26 (2016) Nr. 1

A. TITEL

Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

(met bijlagen, protocol en aanhangsels);

Brussel, 28 juli 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 011960 in de Verdragenbank.

B. TEKST1)


Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

De Republiek Ghana,

enerzijds, en

Het Koninkrijk België,

De Republiek Bulgarije,

De Tsjechische Republiek,

Het Koninkrijk Denemarken,

De Bondsrepubliek Duitsland,

De Republiek Estland,

Ierland,

De Helleense Republiek,

Het Koninkrijk Spanje,

De Franse Republiek,

De Italiaanse Republiek,

De Republiek Cyprus,

De Republiek Letland,

De Republiek Litouwen,

Het Groothertogdom Luxemburg,

De Republiek Hongarije,

De Republiek Malta,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

De Republiek Oostenrijk,

De Republiek Polen,

De Portugese Republiek,

Roemenië,

De Republiek Slovenië,

De Slowaakse Republiek,

De Republiek Finland,

Het Koninkrijk Zweden,

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

en

De Europese Gemeenschap,

anderzijds,

Preambule:

Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, die op 23 juni 2000 te Cotonou werd ondertekend en op 25 juni 2005 werd herzien, hierna de „Overeenkomst van Cotonou” genoemd,

In aanmerking nemende dat de handelspreferenties die in het kader van de Overeenkomst van Cotonou zijn toegekend, op 31 december 2007 vervallen,

Gelet op de negatieve invloed die het vervallen van de handelspreferenties van de overeenkomst van Cotonou kan hebben op de handel tussen de partijen wanneer op 1 januari 2008 geen nieuwe met de WTO-voorschriften compatibele handelsregeling van kracht is,

Erkennende dat derhalve een tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst moet worden gesloten om de economische en handelsbelangen van de partijen te beschermen,

Overwegende dat de partijen hun economische en handelsbanden verder willen aanhalen en nauwe, duurzame betrekkingen op basis van partnerschap en samenwerking tot stand willen brengen,

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan de beginselen en regels van het multilaterale handelssysteem, en met name aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de GATT 1994 en uit andere multilaterale overeenkomsten die gehecht zijn aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en aan de noodzaak deze op transparante en niet-discriminerende wijze toe te passen,

Opnieuw uitdrukking gevende aan hun engagement voor eerbiediging van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, die de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou vormen, en goed bestuur, dat het fundamentele element van de Overeenkomst van Cotonou is,

Rekening houdende met de noodzaak de economische, culturele en sociale ontwikkeling te bevorderen en te bespoedigen, teneinde een bijdrage te leveren tot vrede en veiligheid en een stabiel politiek en democratisch kader,

Gezien het belang dat de partijen hechten aan de op internationaal vlak overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen en aan de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties,

Vastbesloten samen te werken om de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou, waaronder de uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie, te verwezenlijken,

Met de wens nieuwe mogelijkheden te scheppen voor werkgelegenheid, voor het aantrekken van investeringen en voor het verbeteren van de levensomstandigheden op het grondgebied van de partijen en daarbij een duurzame ontwikkeling te bevorderen,

Gelet op het belang van de traditionele banden tussen de Europese Gemeenschap, haar lidstaten en de West-Afrikaanse staten, met name die op historisch, politiek en economisch vlak,

Erkenning gevende aan het verschil in economische en sociale ontwikkeling tussen de West-Afrikaanse staten en de Europese Gemeenschap,

Ervan overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw, gunstiger klimaat voor hun relaties op het gebied van economisch bestuur, handel en investeringen tot stand zal brengen en nieuwe perspectieven voor groei en ontwikkeling zal openen,

Erkenning gevende aan het belang van ontwikkelingssamenwerking voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst,

In afwachting van de sluiting van een algemene economische partnerschapsovereenkomst tussen de West-Afrikaanse staten en de Europese Gemeenschap,

Opnieuw uitdrukking gevende aan hun streven de regionale integratie in West-Afrika te steunen en met name de regionale economische integratie als essentieel instrument voor de integratie van de West-Afrikaanse staten in de wereldeconomie te bevorderen, door deze landen te helpen bij de uitdagingen waarvoor zij zich door de mondialisering gesteld zien en bij de verwezenlijking van de door hen beoogde economische en sociale ontwikkeling,

Zijn als volgt overeengekomen:

TITEL I DOELSTELLINGEN

Artikel 1 Kader voor een overeenkomst

Bij deze overeenkomst wordt een initieel kader voor een economische partnerschapsovereenkomst, hierna „EPO” genoemd, vastgesteld.

Artikel 2 Doelstellingen

De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

  • a. Ghana in staat stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de EG Ghana in het kader van de EPO-onderhandelingen heeft geboden en daardoor vermijden dat de handel tussen Ghana en de Europese Gemeenschap wordt verstoord wanneer de overgangsregeling van de overeenkomst van Cotonou op 31 december 2007 afloopt zonder dat er een volledige EPO is gesloten;

  • b. de grondslagen leggen voor onderhandelingen over een EPO die tot een vermindering van de armoede bijdraagt, die de regionale integratie, de economische samenwerking en een goed bestuur in West-Afrika bevordert en die de capaciteiten van West-Afrika inzake handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken verbetert;

  • c. de geleidelijke, harmonieuze integratie van Ghana in de wereldeconomie, in overeenstemming met zijn politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten, bevorderen;

  • d. de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belang versterken;

  • e. een met artikel XXIV van de GATT 1994 compatibele overeenkomst tot stand brengen.

TITEL II PARTNERSCHAP VOOR ONTWIKKELING

Artikel 3 Ontwikkelingssamenwerking in het kader van deze overeenkomst

De partijen verbinden zich ertoe samen te werken om deze overeenkomst ten uitvoer te leggen en ertoe bij te dragen Ghana bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EPO te begeleiden. Deze samenwerking neemt financiële en niet-financiële vormen aan.

Artikel 4 Samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van deze overeenkomst
  • 1. De ontwikkelingssamenwerking ter bevordering van regionale economische samenwerking en integratie, zoals voorzien in de Overeenkomst van Cotonou, wordt zodanig ten uitvoer gelegd dat de verwachte voordelen van deze overeenkomst zo groot mogelijk zijn.

  • 2. De financiering door de Europese Gemeenschap van de ontwikkelingssamenwerking tussen Ghana en de Europese Gemeenschap ter ondersteuning van de uitvoering van deze overeenkomst vindt plaats in het kader van de voorschriften en de desbetreffende procedures die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Cotonou, met name de programmeringsprocedures van het Europees Ontwikkelingsfonds, en in het kader van de desbetreffende financiële instrumenten die uit de algemene begroting van de Europese Unie worden gefinancierd. Steun bij de uitvoering van deze EPO is een van de prioriteiten in dit verband.

  • 3. De lidstaten van de Europese Gemeenschap verbinden zich er gezamenlijk toe activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking die gericht zijn op regionale economische samenwerking en integratie en de uitvoering van deze overeenkomst, zowel op nationaal als op regionaal niveau, door middel van hun respectieve ontwikkelingsbeleid en -instrumenten en in overeenstemming met de beginselen van complementariteit en doeltreffendheid van de hulp te steunen.

  • 4. De partijen werken samen om hulp te bevorderen van andere donoren die bereid zijn de inspanningen van Ghana tot verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst te ondersteunen.

  • 5. De partijen erkennen het nut van regionale financieringsmechanismen zoals een regionaal EPO-fonds dat door en voor de regio is opgericht om de financiering op regionaal en nationaal niveau te kanaliseren, en geven op doeltreffende wijze uitvoering aan begeleidende maatregelen bij deze overeenkomst. De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe haar steun te verlenen via de financieringsmechanismen van de regio zelf of via die welke door de overeenkomstsluitende staten in overeenstemming met de voorschriften en procedures van de Overeenkomst van Cotonou en met het in de Verklaring van Parijs neergelegde beginsel van doeltreffendheid van de hulp zijn overeengekomen om een eenvoudige, doeltreffende en snelle tenuitvoerlegging te waarborgen.

  • 6. Wat de uitvoering van de leden 1 tot en met 5 betreft, verbinden de partijen zich tot financiële en niet-financiële samenwerking op de in de artikelen 5 tot en met 8 bedoelde gebieden.

Artikel 5 Ondernemingsklimaat

De partijen zijn van oordeel dat het ondernemingsklimaat een essentieel instrument voor economische ontwikkeling is en dat deze overeenkomst derhalve tot dit gemeenschappelijke doel moet bijdragen.

In overeenstemming met artikel 4 verbinden de partijen zich ertoe voortdurend naar verbetering van het ondernemingsklimaat te streven.

Artikel 6 Steun bij de uitvoering van voorschriften

De partijen komen overeen dat de uitvoering van handelsgerelateerde voorschriften, waarvoor de samenwerkingsgebieden in de desbetreffende hoofdstukken van deze overeenkomst zijn gepreciseerd, van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst. De samenwerking op dit gebied geschiedt in overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen van artikel 4.

Artikel 7 Versterking en modernisering van de productiesectoren

In het kader van de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst bevestigen de partijen hun voornemen de modernisering van de onder deze overeenkomst vallende productiesectoren in Ghana te bevorderen.

De partijen komen overeen door middel van de daartoe bestemde instrumenten als bedoeld in artikel 4 samen te werken en steun te geven aan:

  • de herpositionering van de particuliere sector ten aanzien van nieuwe economische kansen die uit deze overeenkomst voortvloeien;

  • de vaststelling en uitvoering van moderniseringsstrategieën;

  • de verbetering van de randvoorwaarden voor de particuliere sector en van het ondernemingsklimaat als bedoeld in de artikelen 5 en 6;

  • de bevordering van een partnerschap tussen de particuliere sectoren van de partijen.

Artikel 8 Samenwerking bij financiële aanpassingen
  • 1. De partijen zijn zich bewust van de uitdagingen waarvoor Ghana zich gesteld kan zien bij de afschaffing of forse verlaging van de douanerechten als gevolg van deze overeenkomst; zij komen overeen hierover overleg te voeren en op dit gebied samen te werken.

  • 2. Gelet op het door de partijen in deze overeenkomst overeengekomen liberaliseringsschema komen de partijen overeen uitgebreid overleg te voeren over de fiscale aanpassingsmaatregelen die nodig zijn om het begrotingsevenwicht van Ghana op termijn te waarborgen.

  • 3. De partijen komen overeen in het kader van artikel 4 samen te werken, met name door op de volgende gebieden steunmaatregelen te bevorderen:

    • a. aanzienlijke hulp bij het opvangen van de nettoimpact op de belastingopbrengst in volledige complementariteit met de belastinghervormingen;

    • b. steun bij de belastinghervorming in samenhang met het overleg hierover.

Artikel 9 Samenwerking in internationale fora

De partijen streven naar samenwerking in alle internationale fora waar voor dit partnerschap belangrijke aangelegenheden worden besproken.

TITEL III HANDELSREGELING VOOR GOEDEREN

HOOFDSTUK 1 DOUANERECHTEN EN NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 10 Douanerechten
  • 1. Onder douanerechten worden verstaan alle rechten en heffingen, met inbegrip van alle aanvullende heffingen of belastingen, die worden opgelegd op of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met uitzondering van:

    • a. heffingen die overeenkomen met interne belastingen of andere interne heffingen die in overeenstemming met artikel 19 worden opgelegd;

    • b. compenserende, antidumping- of vrijwaringsrechten die in overeenstemming met hoofdstuk 2 worden opgelegd;

    • c. vergoedingen en andere heffingen die in overeenstemming met artikel 11 worden opgelegd.

  • 2. Het basisrecht waarop de opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is het recht dat voor het betrokken product is vermeld in het tariefschema van elk van beide partijen.

Artikel 11 Vergoedingen en andere heffingen
  • 1. De partijen bevestigen hun verbintenis artikel VIII van de GATT 1994 na te leven.

  • 2. Vergoedingen en andere heffingen in verband met de in bijlage 3 bedoelde wettelijke verplichtingen ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst blijven evenwel nog maximaal tien jaar van toepassing. Deze periode kan worden verlengd bij besluit van het EPO-comité, indien dat noodzakelijk is om deze wettelijke verplichtingen na te komen.

Artikel 12 Douanerechten op producten van oorsprong uit Ghana

Producten van oorsprong uit Ghana worden vrij van rechten in de EG ingevoerd; dit geldt niet voor de in bijlage 1 opgenomen producten onder de daar genoemde voorwaarden.

Artikel 13 Douanerechten op producten van oorsprong uit de EG

Douanerechten op producten van oorsprong uit de EG die in Ghana worden ingevoerd, worden in overeenstemming met het in bijlage 2 opgenomen tariefschema verlaagd of afgeschaft.

Artikel 14 Oorsprongsregels

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die voldoen aan de oorsprongsregels die op 1 januari 2008 op de handel tussen de partijen van toepassing zijn.

De partijen stellen uiterlijk op 30 juni 2008 een wederkerige gemeenschappelijke regeling inzake de oorsprongsregels vast, die uiterlijk op de eerste dag van de voorlopige toepassing van deze overeenkomst in werking zal treden; deze regeling is gebaseerd op de in de Overeenkomst van Cotonou vastgelegde oorsprongsregels en beoogt deze regels in het licht van de ontwikkelingsdoelstellingen van Ghana beter op dat land af te stemmen. Deze nieuwe regeling wordt bij besluit van het EPO-comité aan deze overeenkomst gehecht.

Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst herzien de partijen de geldende bepalingen betreffende de oorsprongsregels om de voor de vaststelling van de oorsprong gebruikte begrippen en methoden in het licht van de ontwikkelingsdoelstellingen van Ghana te vereenvoudigen. Bij deze herziening houden de partijen rekening met de technologische ontwikkeling, de productieprocessen en alle andere factoren, met inbegrip van de lopende hervormingen van de oorsprongsregels, die een wijziging van de overeengekomen wederkerige regeling nodig kunnen maken. Het EPO-comité besluit over wijziging of vervanging van de oorsprongsregels.

Artikel 15 Status-quo
  • 1. In afwijking van de artikelen 23 en 24 worden in de handel tussen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe invoerrechten ingevoerd, noch al bestaande invoerrechten verhoogd.

  • 2. In afwijking van lid 1 mag Ghana in het kader van de laatste fase van de instelling van het gemeenschappelijk buitentarief van de ECOWAS tot 31 december 2011 zijn basisdouanerechten voor goederen van oorsprong uit de Europese Gemeenschap herzien voor zover het algemeen effect van deze rechten niet groter is dan dat van de in bijlage 2 vermelde rechten.

Artikel 16 Uitvoerrechten

In de handel tussen de partijen worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking ingevoerd, noch al bestaande uitvoerrechten verhoogd.

In uitzonderlijke omstandigheden, indien Ghana specifieke behoeften inzake ontvangsten, bescherming van een opkomende industrie of bescherming van het milieu kan aantonen, kan het tijdelijk na overleg met de EG op een beperkt aantal extra goederen uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking invoeren of bestaande rechten verhogen.

De partijen komen overeen dit artikel in het kader van het EPO-comité binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te herzien en daarbij ten volle rekening te houden met het effect ervan op de ontwikkeling en diversificatie van de economie van Ghana.

Artikel 17 Gunstiger behandeling als gevolg van vrijhandelsovereenkomsten
  • 1. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, kent de EG Ghana in voorkomend geval een gunstiger behandeling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat de EG na de ondertekening van deze overeenkomst partij wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met derde partijen.

  • 2. Wat de onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden betreft, kent Ghana de EG in voorkomend geval een gunstiger behandeling toe wanneer die toepasselijk wordt doordat Ghana na de ondertekening van deze overeenkomst partij wordt bij een vrijhandelsovereenkomst met een belangrijke handelspartner.

  • 3. Indien Ghana van een belangrijke handelspartner een aanzienlijk gunstiger behandeling verkrijgt dan die welke door de EG wordt aangeboden, besluiten de partijen in onderling overleg over de toepassing van lid 2.

  • 4. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zo uitgelegd dat de partijen verplicht zijn elkaar een preferentiële behandeling toe te kennen omdat een van hen op de datum van ondertekening van deze overeenkomst partij is bij een vrijhandelsovereenkomst met een derde partij.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „vrijhandelsovereenkomst” verstaan een overeenkomst tot wezenlijke liberalisering van de handel en tot afschaffing van praktisch alle discriminerende situaties tussen de partijen door middel van de opheffing van bestaande discriminerende maatregelen en/of een verbod op nieuwe discriminerende maatregelen of op de aanscherping van bestaande discriminerende maatregelen, bij de inwerkingtreding van die overeenkomst of volgens een redelijk tijdschema.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „belangrijke handelspartner” verstaan elk ontwikkeld land of elk land dat in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrijhandelsovereenkomst een aandeel van meer dan 1% in de mondiale uitvoer van goederen had, of elke groep landen die individueel, collectief of via een vrijhandelsovereenkomst in het jaar vóór de inwerkingtreding van de in lid 2 bedoelde vrijhandelsovereenkomst een aandeel van meer dan 1,5% in de mondiale uitvoer van goederen had1).

Artikel 18 Verbod op kwantitatieve beperkingen

In afwijking van de artikelen 23 tot en met 25 worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle invoer- of uitvoerverboden of -beperkingen ten aanzien van de handel tussen beide partijen, met uitzondering van douanerechten, belastingen en de in artikel 11 bedoelde vergoedingen en andere heffingen, afgeschaft, ongeacht of zij de vorm hebben van contingenten, in- of uitvoervergunningen of andere maatregelen. Er worden geen nieuwe maatregelen van dien aard ingevoerd.

Artikel 19 Nationale behandeling op het gebied van interne belastingen en regelgeving
  • 1. Ingevoerde producten van oorsprong uit de andere partij mogen noch direct, noch indirect aan hogere interne belastingen of andere interne heffingen van welke aard dan ook worden onderworpen dan die welke direct of indirect op soortgelijke nationale producten van toepassing zijn. Bovendien passen de partijen ook anderszins geen interne belastingen of andere interne heffingen toe om de binnenlandse productie te beschermen.

  • 2. Ingevoerde producten van oorsprong uit de andere partij worden, wat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en vereisten met betrekking tot hun verkoop, aanbieding tot verkoop, aankoop, vervoer, distributie of gebruik op de binnenlandse markt betreft, niet minder gunstig behandeld dan soortgelijke binnenlandse producten. Het bepaalde in dit lid is geen beletsel voor de toepassing van differentiële binnenlandse vervoerstarieven die uitsluitend berusten op de economische exploitatie van het vervoermiddel en niet op de oorsprong van het product.

  • 3. De partijen voeren geen interne kwantitatieve regelingen inzake menging, be- of verwerking of gebruik van producten in specifieke hoeveelheden of verhoudingen in, die direct of indirect vereisen dat een specifieke hoeveelheid of een specifiek percentage van een onder de regeling vallend product uit binnenlandse bron afkomstig is; evenmin handhaven zij dergelijke regelingen. Bovendien passen de partijen ook anderszins geen interne kwantitatieve regeling toe om de binnenlandse productie te beschermen.

  • 4. Dit artikel vormt geen beletsel voor de toekenning van subsidies aan uitsluitend nationale producenten, met inbegrip van betalingen aan nationale producenten uit de opbrengsten van interne belastingen of heffingen die overeenkomstig dit artikel worden geheven en van subsidies in de vorm van aankopen van binnenlandse producten door de overheid.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, procedures of praktijken inzake overheidsopdrachten.

  • 6. Dit artikel doet geen afbreuk aan het hoofdstuk van deze overeenkomst over handelsbeschermingsinstrumenten.

Artikel 20 Voedselzekerheid

Wanneer blijkt dat de uitvoering van deze overeenkomst aanleiding geeft tot problemen met de beschikbaarheid van of de toegang tot voedingsmiddelen of andere producten die noodzakelijk zijn voor de voedselzekerheid en wanneer deze situatie voor Ghana tot grote moeilijkheden leidt of dreigt te leiden, kan Ghana in overeenstemming met artikel 25 passende maatregelen nemen.

Artikel 21 Speciale bepaling over administratieve samenwerking
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend, en benadrukken hun vastberadenheid om onregelmatigheden en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.

  • 2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële behandeling ten aanzien van het betrokken product of de betrokken producten in overeenstemming met dit artikel tijdelijk schorsen.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking onder meer verstaan:

    • a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oorsprong van het betrokken product of de betrokken producten te controleren;

    • b. het herhaaldelijk weigeren een controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onredelijke vertraging daarbij;

    • c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor missies in het kader van de administratieve samenwerking ter controle van de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens die van belang zijn voor het verlenen van een preferentiële behandeling, of onredelijke vertraging daarbij.

    Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.

  • 4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

    • a. de partij die op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, stelt het EPO-comité onverwijld in kennis van zijn bevindingen en van de objectieve informatie, en treedt op basis van alle relevante informatie en objectief vastgestelde bevindingen met dat comité in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;

    • b. wanneer de partijen zoals hierboven beschreven met het EPO-comité in overleg zijn getreden en niet binnen drie maanden na de kennisgeving overeenstemming over een aanvaardbare oplossing hebben bereikt, kan de betrokken partij de preferentiële behandeling voor het betrokken product of de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het EPO-comité wordt van deze tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld;

    • c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. Zij duren niet langer dan zes maanden, waarna verlenging mogelijk is. Tijdelijke schorsingen worden onmiddellijk na goedkeuring ervan ter kennis gebracht van het EPO-comité. Binnen het EPO-comité vindt hierover periodiek overleg plaats, met name met het oog op opheffing van de schorsingen zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.

  • 5. Tegelijk met de kennisgeving aan het EPO-comité overeenkomstig lid 4, onder a), publiceert de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een bericht aan de importeurs. In dit bericht wordt aangegeven dat zij voor het betrokken product op grond van objectieve informatie tot de bevinding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.

Artikel 22 Handelwijze bij administratieve fouten

Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregelingen een fout hebben gemaakt, met name bij de toepassing van de bepalingen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden voor administratieve samenwerking, en deze fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd het EPO-comité verzoeken na te gaan of passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.

HOOFDSTUK 2 HANDELSBESCHERMINGSINSTRUMENTEN
Artikel 23 Antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen
  • 1. Behoudens het bepaalde in dit artikel vormt geen enkele bepaling in deze overeenkomst voor de EG of Ghana een beletsel om in overeenstemming met de desbetreffende WTO-overeenkomsten antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen in te stellen. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen.

  • 2. Alvorens definitieve antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen in te stellen, overwegen de partijen de mogelijkheid van constructieve oplossingen als bedoeld in de desbetreffende WTO-overeenkomsten. De partijen kunnen hiertoe overleg voeren.

  • 3. De EG stelt Ghana in kennis van de ontvangst van een naar behoren gestaafde klacht voordat zij een onderzoek opent.

  • 4. Dit artikel is van toepassing op alle onderzoeken die na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden geopend.

  • 5. De bepalingen in deze overeenkomst over geschillenbeslechting zijn niet van toepassing op dit artikel.

Artikel 24 Multilaterale vrijwaringsmaatregelen
  • 1. Behoudens het bepaalde in dit artikel vormt geen enkele bepaling in deze overeenkomst voor Ghana en de EG een beletsel om maatregelen te nemen overeenkomstig artikel XIX van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994, de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw. Voor de toepassing van dit artikel wordt de oorsprong vastgesteld in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels van de partijen.

  • 2. Behoudens het bepaalde in lid 1 en gezien de algemene ontwikkelingsdoelstellingen van deze overeenkomst en de kleine omvang van de economie van Ghana, sluit de EG de invoer uit Ghana uit van maatregelen die zij neemt uit hoofde van artikel XIX van de GATT 1994, de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 5 van de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.

  • 3. Lid 2 geldt voor een periode van vijf jaar, te beginnen op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. Uiterlijk 120 dagen voor het eind van deze periode onderzoekt het EPO-comité de uitvoering van deze bepalingen in het licht van de ontwikkelingsbehoeften van Ghana, teneinde vast te stellen of de toepassing ervan moet worden verlengd.

  • 4. De bepalingen in deze overeenkomst over geschillenbeslechting zijn niet van toepassing op lid 1.

Artikel 25 Bilaterale vrijwaringsmaatregelen
  • 1. Na alternatieve oplossingen te hebben onderzocht, kan een partij op de voorwaarden van en in overeenstemming met de procedures van dit artikel vrijwaringsmaatregelen van beperkte duur vaststellen die afwijken van artikel 12 en 13.

  • 2. De in lid 1 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen worden getroffen wanneer een product van oorsprong uit een van de partijen in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden in het gebied van de andere partij wordt ingevoerd dat deze invoer:

    • a. op het gebied van de invoerende partij ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, of

    • b. leidt tot of dreigt te leiden tot verstoring van een economische sector, met name wanneer hierdoor grote sociale problemen of moeilijkheden ontstaan die een ernstige verslechtering van de economische situatie van de invoerende partij tot gevolg kunnen hebben, of

    • c. verstoring van de markten voor soortgelijke of rechtstreeks concurrerende landbouwproducten2) of van de mechanismen tot regeling van die markten veroorzaakt of dreigt te veroorzaken.

  • 3. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om de in de leden 2, 4 en 5, onder b), bedoelde ernstige schade of verstoringen te verhelpen of te voorkomen. Deze vrijwaringsmaatregelen van de invoerende partij bestaan alleen uit een of meer van de volgende maatregelen:

    • a. schorsing van de verdere verlaging van het invoerrecht op het betrokken product, zoals bepaald in deze overeenkomst;

    • b. verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot een niveau dat het voor andere WTO-leden geldende recht niet overschrijdt;

    • c. invoering van tariefcontingenten voor het betrokken product.

  • 4. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan de EG, wanneer een product van oorsprong uit Ghana in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden wordt ingevoerd dat hierdoor voor een of meer ultraperifere gebieden van de EG een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die beperkt zijn tot dat gebied of die gebieden.

  • 5.

    • a. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 kan Ghana, wanneer een product van oorsprong uit de EG in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden wordt ingevoerd dat hierdoor een van de in lid 2, onder a), b) of c), genoemde situaties ontstaat of dreigt te ontstaan, volgens de in de leden 6 tot en met 9 neergelegde procedures toezicht- of vrijwaringsmaatregelen nemen die tot zijn gebied beperkt zijn.

    • b. Ghana kan vrijwaringsmaatregelen nemen wanneer een product van oorsprong uit de EG als gevolg van de verlaging van de douanerechten in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden op zijn gebied wordt ingevoerd dat hierdoor voor een opkomende industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, verstoringen ontstaan of dreigen te ontstaan. Deze bepaling geldt slechts voor een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. De maatregelen moeten in overeenstemming met de leden 6 tot en met 9 worden genomen.

    De partijen kunnen deze termijn echter in onderling overleg verlengen wanneer dit doel ondanks het ontwikkelingspotentieel van de industrie en de daadwerkelijk verrichte inspanningen niet is bereikt als gevolg van de economische situatie in de wereld of van ernstige problemen die op Ghana van invloed zijn.

  • 6.

    • a. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden slechts zolang gehandhaafd als nodig is om ernstige schade of verstoringen als omschreven in de leden 2, 4 en 5 te voorkomen of te verhelpen.

    • b. De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen worden niet langer dan twee jaar toegepast. Wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan, kunnen deze maatregelen worden verlengd voor nog eens maximaal twee jaar. Wanneer Ghana een vrijwaringsmaatregel toepast, of wanneer de EG een maatregel toepast die beperkt is tot een of meer van haar ultraperifere gebieden, kan die maatregel evenwel voor een periode van niet meer dan vier jaar worden toegepast, met een mogelijke verlenging met nog eens vier jaar wanneer de omstandigheden die de instelling van vrijwaringsmaatregelen rechtvaardigden, blijven bestaan.

    • c. In dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen die langer dan één jaar van kracht blijven, bevatten duidelijke elementen die geleidelijk leiden tot verwijdering van de oorzaken en beëindiging van de maatregelen, uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode.

    • d. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden die ter beoordeling aan het EPO-comité worden voorgelegd, mogen ten aanzien van een product waarop al eerder vrijwaringsmaatregelen van toepassing waren, gedurende een periode van ten minste één jaar na het verstrijken van die maatregelen niet opnieuw vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in dit artikel worden genomen.

  • 7. Voor de tenuitvoerlegging van bovenstaande leden gelden de volgende bepalingen:

    • a. wanneer een partij van oordeel is dat een van de in de leden 2, 4 en/of 5 bedoelde omstandigheden zich voordoet, verwijst zij de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek naar het EPO comité;

    • b. het EPO-comité kan elke aanbeveling doen die nodig is om in de gerezen omstandigheden uitkomst te bieden. Indien het EPO-comité geen aanbevelingen heeft gedaan, of indien er binnen 30 dagen nadat de aangelegenheid aan het EPO-comité werd voorgelegd geen bevredigende oplossing is bereikt, kan de invoerende partij overeenkomstig dit artikel passende maatregelen vaststellen om de problemen op te lossen;

    • c. alvorens een in dit artikel bedoelde maatregel te nemen, of, in de gevallen waarin lid 8 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt Ghana het EPO-comité alle informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden;

    • d. bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen op grond van dit artikel moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het gerezen probleem doeltreffend en snel oplossen en die tegelijk de goede werking van deze overeenkomst zo min mogelijk verstoren;

    • e. alle krachtens dit artikel genomen vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het EPO-comité gebracht en in dat comité op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing van de maatregelen zodra de omstandigheden dat toelaten.

  • 8. Wanneer wegens uitzonderlijke omstandigheden onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen, kan de betrokken invoerende partij, of dit nu de EG of Ghana is, voorlopig de in de leden 3, 4 en/of 5 bedoelde maatregelen nemen zonder aan de eisen van lid 7 te voldoen. Deze voorlopige maatregelen hebben een maximale duur van 180 dagen wanneer ze door de EG worden genomen, of van 200 dagen wanneer ze door Ghana worden genomen of wanneer ze door de EG worden genomen en beperkt zijn tot een of meer van haar ultraperifere gebieden. De duur van een voorlopige maatregel wordt meegerekend als deel van de initiële periode en van eventuele verlengingen als bedoeld in lid 6. Wanneer voorlopige maatregelen worden genomen, wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen. De betrokken invoerende partij stelt de andere betrokken partij in kennis en verwijst de aangelegenheid onmiddellijk voor onderzoek naar het EPO-comité.

  • 9. Indien een invoerende partij de invoer van een product onderwerpt aan een administratieve procedure die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van handelsstromen die tot de in dit artikel bedoelde problemen kunnen leiden, stelt zij het EPO-comité daarvan onverwijld in kennis.

  • 10. Er kan geen beroep op de WTO-overeenkomst worden gedaan om een partij te beletten vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig dit artikel te nemen.

Artikel 26 Samenwerking
  • 1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van handelsbeschermingsinstrumenten.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, onder meer door op de volgende gebieden steunmaatregelen te bevorderen:

    • a. ontwikkeling van regelgeving en instellingen ter bescherming van de handel;

    • b. opbouw van capaciteit voor het gebruik van de handelsbeschermingsinstrumenten waarin deze overeenkomst voorziet.

HOOFDSTUK 3 DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 27 Doelstellingen
  • 1. De partijen erkennen het belang van douaneaangelegenheden en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het mondiale handelsstelsel. Zij komen overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, voldoen aan de doelstellingen van een effectieve controle en bevordering van de handel en helpen bij het stimuleren van de ontwikkeling en de regionale integratie van de overeenkomstsluitende landen.

  • 2. De partijen erkennen dat de legitieme doelstellingen van het overheidsbeleid, met inbegrip van die met betrekking tot de veiligheid en de fraudebestrijding, op generlei wijze in het gedrang mogen komen.

  • 3. De partijen verbinden zich ertoe het vrije verkeer van de onder deze overeenkomst vallende goederen op hun gebied te garanderen.

Artikel 28 Samenwerking op administratief en douanegebied
  • 1. Met het oog op de naleving van deze titel en om doeltreffend in te spelen op de in artikel 27 genoemde doelstellingen, nemen de partijen de volgende maatregelen:

    • a. zij wisselen informatie uit over douanewetgeving en -procedures;

    • b. zij ontwikkelen gezamenlijke initiatieven op het gebied van de procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer, alsmede initiatieven om de zakenwereld een efficiënte dienstverlening aan te bieden;

    • c. zij werken samen op het gebied van de automatisering van douane- en andere handelsprocedures en, waar passend, bij de vaststelling van gemeenschappelijke normen voor de uitwisseling van gegevens;

    • d. zij stellen, voor zover mogelijk, gemeenschappelijke standpunten vast in internationale organisaties op douanegebied als de WTO, de WDO, de VN en UNCTAD;

    • e. zij werken samen bij de planning en verlening van technische bijstand, met name om hervormingen op douane- en handelsbevorderingsgebied overeenkomstig deze overeenkomst te bevorderen; en

    • f. zij bevorderen de coördinatie tussen alle betrokken instanties, zowel in het binnenland als grensoverschrijdend.

  • 2. Onverminderd lid 1 verlenen de diensten van de partijen elkaar administratieve bijstand in douaneaangelegenheden in overeenstemming met protocol 1 betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden.

Artikel 29 Douanewetgeving en -procedures
  • 1. De partijen komen overeen dat internationale instrumenten en normen op douane- en handelsgebied, met inbegrip van de materiële elementen van de herziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures, het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van de WDO, het gegevensmodel van de WDO en het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (GS) het uitgangspunt voor hun respectieve wet- en regelgeving en procedures op handels- en douanegebied zijn.

    De partijen waarborgen de vrije doorvoer over hun gebied volgens de route die daarvoor het meest geschikt is.

    Eventuele beperkingen, controles of eisen moeten gebaseerd zijn op een legitiem doel van openbaar beleid en moeten niet-discriminerend en evenredig zijn en overal op dezelfde wijze worden toegepast.

    Onverminderd rechtmatige douanecontroles behandelen de partijen de doorvoer van goederen naar of uit het gebied van de andere partij niet ongunstiger dan de in- en uitvoer en het verkeer van goederen uit het binnenland.

    De partijen voeren regelingen in om goederen, behoudens een passende zekerheidsstelling, zonder betaling van rechten en andere heffingen onder douanecontrole te kunnen vervoeren.

    De partijen bevorderen regionale regelingen voor de doorvoer en leggen deze ten uitvoer teneinde handelsbelemmeringen te verminderen.

    De partijen passen internationale normen en instrumenten betreffende doorvoer toe.

    De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties op hun gebied gecoördineerd samenwerken om de doorvoer te vergemakkelijken en de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.

  • 2. Om hun werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, doeltreffend, integer en te verantwoorden is, nemen de partijen de volgende maatregelen:

    • a. zij nemen nadere maatregelen om de door de douanediensten en andere instanties verlangde gegevens en documentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;

    • b. zij vereenvoudigen, waar mogelijk, de eisen en formaliteiten, zodat goederen snel worden vrijgegeven en ingeklaard;

    • c. zij zorgen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende beroepsprocedures tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douane en van andere instanties betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen. De beroepsprocedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en de kosten ervan zijn redelijk en evenredig met die voor de instelling van het beroep;

    • d. zij zien erop toe dat ter zake van integriteit uiterst strenge normen worden nageleefd, door de toepassing van maatregelen die voldoen aan de in de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten neergelegde beginselen.

Artikel 30 Relaties met het bedrijfsleven

De partijen komen overeen:

  • a. erop toe te zien dat alle wetgeving, procedures, vergoedingen en heffingen, samen met de motivering ervan, algemeen bekend worden gemaakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg;

  • b. dat tijdig en regelmatig met vertegenwoordigers van de handel wordt overlegd over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot douane- en handelsaangelegenheden. Hiertoe worden door elke partij passende mechanismen voor regelmatig overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven opgericht;

  • c. dat er een redelijke tijdspanne moet liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde wetgeving, procedures, rechten of heffingen.

    De partijen geven algemene bekendheid aan administratieve berichten, met name over de eisen van douane-expediteurs, procedures bij binnenkomst van de goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en adressen voor het inwinnen van informatie;

  • d. de samenwerking tussen de marktdeelnemers en de betrokken diensten te stimuleren door toepassing van niet-arbitraire, openbaar toegankelijke procedures, zoals intentieverklaringen op basis van die welke door de WDO zijn uitgevaardigd;

  • e. erop toe te zien dat hun respectieve eisen en procedures op douanegebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de behoeften van de handel, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.

Artikel 31 Douanewaarde
  • 1. Artikel VII van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT 1994 zijn van toepassing op de voorschriften inzake de vaststelling van de douanewaarde in de handel tussen de partijen.

  • 2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van problemen met betrekking tot de douanewaarde.

Artikel 32 Regionale integratie in de West-Afrikaanse regio

De partijen komen overeen vooruitgang op het gebied van douanehervormingen in de West-Afrikaanse regio te bevorderen.

Artikel 33 Voortzetting van de onderhandelingen op het gebied van handelsbevordering en douane

De partijen komen overeen bij de onderhandelingen over een volledige EPO verder te onderhandelen over dit hoofdstuk om het in een regionaal kader aan te vullen.

Artikel 34 Speciaal comité voor handelsbevordering en douane

De partijen richten binnen het EPO-comité een speciaal comité voor douane en handelsbevordering op, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen. Dit comité brengt verslag uit aan het EPO-comité. Het bespreekt alle douaneaangelegenheden die de handel tussen de partijen moeten bevorderen en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging en toepassing van dit hoofdstuk en de toepassing van de oorsprongsregels.

Artikel 35 Samenwerking
  • 1. De partijen erkennen het belang van douanesamenwerking en handelsbevorderingsmaatregelen voor de uitvoering van deze overeenkomst.

  • 2. De partijen komen overeen samen te werken in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, onder meer door op de volgende gebieden bijstand te vergemakkelijken:

    • a. opstelling van passende, vereenvoudigde wet- en regelgeving;

    • b. voorlichting en bewustmaking van de marktdeelnemers, met inbegrip van opleiding van het betrokken personeel;

    • c. capaciteitsopbouw, modernisering en interconnectie van de douanediensten.

HOOFDSTUK 4 TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN EN SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 36 Multilaterale verplichtingen en algemene context

De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst, en met name de WTO-Overeenkomst inzake de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „de SPS-overeenkomst” genoemd, en de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen, hierna de „TBT-overeenkomst” genoemd. De partijen bevestigen ook hun rechten en verplichtingen uit hoofde van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPCC), de Codex Alimentarius en hun lidmaatschap van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE).

De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis om de volksgezondheid in Ghana te verbeteren, met name door opbouw van de capaciteit van Ghana voor het opsporen van niet-conforme producten.

Deze verbintenissen, rechten en verplichtingen vormen het kader voor de activiteiten van de partijen uit hoofde van dit hoofdstuk.

Artikel 37 Doelstellingen

Dit hoofdstuk heeft tot doel het verkeer van goederen tussen de partijen te vergemakkelijken door verbetering van hun capaciteit onnodige handelsbelemmeringen als gevolg van door hen gehanteerde technische voorschriften, normen of conformiteitsbeoordelingsprocedures te signaleren, te voorkomen en uit de weg te ruimen, zonder afbreuk te doen aan hun capaciteit de volks-, dier- en plantgezondheid te beschermen.

Artikel 38 Werkingssfeer en definities
  • 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op in de TBT-overeenkomst van de WTO omschreven technische voorschriften en normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures en op de sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna “SPS-normen“ genoemd, voor zover zij van invloed zijn op de handel tussen de partijen.

  • 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en behoudens andersluidende bepalingen gelden de definities in de SPS- en de TBT-overeenkomst, in de Codex Alimentarius en in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC) alsmede de definities van de Wereldorganisatie voor diergezondheid; dat geldt ook voor alle verwijzingen naar „producten” in dit hoofdstuk.

Artikel 39 Bevoegde instanties

De instanties die voor de partijen bevoegd zijn de bij dit hoofdstuk bedoelde maatregelen uit te voeren, zijn vermeld in aanhangsel II.

In overeenstemming met artikel 41 stellen de partijen elkaar in kennis van alle belangrijke wijzigingen ten aanzien van de in aanhangsel II vermelde bevoegde instanties. Wijzigingen van aanhangsel II worden door het EPO-comité goedgekeurd.

Artikel 40 Sanitaire en fytosanitaire gebiedsindeling

Bij de vaststelling van de voorwaarden voor invoer kunnen de partijen per geval en onder verwijzing naar artikel 6 van de SPS-overeenkomst gebieden met een specifieke sanitaire of fytosanitaire status voorstellen en aanwijzen.

Artikel 41 Transparantie van de handelsvoorwaarden en gegevensuitwisseling
  • 1. De partijen stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen in hun technische voorschriften waaraan producten (met inbegrip van levende dieren en planten) bij invoer moeten voldoen.

  • 2. De partijen komen overeen elkaar schriftelijk in kennis te stellen van maatregelen die zijn getroffen om de invoer van goederen wegens een probleem in verband met de gezondheid (volks-, dier of plantgezondheid), de veiligheid en het milieu te beletten; overeenkomstig de aanbevelingen in de SPS-overeenkomst doen zij dit zo spoedig mogelijk.

  • 3. De partijen komen overeen informatie uit te wisselen met het doel door middel van samenwerking te bewerkstelligen dat hun producten voldoen aan de technische voorschriften en normen die voor de toegang tot hun respectieve markten gelden.

  • 4. De partijen wisselen ook rechtstreeks informatie uit over andere onderwerpen waarvan de partijen in onderling overleg hebben vastgesteld dat zij mogelijk van belang zijn voor hun handelsbetrekkingen, met inbegrip van kwesties betreffende de voedselveiligheid, uitbraken van dier- en plantenziekten, wetenschappelijke adviezen en andere belangrijke gebeurtenissen op het gebied van de productveiligheid. De partijen verbinden zich er met name toe elkaar in kennis te stellen wanneer zij het beginsel van sanitaire en fytosanitaire gebiedsindeling overeenkomstig artikel 6 van de SPS-overeenkomst toepassen.

  • 5. De partijen komen overeen informatie uit te wisselen over de epidemiologische surveillance van dierziekten. Wat de fytosanitaire bescherming betreft, wisselen de partijen eveneens informatie uit over het voorkomen van schadelijke organismen waarvan bekend is dat zij een onmiddellijk risico voor de andere partij opleveren.

  • 6. De partijen komen overeen samen te werken om elkaar snel in te lichten over nieuwe regionale voorschriften die gevolgen kunnen hebben voor hun onderlinge handel.

Artikel 42 Samenwerking in internationale instellingen

De partijen komen overeen samen te werken in internationale normalisatie-instellingen, onder meer door bevordering van de deelname van vertegenwoordigers van Ghana aan de vergaderingen van deze instellingen.

Artikel 43 Samenwerking
  • 1. De partijen erkennen het belang van samenwerking op het gebied van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling en op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen voor de uitvoering van deze overeenkomst.

  • 2. De partijen komen overeen in overeenstemming met artikel 4 samen te werken, teneinde de kwaliteit en het concurrentievermogen van prioritaire producten voor Ghana en de toegang tot de EG-markt te verbeteren, onder meer door de bevordering van, met name financiële, bijstand op de volgende gebieden:

    • a. de instelling van een passend kader voor de uitwisseling van informatie en expertise tussen de partijen;

    • b. de goedkeuring van technische normen en voorschriften, conformiteitsbeoordelingsprocedures en geharmoniseerde sanitaire en fytosanitaire maatregelen op regionaal niveau, op basis van internationale normen;

    • c. de opbouw van de capaciteit van openbare en particuliere actoren, onder meer op het gebied van informatie en opleiding, teneinde exporteurs te helpen aan de voorschriften en normen van de EG te voldoen, en mee te werken in internationale organisaties;

    • d. de ontwikkeling van nationale capaciteiten voor de conformiteitsbeoordeling van producten en toegang tot de EG-markt.

TITEL IV DIENSTEN, INVESTERINGEN EN HANDELSGERELATEERDE VOORSCHRIFTEN

Artikel 44

Op basis van de Overeenkomst van Cotonou streven de partijen er samen naar dat alle nodige maatregelen worden genomen om zo spoedig mogelijk een algemene EPO tussen de gehele West-Afrikaanse regio en de EG te sluiten op de volgende gebieden:

  • a. handel in diensten en elektronische handel;

  • b. investeringen;

  • c. mededinging;

  • d. intellectuele eigendom.

De partijen treffen alle nodige maatregelen om te trachten vóór eind 2008 een algemene EPO tussen de West-Afrikaanse regio en de EG te sluiten.

Wat deze en andere door de partijen overeengekomen onderwerpen betreft, ondersteunen de partijen de onderhandelingen over de algemene EPO op basis van de routekaart EG/West-Afrika en de ontwikkelingen sinds de goedkeuring ervan. Zij stemmen in met een tweefasenaanpak, waarbij eerst regionaal beleid wordt opgesteld en uitgevoerd en regionale capaciteit wordt opgebouwd en vervolgens de onderling overeengekomen voorschriften over de handel tussen de EG en West-Afrika met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen verder worden uitgediept.

Dit artikel loopt niet vooruit op het standpunt van de regionale organisaties over bovengenoemde onderwerpen.

TITEL V VERMIJDEN EN BESLECHTEN VAN GESCHILLEN

HOOFDSTUK 1 DOEL EN WERKINGSSFEER
Artikel 45 Doel

Het doel van deze titel is geschillen tussen de partijen te vermijden en te beslechten en zoveel mogelijk tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

Artikel 46 Werkingssfeer
  • 1. Deze titel is van toepassing op alle geschillen over de interpretatie en toepassing van deze overeenkomst, met uitzondering van titel II en tenzij anders bepaald.

  • 2. In afwijking van lid 1 is de procedure van artikel 98 van de Overeenkomst van Cotonou van toepassing bij geschillen over de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, als bedoeld in de Overeenkomst van Cotonou.

HOOFDSTUK 2 OVERLEG EN BEMIDDELING
Artikel 47 Overleg
  • 1. De partijen streven ernaar elk in artikel 46 bedoelde geschil op te lossen door te goeder trouw overleg te plegen om tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.

  • 2. Een partij verzoekt de andere partij schriftelijk om overleg, met kopie aan het EPO-comité, waarbij zij aangeeft om welke maatregel het gaat en met welke bepalingen van de overeenkomst de maatregel niet in overeenstemming zou zijn.

  • 3. Het overleg vindt plaats binnen 40 dagen na de datum van indiening van het verzoek. Het overleg wordt 60 dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten, tenzij beide partijen overeenkomen het overleg voort te zetten. Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

  • 4. Overleg over urgente kwesties, zoals over bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, vindt plaats binnen 15 dagen na de datum van indiening van het verzoek en wordt 30 dagen na de datum van indiening van het verzoek geacht te zijn afgesloten.

  • 5. Indien het overleg niet binnen de in lid 3 of lid 4 genoemde termijnen plaatsvindt, of indien het overleg is afgesloten zonder dat een onderling overeengekomen oplossing kon worden bereikt, kan de klagende partij overeenkomstig artikel 49 verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.

Artikel 48 Bemiddeling
  • 1. Indien overleg niet tot een onderling overeengekomen oplossing leidt, kunnen de partijen overeenkomen een beroep te doen op een bemiddelaar. Tenzij de partijen anders overeenkomen, heeft het mandaat van de bemiddelaar betrekking op de in het verzoek om overleg genoemde aangelegenheid.

  • 2. Tenzij de partijen binnen 10 dagen na de datum van de overeenstemming over het verzoek om bemiddeling overeenstemming bereiken over een bemiddelaar, wijst de voorzitter van het EPO-comité of diens vertegenwoordiger door loting een bemiddelaar aan uit de personen die op de in artikel 64 bedoelde lijst zijn opgenomen en die geen onderdaan van een van de partijen zijn. De loting vindt binnen 20 dagen na de datum van indiening van het verzoek om bemiddeling plaats in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen. De bemiddelaar roept de partijen uiterlijk 30 dagen na zijn aanwijzing bijeen. Hij ontvangt de stukken van elk van de partijen uiterlijk 15 dagen voor de bijeenkomst en geeft uiterlijk 45 dagen na zijn aanwijzing een advies.

  • 3. Het advies van de bemiddelaar kan een aanbeveling omvatten over de wijze waarop het geschil in overeenstemming met de bepalingen van artikel 53 kan worden opgelost. Het advies van de bemiddelaar is niet bindend.

  • 4. De partijen kunnen overeenkomen de in lid 2 genoemde termijnen te wijzigen. De bemiddelaar kan op verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief eveneens besluiten deze termijnen te wijzigen wegens buitengewone moeilijkheden die de betrokken partij ondervindt of wegens de complexiteit van de aangelegenheid.

  • 5. De bemiddelingsprocedure, en in het bijzonder alle tijdens de procedure verstrekte informatie en door de partijen ingenomen standpunten, blijven vertrouwelijk.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURES VOOR DE BESLECHTING VAN GESCHILLEN
AFDELING I ARBITRAGEPROCEDURE
Artikel 49 Inleiding van de arbitrageprocedure
  • 1. Wanneer de partijen er niet in zijn geslaagd het geschil door middel van het in artikel 47 bedoelde overleg of de in artikel 48 bedoelde bemiddeling op te lossen, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel.

  • 2. Het verzoek om instelling van een arbitragepanel moet schriftelijk worden gedaan bij de partij waartegen de klacht gericht is en bij het EPO-comité. De klagende partij vermeldt in zijn verzoek de specifieke maatregelen die in het geding zijn en legt uit waarom die maatregelen een inbreuk op de bepalingen van deze overeenkomst zijn.

Artikel 50 Instelling van het arbitragepanel
  • 1. Een arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters.

  • 2. De partijen voeren binnen 10 dagen na de datum van indiening van het verzoek tot instelling van een arbitragepanel bij het EPO-comité overleg over de samenstelling van het arbitragepanel.

  • 3. Wanneer de partijen binnen de in lid 2 genoemde termijn geen overeenstemming bereiken over de samenstelling van het arbitragepanel, kan elk van de partijen de voorzitter van het EPO-comité of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie panelleden door loting aan te wijzen uit de in artikel 64 bedoelde lijst, te weten één lid uit de personen die door de klagende partij zijn aangewezen, één lid uit de personen die door de partij waartegen de klacht gericht is, zijn aangewezen en één lid uit de personen die door de partijen zijn aangewezen om als voorzitter te fungeren. Wanneer de partijen het over een of meer leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens dezelfde procedure geselecteerd.

  • 4. De voorzitter van het EPO-comité of diens vertegenwoordiger wijst in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elk van de partijen binnen 5 dagen nadat een van de partijen het in lid 3 bedoelde verzoek heeft gedaan, de scheidsrechters aan.

  • 5. De datum van instelling van het arbitragepanel is de datum waarop de drie scheidsrechters worden aangewezen.

Artikel 51 Tussentijds panelverslag

Het arbitragepanel legt in de regel uiterlijk 120 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel een tussentijds verslag met een beschrijving van het geschil en met zijn bevindingen en conclusies aan de partijen voor. Een partij kan het arbitragepanel binnen 15 dagen na de indiening van het tussentijdse verslag schriftelijk commentaar over specifieke aspecten van het tussentijdse verslag doen toekomen.

Artikel 52 Uitspraken van het arbitragepanel
  • 1. Het arbitragepanel legt zijn uitspraak binnen 150 dagen na zijn instelling voor aan de partijen en aan het EPO-comité. Wanneer het van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het arbitragepanel de partijen en het EPO-comité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het panel zijn werk denkt te kunnen voltooien. In geen geval mag de uitspraak later dan 180 dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden bekendgemaakt.

  • 2. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren en seizoensgebonden goederen, stelt het arbitragepanel alles in het werk om binnen 75 dagen na de datum waarop het is ingesteld, uitspraak te doen. De uitspraak mag in geen geval later dan 90 dagen na de instelling worden gedaan. Het arbitragepanel kan binnen 10 dagen na zijn instelling een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.

  • 3. Elk van de partijen kan het arbitragepanel verzoeken een aanbeveling te doen over de wijze waarop de partij waartegen de klacht gericht is, aan de overeenkomst kan voldoen.

AFDELING II NALEVING
Artikel 53 Naleving van de uitspraak van het arbitragepanel

Elke partij neemt alle noodzakelijke maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven; de partijen streven ernaar overeenstemming te bereiken over de termijn waarbinnen zij de uitspraak zullen naleven.

Artikel 54 Redelijke termijn voor naleving
  • 1. Uiterlijk 30 dagen na de kennisgeving van de uitspraak van het arbitragepanel aan de partijen stelt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij en het EPO-comité in kennis van de tijd die zij nodig heeft om de uitspraak na te leven, hierna „redelijke termijn” genoemd.

  • 2. Indien de partijen het niet eens zijn over een redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, verzoekt de klagende partij het arbitragepanel binnen 20 dagen na de kennisgeving door de partij waartegen de klacht gericht is schriftelijk om een redelijke termijn vast te stellen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd mdegedeeld aan de andere partij en aan het EPO-comité. Het arbitragepanel stelt de partijen en het EPO-comité binnen 30 dagen na de indiening van het verzoek in kennis van zijn besluit ter zake.

  • 3. Het arbitragepanel houdt bij de vaststelling van de redelijke termijn rekening met de tijd die de partij waartegen de klacht gericht is normaliter nodig heeft voor de goedkeuring van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen die vergelijkbaar zijn met die welke de klagende partij noodzakelijk acht om naleving te waarborgen. Het arbitragepanel kan ook rekening houden met beperkingen die van invloed kunnen zijn op de goedkeuring van de noodzakelijke maatregelen door de partij waartegen de klacht gericht is.

  • 4. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 50 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van het besluit bedraagt 45 dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

  • 5. De partijen kunnen de redelijke termijn in onderling overleg verlengen.

Artikel 55 Onderzoek van maatregelen getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel
  • 1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de andere partij en het EPO-comité voor afloop van de redelijke termijn in kennis van de maatregelen die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven.

  • 2. Wanneer er tussen de partijen onenigheid bestaat over de verenigbaarheid van een maatregel waarvan overeenkomstig lid 1 is kennisgegeven met de bepalingen van deze overeenkomst, kan de klagende partij het arbitragepanel schriftelijk verzoeken hierover uitspraak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven om welke specifieke maatregel het gaat en wordt uitgelegd waarom die maatregel niet verenigbaar is met de bepalingen van deze overeenkomst. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen 90 dagen na de datum van indiening van het verzoek mede. In dringende gevallen, zoals wanneer de zaak betrekking heeft op bederfelijke waren of seizoensgebonden goederen, deelt het arbitragepanel zijn uitspraak binnen 45 dagen na de datum van indiening van het verzoek mede.

  • 3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 50 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt 105 dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

Artikel 56 Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving
  • 1. Indien de partij waartegen de klacht gericht is niet voor afloop van de redelijke termijn kennis geeft van een maatregel die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven, of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 55, lid 1, is kennisgegeven, niet in overeenstemming is met de verplichtingen van de partij uit hoofde van artikel 53, biedt de partij waartegen de klacht gericht is de klagende partij, op haar verzoek, een tijdelijke compensatie aan.

  • 2. Indien de partijen binnen 30 dagen na het eind van de redelijke termijn of na de uitspraak van het arbitragepanel uit hoofde van artikel 55 dat een maatregel die is getroffen met het oog op naleving niet in overeenstemming is met artikel 53, geen overeenstemming bereiken over compensatie, is de klagende partij gerechtigd om, na de andere partij hiervan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen vast te stellen. Wanneer de klagende partij dergelijke maatregelen vaststelt, streeft zij ernaar maatregelen te kiezen die zo min mogelijk van invloed zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en houdt zij rekening met de gevolgen ervan voor de economie van de partij waartegen de klacht gericht is.

    In geen geval zijn de in dit lid bedoelde passende maatregelen van invloed op de verlening van ontwikkelingshulp aan Ghana.

  • 3. De EG betracht de nodige terughoudendheid bij het vragen van compensatie of bij de vaststelling van passende maatregelen uit hoofde van de leden 1 of 2 en houdt er rekening mee dat Ghana een ontwikkelingsland is.

  • 4. De passende maatregelen en de compensatie zijn van tijdelijke aard en worden slechts toegepast totdat de maatregel waarvan is vastgesteld dat deze in strijd is met artikel 53, is ingetrokken of is gewijzigd en met dat artikel in overeenstemming is gebracht, of totdat de partijen zijn overeengekomen hun geschil bij te leggen.

Artikel 57 Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na de vaststelling van passende maatregelen
  • 1. De partij waartegen de klacht gericht is, stelt de andere partij en het EPO-comité in kennis van de maatregelen die zij heeft getroffen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven en verzoekt in die kennisgeving om beëindiging van de toepassing van passende maatregelen door de klagende partij.

  • 2. Indien de partijen niet binnen 30 dagen na de datum van kennisgeving overeenstemming bereiken over de verenigbaarheid van de maatregel waarvan is kennisgegeven met de bepalingen van deze overeenkomst, verzoekt de klagende partij het arbitragepanel schriftelijk hierover uitspraak te doen. Dit verzoek wordt medegedeeld aan de andere partij en aan het EPO-comité. Het arbitragepanel stelt de partijen en het EPO-comité binnen 45 dagen na de indiening van het verzoek in kennis van zijn uitspraak. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel die is getroffen om de uitspraak na te leven niet met de bepalingen van deze overeenkomst in overeenstemming is, besluit het of de klagende partij passende maatregelen mag blijven toepassen. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel die is getroffen om de uitspraak na te leven met de bepalingen van deze overeenkomst in overeenstemming is, worden de passende maatregelen beëindigd.

  • 3. Wanneer het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw kan (kunnen) bijeenkomen, is de procedure van artikel 50 van toepassing. De termijn voor de kennisgeving van de uitspraak bedraagt 60 dagen na de datum van indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek.

AFDELING III GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 58 Onderling overeengekomen oplossing

In het kader van deze titel kunnen de partijen te allen tijde onderling een oplossing voor een geschil overeenkomen. Zij stellen het EPO-comité van die oplossing in kennis. Na goedkeuring van de onderling overeengekomen oplossing wordt de procedure beëindigd.

Artikel 59 Reglement van orde
  • 1. Op de procedures voor de beslechting van geschillen in het kader van hoofdstuk 3 van deze titel is het reglement van orde van toepassing, dat het EPO-comité drie maanden na zijn instelling vaststelt.

  • 2. De vergaderingen van het arbitragepanel zijn overeenkomstig het reglement van orde openbaar, tenzij het arbitragepanel op eigen initiatief of op verzoek van de partijen anderszins besluit.

Artikel 60 Inlichtingen en technisch advies

Het arbitragepanel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief bij alle bronnen, met inbegrip van de bij het geschil betrokken partijen, de inlichtingen inwinnen die het nuttig acht voor de arbitrageprocedure. Het arbitragepanel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen wanneer het dat nuttig acht. Belanghebbenden kunnen als amicus curiae overeenkomstig het reglement van orde bij het arbitragepanel opmerkingen indienen. Alle op deze manier verkregen informatie moet aan beide partijen worden medegedeeld en voor commentaar aan hen worden voorgelegd.

Artikel 61 Taal van de stukken en opmerkingen

Voor de mondelinge opmerkingen en schriftelijke stukken wordt een officiële taal van de partijen gebruikt. De partijen streven er echter zoveel mogelijk naar om als werktaal een officiële taal te kiezen die beide partijen met elkaar gemeen hebben, en houden er, in het bijzonder met betrekking tot vertaalproblemen, met name rekening mee dat Ghana een ontwikkelingsland is.

Artikel 62 Interpretatieregels

Arbitragepanels leggen de bepalingen van deze overeenkomst uit volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van internationaal publiekrecht, met inbegrip van die in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Uitspraken van een arbitragepanel kunnen de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet verruimen of beperken.

Artikel 63 Uitspraken van het arbitragepanel
  • 1. Het arbitragepanel stelt alles in het werk om elk besluit bij consensus te nemen. Wanneer het evenwel niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt bij meerderheid van stemmen over de aangelegenheid besloten. In geen geval worden echter afwijkende meningen van scheidsrechters gepubliceerd.

  • 2. De uitspraak vermeldt de vastgestelde feiten, de toepasselijkheid van de relevante bepalingen van deze overeenkomst en de motivering van alle bevindingen en conclusies. Het EPO-comité maakt de uitspraak van het arbitragepanel openbaar, maar kan besluiten dat niet te doen.

HOOFDSTUK 4 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 64 Lijst van scheidsrechters
  • 1. Het EPO-comité stelt uiterlijk drie maanden na de voorlopige toepassing van deze overeenkomst een lijst van 15 personen op die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren. Elk van de partijen kiest vijf personen die als scheidsrechter kunnen optreden. De twee partijen wijzen in onderling overleg eveneens vijf personen aan die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het arbitragepanel kunnen fungeren. Het EPO-comité ziet erop toe dat de lijst te allen tijde uit dit aantal personen blijft bestaan.

  • 2. Scheidsrechters hebben gespecialiseerde kennis of ervaring op het gebied van het recht en de internationale handel. Zij zijn onafhankelijk, treden op persoonlijke titel op, nemen geen instructies aan van enige organisatie of regering, zijn niet verbonden aan de regering van een van de partijen en houden zich aan de aan het reglement van orde gehechte gedragscode.

  • 3. Het EPO-comité kan een aanvullende lijst van 15 personen met sectorale expertise op specifieke onder deze overeenkomst vallende gebieden vaststellen. Wanneer de selectieprocedure van artikel 50, lid 2, wordt gebruikt, kan de voorzitter van het EPO-comité met instemming van beide partijen van die lijst gebruikmaken.

Artikel 65 Relatie tot WTO-verplichtingen
  • 1. Arbitragepanels die krachtens deze overeenkomst zijn ingesteld, doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens de WTO.

  • 2. Een beroep op de bepalingen in deze overeenkomst over de beslechting van geschillen doet geen afbreuk aan enige rechtsvordering in het kader van de WTO, met inbegrip van die tot beslechting van een geschil. Wanneer echter een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor de beslechting van een geschil heeft ingeleid, hetzij krachtens artikel 49, lid 1, hetzij krachtens de WTO-overeenkomst, kan deze in verband met dezelfde maatregel geen procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden totdat de eerste procedure is afgesloten. Voor de toepassing van dit lid worden procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht door een partij te zijn ingeleid wanneer deze overeenkomstig artikel 6 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de beslechting van geschillen een verzoek om instelling van een arbitragepanel heeft ingediend.

  • 3. Deze overeenkomst belet een partij niet een schorsing van verplichtingen die is toegestaan door het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, ten uitvoer te leggen.

Artikel 66 Termijnen
  • 1. Alle in deze titel vastgestelde termijnen, met inbegrip van die waarbinnen arbitragepanels moeten kennisgeven van hun uitspraken, worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het desbetreffende besluit wordt genomen of het desbetreffende feit plaatsvindt.

  • 2. De partijen kunnen in onderling overleg alle in deze titel vermelde termijnen verlengen.

Artikel 67 Wijziging van titel V

Zowel het EPO-comité als elk van de partijen kan het initiatief nemen om wijziging van titel V te verzoeken. De verzoeken om wijziging worden door het EPO-comité onderzocht. De wijziging gaat pas in nadat beide partijen deze hebben goedgekeurd.

TITEL VI ALGEMENE UITZONDERINGEN

Artikel 68 Algemene uitzonderingsclausule

Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toegepast dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de partijen vormen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van de handel in goederen of diensten of van het recht van vestiging, wordt geen bepaling in deze overeenkomst uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door de partijen van maatregelen:

  • a. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de openbare zeden of voor de handhaving van de openbare orde;

  • b. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;

  • c. die noodzakelijk zijn voor de handhaving van wetten of voorschriften die niet strijdig zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, met inbegrip van maatregelen die betrekking hebben op:

    • i. het voorkómen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;

    • ii. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking en verspreiding van persoonsgegevens en op de bescherming van de vertrouwelijke aard van persoonlijke dossiers en rekeningen;

    • iii. de veiligheid;

    • iv. de handhaving van douanevoorschriften; of

    • v. de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;

  • d. die verband houden met de invoer of de uitvoer van goud of zilver;

  • e. die noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed;

  • f. die betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen, indien die maatregelen gepaard gaan met beperkingen van de binnenlandse productie of het binnenlandse verbruik van goederen, het binnenlandse aanbod of verbruik van diensten of met beperkingen voor binnenlandse investeerders;

  • g. die betrekking hebben op voortbrengselen van gevangenisarbeid; of

  • h. die strijdig zijn met artikel 19, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners van de andere partij.

Artikel 69 Uitzonderingen met betrekking tot de nationale veiligheid
  • 1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat zij:

    • a. de partijen verplicht gegevens te verstrekken waarvan openbaarmaking naar hun oordeel tegen hun wezenlijke veiligheidsbelangen indruist;

    • b. de partijen belet maatregelen te nemen die zij ter bescherming van hun wezenlijke veiligheidsbelangen nodig achten en die:

      • i. betrekking hebben op splijt- of fusiestoffen of op grondstoffen waaruit deze kunnen worden vervaardigd;

      • ii. betrekking hebben op economische activiteiten die direct of indirect de bevoorrading van een militaire inrichting als doel hebben;

      • iii. verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie en oorlogstuig;

      • iv. betrekking hebben op overheidsopdrachten die onontbeerlijk zijn voor de nationale veiligheid of voor de nationale defensie; of

      • v. in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen worden genomen;

    • c. de partijen belet maatregelen te nemen tot uitvoering van de verplichtingen die zij op zich hebben genomen met het oog op de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

  • 2. De partijen lichten elkaar zo volledig mogelijk in over maatregelen die krachtens lid 1, onder b) en c), worden genomen en over de beëindiging daarvan.

Artikel 70 Belastingen
  • 1. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst of in een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling wordt uitgelegd als beletsel voor de partijen om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving een onderscheid te maken tussen belastingbetalers die niet in dezelfde situatie verkeren, in het bijzonder met betrekking tot hun verblijfplaats of de plaats waar hun kapitaal is geïnvesteerd.

  • 2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst of in een in het kader van deze overeenkomst getroffen regeling wordt uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of doen naleven van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking overeenkomstig de fiscale bepalingen van overeenkomsten inzake voorkoming van dubbele belastingheffing, andere belastingregelingen of binnenlandse belastingwetten.

  • 3. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst heeft gevolgen voor de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van enig belastingverdrag. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van een dergelijk verdrag hebben de bepalingen van dat verdrag voorrang voor zover het de strijdige bepalingen betreft.

TITEL VII INSTITUTIONELE BEPALINGEN, ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 71 Voortzetting van de onderhandelingen
  • 1. De partijen zetten de onderhandelingen voort overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.

  • 2. Wanneer de onderhandelingen zijn afgesloten, worden de hieruit voortvloeiende ontwerp-wijzigingen ter goedkeuring aan de desbetreffende binnenlandse autoriteiten voorgelegd.

Artikel 72 Definitie van de partijen en naleving van verplichtingen
  • 1. De overeenkomstsluitende partijen bij deze overeenkomst zijn de Republiek Ghana, in deze overeenkomst „Ghana” genoemd, enerzijds, en de Europese Gemeenschap of haar lidstaten of de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, in het kader van hun respectieve bevoegdheidsgebieden overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in deze overeenkomst de „EG” of de „Europese Gemeenschap” genoemd, anderzijds.

  • 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft de term „partij” naargelang van het geval betrekking op Ghana of op de EG. De term „partijen” heeft betrekking op Ghana en de EG.

  • 3. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen en zien erop toe dat zij de in deze overeenkomst neergelegde doelstellingen in acht nemen.

Artikel 73 EPO-comité
  • 1. Voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst wordt binnen drie maanden na de ondertekening van deze overeenkomst een EPO-comité opgericht.

  • 2. De partijen komen overeen dat bij de samenstelling, organisatie en werking van het EPO-comité het gelijkheidsbeginsel in acht wordt genomen. Het EPO-comité legt zelf de regels voor zijn organisatie en werking vast.

  • 3. Het EPO-comité is verantwoordelijk voor het beheer van alle door deze overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle in deze overeenkomst genoemde taken.

  • 4. Om de communicatie te vergemakkelijken en een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze overeenkomst te waarborgen, wijst elke partij binnen het EPO-comité een correspondent aan.

  • 5. De vergaderingen van het EPO-comité kunnen voor derden worden opengesteld. De Ecowas-commissie kan worden uitgenodigd om volgens haar interne procedures aan de vergaderingen van het EPO-comité deel te nemen.

Artikel 74 Ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap
  • 1. Gezien de geografische nabijheid van de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap en Ghana en ter versterking van de economische en sociale banden tussen deze gebieden en Ghana, streven de partijen ernaar, tussen deze gebieden en Ghana, de samenwerking op alle door deze overeenkomst bestreken gebieden te vergemakkelijken, de handel in goederen en diensten te bevorderen, investeringen aan te moedigen en het vervoer en communicatieverbindingen te stimuleren.

  • 2. De in lid 1 genoemde doelen worden waar mogelijk ook nagestreefd door de gezamenlijke deelname van Ghana en de ultraperifere gebieden in kaderprogramma's en specifieke programma’s van de Europese Gemeenschap op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.

  • 3. De EG streeft naar coördinatie tussen de verschillende financiële instrumenten van het cohesie- en ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap, teneinde de samenwerking tussen Ghana en de ultraperifere gebieden van de Europese Gemeenschap op door deze overeenkomst bestreken gebieden te stimuleren.

  • 4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst belet toepassing door de EG van bestaande maatregelen uit hoofde van artikel 299, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ter verbetering van de structurele economische en sociale situatie van de ultraperifere gebieden.

Artikel 75 Inwerkingtreding en duur
  • 1. Deze overeenkomst wordt ondertekend, geratificeerd en goedgekeurd volgens de toepasselijke grondwettelijke voorschriften van elke partij of, voor de EG, volgens de interne voorschriften en procedures.

  • 2. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin Ghana en de EG elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

  • 3. De kennisgevingen worden gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die depositaris van deze overeenkomst is.

  • 4. In afwachting van de inwerkingtreding van deze overeenkomst komen de partijen overeen deze conform hun respectieve wetgeving of door ratificatie van de overeenkomst voorlopig toe te passen.

  • 5. Van de voorlopige toepassing wordt kennisgegeven aan de depositaris. De overeenkomst wordt 10 dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van voorlopige toepassing van de Europese Gemeenschap of van Ghana, afhankelijk van welke de laatste is, voorlopig toegepast.

  • 6. In afwijking van lid 4 kunnen de EG en Ghana de overeenkomst geheel of gedeeltelijk al voor de voorlopige toepassing toepassen, voor zover dat met het oog op hun binnenlandse wetgeving mogelijk is.

  • 7. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst op te zeggen. De opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving van kracht.

  • 8. Deze overeenkomst wordt door een algemene, op regionaal niveau gesloten EPO met de EG vervangen, zodra deze in werking treedt. In dat geval trachten de partijen te waarborgen dat de belangrijkste voordelen die voor Ghana uit deze overeenkomst voortvloeien, in de algemene EPO met de regio behouden blijven.

Artikel 76 Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, elk gebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op Ghana.

Artikel 77 Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU
  • 1. Het EPO-comité wordt in kennis gesteld van elk verzoek van een derde staat om toe te treden tot de Europese Unie (EU). Tijdens de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de staat die het verzoek heeft ingediend, verstrekt de EG Ghana alle relevante informatie en stelt Ghana de EG in kennis van zijn problemen, zodat deze daar ten volle rekening mee kan houden. De EG stelt Ghana in kennis van elke toetreding tot de EU.

  • 2. Elke nieuwe lidstaat van de EU wordt vanaf de datum van zijn toetreding partij bij deze overeenkomst door middel van een daartoe strekkende clausule in de akte van toetreding. Indien de akte van toetreding tot de EU niet voorziet in een automatische toetreding van de nieuwe EU-lidstaat tot deze overeenkomst, treedt de betrokken EU-lidstaat toe door nederlegging van een akte van toetreding bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen aan Ghana.

  • 3. De partijen onderzoeken de gevolgen van de toetreding van nieuwe EU-lidstaten voor deze overeenkomst. Het EPO-comité kan de nodige overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen.

Artikel 78 Dialoog over financiële aangelegenheden

De partijen komen overeen om op het gebied van fiscaal beleid en beheer de dialoog en transparantie te stimuleren en goede praktijken uit te wisselen.

Artikel 79 Samenwerking bij de bestrijding van illegale financiële activiteiten

De EG en Ghana zijn vastbesloten illegale activiteiten, fraude, corruptie, het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te voorkomen en te bestrijden, en treffen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om te voldoen aan de internationale normen, met inbegrip van die in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en de protocollen daarbij, het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de financiering van terrorisme, en de aanbevelingen van de Financial Action Task Force. De EG en Ghana komen overeen op deze gebieden informatie uit te wisselen en samen te werken.

Artikel 80 Relatie tot andere overeenkomsten
  • 1. Met uitzondering van de bepalingen inzake ontwikkelingssamenwerking in deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou, hebben in geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze overeenkomst en die van deel 3, titel II, van de Overeenkomst van Cotonou, de bepalingen van deze overeenkomst voorrang.

  • 2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt uitgelegd als beletsel voor de goedkeuring door de Europese Gemeenschap of door Ghana van maatregelen, met inbegrip van maatregelen op handelsgebied en handelsgerelateerde maatregelen, die passend worden geacht en waarin wordt voorzien door de artikelen 11 ter, 96 en 97 van de Overeenkomst van Cotonou.

  • 3. De partijen komen overeen dat geen enkele bepaling in deze overeenkomst hen verplicht te handelen op een wijze die in strijd is met hun WTO-verplichtingen.

Artikel 81 Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de volgende talen: Bulgaars, Tsjechisch, Deens, Nederlands, Engels, Ests, Fins, Frans, Duits, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Pools, Portugees, Roemeens, Slowaaks, Sloveens, Spaans en Zweeds, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 82 Bijlagen

De bijlagen en het protocol vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.


Aanhangsel I
Prioritaire producten voor uitvoer uit Ghana naar de EG

Deze producten worden door Ghana bepaald en uiterlijk drie maanden na de datum van ondertekening van deze overeenkomst aan het EPO-comité meegedeeld. Het EPO-comité keurt de lijst van producten goed.


Aanhangsel II
Bevoegde instanties

A. Bevoegde instanties van de EG

De controle wordt gezamenlijk uitgevoerd door de nationale diensten van de lidstaten en de Europese Commissie. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • met betrekking tot de uitvoer naar Ghana zijn de lidstaten van de EG verantwoordelijk voor de controle op de productieomstandigheden en -voorschriften, en met name voor de voorgeschreven inspecties en de afgifte van (dier)gezondheidscertificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en eisen;

  • met betrekking tot de invoer uit Ghana zijn de lidstaten ervoor verantwoordelijk te controleren of de ingevoerde producten aan de desbetreffende voorwaarden van de EG voldoen;

  • de Europese Commissie is verantwoordelijk voor de algemene coördinatie, de inspectie/audits van de controleregelingen en de wetgevingsinitiatieven die nodig zijn om een uniforme toepassing van de normen en voorschriften in de Europese interne markt te garanderen.

B. Bevoegde instanties van Ghana

Deze instanties worden door Ghana aangewezen en de desbetreffende lijst wordt uiterlijk drie maanden na de ondertekening van deze overeenkomst aan het EPO-comité meegedeeld. Het EPO-comité keurt het gewijzigde aanhangsel goed.


Bijlage 1
Douanerechten op producten van oorsprong uit Ghana

  • 1. Onverminderd de punten 2, 4, 5, 6 en 7 worden de douanerechten van de EG, hierna de „EG-douanerechten” genoemd, op alle producten van de hoofdstukken 1 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, behalve op die van hoofdstuk 93 daarvan, van oorsprong uit Ghana, bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig afgeschaft. Op producten van hoofdstuk 93 blijft de EG de toegepaste meestbegunstigingsrechten heffen.

  • 2. De EG-douanerechten op de producten van post 1006 van oorspong uit Ghana worden met ingang van 1 januari 2010 afgeschaft, met uitzondering van die op de producten van subpost 1006 10 10, die worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

  • 3. De partijen komen overeen dat protocol 3 van de Overeenkomst van Cotonou, hierna het „suikerprotocol” genoemd, tot en met 30 september 2009 van toepassing blijft. De EG en Ghana komen overeen dat het suikerprotocol na die datum tussen hen niet meer van kracht zal zijn. Voor de toepassing van artikel 4, lid 1, van het suikerprotocol, loopt de leveringsperiode 2008/2009 van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2009. De gegarandeerde prijs voor 1 juli tot en met 30 september 2009 wordt vastgesteld na de in artikel 5, lid 4, van het suikerprotocol bedoelde onderhandelingen.

  • 4. De EG-douanerechten op producten van post 1701 van oorsprong uit Ghana worden per 1 oktober 2009 afgeschaft. Er worden geen invoervergunningen verleend voor de in te voeren producten, tenzij de importeur zich ertoe verplicht die producten te kopen tegen een prijs die minstens gelijk is aan de gegarandeerde prijzen die in het kader van het suikerprotocol zijn vastgesteld voor in de EG ingevoerde suiker.

  • 5.

    • a. De EG kan tijdens de periode van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2015 het toegepaste meestbegunstigingsrecht instellen op producten van post 1701 (suiker) van oorsprong uit Ghana waarvan de invoer onderstaande drempels, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, overstijgt en wordt geacht de EG-suikermarkt te verstoren:

      • i. 3,5 miljoen ton per verkoopseizoen van deze producten van oorsprong uit staten die lid zijn van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) en die de Overeenkomst van Cotonou hebben ondertekend, en

      • ii. voor het verkoopseizoen 2009/2010 1,38 miljoen ton van deze producten van oorsprong uit de ACS-staten die door de Verenigde Naties niet als minst ontwikkelde land worden erkend. Deze drempel van 1,3 miljoen ton stijgt tot 1,45 miljoen ton voor het verkoopseizoen 2010/2011 en tot 1,6 miljoen ton voor de vier daaropvolgende verkoopseizoenen.

    • b. Punt 5 a) geldt niet voor de invoer van producten van post 1701 van oorsprong uit een overeenkomstsluitende West-Afrikaanse staat die door de Verenigde Naties als minst ontwikkeld land wordt erkend. Op deze invoer blijven evenwel de bepalingen van artikel 25 van toepassing 1).

    • c. Het toegepaste meestbegunstigingsrecht vervalt aan het eind van het verkoopseizoen waarvoor het werd ingesteld.

    • d. Maatregelen die krachtens dit punt worden ingesteld, worden onverwijld gemeld aan het EPO-comité; met dat orgaan wordt over deze maatregelen geregeld overleg gepleegd.

  • 6. Voor de toepassing van artikel 25 kunnen, vanaf 1 oktober 2015, verstoringen van de markt voor producten van post 1701 worden geacht te ontstaan wanneer de marktprijs van witte suiker in de Europese Gemeenschap gedurende twee opeenvolgende maanden lager is dan 80 procent van de marktprijs van witte suiker in de Europese Gemeenschap tijdens het voorgaande verkoopseizoen.

  • 7. Van 1 januari 2008 tot en met 30 september 2015 worden producten van de posten 1704 90 99, 1806 10 30, 1806 10 90, 2106 90 59 en 2106 90 98 aan een speciaal toezichtmechanisme onderworpen om te waarborgen dat de regelingen in de punten 4 en 5 niet worden ontweken. In het geval van een cumulatieve stijging van de omvang van de invoer van deze producten van oorsprong uit Ghana met meer dan 20 procent tijdens een periode van 12 opeenvolgende maanden ten opzichte van het gemiddelde van de jaarlijkse invoer tijdens de voorgaande drie perioden van 12 maanden, analyseert de EG het handelspatroon en de economische rechtvaardiging en het suikergehalte van deze invoer; indien zij oordeelt dat deze invoer wordt gebruikt om de regelingen in de punten 4 en 5 te ontwijken, kan zij de preferentiële regeling opschorten en het specifieke meestbegunstigingsrecht instellen dat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen geldt voor producten van de posten 1704 90 99, 1806 10 30, 1806 10 90, 2106 90 59 en 2106 90 98 van oorsprong uit Ghana. De punten 5 b), c) en d) zijn van overeenkomstige toepassing op maatregelen krachtens dit punt.

  • 8. Van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2012 wordt voor de producten van post 1701 geen preferentiële invoervergunning afgegeven tenzij de importeur zich ertoe verplicht die producten te kopen tegen een prijs die niet lager is dan 90 procent van de door de EG voor het desbetreffende verkoopseizoen vastgestelde referentieprijs.

  • 9. Punt 1 is niet van toepassing op producten van post 0803 00 19, van oorsprong uit Ghana, die in de ultraperifere gebieden van de EG in het vrije verkeer worden gebracht. De punten 1, 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van post 1701, van oorsprong uit Ghana, die in de Franse overzeese departementen in het vrije verkeer worden gebracht. Deze bepaling geldt voor een periode van tien jaar. Tenzij de partijen anders beslissen, wordt die periode met nog eens tien jaar verlengd.



Bijlage 21)

Douanerechten op producten van oorsprong uit de EG

Ghana stelt een tijdschema op voor de liberalisatie van op Ghanees gebied ingevoerde producten van oorsprong uit de EG, ingedeeld in vier groepen:

  • de producten van groep A worden vóór 1 januari 2013 geliberaliseerd;

  • de producten van groep B, die voornamelijk grondstoffen en uitrusting voor bestaande en opkomende industrieën bevat, worden tussen 1 januari 2013 en 31 december 2017 geliberaliseerd;

  • de producten van groep C, die onder meer goederen bevat die veel belastingopbrengsten genereren, worden tussen 1 januari 2018 en 31 december 2022 geliberaliseerd;

  • de producten van groep D worden niet geliberaliseerd. Verdere liberalisering vindt plaats in overeenstemming met de ontwikkelingsdoelstellingen van Ghana nadat ten minste 25 jaar zijn verstreken. Deze groep betreft gevoelige producten in verband met de bestaanszekerheid, de voedselzekerheid, de plattelandsontwikkeling, met name ten aanzien van de landbouw en de verwerking van landbouwproducten, alsook producten van opkomende industrieën, goederen die hoge opbrengsten genereren teneinde de mogelijke nettoimpact op de belastingopbrengst te verzachten, en luxegoederen.

Op grond van wet 582 van 2000 betreffende het Export Development and Investment Fund (EDIF) wordt op alle invoer een heffing van 0,5% van de cif-waarde geïnd die wordt gebruikt om de exportsector te stimuleren en de handel in het algemeen te ondersteunen. Deze heffing is niet inbegrepen in de basisrechten in het liberalisatieschema. Ghana mag deze heffing tot en met 31 december 2017 blijven innen en moet deze dus uiterlijk op 1 januari 2018 afschaffen. De samenwerking bij de financiële aanpassing als bedoeld in artikel 8 van deze overeenkomst geldt ook voor de afschaffing van deze heffing.


Bijlage 3
Lijst van in artikel 11, lid 2, bedoelde vergoedingen en andere heffingen die door Ghana worden geïnd

Destination Inspection Fee

Dit is een vergoeding die inspectiebedrijven voor hun diensten in rekening brengen; zij vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de WTO-overeenkomst over douanewaarde en bestemmingsregelingen. Deze vergoeding is vastgelegd in de „Commissioner’s Orders” nr. 4/2000. Zij beloopt 1% van de cif-waarde.


Bijlage 4
Lijst van ultraperifere gebieden van de EG waarop artikel 74 van toepassing is

  • Franse overzeese departementen (Guadeloupe, Martinique, Frans-Guyana, Réunion)

  • Azoren

  • Madeira

  • Canarische eilanden



Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a. „douanewetgeving”:

de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het gebied van Ghana of de EG van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

b. „verzoekende autoriteit”:

een bevoegde overheidsinstantie die hiertoe door Ghana of de EG is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;

c. „aangezochte autoriteit”:

een bevoegde overheidsinstantie die hiertoe door Ghana of de EG is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;

d. „persoonsgegevens”:

alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

e. „met de douanewetgeving strijdige handeling”:

elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. De partijen verlenen elkaar bijstand om op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden en op de wijze en voorwaarden die bij dit protocol zijn vastgesteld, een correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, in het bijzonder door met die wetgeving strijdige handelingen te voorkomen, op te sporen en te bestrijden.

  • 2. De in dit protocol bedoelde bijstand in douaneaangelegenheden geldt voor alle overheidsinstanties van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand laat de regels inzake wederzijdse bijstand in strafzaken onverlet. Hij geldt evenmin voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke instantie worden uitgeoefend, tenzij deze ermee instemt dat die informatie wordt verstrekt.

  • 3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit protocol.

Artikel 3 Bijstand op verzoek

  • 1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde activiteiten die met deze wetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn.

  • 2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a. of goederen die uit het gebied van de ene partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze in het gebied van de andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst;

    • b. of goederen die in het gebied van de ene partij zijn ingevoerd, op regelmatige wijze uit het gebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval onder vermelding van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

  • 3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in het kader van haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, de nodige maatregelen om te zorgen voor bijzonder toezicht op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bij met de douanewetgeving strijdige handelingen betrokken zijn of waren;

    • b. plaatsen waar op zodanige wijze voorraden goederen zijn of kunnen worden aangelegd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze goederen bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

    • c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

    • d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 4 Ongevraagde bijstand

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

  • activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij;

  • nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt om met de douanewetgeving strijdige handelingen te verrichten;

  • goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van met de douanewetgeving strijdige handelingen;

  • natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij betrokken zijn of waren bij met de douanewetgeving strijdige handelingen;

  • vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat zij zijn, worden of kunnen worden gebruikt bij met de douanewetgeving strijdige handelingen.

Artikel 5 Verstrekking van documenten en kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, in overeenstemming met haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, alle maatregelen die nodig zijn voor

  • de verstrekking van documenten of

  • de kennisgeving van besluiten

van de verzoekende autoriteit in verband met de toepassing van dit protocol aan adressaten die op het gebied van de aangezochte autoriteit verblijven of gevestigd zijn.

Verzoeken om de verstrekking van documenten of de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1. Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de documenten die voor de behandeling van het verzoek noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken ook mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens:

    • a. de verzoekende autoriteit;

    • b. de maatregel waarom wordt gevraagd;

    • c. het doel en de reden van het verzoek;

    • d. de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere juridische aspecten;

    • e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie over de natuurlijke personen of rechtspersonen op wie het onderzoek betrekking heeft;

    • f. een samenvatting van de feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek.

  • 3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis geldt niet voor de in lid 1 bedoelde documenten bij het verzoek.

  • 4. Indien een verzoek niet aan de hierboven vermelde vormvereisten voldoet, kan worden verzocht het te corrigeren of aan te vullen; in de tussentijd kan opdracht worden gegeven tot conservatoire maatregelen.

Artikel 7 Uitvoering van verzoeken

  • 1. Binnen de grenzen van haar bevoegdheden en de haar beschikbare middelen behandelt de aangezochte autoriteit een verzoek om bijstand alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, en verstrekt zij de al beschikbare informatie en verricht zij het nodige onderzoek of laat zij dit verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op autoriteiten waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorstuurt wanneer zij dit niet zelf kan afhandelen.

  • 2. Aan verzoeken om bijstand wordt voldaan overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de partij waaraan het verzoek is gericht.

  • 3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met instemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, ten kantore van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken autoriteit als bedoeld in lid 1, informatie verzamelen over activiteiten die met de douanewetgeving strijdige handelingen zijn of kunnen zijn, die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.

  • 4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een betrokken partij kunnen, met instemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het gebied van laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8 Vorm waarin de informatie moet worden verstrekt

  • 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek schriftelijk aan de verzoekende autoriteit mede en voegt daarbij de relevante documenten, gewaarmerkte afschriften of andere stukken.

  • 2. Deze informatie kan in de vorm van computerbestanden worden verstrekt.

  • 3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1. Bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:

    • a. de soevereiniteit van Ghana of van een lidstaat van de Europese Gemeenschap waaraan op grond van dit protocol om bijstand is gevraagd, zou kunnen aantasten; of

    • b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of

    • c. tot schending van een industrieel geheim, handelsgeheim of beroepsgeheim zou leiden.

  • 2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek of een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen moeten het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen ervan onverwijld aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld.

Artikel 10 Doorgifte van informatie en geheimhoudingsplicht

  • 1. Alle informatie die, in welke vorm dan ook, op grond van dit protocol wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of is alleen bestemd voor beperkte verspreiding, afhankelijk van de toepasselijke voorschriften van elk van de partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die door de desbetreffende wetgeving van de ontvangende partij, dan wel door de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Europese Gemeenschap van toepassing zijn, aan dergelijke gegevens wordt geboden.

  • 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming van dergelijke gegevens door de partij die de gegevens verstrekt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun ter zake geldende voorschriften, in voorkomend geval met inbegrip van de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Europese Gemeenschap.

  • 3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende met de douanewetgeving strijdige handelingen wordt beschouwd als gebruik voor de doeleinden van dit protocol. De partijen kunnen derhalve bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruikmaken van de informatie die zij op grond van dit protocol hebben verkregen en van de documenten waarin zij op grond van dit protocol inzage hebben gekregen. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of die inzage heeft gegeven in de documenten, wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

  • 4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een van de partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, moet zij de autoriteit die de informatie heeft verstrekt vooraf om schriftelijke toestemming vragen. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.

Artikel 11 Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als deskundige of getuige te verschijnen in gerechtelijke of administratieve procedures betreffende onder dit protocol vallende aangelegenheden en daarbij de voor de procedure noodzakelijke voorwerpen, documenten of gewaarmerkte afschriften voor te leggen. In de dagvaarding dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke rechterlijke of administratieve instantie de ambtenaar moet verschijnen en over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid hij zal worden ondervraagd.

Artikel 12 Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die op grond van dit protocol worden gedaan, met uitzondering van eventuele uitgaven voor deskundigen en getuigen en voor tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13 Tenuitvoerlegging

  • 1. Dit protocol wordt ten uitvoer gelegd door de douaneautoriteiten van Ghana, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten, anderzijds. Zij stellen alle voor de toepassing van dit protocol noodzakelijke praktische maatregelen en regelingen vast, rekening houdend met de geldende voorschriften, met name op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

  • 2. De partijen plegen onderling overleg en lichten elkaar in over alle uitvoeringsbepalingen die zij op grond van dit protocol vaststellen.

Artikel 14 Andere overeenkomsten

  • 1. Met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten:

    • laat dit protocol de verplichtingen van de partijen krachtens andere internationale overeenkomsten of verdragen onverlet;

    • wordt dit protocol geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Gemeenschap en Ghana zijn of kunnen worden gesloten;

    • laat dit protocol onverlet de bepalingen van de Europese Gemeenschap betreffende de doorgifte, tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Europese Gemeenschap.

  • 2. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 prevaleert dit protocol boven bilaterale overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten van de Europese Gemeenschap en Ghana zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van die overeenkomsten strijdig zijn met die van dit protocol.

  • 3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het EPO-comité dat is ingesteld bij artikel 73 van de tijdelijke EPO tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

De bepalingen van de Partnerschapsovereenkomst kunnen door de Europese Unie en Ghana ingevolge artikel 75, vierde en vijfde lid, ten dele voorlopig worden toegepast.

Ingevolge artikel 75, zesde lid, is gefaseerde voorlopige toepassing mogelijk.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de Partnerschapsovereenkomst zullen ingevolge artikel 75, tweede lid, in werking treden op de eerste dag van de maand volgende op die waarin Ghana en de Europese Unie elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

Uitgegeven de eenentwintigste oktober 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Tsjechische, de Spaanse en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.

X Noot
1)

Voor deze berekening wordt gebruik gemaakt van officiële WTO-gegevens over leidende exporteurs van goederen in de wereldhandel in (met uitzondering van de intra-EU-handel).

X Noot
2)

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder landbouwproducten verstaan de producten die vallen onder bijlage I van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.

X Noot
1)

Hiertoe kunnen in afwijking van artikel 25 van deze overeenkomst op een individuele West-Afrikaanse staat die door de Verenigde Naties als minst ontwikkeld land is erkend, vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn.

X Noot
1)

De bij deze Bijlage behorende tabellen zijn niet opgenomen in dit Tractatenblad. Zij liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naar boven