van internationaal erkende normen en overeenkomsten.

  • 3. De partijen erkennen dat het niet gepast is handel of investeringen aan te moedigen door de beschermingsniveaus die in de binnenlandse milieu- en arbeidswetgeving worden geboden, te verlagen of een verlaging ervan in het vooruitzicht te stellen. De partijen erkennen dat het tevens niet gepast is om milieu- of arbeidswetgeving, of beleidsmaatregelen en praktijken op dit gebied, te gebruiken in het kader van handelsprotectionisme.

  • 4. De partijen wisselen informatie en ervaringen uit over hun activiteiten ter bevordering van coherente en elkaar wederzijds versterkende handels-, sociale en milieudoelstellingen, met inbegrip van aspecten zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, milieuvriendelijke producten en diensten, klimaatvriendelijke producten en technologieën en programma’s om duurzaamheid te waarborgen, alsmede de overige aspecten als bedoeld in titel VIII, en voeren de dialoog en de samenwerking op inzake duurzame ontwikkelingskwesties die in het kader van de handelsbetrekkingen aan de orde kunnen komen.

Artikel 26 Dialoog met het maatschappelijk middenveld

De partijen moedigen de dialoog aan tussen gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, zoals vakbonden, werkgevers, ondernemersorganisaties en kamers van koophandel en industrie, met het oog op de bevordering van handel en investeringen op gebieden van wederzijds belang.

Artikel 27 Samenwerking tussen bedrijven

De partijen moedigen sterkere banden tussen bedrijven aan en bevorderen de betrekkingen tussen de overheid en het bedrijfsleven via activiteiten waarbij bedrijven betrokken zijn, onder meer in het kader van de Ontmoeting Azië–Europa (ASEM).

Met deze samenwerking wordt meer bepaald een verbetering van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen beoogd.

Artikel 28 Toerisme

De partijen erkennen het belang van het toerisme voor een beter wederzijds begrip en wederzijdse waardering tussen de volkeren van de Unie en Nieuw-Zeeland en van de economische voordelen die uit meer toerisme voortvloeien, en komen overeen samen te werken om het toerisme in beide richtingen tussen de Unie en Nieuw-Zeeland te stimuleren.

TITEL V SAMENWERKING INZAKE RECHT, VRIJHEID EN VEILIGHEID

Artikel 29 Juridische samenwerking
  • 1. De partijen komen overeen samenwerking in burgerlijke en handelszaken uit te bouwen, met name wat betreft de onderhandeling, ratificatie en uitvoering van multilaterale verdragen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de verdragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.

  • 2. Wat de justitiële samenwerking in strafzaken betreft, blijven de partijen zich buigen over kwesties inzake wederzijdse juridische bijstand, overeenkomstig de internationale instrumenten ter zake.

    Dit kan, in voorkomend geval, de toetreding tot en de uitvoering van de relevante VN-instrumenten omvatten. Dit kan tevens, in voorkomend geval, de ondersteuning van de relevante instrumenten van de Raad van Europa en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van Nieuw-Zeeland en Eurojust omvatten.

Artikel 30 Samenwerking inzake wetshandhaving

De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving en bij te dragen tot het afwenden en elimineren van de grensoverschrijdende misdaad en terrorismedreigingen die beide partijen met elkaar gemeen hebben. De samenwerking tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving kan de vorm aannemen van wederzijdse bijstand bij onderzoeken, uitwisseling van onderzoekstechnieken, gezamenlijke opleiding en bijscholing van wetshandhavingspersoneel en alle andere gezamenlijke activiteiten en bijstand, in onderling overleg tussen de partijen.

Artikel 31 Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement om samen te werken voor het voorkomen en bestrijden van grensoverschrijdende georganiseerde economische en financiële misdaad en corruptie, namaak en illegale transacties, door te voldoen aan hun wederzijdse internationale verplichtingen in dit verband, onder meer met betrekking tot effectieve samenwerking om beslag te leggen op uit corruptie verkregen bezittingen of gelden.

  • 2. De partijen bevorderen de toepassing van het op 15 november 2000 aangenomen VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

  • 3. De partijen bevorderen tevens de toepassing van het op 31 oktober 2002 aangenomen VN-Verdrag tegen corruptie, rekening houdend met de beginselen van transparantie en maatschappelijke participatie.

Artikel 32 Drugsbestrijding
  • 1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken.

  • 2. De partijen werken samen met het oog op de ontmanteling van de grensoverschrijdende criminele netwerken die betrokken zijn bij drugshandel, onder meer door de uitwisseling van informatie, opleiding en de uitwisseling van beste praktijken, met inbegrip van bijzondere onderzoekstechnieken. Zij leveren een bijzondere inspanning om de infiltratie van de criminaliteit in de legale economie te bestrijden.

Artikel 33 Bestrijding van cybercriminaliteit
  • 1. Door middel van de uitwisseling van informatie en praktische ervaringen versterken de partijen, overeenkomstig hun nationale wetgeving en hun verplichtingen inzake internationale mensenrechten, hun samenwerking ter voorkoming en bestrijding van geavanceerde technologische criminaliteit, cybercriminaliteit en elektronische criminaliteit, en de verspreiding van illegale inhoud via het internet, inclusief met betrekking tot terroristische activiteiten en seksueel kindermisbruik.

  • 2. De partijen wisselen informatie uit op het gebied van onderwijs en opleiding van onderzoekers van cybercriminaliteit, het onderzoek naar cybercriminaliteit en digitale forensische wetenschap.

Artikel 34 Bestrijding van witwaspraktijken en de financiering van terrorisme
  • 1. De partijen erkennen de noodzaak om samen te werken bij de preventie van het gebruik van hun financiële stelsels voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten, waaronder drugshandel en corruptie, en voor de bestrijding van de financiering van terrorisme. Deze samenwerking strekt zich uit tot inbeslagneming van uit misdaden verkregen bezittingen of gelden.

  • 2. De partijen wisselen relevante informatie uit in het kader van hun respectieve wetgevingen en voeren passende maatregelen uit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, overeenkomstig de normen van de relevante internationale instanties op dit gebied, zoals de FATF.

Artikel 35 Asiel en migratie
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis om samen te werken en van gedachten te wisselen op het gebied van migratie, met inbegrip van illegale migratie, mensenhandel, asiel, integratie, arbeidsmobiliteit en ontwikkeling, documentveiligheid, visa, biometrie en grensbeheer.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken teneinde illegale migratie te voorkomen en te controleren. Hiertoe geldt het volgende:

    • a. Nieuw-Zeeland zal zijn onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten overnemen; en

    • b. elke lidstaat zal zijn onderdanen die illegaal op het grondgebied van Nieuw-Zeeland verblijven, op verzoek van dat land zonder verdere formaliteiten overnemen.

    Overeenkomstig hun internationale verplichtingen, onder meer uit hoofde van het op 7 december 1944 ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, verstrekken de lidstaten en Nieuw-Zeeland hun onderdanen daartoe de nodige identiteitsdocumenten.

  • 3. De partijen gaan na, op verzoek van een van beide partijen, of de sluiting van een overeenkomst tussen Nieuw-Zeeland en de Europese Unie op het gebied van overname, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van deze overeenkomst, mogelijk is. In die overeenkomst worden passende regelingen opgenomen voor onderdanen van derde landen en staatloze personen.

Artikel 36 Consulaire bescherming
  • 1. Nieuw-Zeeland stemt ermee in dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van een in Nieuw-Zeeland vertegenwoordigde lidstaat consulaire bescherming in Nieuw-Zeeland kunnen bieden namens andere lidstaten die niet over een toegankelijke permanente vertegenwoordiging in Nieuw-Zeeland beschikken.

  • 2. De Unie en de lidstaten zijn het erover eens dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van Nieuw-Zeeland consulaire bescherming namens een derde land kunnen bieden en dat derde landen consulaire bescherming namens Nieuw-Zeeland in de Unie kunnen bieden op plaatsen waar Nieuw-Zeeland of het betrokken derde land niet over een toegankelijke permanente vertegenwoordiging beschikt.

  • 3. De leden 1 en 2 hebben tot doel af te zien van de vereisten inzake kennisgeving en toestemming die anders van toepassing zouden zijn.

  • 4. De partijen komen overeen een dialoog over consulaire zaken tussen hun respectieve bevoegde autoriteiten te bevorderen.

Artikel 37 Bescherming van persoonsgegevens
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken om hun betrekkingen te verdiepen naar aanleiding van het besluit van de Europese Commissie over de adequate bescherming van persoonsgegevens door Nieuw-Zeeland, en een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te verzekeren, overeenkomstig de toepasselijke internationale instrumenten en normen, met inbegrip van de richtsnoeren voor de bescherming van privacy en grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

  • 2. Deze samenwerking kan onder meer de uitwisseling van informatie en deskundigheid inhouden. Zij kan ook samenwerking omvatten tussen de regelgevende instanties in organen zoals de OESO-werkgroep inzake veiligheid en privacy in de digitale economie en de Global Privacy Enforcement Network.

TITEL VI SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, INNOVATIE EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

Artikel 38 Onderzoek en innovatie
  • 1. De partijen komen overeen hun samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie te versterken.

  • 2. De partijen stimuleren, ontwikkelen en faciliteren samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek en innovatie voor vreedzame doeleinden, ter ondersteuning van of complementair aan de op 16 juli 2008 in Brussel ondertekende Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Nieuw-Zeeland.

Artikel 39 Informatiemaatschappij
  • 1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën onmisbare onderdelen van het moderne leven zijn en dat deze van essentieel belang zijn voor de economische en sociale ontwikkeling; zij komen derhalve overeen standpunten uit te wisselen over hun respectieve beleid op dat gebied.

  • 2. De samenwerking op dit gebied kan onder andere gericht zijn op:

    • a. de uitwisseling van standpunten over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name de uitrol van hogesnelheidsbreedband, beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, e-overheid en open bestuur, internetveiligheid en de onafhankelijkheid en efficiëntie van de regulerende autoriteiten;

    • b. de koppeling en interoperabiliteit van onderzoeksnetwerken, van computerinfrastructuur en van infrastructuur en diensten voor wetenschappelijke gegevens, ook in regionaal verband;

    • c. de normalisatie, certificering en verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

    • d. beveiligingsvraagstukken, vertrouwens- en privacy-aspecten van informatie- en communicatietechnologieën en -diensten, waaronder de bevordering van de veiligheid online, de bestrijding van misbruik van informatietechnologie en alle vormen van elektronische media, alsook het uitwisselen van informatie; en

    • e. de uitwisseling van standpunten over maatregelen op het gebied van internationale mobiele roamingkosten.

TITEL VII SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN PERSOONLIJKE CONTACTEN

Artikel 40 Onderwijs en opleiding
  • 1. De partijen erkennen de cruciale bijdrage van onderwijs en opleiding tot het scheppen van hoogwaardige banen en duurzame groei voor op kennis gebaseerde economieën, met name door de burgers voor te bereiden om daadwerkelijk, op geïnformeerde wijze deel te nemen aan een democratische maatschappij, en hen in staat te stellen om problemen op te lossen en de kansen te benutten die de mondiaal verbonden wereld van de 21e eeuw hun biedt. Bijgevolg erkennen de partijen dat zij een gemeenschappelijk belang hebben bij de samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding.

  • 2. Overeenkomstig hun wederzijdse belangen en de doelstellingen van hun respectieve onderwijsbeleid verbinden de partijen zich ertoe passende gezamenlijke samenwerkingsactiviteiten te ondersteunen op het gebied van onderwijs en opleiding. Deze samenwerking heeft betrekking op alle onderwijssectoren en kan het volgende omvatten:

    • a. samenwerking inzake leermobiliteit van individuele personen door middel van het bevorderen en faciliteren van de uitwisseling van studenten, onderzoekers, onderwijzend en administratief personeel van instellingen voor tertiair onderwijs en leerkrachten;

    • b. gezamenlijke samenwerkingsprojecten van onderwijs- en opleidingsinstellingen in de Unie en Nieuw-Zeeland, met als doel leerplanontwikkeling, gezamenlijke studieprogramma’s en diploma’s, en de mobiliteit van personeel en studenten te bevorderen;

    • c. institutionele samenwerking, netwerken en partnerschappen met als doel het educatieve aspect van de kennisdriehoek te versterken en de uitwisseling van kennis en ervaring te bevorderen; en

    • d. ondersteuning van beleidshervormingen via studies, conferenties, seminars, werkgroepen, vergelijkingen aan de hand van benchmarks en de uitwisseling van informatie en goede praktijken, vooral met het oog op de processen van Bologna en Kopenhagen en de bestaande instrumenten en beginselen om de transparantie en innovatie in het onderwijs te vergroten.

Artikel 41 Samenwerking op het gebied van cultuur, de audiovisuele sector en de media
  • 1. De partijen komen overeen de samenwerking te bevorderen in de culturele en creatieve sectoren, ter verbetering van, onder andere, het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur.

  • 2. De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven uit te voeren, in het kader van de bestaande samenwerkingsinstrumenten en -kaders.

  • 3. De partijen streven ernaar om de mobiliteit van culturele werkers, kunstwerken en andere cultuurgoederen tussen Nieuw-Zeeland en de Unie en haar lidstaten te bevorderen.

  • 4. De partijen komen overeen, in het kader van een beleidsdialoog, te onderzoeken op welke wijze cultuurgoederen die zich in het buitenland bevinden, toegankelijk kunnen worden gemaakt voor de gemeenschappen waarvan die cultuurgoederen afkomstig zijn.

  • 5. De partijen bevorderen de interculturele dialoog tussen de maatschappelijke organisaties en individuele personen van beide partijen.

  • 6. De partijen komen overeen samen te werken, met name via een beleidsdialoog, in relevante internationale fora, zoals de VN-Organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco), teneinde gemeenschappelijke doeleinden na te streven en culturele diversiteit te bevorderen, onder meer met inachtneming van het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

  • 7. De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken de uitwisseling, samenwerking en dialoog tussen instellingen en actoren op het gebied van de audiovisuele sector en de media.

Artikel 42 Contacten tussen burgers

De partijen erkennen de waarde van intermenselijke contacten en de bijdrage welke deze kunnen leveren tot meer begrip tussen de Unie en Nieuw-Zeeland. Zij komen overeen dergelijke contacten in passende gevallen te bevorderen en te verdiepen. Deze contacten kunnen de uitwisseling van ambtenaren en korte stages voor postdoctoraalstudenten omvatten.

TITEL VIII SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DUURZAME ONTWIKKELING, ENERGIE EN VERVOER

Artikel 43 Milieu en natuurlijke hulpbronnen
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken inzake milieukwesties, met inbegrip van het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen. De samenwerking heeft tot doel de milieubescherming te bevorderen en milieuoverwegingen in de betrokken sectoren van samenwerking te integreren, onder meer in een internationale en regionale context.

  • 2. De partijen komen overeen dat de samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van een dialoog, workshops, seminars, conferenties, gezamenlijke programma’s en projecten, zoals het uitwisselen van informatie en beste praktijken, en de uitwisseling van deskundigen, ook op bilateraal of multilateraal niveau. De thema’s en doelstellingen van de samenwerking worden gezamenlijk op verzoek van een van de partijen vastgesteld.

Artikel 44 Bescherming van, verbetering van en regelgeving inzake de volksgezondheid
  • 1. De partijen komen overeen de samenwerking te intensiveren op het gebied van de volksgezondheid, onder meer in het licht van de globalisering en demografische veranderingen. Zij streven ernaar samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaringen te bevorderen op het gebied van:

    • a. de bescherming van de volksgezondheid;

    • b. de surveillance van besmettelijke ziekten (zoals griep en acute ziekte-uitbraken) en andere activiteiten in het kader van de Internationale Gezondheidsregeling (2005), met inbegrip van paraatheidsacties tegen ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid, in het bijzonder paraatheidsplanning en risicobeoordeling;

    • c. de samenwerking op het gebied van normalisatie en conformiteitsbeoordeling met het oog op risicobeheer en regelgeving inzake producten (met inbegrip van farmaceutische producten en medische hulpmiddelen);

    • d. vraagstukken met betrekking tot de toepassing van het Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; en

    • e. kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de wereldwijde gedragscode van de WHO inzake de internationale aanwerving van gezondheidswerkers.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis om de internationaal erkende gezondheidsnormen en -praktijken te eerbiedigen, te bevorderen en daadwerkelijk na te leven.

  • 3. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau.

Artikel 45 Klimaatverandering
  • 1. De partijen erkennen dat klimaatverandering een wereldwijd en dringend probleem is dat door gezamenlijk optreden moet worden aangepakt, overeenkomstig de algemene doelstelling om de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder 2° C te beperken ten opzichte van het pre-industriële niveau. Binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en zonder afbreuk te doen aan de besprekingen in andere fora, komen de partijen overeen samen te werken op gebieden van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van, maar niet beperkt tot het volgende:

    • a. de overgang naar economieën met lage broeikasgasemissies door middel van landenspecifieke schadebeperkingsstrategieën en -maatregelen, met inbegrip van groene-groeistrategieën;

    • b. het ontwerp, de uitvoering en het gebruik van marktgebaseerde mechanismen, en met name een systeem voor de handel in koolstofemissierechten;

    • c. openbare en particuliere financieringsinstrumenten voor klimaatactie;

    • d. onderzoek, ontwikkeling en invoering van technologieën voor lage broeikasgasemissies; en

    • e. de monitoring van broeikasgassen en de analyse van de gevolgen daarvan, met inbegrip, waar passend, van de ontwikkeling en uitvoering van aanpassingsstrategieën.

  • 2. De partijen komen overeen intensiever samen te werken wat betreft de internationale ontwikkelingen op dit gebied, met name om verdere stappen te zetten voor de goedkeuring van een nieuwe internationale overeenkomst voor de periode na 2020, in het kader van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering, alsmede wat betreft aanvullende samenwerkingsinitiatieven die de mitigatiekloof vóór 2020 helpen dichten.

Artikel 46 Rampenrisicobeheersing en civiele bescherming

De partijen erkennen de noodzaak om de risico’s op zowel binnenlandse als mondiale natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te beperken. De partijen bevestigen hun gemeenschappelijk engagement voor de verbetering van preventie-, mitigatie-, paraatheids-, respons- en herstelmaatregelen om hun maatschappij en de infrastructuur weerbaarder te maken, en waar passend voor de samenwerking op bilateraal en multilateraal politiek niveau om de impact van de mondiale rampenrisicobeheersing te verbeteren.

Artikel 47 Energie

De partijen erkennen het belang van de energiesector en de rol van een goed functionerende energiemarkt. De partijen erkennen dat de energiesector een belangrijke bijdrage levert tot duurzame ontwikkeling, economische groei en het bereiken van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, en dat samenwerking belangrijk is om mondiale milieuproblemen, in het bijzonder klimaatverandering, aan te pakken. De partijen streven ernaar, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, de samenwerking op dit gebied te bevorderen met het oog op:

  • a. de ontwikkeling van strategieën om de energiezekerheid te vergroten;

  • b. de bevordering van een mondiale energiemarkt en -investeringen;

  • c. de verbetering van het concurrentievermogen;

  • d. beter functionerende mondiale energiemarkten;

  • e. de uitwisseling van informatie en beleidservaringen via de bestaande multilaterale energiefora;

  • f. de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de ontwikkeling en toepassing van schone, gediversifieerde en duurzame energietechnologieën, met inbegrip van hernieuwbare en emissiearme energietechnologieën;

  • g. de bevordering van een rationeel energiegebruik, met bijdragen van zowel producenten als consumenten, door energie-efficiëntie te bevorderen bij de productie, het vervoer, de distributie en het eindgebruik van energie;

  • h. de naleving van hun respectieve internationale verplichtingen voor het rationaliseren en geleidelijk, op middellange termijn afschaffen van inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen, die verspilling in de hand werken; en

  • i. de uitwisseling van optimale werkwijzen voor de exploratie en productie van energie.

Artikel 48 Vervoer
  • 1. De partijen werken samen op alle relevante terreinen van het vervoersbeleid, met inbegrip van geïntegreerd vervoersbeleid, met het oog op de verbetering van het goederen- en personenverkeer, de bevordering van de beveiliging en veiligheid van lucht- en zeevaart, de milieubescherming en de verhoging van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

  • 2. De samenwerking en dialoog tussen de partijen op dit gebied dient gericht te zijn op de bevordering van:

    • a. de uitwisseling van informatie over hun respectieve vervoersbeleid en -praktijk;

    • b. de versterking van de betrekkingen op het gebied van de luchtvaart tussen de Unie en Nieuw-Zeeland, met het oog op:

      • i. de verbetering van markttoegang en investeringsmogelijkheden, de liberalisering van eigendoms- en controlebepalingen in overeenkomsten inzake luchtvervoerdiensten, in overeenstemming met het binnenlandse vervoersbeleid;

      • ii. de verbreding en verdieping van de samenwerking op het gebied van regelgeving voor de veiligheid en beveiliging van de luchtvaart en de economische regelgeving van de luchtvervoersindustrie; en

      • iii. de convergentie van de regelgeving en het wegwerken van handelsbelemmeringen, alsook samenwerking inzake luchtverkeersbeheer;

    • c. de onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markten en handel, gebaseerd op eerlijke concurrentie op een commerciële basis; en

    • d. de wederzijdse erkenning van rijbewijzen voor op het land gebruikte motorvoertuigen.

Artikel 49 Landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw
  • 1. De partijen komen overeen samenwerking en dialoog aan te moedigen op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw.

  • 2. Gebieden waarop activiteiten kunnen worden overwogen, omvatten onder meer, maar zijn niet beperkt tot: landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid, de structuur van de land- en bosbouwsector en geografische aanduidingen.

  • 3. De partijen komen overeen op nationaal en internationaal niveau samen te werken inzake duurzaam bosbeheer en daarmee verband houdende beleidsmaatregelen en regelgeving, met inbegrip van maatregelen ter bestrijding van illegale houtkap en gerelateerde handel, alsook de bevordering van goed bestuur op bosgebied.

Artikel 50 Visserij en maritieme zaken
  • 1. De partijen intensiveren de dialoog en de samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang inzake visserij en maritieme zaken. De partijen streven naar een duurzame instandhouding en een duurzaam beheer van de levende mariene hulpbronnen, de preventie en bestrijding van illegale, niet-gerapporteerde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten) en de toepassing van op het ecosysteem gebaseerd beheer.

  • 2. De partijen kunnen in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer en multilaterale fora (zoals de VN, de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie) samenwerken en informatie uitwisselen inzake de instandhouding van de levende mariene hulpbronnen. De partijen werken met name samen om:

    • a. op basis van effectief beheer door de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan, en de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens, te zorgen voor de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van alle over grote afstanden trekkende visbestanden in hun verspreidingsgebied in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan, onder meer door de volledige erkenning van de bijzondere vereisten van kleine insulaire ontwikkelingslanden en -gebieden, conform de desbetreffende VN-verdragen en andere internationale instrumenten, en het garanderen van een transparant besluitvormingsproces;

    • b. te zorgen voor de instandhouding en het rationele gebruik van de levende mariene hulpbronnen die onder de bevoegdheid van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen van de Antarctische wateren vallen, waaronder inspanningen ter bestrijding van IOO-activiteiten in het gebied waarop het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren van toepassing is;

    • c. te zorgen voor de goedkeuring en uitvoering van doeltreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visbestanden die onder de regionale organisaties voor visserijbeheer voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan vallen; en

    • d. de toetreding te vergemakkelijken tot regionale organisaties voor visserijbeheer waarvan één partij lid is, en de andere toetredende partij.

  • 3. De partijen werken samen voor de bevordering van een geïntegreerde aanpak van maritieme kwesties op internationaal niveau.

  • 4. De partijen houden een regelmatige, tweejaarlijkse dialoog op het niveau van hogere ambtenaren ter versterking van de dialoog en de samenwerking, alsook ter uitwisseling van informatie en ervaringen op het gebied van visserijbeleid en maritieme kwesties.

Artikel 51 Werkgelegenheid en sociale zaken
  • 1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, onder meer in het licht van de sociale dimensie van de globalisering en demografische veranderingen. Er wordt gestreefd naar bevordering van samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaringen inzake werkgelegenheid en arbeidsaangelegenheden. De samenwerking kan de volgende gebieden omvatten: werkgelegenheidsbeleid, arbeidsrecht, gendergelijkheid, non-discriminatie op het werk, sociale integratie, sociale zekerheid en sociale bescherming, arbeidsverhoudingen, sociale dialoog, levenslange ontwikkeling van vaardigheden, werkgelegenheid voor jongeren, gezondheid en veiligheid op het werk, maatschappelijk verantwoord ondernemen en fatsoenlijk werk.

  • 2. De partijen bevestigen opnieuw dat het noodzakelijk is een globaliseringsproces te steunen dat voor iedereen voordeel oplevert, en volledige, productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk te bevorderen als belangrijk onderdeel van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. In deze context herinneren de partijen aan de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering.

  • 3. De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis om de internationaal erkende arbeidsnormen en -rechten, zoals die zijn vastgelegd in met name de ILO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken.

  • 4. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk vast te stellen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau.

TITEL IX INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 52 Andere overeenkomsten of regelingen
  • 1. De partijen kunnen deze overeenkomst aanvullen door sluiting van specifieke overeenkomsten of regelingen op alle samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen. Dergelijke specifieke overeenkomsten of regelingen die na de ondertekening van deze overeenkomst worden gesloten, vormen een integraal onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader. Bestaande overeenkomsten of regelingen tussen de partijen maken geen deel uit van het gemeenschappelijke institutionele kader.

  • 2. Deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor en doet geen afbreuk aan de interpretatie of toepassing van andere overeenkomsten tussen de partijen, met inbegrip van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten. De bepalingen van deze overeenkomst dienen met name niet ter vervanging van of doen op generlei wijze afbreuk aan de bepalingen inzake geschillenbeslechting of opzegging van andere overeenkomsten tussen de partijen.

Artikel 53 Gemengde Commissie
  • 1. De partijen richten hierbij een Gemengde Commissie op die bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.

  • 2. In de Gemengde Commissie wordt overleg gepleegd om de uitvoering van deze overeenkomst te vergemakkelijken, de algemene doelstellingen ervan te bevorderen en de algemene samenhang van de betrekkingen tussen de Unie en Nieuw-Zeeland te garanderen.

  • 3. De Gemengde Commissie:

    • a. bevordert de effectieve tenuitvoerlegging van deze overeenkomst;

    • b. houdt toezicht op de ontwikkeling van de brede betrekkingen tussen de partijen;

    • c. verzoekt waar nodig om informatie aan comités en andere lichamen die bij andere specifieke overeenkomsten, welke overeenkomstig artikel 52, lid 1, deel uitmaken van het gemeenschappelijke institutionele kader, zijn ingesteld, en neemt door hen ingediende verslagen in overweging;

    • d. zorgt voor de uitwisseling van standpunten en de formulering van voorstellen over alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waaronder in de toekomst te nemen maatregelen en de daarvoor beschikbare middelen;

    • e. stelt prioriteiten vast met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • f. zoekt naar passende methoden om problemen te voorkomen die op de onder deze overeenkomst vallende gebieden zouden kunnen rijzen;

    • g. streeft naar de beslechting van geschillen die zich ten aanzien van de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst voordoen;

    • h. onderzoekt de informatie die door een partij wordt ingediend overeenkomstig artikel 54; en

    • i. doet aanbevelingen en treft besluiten, waar nodig, om uitvoering te geven aan specifieke aspecten van deze overeenkomst.

  • 4. De Gemengde Commissie besluit bij eenparigheid van stemmen. Zij stelt haar reglement van orde vast. De Gemengde Commissie kan sub-commissies en werkgroepen instellen om specifieke kwesties aan te pakken.

  • 5. De Gemengde Commissie komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in de Unie en Nieuw-Zeeland, tenzij door de partijen anders wordt besloten. Speciale vergaderingen van de Gemengde Commissie vinden plaats wanneer een van de partijen daarom verzoekt. De Gemengde Commissie wordt gezamenlijk door beide partijen voorgezeten. Zij vergadert gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren.

Artikel 54 Regelingen voor de tenuitvoerlegging en geschillenbeslechting
  • 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de leden 3 tot en met 8 van dit artikel, worden alle geschillen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst, uitsluitend via overleg tussen de partijen in de Gemengde Commissie opgelost. Om het geschil op te lossen, verstrekken de partijen de Gemengde Commissie alle relevante informatie die voor een grondig onderzoek van de kwestie noodzakelijk is.

  • 3. De partijen benadrukken opnieuw hun sterke, wederzijdse gehechtheid aan de mensenrechten en non-proliferatie en komen overeen dat wanneer een partij van oordeel is dat de andere partij zich schuldig heeft gemaakt aan een bijzonder ernstige en zwaarwegende schending van een van de essentiële elementen als beschreven in artikel 2, lid 1, en artikel 8, lid 1, die een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid zodat een onmiddellijke reactie vereist is, zij de andere partij onverwijld in kennis stelt van dit feit en van de passende maatregel(en) die zij voornemens is te nemen in het kader van deze overeenkomst. De kennisgevende partij adviseert de Gemengde Commissie over de noodzaak om dringend overleg over deze aangelegenheid te plegen.

  • 4. Bovendien kan een bijzonder ernstige en zwaarwegende schending van de essentiële elementen een reden zijn voor passende maatregelen binnen het gemeenschappelijke institutionele kader als bedoeld in artikel 52, lid 1.

  • 5. De Gemengde Commissie dient als forum voor dialoog en de partijen stellen alles in het werk om een minnelijke schikking te vinden in het onwaarschijnlijke geval dat zich een situatie als beschreven in lid 3 zou voordoen. Indien de Gemengde Commissie niet in staat blijkt een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden binnen 15 dagen na de aanvang van het overleg en uiterlijk 30 dagen na de datum van de kennisgeving als bedoeld in lid 3, wordt de kwestie doorverwezen voor overleg op ministerieel niveau, voor een verdere periode van maximaal 15 dagen.

  • 6. Indien binnen 15 dagen na de aanvang van het overleg op ministerieel niveau en uiterlijk 45 dagen na de datum van kennisgeving geen wederzijds aanvaardbare oplossing wordt gevonden, kan de kennisgevende partij besluiten passende maatregelen te nemen als kennisgegeven overeenkomstig lid 3. Het besluit tot opschorting wordt in de Unie met eenparigheid van stemmen genomen. In Nieuw-Zeeland wordt het besluit tot opschorting door de regering van Nieuw-Zeeland overeenkomstig zijn wet- en regelgeving genomen.

  • 7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „passende maatregelen” verstaan: de gedeeltelijke opschorting, de volledige opschorting of de beëindiging van deze overeenkomst, dan wel, in voorkomend geval, van een andere specifieke overeenkomst die deel uitmaakt van het gemeenschappelijke institutionele kader als bedoeld in artikel 52, lid 1, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van een dergelijke overeenkomst. De door een partij genomen passende maatregelen met het oog op de gedeeltelijke opschorting van deze overeenkomst zijn alleen van toepassing op de bepalingen van de titels I tot en met VIII. Bij de keuze van de passende maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de betrekkingen tussen de partijen het minst verstoren. Deze maatregelen, die onder artikel 52, lid 2, vallen, moeten in verhouding staan tot de schending van de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst en in overeenstemming zijn met het internationaal recht.

  • 8. De partijen zien nauwlettend toe op de ontwikkeling van de situatie die tot de maatregelen op grond van dit artikel heeft geleid. De partij die de passende maatregelen neemt, trekt deze in, zodra dit gerechtvaardigd is, en in elk geval zodra de redenen die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer bestaan.

TITEL X SLOTBEPALINGEN

Artikel 55 Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „de partijen” verstaan: de Unie of haar lidstaten, dan wel de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds.

Artikel 56 Openbaarmaking van informatie
  • 1. Niets in deze overeenkomst doet afbreuk aan de nationale wet- en regelgeving of handelingen van de Unie inzake de toegang van het publiek tot officiële documenten.

  • 2. Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.

Artikel 57 Wijzigingen

Deze overeenkomst kan worden gewijzigd na schriftelijke overeenstemming tussen de partijen. De wijzigingen treden in werking op de datum of de data die zijn overeengekomen door de partijen.

Artikel 58 Inwerkingtreding, looptijd en kennisgeving
  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun daartoe vereiste juridische procedures zijn afgerond.

  • 2. Niettegenstaande lid 1 kunnen Nieuw-Zeeland en de Unie onderling overeengekomen bepalingen van deze overeenkomst voorlopig toepassen, in afwachting van de inwerkingtreding ervan. Een dergelijke voorlopige toepassing gaat in op de dertigste dag na de datum waarop Nieuw-Zeeland en de Unie elkaar in kennis hebben gesteld van de afronding van hun interne procedures voor de voorlopige toepassing.

  • 3. Deze overeenkomst is van onbeperkte duur. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen. De beëindiging gaat in zes maanden na de datum van kennisgeving.

  • 4. De in dit artikel bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel van Nieuw-Zeeland.

Artikel 59 Territoriale toepassing

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Nieuw-Zeeland, met uitzondering van Tokelau.

Artikel 60 Authentieke teksten

Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Bij eventuele verschillen tussen de teksten van deze overeenkomst wordt de Gemengde Commissie met de kwestie belast.


D. PARLEMENT

De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het de Overeenkomst kan worden gebonden.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Onderling overeengekomen bepalingen van de Overeenkomst kunnen door de Europese Unie en Nieuw-Zeeland ingevolge artikel 58, tweede lid, voorlopig worden toegepast.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 58, eerste lid, in werking treden op de dertigste dag na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun daartoe vereiste juridische procedures zijn afgerond.

Uitgegeven de negende november 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn niet afgedrukt.

X Noot
2)

Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is nog niet ontvangen. In de tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.

Naar boven