17 (2016) Nr. 2

A. TITEL

Protocol betreffende privileges en immuniteiten van het eengemaakt octrooigerecht;

Brussel, 29 juni 2016

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013264 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van het Eengemaakt Octrooigerecht

De ondertekenende overeenkomstsluitende lidstaten bij de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht,

Overwegende dat het Eengemaakt Octrooigerecht is opgericht bij de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht d.d. 19 februari 2013 als internationale organisatie met rechtspersoonlijkheid in elke overeenkomstsluitende lidstaat;

In herinnering roepend dat de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht in artikel 37, eerste lid, bepaalt dat de overeenkomstsluitende lidstaten, waar de centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg, een van zijn afdelingen, een lokale of regionale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep van het Eengemaakt Octrooigerecht gevestigd is, faciliteiten alsmede gedurende de eerste zeven jaar administratief ondersteunend personeel verstrekken;

In herinnering roepend dat het statuut van het Eengemaakt Octrooigerecht in artikel 8 bepaalt dat het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing is op de rechters van het Eengemaakt Octrooigerecht;

In herinnering roepend dat artikel 8, vierde lid, van het statuut van het Eengemaakt Octrooigerecht van toepassing is op zowel de voorrechten als de immuniteiten van de rechters van het Eengemaakt Octrooigerecht en dat de toepassing van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie op de rechters van het Eengemaakt Octrooigerecht voorzien is vanwege het intrinsieke verband van het laatste met het Europees octrooi met eenheidswerking en geen precedent kan scheppen voor de toepassing van dat protocol op andere internationale organisaties met betrekking tot het vestigingsbeleid van de overeenkomstsluitende lidstaten;

In herinnering roepend dat het Bestuurscomité bevoegd is regelingen voor interne belastingheffing en sociale zekerheid in te stellen uit hoofde van de administratieve bevoegdheden die hem zijn verleend bij de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht;

In herinnering roepend dat de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht in artikel 4 bepaalt dat het Eengemaakt Octrooigerecht de ruimste handelingsbevoegdheid bezit die uit hoofde van het nationale recht van die staat verleend wordt aan rechtspersonen;

Erkennend dat het Eengemaakt Octrooigerecht gebruik moet kunnen maken van de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken;

Overwegend dat een gezamenlijke benadering van kwesties rond voorrechten en immuniteiten essentieel is gelet op de behoeften van het Eengemaakt Octrooigerecht en die van de overeenkomstsluitende lidstaten;

Erkennend dat aanvullende bilaterale zetelverdragen kunnen worden gesloten tussen het Eengemaakt Octrooigerecht en de overeenkomstsluitende lidstaten waar de centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg, een van zijn afdelingen, een lokale of regionale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep van het Eengemaakt Octrooigerecht gevestigd is.

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

a. „Overeenkomst”:

de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht d.d. 19 februari 2013;

b. „statuut”:

het statuut van het Eengemaakt Octrooigerecht zoals vervat in Bijlage I van de Overeenkomst;

c. „staat die partij is”:

een staat die partij is bij dit Protocol;

d. „overeenkomstsluitende lidstaat”:

een staat die partij is bij de Overeenkomst;

e. „Gerecht”:

het Eengemaakt Octrooigerecht dat bij de Overeenkomst wordt ingesteld;

f. „Hof van Beroep”:

het Hof van Beroep van het Gerecht;

g. „de officiële werkzaamheden van het Gerecht”:

de werkzaamheden die nodig zijn voor uitvoering door het Gerecht ten behoeve van de doelen en taken waarmee het is belast in overeenstemming met de bepalingen van de Overeenkomst;

h. „terrein van het Gerecht”:

het perceel en de gebouwen door de overeenkomstsluitende lidstaat aan het Gerecht ter beschikking gesteld in overeenstemming met artikel 37 van de Overeenkomst en gebruikt voor de officiële werkzaamheden van het Gerecht;

i. „rechter”:

een rechter van het Gerecht;

j. „griffier”:

de griffier en de plaatsvervangend griffier van het Gerecht;

k. „personeel”:

alle medewerkers in dienst van het Gerecht als ambtenaar en andere personeelsleden van het Gerecht met uitzondering van de rechters en de griffier;

l. „familie”:

met betrekking tot een persoon, de echtgeno(o)t(e) en afhankelijke leden van het gezin van deze persoon die deel uitmaken van zijn huishouden en als zodanig worden erkend door de overeenkomstsluitende lidstaat waar de persoon werkzaam is;

m. „vertegenwoordigers van de partijen”:

advocaten, Europese octrooigemachtigden of octrooigemachtigden die uit hoofde van artikel 48 van de Overeenkomst gemachtigd zijn op te treden of bijstand te verlenen voor het Gerecht.

Artikel 2 Algemene bepalingen inzake voorrechten en immuniteiten van het Gerecht

Op het grondgebied van elke staat die partij is, geniet het Gerecht de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden.

Artikel 3 Onschendbaarheid van het terrein van het Gerecht

Het terrein van het Gerecht is onschendbaar onder de voorwaarden die kunnen worden overeengekomen met de desbetreffende staat die partij is en met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de staat die partij is waar de centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg, een van zijn afdelingen, een lokale of regionale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep is gevestigd ter zake van de faciliteiten die door de staat die partij is dienen te worden verstrekt.

Artikel 4 Onschendbaarheid van archieven en documenten

De archieven van het Gerecht en alle stukken en documenten in welke vorm dan ook, toebehorend aan, in het bezit van of gericht aan het Gerecht, ongeacht waar deze zich bevinden, zijn te allen tijde onschendbaar.

Artikel 5 Immuniteit van het Gerecht, zijn eigendommen, activa en middelen

  • 1. Het Gerecht geniet immuniteit van rechtsvervolging, behalve:

    • a. voorzover het in een specifieke zaak uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van zijn immuniteit;

    • b. in het geval van civiele vorderingen tegen het Gerecht ter zake van contractuele aansprakelijkheid ingesteld door natuurlijke personen niet zijnde rechters, de griffier of het personeel van het Gerecht;

    • c. in het geval van civiele procedures tegen het Gerecht ter zake van andere dan contractuele aansprakelijkheid, tenzij de vordering de jurisprudentie van het Gerecht betreft; of

    • d. in het geval van civiele procedures tegen het Gerecht ingesteld door derden wegens schadevergoeding voortvloeiend uit een ongeval veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort aan of bestuurd wordt namens het Gerecht of in verband met een verkeersovertreding waarbij een dergelijk voertuig betrokken is.

  • 2. Het Gerecht geniet immuniteit van gerechtelijke procedures ter zake van onderzoek, beslaglegging, vordering, inbeslagneming of onteigening van, of iedere andere vorm van inmenging zonder toestemming van het Gerecht in de eigendommen, activa en middelen van het Gerecht, ongeacht waar deze zich bevinden.

  • 3. Voor zover nodig voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden, zijn de eigendommen, activa en middelen van het Gerecht gevrijwaard van beperkingen, voorschriften, controles en moratoria van welke aard dan ook.

Artikel 6 Immuniteit van vertegenwoordigers van staten die partij zijn

  • 1. Vertegenwoordigers van staten die partij zijn genieten tijdens het bijwonen van vergaderingen van het Bestuurscomité, het Begrotingscomité en het Raadgevend Comité immuniteit van gerechtelijke procedures ter zake van alle handelingen verricht in hun officiële hoedanigheid, met inbegrip van door hen gesproken of geschreven woorden. Deze immuniteit blijft ook gelden na de beëindiging van hun missie.

  • 2. Hun officiële stukken en documenten zijn onschendbaar.

  • 3. Geen enkele staat die partij is, is verplicht de immuniteiten bedoeld in het eerste en tweede lid uit te breiden tot zijn eigen onderdanen of personen die ten tijde van het aanvaarden van hun functie bij het Gerecht hun vaste woonplaats in die staat hebben.

Artikel 7 Vrijstelling van belastingen

  • 1. Het Gerecht, zijn eigendommen en activa zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

  • 2. Het Gerecht

    • a. is vrijgesteld van belasting toegevoegde waarde of kan deze terugontvangen over grote aankopen van goederen en diensten die noodzakelijk zijn voor de officiële werkzaamheden van het Gerecht met inachtneming van de beperkingen vastgesteld door de staat die partij is waar het Gerecht gevestigd is;

    • b. is evenwel niet vrijgesteld van belastingen en heffingen in verband met openbare diensten.

  • 3. Gekochte goederen waarvoor vrijstelling of teruggave van belastingen geldt, mogen in die staat die partij is of in een andere lidstaat van de Europese Unie niet worden verkocht of anderszins worden vervreemd, tenzij voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld door de staat die partij is die de vrijstelling of teruggave heeft verleend.

  • 4. Onverminderd de verplichtingen voor de staten die partij zijn uit hoofde van het recht van de Europese Unie en de toepassing van de wet- en regelgeving, worden de voorwaarden en procedures vastgesteld door de bevoegde belastingautoriteiten van elke staat die partij is.

Artikel 8 Middelen en vrijstelling van valutabeperkingen

De staten die partij zijn verlenen het Gerecht de vrijstellingen van valutabeperkingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden.

Artikel 9 Voorrechten en immuniteiten van de rechters en de griffier

  • 1. Op de voorrechten en immuniteiten van de rechters is artikel 8 van het statuut van toepassing en via de verwijzing in artikel 8 van het statuut tevens het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.

  • 2. Artikel 8 van het statuut en het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie zijn van toepassing op de griffier.

  • 3. Indien toegepast in overeenstemming met het eerste en tweede lid, dienen uitsluitend de artikelen 11 (b tot en met e) tot en met 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie naar analogie te worden toegepast in een op de specifieke situatie van het Gerecht toegesneden vorm. Dit betekent in het bijzonder dat de rechters en de griffier:

    • a. worden onderworpen aan interne belasting ten bate van het Gerecht op de aan hen door het Gerecht betaalde salarissen, lonen en emolumenten;

    • b. met ingang van de datum waarop de interne belasting ingevolge letter a. wordt toegepast, vrijgesteld zijn van nationale belastingheffing over de door het Gerecht aan hen betaalde salarissen, lonen en emolumenten, met uitzondering van de door het Gerecht aan hen betaalde pensioenen en lijfrenten;

    • c. met ingang van de datum waarop de rechters en de griffier zijn onderworpen aan een door het Gerecht vastgestelde regeling inzake sociale zekerheid en ziektekosten op grond van hun diensten aan het Gerecht, zijn vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale regelingen voor sociale zekerheid en ziektekosten.

Artikel 10 Immuniteiten en voorrechten van het personeel

  • 1. De personeelsleden worden ter zake van alle door hen in hun officiële hoedanigheid verrichte handelingen, met inbegrip van door hen gesproken of geschreven woorden, gevrijwaard van rechtsvervolging. Deze immuniteit blijft zelfs gelden na beëindiging van hun dienstverband bij het Gerecht.

  • 2. De personeelsleden

    • a. worden onderworpen aan interne belasting ten bate van het Gerecht op de aan hen door het Gerecht betaalde salarissen, lonen en emolumenten;

    • b. worden met ingang van de datum waarop de interne belasting ingevolge letter a. wordt geheven, vrijgesteld van nationale belastingheffing over de salarissen, lonen en emolumenten, evenwel met uitzondering van de door het Gerecht aan hen betaalde pensioenen en lijfrenten; deze salarissen, lonen en emolumenten mogen door de staten die partij zijn in aanmerking worden genomen ten behoeve van de vaststelling van het bedrag van de te heffen belasting over inkomsten uit andere bronnen;

    • c. zijn met ingang van de datum waarop op de personeelsleden een door het Gerecht vastgestelde regeling inzake sociale zekerheid en ziektekosten op grond van hun diensten aan het Gerecht wordt toegepast, vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale regelingen voor sociale zekerheid en ziektekosten.

  • 3. Geen enkele staat die partij is, is verplicht de voorrechten bedoeld in het tweede lid uit te breiden tot zijn eigen onderdanen of tot personen die onmiddellijk voorafgaand aan het aanvaarden van hun functie bij het Gerecht hun vaste woonplaats hadden in die staat die partij is.

Artikel 11 Embleem en vlag

Het Gerecht is gerechtigd onder de voorwaarden die kunnen worden overeengekomen met de desbetreffende staat die partij is op zijn terrein en op voertuigen gebruikt voor officiële doeleinden zijn embleem en vlag te voeren en deze op zijn website en documenten af te beelden.

Artikel 12 Samenwerking met de autoriteiten van de staten die partij zijn

  • 1. Onverminderd hun voorrechten en immuniteiten is het de taak van alle personen die uit hoofde van de artikelen 6, 9 en 10 voorrechten en immuniteiten genieten de wet- en regelgeving te eerbiedigen van de staat die partij is op wiens grondgebied zij in hun officiële hoedanigheid werkzaam zijn.

  • 2. Het Gerecht werkt te allen tijde samen met de desbetreffende autoriteiten van de staten die partij zijn teneinde de handhaving van hun wetgeving te vereenvoudigen en misbruik in verband met de voorrechten, immuniteiten en faciliteiten bedoeld in dit Protocol te voorkomen.

Artikel 13 Doel en opheffing van de voorrechten en immuniteiten voorzien in de artikelen 6, 9 en 10

  • 1. De voorrechten en immuniteiten voorzien in dit Protocol worden niet vastgesteld ten behoeve van het persoonlijk voordeel van de personen aan wie zij worden verleend. Zij zijn uitsluitend bedoeld in het belang van het Gerecht en in het bijzonder teneinde de handelingsvrijheid van het Gerecht en de volledige onafhankelijkheid van de betrokken personen onder alle omstandigheden te waarborgen.

  • 2. Het presidium van het Gerecht is niet alleen gerechtigd maar ook verplicht de immuniteit van rechters, de griffier en het personeel ingevolge de artikelen 9 en 10 op te heffen, indien het van oordeel is dat deze de normale loop van het recht zou belemmeren en zulks mogelijk is zonder de belangen van het Gerecht te schaden. Staten die partij zijn hebben hetzelfde recht ten aanzien van hun vertegenwoordigers in het Bestuurscomité en het Begrotingscomité (artikel 6). Het Bestuurscomité heeft hetzelfde recht en dezelfde verplichting ten aanzien van de leden van het Raadgevend Comité.

Artikel 14 Toegang, verblijf en vertrek

Onverminderd het recht van de Europese Unie neemt de betrokken staat die partij is alle maatregelen die nodig zijn ter vereenvoudiging van:

  • a. binnenkomst en verblijf in en vertrek uit zijn grondgebied van alle personen die officiële taken verrichten voor het Gerecht, te weten de rechters, de griffier, personeel in dienst van het Gerecht en medewerkers ter beschikking gesteld door de staten die partij zijn alsmede, indien personen die officiële taken voor het Gerecht verrichten zich bevinden in de staat die partij is en geen onderdaan of permanent ingezetene zijn van die staat die partij is, hun afhankelijke gezinsleden, en

  • b. binnenkomst in en vertrek uit het grondgebied van alle personen die in hun officiële hoedanigheid opgeroepen of gedagvaard worden door het Gerecht, te weten partijen, vertegenwoordigers van partijen, tolken, getuigen en deskundigen voor het Gerecht.

Artikel 15 Kennisgeving

De griffier doet binnen een maand na de inwerkingtreding van dit Protocol alle staten die partij zijn de namen toekomen van de rechters, de griffier en de personeelsleden op wie dit Protocol van toepassing is. In aanvulling op het voorgaande worden de benoeming van elke rechter, griffier en elk personeelslid bij het Gerecht en elke wijziging in de omstandigheden zo spoedig mogelijk maar altijd binnen een maand van de desbetreffende wijziging gemeld.

Artikel 16 Beslechting van geschillen

  • 1. Het Gerecht treft voorzieningen voor passende regelingen voor de beslechting van geschillen waarbij personen bedoeld in dit Protocol betrokken zijn die uit hoofde van hun officiële functie immuniteit genieten alsmede voor zaken waarbij het Gerecht betrokken is en ten aanzien waarvan het uit hoofde van artikel 5 immuniteit geniet, indien deze immuniteit niet is opgeheven.

  • 2. Alle geschillen die voortvloeien uit de uitlegging of toepassing van dit Protocol worden verwezen naar een scheidsgerecht, tenzij de partijen een andere wijze van geschillenbeslechting zijn overeengekomen. Indien een geschil ontstaat tussen het Gerecht en een staat die partij is dat niet binnen drie maanden na een verzoek daartoe door een van de partijen bij het geschil kan worden beslecht door overleg, onderhandeling of een andere overeengekomen wijze van geschillenbeslechting, wordt het op verzoek van een van de partijen voor een definitieve uitspraak voorgelegd aan een panel van drie scheidsrechters: een te kiezen door het Gerecht, een door de staat die partij is en de derde die zal optreden als voorzitter van het panel te kiezen door de eerste twee scheidsrechters. Indien een van de partijen nalaat een lid van het scheidsgerecht te benoemen binnen twee maanden na de benoeming van een lid door de andere partij, verricht de president van het Europees Hof van Justitie deze benoeming. Indien de eerste twee scheidsrechters er binnen drie maanden na hun benoeming niet in slagen overeenstemming te bereiken over de benoeming van de derde scheidsrechter, wordt de derde scheidsrechter op verzoek van het Gerecht of de staat die partij is gekozen door de president van het Europees Hof van Justitie.

Artikel 17 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en nederlegging

  • 1. Dit Protocol staat bij de Raad van de Europese Unie in Brussel vanaf 29 juni 2016 tot en met 29 juni 2017 open voor ondertekening door alle overeenkomstsluitende lidstaten.

  • 2. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie (hierna „de depositaris”).

  • 3. Na 29 juni 2017 blijft dit Protocol open voor toetreding door alle overeenkomstsluitende lidstaten. De akten van toetreding dienen te worden nedergelegd bij de depositaris.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Protocol treedt in werking 30 dagen na de datum waarop de laatste van de vier staten die partij zijn – Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk – zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding heeft nedergelegd.

  • 2. Voor elke staat die partij is, die zijn akte nederlegt na de datum bedoeld in het eerste lid, treedt dit Protocol in werking dertig dagen na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

Artikel 19 Voorlopige toepassing

Een overeenkomstsluitende lidstaat kan de depositaris er te allen tijde van in kennis stellen dat hij dit Protocol voorlopig toepast.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel op 29 juni 2016 in de Engelse, de Franse en de Duitse taal, waarbij de drie teksten gelijkelijk authentiek zijn, in één enkel exemplaar dat zal worden nedergelegd bij de depositaris die alle ondertekenende en toetredende staten een gewaarmerkt afschrift zal doen toekomen.


Uitgegeven de negentiende oktober 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS

Naar boven