Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2016, 154 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2016, 154 | Verdrag |
33 (2012) Nr. 2
1. Algemeen Postverdrag (met Slotprotocol);
2. Algemeen Reglement van de Wereldpostunie;
3. Verdrag inzake postale financiële diensten;
Doha, 11 oktober 2012
Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummers 012911, 012912 en 012913 in de Verdragenbank.
Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, in dit Verdrag de regels vastgelegd die van toepassing zijn op de internationale postale dienst.
1. Ten behoeve van het Algemeen Postverdrag worden de navolgende termen als volgt gedefinieerd:
1.1 pakket: zending die wordt vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Verdrag en de Regeling Postpakketten;
1.2 gesloten postzending: zak of aantal zakken of andere van een etiket, loodzegel of stempel voorziene verpakkingseenheden die poststukken bevatten;
1.3 verkeerd bezorgde postzendingen: verpakkingseenheden die worden ontvangen door een ander uitwisselingskantoor dan dat op het etiket (van de zak) is vermeld;
1.4 persoonsgegevens: gegevens ter identificatie van een gebruiker van postdiensten;
1.5 verkeerd bezorgde zendingen: zendingen die door een uitwisselingskantoor worden ontvangen, maar die waren bestemd voor een uitwisselingskantoor in een andere lidstaat;
1.6 poststuk: overkoepelende term waarmee elk van de verzendingen door de post wordt bedoeld (briefpostzending, postpakket, postwissel, enzovoort);
1.7 doorvoervergoedingen: vergoeding voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de postzendingen over land, over zee en/of door de lucht;
1.8 eindkosten: door de aangewezen aanbieder van het verzendende land aan de aangewezen aanbieder van het land van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van de briefpostzendingen die in het land van bestemming worden ontvangen;
1.9 aangewezen aanbieder: elke gouvernementele of niet-gouvernementele instantie die officieel door de lidstaat is aangewezen voor de verzorging van postale diensten en het vervullen van de daarbij behorende verplichtingen die uit de Akten van de Unie voortvloeien op zijn grondgebied;
1.10 petit paquet: zending die wordt vervoerd overeenkomstig de voorwaarden van het Verdrag en de Regeling Brievenpost;
1.11 territoriaal bestellingsquotum: door de aangewezen aanbieder van het verzendende land aan de aangewezen aanbieder van het land van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van een postpakket in het land van bestemming;
1.12 territoriaal doorvoerquotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de postzendingen over land en/of door de lucht, voor het door zijn grondgebied voeren van een postpakket;
1.13 maritiem quotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie worden geleverd (aangewezen aanbieder, andere dienst of een combinatie van beide) die deelneemt aan het vervoer over zee van een postpakket;
1.14 algemene postale dienst: permanente verzorging voor cliënten van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, op elk punt op het grondgebied van een land, tegen betaalbare prijzen;
1.15 doorvoerzendingen à découvert: doorvoer, via een tussenliggend land, van zendingen waarvan het aantal of het gewicht geen vervaardiging van een gesloten postzending rechtvaardigt voor het land van bestemming.
1. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van het overheidsorgaan dat belast is met het toezicht op de postzaken. Bovendien brengen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres op de hoogte van de naam en het adres van de aanbieder of aanbieders die officieel zijn aangewezen voor de verzorging van de postale diensten en het vervullen van de verplichtingen die op zijn of hun grondgebieden uit de Akten van de Unie voortvloeien. Tussen twee Congressen in moet elke wijziging betreffende de officieel aangewezen aanbieders en de overheidsinstanties zo snel mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht.
1. Teneinde het concept van de eenheid van het postgebied van de Unie te versterken zien de lidstaten erop toe dat alle gebruikers/cliënten het recht genieten op een algemene postale dienst die overeenkomt met een aanbieding van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, die permanent en op elk punt op hun grondgebied tegen betaalbare prijzen worden aangeboden.
2. Te dien einde stellen de lidstaten, in het kader van hun nationale postwetgeving of via andere gebruikelijke middelen, de reikwijdte van de desbetreffende postale diensten vast alsmede de voorwaarden betreffende kwaliteit en betaalbare prijzen, met inachtneming van zowel de behoeften van de bevolking als hun nationale omstandigheden.
3. De lidstaten zien erop toe dat de aangeboden postale diensten en de kwaliteitsnormen door de met de algemene postale dienst belaste instanties worden geëerbiedigd.
4. De lidstaten zien erop toe dat de algemene postale dienst op levensvatbare wijze wordt verzorgd, zodat het duurzame bestaan ervan wordt gewaarborgd.
1. Het beginsel van de vrijheid van doorvoer wordt uiteengezet in artikel 1 van de Constitutie. Dit beginsel brengt voor elke lidstaat de verplichting met zich mee om ervoor te zorgen dat zijn aangewezen aanbieders de gesloten postzendingen en de briefpostzendingen à découvert die door een andere aangewezen aanbieder worden bezorgd, steeds verzenden langs de snelste weg en met behulp van de veiligste middelen die zij voor hun eigen zendingen gebruiken. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde depêches.
2. De lidstaten die niet deelnemen aan de uitwisseling van brieven met besmettelijke stoffen of radioactieve stoffen, mogen de doorvoer van zulke zendingen à découvert over hun grondgebied weigeren. Hetzelfde geldt voor zendingen van briefpost, andere post, briefkaarten en braillestukken. Dat is eveneens van toepassing op drukwerk, tijdschriften, periodieken, petits paquets en M-zakken waarvan de inhoud niet aan de wettelijke bepalingen voldoet die van toepassing zijn op de voorwaarden voor hun publicatie of circulatie in het land van doorvoer.
3. Voor de over land en over zee te vervoeren postpakketten is de vrijheid van doorvoer beperkt tot het grondgebied van de landen die aan die dienst deelnemen.
4. Vrijheid van doorvoer van luchtpostpakketten is gegarandeerd binnen het gehele grondgebied van de Unie. Niettemin kunnen de lidstaten die niet aan de dienst van postpakketten deelnemen, niet verplicht worden mee te werken aan de verzending van de luchtpostpakketten per land- en/of zeepost.
5. Indien een lidstaat de bepalingen inzake de vrijheid van doorvoer niet naleeft, hebben de andere lidstaten het recht om de postale diensten met deze lidstaat af te schaffen.
1. Zolang een poststuk niet bij de rechthebbende is besteld, blijft dit eigendom van de afzender, behalve indien het in beslag is genomen krachtens de wetgeving van het land van herkomst of van bestemming en, in het geval van toepassing van artikel 18.2.1.1 of 18.3 overeenkomstig de wetgeving van het land van doorvoer.
2. De afzender van een poststuk kan dit uit de dienst laten terugtrekken of het adres ervan laten wijzen of verbeteren. De porten en andere voorwaarden worden voorgeschreven in de Regelingen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat hun aangewezen aanbieders poststukken in geval van wijziging van het adres van de geadresseerde nazenden, en onbestelbare stukken naar de afzender terugzenden. De porten en andere voorwaarden worden voorgeschreven in de Regelingen.
1. De porten voor de verschillende internationale en bijzondere postale diensten worden door de lidstaten of hun aangewezen aanbieders vastgesteld, afhankelijk van de nationale wetgeving en in overeenstemming met de grondbeginselen van het Verdrag en de Regelingen daarbij. De porten dienen in principe te worden vastgesteld in verhouding tot de kosten van het leveren van deze diensten.
2. De lidstaat van herkomst of diens aangewezen aanbieder bepaalt, afhankelijk van de nationale wetgeving, de frankeertarieven voor het vervoer van de briefpostzendingen en postpakketten. De frankeertarieven zijn inclusief de afgifte van de zendingen ten huize van de geadresseerde, voor zover de bestelling van dergelijke zendingen in het land van bestemming tot de dienstverlening behoort.
3. De toegepaste porten, met inbegrip van die welke ter informatie in de Akten zijn vermeld, dienen minimaal gelijk te zijn aan die welke worden toegepast voor zendingen in het binnenlandse verkeer met dezelfde kenmerken (categorie, volume, verwerkingstermijn, enz.).
4. Het is de lidstaten of hun aangewezen aanbieders, afhankelijk van de nationale wetgeving, toegestaan alle in de Akten voorkomende porten te overschrijden.
5. Boven de onder 3 vastgestelde minimale limiet voor porten hebben de lidstaten of hun aangewezen aanbieders de mogelijkheid op hun nationale wetgeving gebaseerde lagere porten toe te staan voor briefpostzendingen en postpakketten die op het grondgebied van de lidstaat worden afgegeven. Zij hebben met name de mogelijkheid voorkeurstarieven toe te kennen aan hun cliënten die een aanzienlijk postverkeer hebben.
6. Het is verboden aan cliënten andere porten in rekening te brengen dan die waarin is voorzien door de Akten.
7. Behalve in de gevallen waarin door de Akten is voorzien, behoudt elke aangewezen aanbieder de porten die hij heeft geheven.
1. Beginsel
1.1 De gevallen van portvrijdom, als vrijstelling van de frankering, worden uitdrukkelijk in het Verdrag vermeld. In de Regelingen kunnen evenwel bepalingen worden vastgelegd voor zowel de vrijstelling van frankering als de vrijstelling van betaling van doorvoerkosten, eindkosten en bestellingsquota voor briefpostzendingen en postpakketten met betrekking tot de postale dienst die door de lidstaten, de aangewezen aanbieders en de beperkte Unies worden verzonden. Daarnaast worden de briefpostzendingen en postpakketten die door het Internationaal Bureau van de UPU naar de beperkte Unies, de lidstaten en de aangewezen aanbieders worden verzonden, beschouwd als verzendingen met betrekking tot de postale dienst en worden deze vrijgesteld van alle porten. De lidstaat van herkomst of diens aangewezen aanbieder is evenwel bevoegd luchtrechten te heffen voor deze laatste zendingen.
2. Krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden
2.1 Vrijgesteld van alle porten, met uitzondering van luchtrechten, zijn briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten aan of door krijgsgevangenen verzonden, hetzij rechtstreeks hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren. De in een neutraal land opgenomen en geïnterneerde oorlogvoerenden worden met de eigenlijke krijgsgevangenen gelijkgesteld voor zover het de toepassing van voornoemde bepalingen betreft.
2.2 Het in 2.1 bepaalde geldt eveneens voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten die afkomstig zijn uit andere landen en zijn geadresseerd aan of verzonden door de geïnterneerde burgers, bedoeld in het op 12 augustus 1949 te Genève gesloten Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren.
2.3 De in de Regelingen van het Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde bureaus genieten eveneens portvrijdom voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van postale financiële diensten met betrekking tot de in 2.1 en 2.2 bedoelde personen die zij hetzij rechtstreeks, hetzij via bemiddeling verzenden of ontvangen.
2.4 Pakketten tot 5 kilogram worden in portvrijdom aangenomen. Het maximumgewicht is 10 kilogram voor zendingen waarvan de inhoud ondeelbaar is en voor zendingen die, met het oog op de verdeling onder de gevangenen, aan een kamp of de vertrouwenspersoon daarvan zijn gericht.
2.5 In het kader van de vereffening van de rekeningen tussen de aangewezen aanbieders wordt voor dienstpakketten en pakketten van of voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden geen quotum toegekend, met uitzondering van de kosten van luchtvervoer die op de luchtpostpakketten van toepassing zijn.
3. Braillestukken
3.1 Braillestukken verzonden aan of door een organisatie voor blinden of verzonden door of aan een blinde zijn vrijgesteld van elk port, met uitzondering van luchtrechten, voor zover deze stukken als zodanig zijn toegelaten tot het binnenlandse verkeer van de verzendende aangewezen aanbieder.
3.2 In dit artikel wordt verstaan onder:
3.2.1 een blinde: een persoon die als blinde of slechtziende is geregistreerd in zijn land of die voldoet aan de omschrijving van de Wereldgezondheidsorganisatie van blinden of slechtzienden;
3.2.2 een organisatie voor blinden: een instituut of vereniging ten dienste van of ter officiële vertegenwoordiging van blinden;
3.2.3 braillestukken: correspondentie, literatuur in ongeacht welk formaat met inbegrip van geluidsopnames, en elke soort apparatuur of materiaal vervaardigd of aangepast ter ondersteuning van blinden teneinde de problemen van blindheid te overwinnen, zoals omschreven in de Regeling Brievenpost.
1. De benaming „postzegel” wordt uit hoofde van dit Postverdrag beschermd en is uitsluitend voorbehouden aan de zegels die voldoen aan voorwaarden van dit artikel en van de Regelingen.
2. De postzegel:
2.1 wordt uitsluitend onder het gezag van de lidstaat of het grondgebied uitgegeven en in omloop gebracht, overeenkomstig de Akten van de Unie;
2.2 is een teken van soevereiniteit en vormt een bewijs van de frankering die overeenkomt met de intrinsieke waarde ervan, wanneer deze in overeenstemming met de Akten van de Unie op een poststuk wordt aangebracht;
2.3 moet in omloop zijn in de lidstaat of op het grondgebied waar de postzegel wordt uitgegeven voor gebruik ten behoeve van frankering of filatelie, overeenkomstig de nationale wetgeving;
2.4 moet verkrijgbaar zijn voor alle inwoners van de lidstaat of het grondgebied waar de postzegel wordt uitgegeven.
3. De postzegel bevat:
3.1 de naam van de lidstaat of van het uitgevende grondgebied, in Latijnse letters;
3.2 de nominale waarde ervan, uitgedrukt:
3.2.1 in beginsel, in de officiële munteenheid van de uitgevende lidstaat of het uitgevende grondgebied, of weergegeven in de vorm van een letter of symbool;
3.2.2 door middel van andere specifieke identificatietekens.
4. De staatsemblemen, de officiële controletekens en de emblemen van intergouvernementele organisaties die op de postzegels voorkomen, worden beschermd uit hoofde van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom.
5. De onderwerpen en motieven van de postzegels moeten:
5.1 overeenkomen met de geest van de preambule van de Constitutie van de Unie en met de beslissingen die door de organen van de Unie zijn genomen;
5.2 nauw verband houden met de culturele identiteit van de lidstaat of het grondgebied, of een bijdrage leveren aan het uitdragen van de cultuur of aan de handhaving van de vrede;
5.3 in geval van herdenking van belangrijke personen uit of bijzondere gebeurtenissen in het buitenland voor de lidstaat of het grondgebied, een nauwe band met de genoemde lidstaat of het grondgebied hebben;
5.4 gespeend zijn van politieke of beledigende kenmerken ten aanzien van een persoon of land;
5.5 van bijzonder belang zijn voor de lidstaat of het grondgebied.
6. Frankeerstempels, afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen of andere druk- of stempelwijzen die voldoen aan de bepalingen van de Akten van de Unie, mogen uitsluitend met toestemming van de lidstaat of van het grondgebied worden gebruikt.
7. Alvorens postzegels uit te geven waarvoor gebruik wordt gemaakt van nieuwe materialen of technologieën, verstrekken de lidstaten het Internationaal Bureau de nodige informatie over de geschiktheid ervan voor postverwerkende machines. Het Internationaal Bureau stelt de andere lidstaten en hun aangewezen aanbieders dienovereenkomstig op de hoogte.
1. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders moeten de veiligheidseisen omschreven in de veiligheidsnormen van de UPU naleven en op alle niveaus van de postexploitatie een proactieve strategie aannemen voor activiteiten op het gebied van veiligheid en deze toepassen, teneinde het vertrouwen van het publiek in de postale diensten te behouden en te vergroten, zulks in het belang van alle betrokken beambten. Deze strategie moet in het bijzonder beantwoorden aan het beginsel dat vooraf langs elektronische weg gegevens worden verschaft over de in de uitvoeringsbepalingen omschreven poststukken (met inbegrip van het soort en de criteria voor poststukken), aangenomen door de Raad van Bestuur en de Postraad, in overeenstemming met de technische normen van de UPU voor berichten. De strategie moet tevens voorzien in de uitwisseling van informatie met betrekking tot de handhaving van de veiligheid en de beveiliging van het vervoer en de doorvoer van dépêches tussen de lidstaten en hun aangewezen aanbieders.
2. De in de internationale keten toegepaste beveiligingsmaatregelen voor postvervoer moeten toegesneden zijn op de risico's of bedreigingen waarvoor zij bedoeld zijn en worden ingevoerd zonder de wereldwijde poststromen of handel te belemmeren door rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het postnetwerk. Beveiligingsmaatregelen die de postexploitatie mogelijk wereldwijd beïnvloeden, moeten internationaal worden afgestemd en evenwichtig worden ingevoerd waarbij de desbetreffende belanghebbenden betrokken moeten worden.
1. De lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders moeten op alle niveaus van de postexploitatie een dynamische duurzame ontwikkelingsstrategie ontwikkelen en uitvoeren, die met name gericht is op sociale, economische en milieumaatregelen, en in het kader van de postale diensten de voorlichting op het gebied van duurzame ontwikkeling bevorderen.
1. Poststukken
1.1 De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de navolgende handelingen te voorkomen en de daders ervan te vervolgen en te bestraffen:
1.1.1 het insluiten in poststukken van verdovende middelen, psychotrope stoffen of explosieven, ontvlambare en andere gevaarlijke stoffen waarvoor insluiting niet uitdrukkelijk door het Postverdrag wordt toegestaan;
1.1.2 het insluiten in poststukken van voorwerpen van pedofiele of pornografische aard waarin kinderen voorkomen.
2. Frankering in het algemeen en frankeermiddelen in het bijzonder
2.1 De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen ter voorkoming, beteugeling en bestraffing van overtredingen met betrekking tot de in dit Verdrag bedoelde frankeermiddelen, te weten:
2.1.1 in roulatie zijnde of uit de roulatie genomen postzegels;
2.1.2 frankeermerken;
2.1.3 afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen;
2.1.4 internationale antwoordcoupons.
2.2 Ten behoeve van dit Verdrag wordt onder een overtreding met betrekking tot frankeermiddelen verstaan een van de volgende handelingen, begaan met het oogmerk de pleger ervan of een derde op onrechtmatige wijze te verrijken. Het volgende dient strafbaar te worden gesteld:
2.2.1 het vervalsen, imiteren of namaken van frankeermiddelen, of elke andere onrechtmatige of strafbare daad die verband houdt met de ongeoorloofde vervaardiging ervan;
2.2.2 het gebruiken, in omloop brengen, in de handel brengen, distribueren, verspreiden, vervoeren, presenteren of tentoonstellen, met inbegrip van voor publicitaire doeleinden, van vervalste, geïmiteerde of nagemaakte frankeermiddelen;
2.2.3 het ten behoeve van postale doeleinden gebruiken of in omloop brengen van frankeermiddelen die reeds eerder zijn gebruikt;
2.2.4 pogingen tot het begaan van een van de bovengenoemde overtredingen.
3. Wederkerigheid
3.1 Wat de sancties betreft, mag geen enkel onderscheid worden gemaakt tussen de onder 2 bedoelde handelingen, of het nu gaat om nationale of buitenlandse frankeermiddelen; op deze bepaling kunnen geen voorwaarden inzake wettelijke wederkerigheid of wederkerigheid op grond van een verdrag worden toegepast.
1. De persoonsgegevens van gebruikers mogen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld in overeenstemming met de van toepassing zijnde nationale wetgeving.
2. De persoonsgegevens van gebruikers worden uitsluitend geopenbaard aan derden die bevoegd zijn tot toegang op grond van de van toepassing zijnde nationale wetgeving.
3. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders waarborgen de vertrouwelijkheid en veiligheid van de persoonsgegevens van gebruikers in overeenstemming met hun nationale wetgeving.
4. De aangewezen aanbieders stellen hun cliënten in kennis van het gebruik dat is gemaakt van hun persoonsgegevens en van het doel waarvoor zij zijn verzameld.
1. De lidstaten moeten erop toezien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van briefpostzendingen.
2. De briefpostzendingen omvatten:
2.1 prioritaire of niet-prioritaire zendingen tot 2 kilogram;
2.2 brieven, postkaarten, drukwerk en petits paquets tot 2 kilogram;
2.3 braillestukken tot 7 kilogram;
2.4 bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, „M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram.
3. De briefpostzendingen worden gerangschikt naar de snelheid van behandeling of de inhoud ervan, overeenkomstig de Regeling Brievenpost.
4. Op sommige categorieën briefpostzendingen zijn facultatief hogere gewichtslimieten dan de onder 2 genoemde limieten van toepassing, volgens de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.
5. Onder voorbehoud van het bepaalde onder 8, moeten de lidstaten er tevens op toezien dat hun aangewezen aanbieders zorg dragen voor de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van postpakketten tot 20 kg, hetzij door de bepalingen van het Postverdrag te volgen, hetzij, in het geval van uitgaande pakketten en na sluiting van een bilaterale overeenkomst, door gebruikmaking van elk ander voor hun cliënt voordeliger middel.
6. Op sommige categorieën postpakketten zijn facultatief gewichtslimieten van meer dan 20 kg van toepassing, volgens de in de Regeling Postpakketten vermelde voorwaarden.
7. Elke lidstaat waarvan de aangewezen aanbieder geen vervoer van pakketten verzorgt, mag de bepalingen van het Verdrag doen uitvoeren door transportondernemingen. Het mag deze dienst tevens beperken tot pakketten die afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de plaatsen die door die ondernemingen worden aangedaan.
8. In afwijking van het bepaalde onder 5 zijn de lidstaten die vóór 1 januari 2001 geen partij waren bij de Regeling Postpakketten niet verplicht de postpakketdienst te verzorgen.
1. Binnen het classificatiesysteem bedoeld in 13.3, kunnen briefpostzendingen ook worden ingedeeld op grond van hun omvang als kleine brieven (P), grote brieven (G) of volumineuze brieven (E). De limieten qua omvang en gewicht zijn omschreven in de Regeling Brievenpost.
1. De lidstaten verzorgen de levering van de navolgende verplichte aanvullende diensten:
1.1 aantekendienst voor uitgaande lucht- en prioritaire briefpostzendingen;
1.2 aantekendienst voor alle binnenkomende aangetekende briefpostzendingen.
2. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders kunnen de navolgende facultatieve aanvullende diensten verzorgen in het kader van de betrekkingen tussen de aangewezen aanbieders die zijn overeengekomen deze diensten te verzorgen:
2.1 postale dienst met waardeaangifte voor briefpostzendingen en pakketten;
2.2 postale dienst met rembourszending voor briefpostzendingen en pakketten;
2.3 postale dienst met expressezendingen voor briefpostzendingen en pakketten;
2.4 postale dienst voor het in handen afgeven van aangetekende briefpostzendingen of van briefpostzendingen met waardeafgifte;
2.5 postale dienst voor port- en rechtvrije zendingen voor briefpostzendingen en pakketten;
2.6 postale dienst voor breekbare pakketten en pakketten die een bijzondere behandeling behoeven;
2.7 „Consignment”-consolidatiedienst voor gegroepeerde zendingen van één afzender die voor het buitenland zijn bestemd;
2.8 retourdienst voor handelswaar, waarbij de geadresseerde handelswaar terugzendt naar de oorspronkelijke verkoper met diens toestemming.
3. De drie navolgende aanvullende diensten omvatten tegelijkertijd verplichte en facultatieve aspecten:
3.1 dienst internationaal antwoordnummer (CCRI), die voornamelijk facultatief is. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders zijn echter verplicht de retourdienst te verzorgen van deze zendingen;
3.2 dienst internationale antwoordcoupons. Deze coupons kunnen worden uitgewisseld in elke lidstaat, maar de verkoop ervan is facultatief;
3.3 ontvangstbevestigingen voor aangetekende briefpostzendingen, pakketten en zendingen met waardeaangifte. Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders accepteren ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen. De verzorging van een ontvangstbevestiging voor uitgaande zendingen is echter facultatief.
4. Deze diensten en de bijbehorende heffingen worden beschreven in de Regelingen.
5. Indien voor de hieronder vermelde diensten in de binnenlandse dienstverlening bijzondere heffingen gelden, zijn de aangewezen aanbieders bevoegd dezelfde heffingen te vragen voor internationale zendingen, volgens de in de Regelingen genoemde voorwaarden:
5.1 bestelling van petits paquets van meer dan 500 gram;
5.2 terpostbezorging van een briefpostzending op het uiterste tijdstip;
5.3 terpostbezorging buiten de normale openingsuren van de loketten;
5.4 bij de afzender thuis ophalen;
5.5 afhalen van een briefpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten;
5.6 poste restante;
5.7 opslag van briefpostzendingen van meer dan 500 gram, en van postpakketten;
5.8 aflevering van pakketten in antwoord op het bericht van aankomst;
5.9 dekking tegen het risico van overmacht.
1. De lidstaten of de aangewezen aanbieders kunnen onderling overeenkomen deel te nemen aan de navolgende diensten die in de Regelingen worden beschreven:
1.1 EMS, een expresse-postdienst bestemd voor documenten en goederen die, voor zover mogelijk, de snelste postale dienst langs fysieke weg vormt; deze dienst kan worden verzorgd op basis van een standaard multilateraal EMS-akkoord of op basis van bilaterale overeenkomsten;
1.2 de geïntegreerde logistieke dienst, die volledig beantwoordt aan de behoeften van de clientèle op het gebied van logistiek en die de fasen voor en na de fysieke verzending van de goederen en documenten behelst.
1. De lidstaten of aangewezen aanbieders kunnen met elkaar overeenkomen deel te nemen aan de volgende elektronische postdiensten die zijn omschreven in de Regelingen:
1.1 elektronische post: een elektronische postdienst waarbij elektronische berichten en informatie worden verzonden via aangewezen aanbieders;
1.2 aangetekende elektronische post: een beveiligde elektronische postdienst, waarbij een bewijs van verzending en een bewijs van aflevering van een elektronisch bericht worden afgegeven en gebruik wordt gemaakt van een beveiligde communicatieverbinding met de geauthentificeerde gebruikers;
1.3 elektronisch postkeurmerk als bewijs dat in een bepaalde vorm en op een gegeven tijdstip een elektronische gebeurtenis heeft plaatsgevonden waarbij een of meer partijen betrokken zijn geweest;
1.4 elektronische mailbox, die het mogelijk maakt voor een geauthentificeerde gebruiker om elektronische berichten te verzenden, en voor de geauthentificeerde geadresseerde om elektronische berichten en informatie te ontvangen en op te slaan.
1. Algemene bepalingen
1.1 Zendingen die niet voldoen aan de bij het Verdrag en de Regelingen vereiste voorwaarden worden niet toegelaten. Zendingen die worden verstuurd met het oog op een frauduleuze handeling of het opzettelijk verzuim de volledige verschuldigde bedragen te betalen, worden evenmin toegelaten.
1.2 De uitzonderingen op de in dit artikel genoemde verboden zijn in de Regelingen vervat.
1.3 Alle lidstaten of hun aangewezen aanbieders hebben de mogelijkheid de in dit artikel genoemde verboden, die onmiddellijk na de opneming ervan in het desbetreffende voorschrift kunnen worden toegepast, uit te breiden.
2. Verboden die gelden voor alle categorieën zendingen
2.1 Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen is in alle categorieën zendingen verboden:
2.1.1 verdovende middelen en psychotrope stoffen zoals gedefinieerd door het Internationaal comité van toezicht op verdovende middelen (OICS), of andere illegale drugs die in het land van bestemming verboden zijn;
2.1.2 obscene of immorele voorwerpen;
2.1.3 nagemaakte en op ongeoorloofde wijze geproduceerde voorwerpen;
2.1.4 andere voorwerpen waarvan de invoer of het verkeer in het land van bestemming verboden is;
2.1.5 voorwerpen die, vanwege hun aard of verpakking, een gevaar kunnen vormen voor de beambten of voor het grote publiek of de andere zendingen of postuitrusting of de eigendommen van derden kunnen bevuilen of beschadigen;
2.1.6 documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen;
3. Explosieve, ontvlambare of radioactieve stoffen en andere gevaarlijke goederen
3.1 Het insluiten van explosieve, ontvlambare of andere gevaarlijke goederen alsmede radioactieve stoffen is in alle categorieën zendingen verboden.
3.2 Het insluiten van ontplofbare voorwerpen en inert militair materieel, met inbegrip van inerte granaten, inerte projectielen en andere soortgelijke artikelen, alsmede replica’s van dergelijke voorwerpen en artikelen, is in alle categorieën zendingen verboden.
3.3 Bij uitzondering worden de in de Regeling specifiek als toelaatbaar omschreven gevaarlijke goederen toegelaten.
4. Levende dieren
4.1 Het insluiten van levende dieren is in alle categorieën zendingen verboden.
4.2 Bij uitzondering worden de navolgende dieren toegelaten in briefpostzendingen anders dan zendingen met waardeaangifte:
4.2.1 bijen, bloedzuigers en zijderupsen;
4.2.2 parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de beheersing van deze insecten en uitgewisseld tussen officieel erkende instellingen;
4.2.3 vliegen van de drosophilidae-familie die worden gebruikt voor biomedisch onderzoek tussen officieel erkende instellingen.
4.3 Bij uitzondering worden de navolgende dieren in pakketten toegelaten:
4.3.1 levende dieren waarvan het vervoer per post in de postvoorschriften of nationale wetgeving van de betrokken landen wordt toegestaan.
5. Insluiting van correspondentie in pakketten
5.1 Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen in postpakketten is verboden:
5.1.1 correspondentie, met uitzondering van archiefstukken, tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.
6. Muntstukken, bankbiljetten en andere waardevolle voorwerpen
6.1 Het is verboden muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen in te sluiten:
6.1.1 in briefpostzendingen zonder waardeaangifte;
6.1.1.1 wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming dit toestaat, mogen deze voorwerpen echter wel aangetekend in een gesloten enveloppe worden verzonden;
6.1.2 in pakketten zonder waardeaangifte, behalve wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en van het land van bestemming dit toestaat;
6.1.3 in pakketten zonder waardeaangifte in het verkeer tussen twee landen die waardeaangifte accepteren;
6.1.3.1 bovendien kan elke lidstaat of aangewezen aanbieder de insluiting verbieden van baren goud in pakketten met of zonder waardeaangifte afkomstig van of met een bestemming op zijn grondgebied of in doorvoer à découvert over zijn grondgebied; elke lidstaat of aangewezen aanbieder kan beperkingen stellen aan de werkelijke waarde van deze zendingen.
7. Drukwerken en braillestukken:
7.1 mogen niet van een vermelding zijn voorzien en mogen geen correspondentie bevatten;
7.2 mogen geen postzegel of een al dan niet ongeldig gemaakte frankeermethode bevatten, en geen papieren die een waarde vertegenwoordigen, behalve in het geval de zending een kaart, envelop of van tevoren gefrankeerde band bevat met het oog op de retourzending ervan, waarop het adres van de afzender van de zending of van diens vertegenwoordiger in het land van terpostbezorging of van bestemming van de oorspronkelijke zending is afgedrukt
8. Behandeling van zendingen die ten onrechte zijn toegelaten
8.1 Zendingen die ten onrechte zijn toegelaten, worden behandeld overeenkomstig de Regelingen. Zendingen die de in 2.1.1, 2.1.2, 3.1 en 3.2 bedoelde voorwerpen bevatten, worden echter in geen geval naar de bestemming verzonden, noch bij de geadresseerden besteld, noch teruggestuurd naar de plaats van herkomst. Indien de in 2.1.1, 3.1 en 3.2 bedoelde voorwerpen worden ontdekt in doorvoerzendingen, worden deze laatste behandeld overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van doorvoer.
1. Elke aangewezen aanbieder is verplicht de klachten betreffende pakketten, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte en bewijs van afgifte die bij zijn eigen dienst of bij die van een andere aangewezen aanbieder ter post zijn bezorgd, in behandeling te nemen, mits dergelijke klachten worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag na de terpostbezorging van de zending. Klachten worden per aangetekende prioritaire post, via EMS of langs elektronische weg verzonden. De termijn van zes maanden heeft betrekking op de relatie tussen de indieners van de klacht en de aangewezen aanbieders en heeft geen betrekking op het doorgeven van klachten tussen de aangewezen aanbieders.
2. De klachten worden in behandeling genomen onder de in de Regeling bedoelde voorwaarden.
3. De behandeling van klachten is kosteloos. De bijkomende kosten als gevolg van een verzoek om verzending via de EMS-dienst komen in beginsel echter ten laste van de verzoeker.
1. De aangewezen aanbieder van het land van herkomst en die van het land van bestemming zijn gemachtigd om, overeenkomstig de wetgeving van hun land, zendingen aan douanecontrole te onderwerpen.
2. Zendingen die ter controle aan de douane worden voorgelegd, kunnen door de postale dienst worden belast met kosten voor aanbieding bij de douane waarvan het indicatieve bedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Deze kosten worden slechts voor aanbieding bij de douane en voor inklaring geheven voor de zendingen die zijn belast met douanerechten of soortgelijke rechten.
3. De aangewezen aanbieders die toestemming hebben verkregen voor het verrichten van de inklaring namens de cliënten, hetzij namens de cliënt, hetzij namens de aangewezen aanbieder van het land van bestemming, mogen van de cliënten een op de werkelijke kosten van de handeling gebaseerde toeslag te heffen. Deze heffing kan, op grond van de nationale wetgeving, worden opgelegd voor alle bij de douane aangegeven zendingen, met inbegrip van zendingen die van douanerechten zijn vrijgesteld. De cliënten moeten van tevoren naar behoren van de desbetreffende heffing op de hoogte worden gebracht.
4. De aangewezen aanbieders zijn gemachtigd om van de afzenders c.q. de geadresseerden van de zendingen douanerechten en eventuele andere rechten te heffen.
1. Gesloten postzendingen kunnen worden uitgewisseld via de landmacht-, marine- of luchtmachtdiensten van andere landen:
1.1 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van de aan de Organisatie van de Verenigde Naties ter beschikking gestelde militaire eenheden;
1.2 tussen de bevelhebbers van deze militaire eenheden;
1.3 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van marine- of luchtmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land die in het buitenland zijn gestationeerd;
1.4 tussen de bevelhebbers van marine-, luchtmacht- of landmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land.
2. Briefpostzendingen die zijn opgenomen in de in 1 genoemde depêches dienen uitsluitend geadresseerd te zijn aan, of afkomstig te zijn van de leden van de militaire eenheden of van de staf- en bemanningsleden van de schepen of vliegtuigen van bestemming of herkomst. De daarvoor geldende tarieven en verzendingsvoorwaarden worden aan de hand van het binnenlandse reglement vastgesteld door de aangewezen aanbieder van de lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de schepen of vliegtuigen behoren.
3. Tenzij anders is overeengekomen, is de aangewezen aanbieder van de lidstaat die de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de oorlogsschepen of militaire vliegtuigen behoren, aan de betrokken aangewezen aanbieders de doorvoervergoedingen, de eindkosten en de kosten voor het luchtvervoer verschuldigd.
1. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders moeten hun normen en doelstellingen inzake de bestelling van binnenkomende briefpostzendingen en pakketten vastleggen en openbaar maken.
2. Deze normen en doelstellingen, vermeerderd met de tijd die normaliter nodig is voor de inklaring, mogen niet minder gunstig zijn dan die welke worden toegepast voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienstverlening.
3. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders van herkomst moeten eveneens normen vastleggen en publiceren voor het volledige traject van prioritaire zendingen en briefpostzendingen per luchtpost alsmede voor pakketten en economische pakketten/over land of zee vervoerde pakketten.
4. De lidstaten of hun aangewezen aanbieders evalueren de toepassing van de kwaliteitsnormen op het gebied van dienstverlening.
1. Algemeen
1.1 Met uitzondering van de in artikel 24, bedoelde gevallen, zijn de aangewezen aanbieders aansprakelijk voor:
1.1.1 verlies, ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, van gewone pakketten en zendingen met waardeaangifte;
1.1.2 de terugzending van aangetekende zendingen, zendingen met waardeaangifte en gewone pakketten wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven.
1.2 De aangewezen aanbieders aanvaarden geen aansprakelijkheid wanneer het gaat om andere pakketten dan de in 1.1.1 en 1.1.2 genoemde pakketten.
1.3 In elk ander geval waarin niet door dit Verdrag wordt voorzien, aanvaarden de aangewezen aanbieders geen aansprakelijkheid.
1.4 Wanneer het verlies of de volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte het gevolg is van overmacht die geen aanleiding tot schadevergoeding geeft, heeft de afzender recht op teruggave van de voor de terpostbezorging betaalde toeslagen, met uitzondering van de verzekeringstoeslag.
1.5 De bedragen van de te betalen schadevergoeding mogen niet hoger zijn dan de in de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten vermelde bedragen.
1.6 In geval van aansprakelijkheid worden indirecte schade of gederfde winsten of immateriële schade niet in aanmerking genomen bij het te betalen schadevergoedingsbedrag.
1.7 Alle bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders zijn strikt, dwingend en uitputtend. De aansprakelijkheid van de aangewezen aanbieders blijft in elk geval – ook bij grove schuld (grove fout) – beperkt tot de in het Postverdrag en de Regelingen vastgestelde limieten.
2. Aangetekende zendingen
2.1 De afzender van een aangetekende zending heeft bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging daarvan recht op een schadevergoeding vastgelegd in de Regeling Brievenpost. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regeling Brievenpost bepaalde bedrag, mogen de aangewezen aanbieders dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken aangewezen aanbieders worden vergoed.
2.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een aangetekende zending heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.
3. Gewone pakketten
3.1 In geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender recht op een in de Regeling Postpakketten vastgestelde vergoeding. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regeling Postpakketten bepaalde bedrag, mogen de aangewezen aanbieders dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken aangewezen aanbieders worden vergoed.
3.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.
3.3 De aangewezen aanbieders kunnen overeenkomen in hun wederzijdse betrekkingen het in de Regeling Postpakketten vastgestelde bedrag toe te passen, zonder inachtneming van het gewicht van het pakket.
4. Zendingen met waardeaangifte
4.1 Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met waardeaangifte, heeft de afzender recht op een schadevergoeding die in principe overeenkomt met het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.
4.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een zending met waardeaangifte heeft de afzender recht op een vergoeding die in principe overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag mag echter in geen geval hoger zijn dan het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.
5. In geval van terugzending van een aangetekende briefpostzending of een briefpostzending met waardeaangifte, heeft de afzender, wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven, uitsluitend recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging van de zending betaalde porten.
6. In geval van terugzending van een pakket wanneer geen reden van onbestelbaarheid wordt gegeven, heeft de afzender recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging in het land van herkomst betaalde porten en van de uitgaven veroorzaakt door de terugzending van het pakket uit het land van bestemming.
7. In de in 2, 3 en 4 bedoelde gevallen wordt de schadevergoeding berekend volgens de in BTR omgezette marktprijs van gelijksoortige voorwerpen of goederen op de plaats en het tijdstip waarop de zending voor vervoer werd aangenomen. Bij ontbreken van een marktprijs wordt de schadevergoeding berekend volgens de gewone waarde van op dezelfde gronden geschatte voorwerpen of goederen.
8. Wanneer vanwege verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte een schadevergoeding verschuldigd is, heeft de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde bovendien recht op terugbetaling van de voor de terpostbezorging van de zending betaalde porten en rechten, met uitzondering van de toeslag voor aantekenen of waardeaangifte. Hetzelfde geldt voor aangetekende zendingen, gewone pakketten of zendingen met waardeaangifte die door de geadresseerden worden geweigerd als gevolg van de slechte staat ervan, indien deze aan de postale dienst toe te rekenen is en deze hiervoor aansprakelijk is.
9. In afwijking van het in 2, 3 en 4 bepaalde heeft de geadresseerde recht op schadevergoeding bij ontvreemding, beschadiging of verlies van een aangetekende zending, een gewoon pakket of een zending met waardeaangifte indien de afzender ten gunste van de geadresseerde schriftelijk afstand doet van zijn rechten. Afstand van rechten is niet nodig indien de afzender tevens de geadresseerde is.
10. De aangewezen aanbieder van herkomst heeft het recht aan de afzenders in zijn land de schadevergoedingen uit te betalen welke zijn voorzien in de nationale wetgeving van zijn land inzake aangetekende zendingen en pakketten zonder waardeaangifte, mits deze niet lager zijn dan die welke zijn vastgesteld in 2.1 en 3.1. Hetzelfde geldt voor de aangewezen aanbieder van bestemming wanneer de schadevergoeding aan de geadresseerde wordt betaald. De in 2.1 en 3.1 vastgestelde bedragen blijven echter van toepassing:
10.1 indien tegen de verantwoordelijke aangewezen aanbieder bezwaar wordt aangetekend; of
10.2 indien de afzender ten gunste van de geadresseerde afziet van zijn rechten of omgekeerd.
11. Behoudens in geval van een bilaterale overeenkomst, is geen enkel voorbehoud betreffende de overschrijding van de klachttermijnen en de betaling van de schadevergoeding aan de aangewezen aanbieders van toepassing, met inbegrip van de in de Regelingen vastgelegde tijdvakken en voorwaarden.
1. De aangewezen aanbieders zijn niet langer aansprakelijk voor aangetekende poststukken, pakketten en zendingen met waardeaangifte zodra zij deze hebben besteld overeenkomstig de voorschriften van hun regelingen inzake dergelijke zendingen. Zij zijn echter nog wel aansprakelijk:
1.1 wanneer ontvreemding of beschadiging wordt vastgesteld, hetzij vóór, hetzij tijdens de bestelling van de zending;
1.2 wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, een voorbehoud maakt bij de inontvangstname van een gedeeltelijk ontvreemde of beschadigde zending, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat;
1.3 wanneer de aangetekende zending werd besteld in een brievenbus, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat, en de geadresseerde verklaart deze niet te hebben ontvangen;
1.4 wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, van een pakket of een zending met waardeaangifte, niettegenstaande het feit dat hij daarvoor op de voorgeschreven wijze voor ontvangst heeft getekend, onverwijld aan de aangewezen aanbieder die hem de zending heeft uitgereikt te kennen geeft dat hij schade heeft vastgesteld. De betrokkene dient aan te tonen dat de ontvreemding of beschadiging niet na de bestelling heeft plaatsgehad; de term „onverwijld” moet worden uitgelegd overeenkomstig de nationale wetgeving.
2. De lidstaten en de aangewezen aanbieders zijn niet aansprakelijk:
2.1 in geval van overmacht, onder voorbehoud van artikel 15.5.9;
2.2 wanneer zij, zonder dat hun aansprakelijkheid op een andere manier wordt bewezen, geen rekenschap kunnen afleggen voor de zendingen als gevolg van vernieling van de dienstbescheiden die voortvloeit uit een geval van overmacht;
2.3 wanneer het verlies of de schade is veroorzaakt door een fout of nalatigheid van de afzender of voortvloeit uit de aard van de inhoud;
2.4 wanneer het zendingen betreft die vallen onder de verbodsbepalingen van artikel 18;
2.5 in geval van inbeslagname krachtens de wetgeving van het land van bestemming, na kennisgeving door de lidstaat of de aangewezen aanbieder van dat land;
2.6 wanneer het gaat om zendingen met waardeaangifte waarbij een frauduleuze aangifte is gedaan van een waarde die hoger is dan de werkelijke waarde van de inhoud;
2.7 wanneer de afzender binnen de termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van de zending, geen klacht heeft ingediend;
2.8 wanneer het pakketten van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft;
2.9 wanneer wordt vermoed dat de afzender heeft gehandeld met frauduleuze opzet met het oogmerk een schadevergoeding te ontvangen.
3. De lidstaten en de aangewezen aanbieders aanvaarden geen aansprakelijkheid uit hoofde van douaneaangiften, in welke vorm dan ook, of beslissingen die door de douanediensten worden genomen bij de verificatie van de aan douanecontrole onderworpen zendingen.
1. De afzender van een zending is aansprakelijk voor de door de beambten van de posterijen geleden letselschade en voor alle schade aan andere poststukken alsmede aan de uitrusting van de posterijen die te wijten is aan het verzenden van niet voor vervoer toegelaten voorwerpen of aan het niet nakomen van de voorwaarden voor toelating.
2. In geval van schade veroorzaakt aan andere poststukken, is de afzender voor elke beschadigde zending binnen dezelfde grenzen aansprakelijk als de aangewezen aanbieders.
3. De afzender blijft aansprakelijk, zelfs indien het kantoor van terpostbezorging de zending aanvaardt.
4. Wanneer de voorwaarden voor ontvangst door de verzender zijn geaccepteerd, is deze evenwel niet aansprakelijk voor zover de aangewezen aanbieders of vervoerders bij de verwerking van de zendingen na de acceptatie ervan schuld of nalatigheid kan worden verweten.
1. Onder voorbehoud van het recht op verhaal op de verantwoordelijke aangewezen aanbieder, dient de schadevergoeding door de aangewezen aanbieder van herkomst of, naargelang van het geval, de aangewezen aanbieder van bestemming te worden betaald en rust op deze aanbieder de verplichting tot terugbetaling van de porten en rechten.
2. De afzender mag ten gunste van de geadresseerde afzien van zijn recht op schadevergoeding. De afzender of de geadresseerde indien afstand wordt gedaan van het recht op schadevergoeding, kan een derde machtigen de schadevergoeding in ontvangst te nemen, indien de nationale wetgeving dat toestaat.
1. Indien, na betaling van een schadevergoeding, een tevoren als verloren beschouwde aangetekende zending, een pakket of zending met waardeaangifte, of een gedeelte van de inhoud daarvan wordt teruggevonden, wordt de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde ervan op de hoogte gebracht dat de zending gedurende een periode van drie maanden te zijner beschikking wordt gehouden tegen terugbetaling van het bedrag van de betaalde schadevergoeding. Tevens wordt hem gevraagd aan wie de zending dient te worden afgegeven. In geval van weigering of wanneer niet binnen de gestelde termijn wordt gereageerd, wordt dezelfde procedure gevolgd ten aanzien van de geadresseerde of, naargelang van het geval, de afzender, die dezelfde termijn krijgt om te reageren.
2. Zien de afzender en de geadresseerde af van inontvangstname van de zending of reageren zij niet binnen de in 1 vastgestelde termijn, dan wordt deze eigendom van de aangewezen aanbieder of de aangewezen aanbieders die de schade heeft respectievelijk hebben gedragen.
3. Wordt een zending met waardeaangifte later teruggevonden en blijkt de waarde van de inhoud lager te zijn dan het bedrag van de betaalde schadevergoeding, dan dient de afzender of, naargelang van het geval, de geadresseerde het bedrag van deze schadevergoeding tegen afgifte van de zending terug te betalen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de frauduleuze waardeaangifte.
1. Geen enkele aangewezen aanbieder is verplicht briefpostzendingen te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen die op het grondgebied van de lidstaat woonachtige afzenders in het buitenland ter post bezorgen of doen bezorgen, met de bedoeling gebruik te maken van de aldaar geldende voordeligere tarieven.
2. De bepalingen in 1 worden zonder onderscheid toegepast op briefpostzendingen die in het land van de afzender worden gereedgemaakt om vervolgens over de grens te worden vervoerd, en op briefpostzendingen die in het buitenland worden samengesteld.
3. De aangewezen aanbieder van bestemming heeft het recht van de afzender of, bij diens afwezigheid, van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging, betaling te eisen van de binnenlandse tarieven. Indien noch de afzender, noch de aangewezen aanbieder van terpostbezorging deze tarieven binnen een door de aangewezen aanbieder van bestemming gestelde termijn wil betalen, mag deze laatste aanbieder de zendingen terugsturen naar de aangewezen aanbieder van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn nationale wetgeving behandelen.
4. Geen enkele aangewezen aanbieder is verplicht de briefpostzendingen die de afzenders in grote hoeveelheden in een ander land dan dat waar ze verblijf houden ter post hebben bezorgd of laten bezorgen, te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen indien het bedrag van de te heffen eindkosten minder hoog blijkt dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de zendingen ter post zouden zijn bezorgd in het land van verblijf van de afzenders. De aangewezen aanbieder van bestemming heeft het recht om van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een vergoeding te eisen met betrekking tot de gemaakte kosten. Deze mag echter niet hoger zijn dan het hoogste bedrag van de volgende twee formules: hetzij 80% van het binnenlands tarief dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is, hetzij de percentages die ingevolge de artikelen 30.5 tot en met 30.9, 30.10 en 30.11, of 31.8, van toepassing zijn, naargelang van het geval. Indien de aangewezen aanbieder van terpostbezorging weigert het gevorderde bedrag binnen een door de aangewezen aanbieder van bestemming gestelde termijn te betalen, mag deze laatste aanbieder de zendingen terugsturen naar de aangewezen aanbieder van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn nationale wetgeving behandelen.
1. Onder voorbehoud van de in de Regelingen voorgeschreven uitzonderingen heeft elke aangewezen aanbieder die van een andere aangewezen aanbieder briefpostzendingen ontvangt, het recht van de aangewezen aanbieder van verzending een vergoeding te vragen voor de door de ontvangen internationale post veroorzaakte kosten.
2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding voor eindkosten door hun aangewezen aanbieders, worden de landen en grondgebieden gerangschikt overeenkomstig de daartoe door het Congres bij resolutie C77/2012 opgestelde lijsten, zoals hierna vermeld:
2.1 landen en grondgebieden die vóór 2010 deel uitmaken van het doelsysteem;
2.2 landen en grondgebieden die vanaf 2010 en 2012 deel uitmaken van het doelsysteem;
2.3 landen en grondgebieden die vanaf 2014 deel uitmaken van het doelsysteem (nieuwe landen van het doelsysteem);
2.4 landen en grondgebieden die deel uitmaken van het overgangssysteem.
3. De bepalingen van dit Verdrag betreffende de betaling van eindkosten zijn overgangsbepalingen die leiden tot de aanneming van een betalingssysteem dat rekening houdt met de bijzondere kenmerken van elk land na de beëindiging van de overgangsperiode.
4. Toegang tot de binnenlandse dienstverlening. Directe toegang
4.1 In beginsel stelt elke aangewezen aanbieder van een land dat vóór 2010 deel uitmaakte van het doelsysteem aan de andere aangewezen aanbieders alle tarieven en voorwaarden ter beschikking die hij in zijn binnenlandse dienstverlening, onder dezelfde voorwaarden, zijn nationale cliënten aanbiedt. Het is de taak van de aangewezen aanbieder van bestemming te beoordelen of de aangewezen aanbieder van herkomst al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden en modaliteiten voor directe toegang.
4.2 De aangewezen aanbieders van de landen van het doelsysteem van vóór 2010 moeten de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden toegankelijk maken voor de andere aangewezen aanbieders van landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.
4.3 De aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 aansloten bij het doelsysteem kunnen ervoor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken. Indien de aangewezen aanbieders van de landen die zich na 2010 hebben aangesloten bij het doelsysteem de aangewezen aanbieders van de landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem verzoeken de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienstverlening worden geboden op hen toe te passen, moeten zij de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden toegankelijk maken voor alle andere aangewezen aanbieders, onder dezelfde voorwaarden als die welke aan de nationale cliënten worden geboden.
4.4 De aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem kunnen ervoor kiezen de tarieven en voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet voor de andere aangewezen aanbieders toegankelijk te maken. Zij kunnen er evenwel voor kiezen de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden, op basis van wederkerigheid gedurende een proefperiode van twee jaar toegankelijk te maken voor een beperkt aantal aangewezen aanbieders. Na deze termijn moeten zij een keuze maken tussen twee opties: de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden niet langer toegankelijk maken of hiermee doorgaan en de voorwaarden die in het kader van hun binnenlandse dienst worden geboden voor alle aangewezen aanbieders toegankelijk maken.
5. De vergoeding van de eindkosten wordt gebaseerd op de kwaliteit van de dienstverlening in het land van bestemming. De Postraad is derhalve bevoegd premies op de in de artikelen 30 en 31 bedoelde vergoeding toe te kennen ter aanmoediging van de deelname aan het controlesysteem en ter compensatie van de aangewezen aanbieders die hun kwaliteitsdoel bereiken. De Postraad kan ook boetes vaststellen in geval van ontoereikende kwaliteit, maar de vergoeding van de aangewezen aanbieders kan niet minder bedragen dan de in de artikelen 30 en 31 genoemde minimumvergoeding.
6. Elke aangewezen aanbieder mag geheel of gedeeltelijk afzien van de in 1 bedoelde vergoeding.
7. Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken die minder wegen dan 5 kilogram aangemerkt als M-zakken van 5 kilogram. Het voor M-zakken toe te passen bedrag van de eindkosten bedraagt:
7.1 voor het jaar 2014 0,815 BTR per kilogram;
7.2 voor het jaar 2015 0,838 BTR per kilogram;
7.3 voor het jaar 2016 0,861 BTR per kilogram;
7.4 voor het jaar 2017 0,885 BTR per kilogram.
8. Voor aangetekende zendingen wordt in 2014 een aanvullende vergoeding van 0,617 BTR per zending voorzien, in 2015 een vergoeding van 0,634 BTR per zending, in 2016 van 0,652 BTR per zending en in 2017 van 0,670 BTR. Voor zendingen met waardeaangifte wordt in 2014 een aanvullende vergoeding van 1,234 BTR per zending voorzien, in 2015 een vergoeding van 1,269 BTR per zending, in 2016 van 1,305 BTR per zending en in 2017 van 1,342 BTR. De Postraad is bevoegd vergoedingspremies voor deze en andere aanvullende diensten toe te kennen wanneer de geleverde diensten aanvullende elementen omvatten die in de Regeling Brievenpost moeten worden gespecificeerd.
9. Behoudens een andersluidende bilaterale overeenkomst is een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending voorzien voor aangetekende zendingen en zendingen met waardeaangifte zonder identificatie door middel van een streepjescode of met identificatie door middel een streepjescode die niet voldoet aan de technische norm S10 van de UPU.
10. Voor de betaling van de eindkosten worden briefpostzendingen die in partijen worden verzonden door dezelfde afzender en die worden bezorgd met dezelfde zending of in afzonderlijke zendingen, in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regeling Brievenpost, aangeduid als „partijenpost”. De betaling voor partijenpost wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 30 en 31.
11. Elke aangewezen aanbieder mag op basis van een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen voor de verrekening van eindkosten toepassen.
12. De aangewezen aanbieders mogen ervoor kiezen niet-prioritaire post uit te wisselen onder verlening van een korting van 10% op het bedrag van de eindkosten dat op prioritaire post van toepassing is.
13. De bepalingen tussen aangewezen aanbieders van landen van het doelsysteem zijn van toepassing op elke aangewezen aanbieder van een land van het overgangssysteem die verklaart zich bij het doelsysteem te willen aansluiten. De Postraad kan de overgangsmaatregelen in de Regeling Brievenpost vastleggen. De bepalingen van het doelsysteem kunnen in hun geheel worden toegepast op de nieuwe aangewezen aanbieders van het doelsysteem die verklaren zonder overgangsmaatregelen volledig aan de bedoelde bepalingen onderworpen te willen zijn.
1. De vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, wordt vastgesteld door middel van toepassing van de bedragen per zending en per kilogram die de verwerkingskosten in het land van bestemming weergeven. De kosten die verband houden met de binnenlandse tarieven voor prioritaire zendingen die deel uitmaken van de algemene postale dienst worden gebruikt als grondslag voor de berekening van het bedrag van de eindkosten.
2. De bedragen van de eindkosten in het doelsysteem worde berekend met inachtneming van het classificatiesysteem voor zendingen op grond van omvang, zoals voorzien in artikel 14 van het Verdrag, indien van toepassing in de binnenlandse dienstverlening.
3. De aangewezen aanbieders in het doelsysteem wisselen op omvang gescheiden zendingen uit in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regeling Brievenpost.
4. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regeling Brievenpost.
5. De bedragen per zending en per kilogram worden berekend op basis van 70% van de heffing voor een kleine briefpostzending (P) van 20 gram en voor een grote briefpostzending (G) van 175 gram, exclusief btw of andere heffingen.
6. De Postraad formuleert de voorwaarden voor de berekening van de bedragen alsmede voor de nodige operationele, statistische en boekhoudkundige procedures voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen.
7. De bedragen die in een gegeven jaar op de stromen tussen de landen in het doelsysteem worden toegepast, mogen niet leiden tot een verhoging van meer dan 13% van de eindkosten voor een briefpostzending van 81,8 gram ten opzichte van het voorgaande jaar.
8. De bedragen die van toepassing zijn op de poststromen tussen de landen in het doelsysteem vóór 2010, mogen niet hoger zijn dan:
8.1 voor 2014: 0,294 BTR per zending en 2,294 BTR per kilogram;
8.2 voor 2015: 0,303 BTR per zending en 2,363 BTR per kilogram;
8.3 voor 2016: 0,312 BTR per zending en 2,434 BTR per kilogram;
8.4 voor 2017: 0,321 BTR per zending en 2,507 BTR per kilogram.
9. De bedragen toegepast voor poststromen tussen landen in het doelsysteem vóór 2010 mogen niet lager zijn dan:
9.1 voor 2014: 0,203 BTR per zending en 1,591 BTR per kilogram;
9.2 voor 2015: 0,209 BTR per zending en 1,636 BTR per kilogram;
9.3 voor 2016: 0,215 BTR per zending en 1,682 BTR per kilogram;
9.4 voor 2017: 0,221 BTR per zending en 1,729 BTR per kilogram.
10. De bedragen toegepast voor poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 mogen niet hoger zijn dan:
10.1 voor 2014:0,209 BTR per zending en 1,641 BTR per kilogram;
10.2 voor 2015: 0,222 BTR per zending en 1,739 BTR per kilogram;
10.3 voor 2016: 0,235 BTR per zending en 1,843 BTR per kilogram;
10.4 voor 2017:0,249 BTR per zending en 1,954 BTR per kilogram;
11. De bedragen toegepast voor poststromen tussen landen in het doelsysteem vanaf 2010 en 2012 alsmede tussen deze landen en landen in het doelsysteem vóór 2010 mogen niet lager zijn dan de bedragen voorzien in 9.1 tot en met 9.4 hierboven.
12. De bedragen toegepast voor poststromen naar, van of tussen nieuwe landen in het doelsysteem, anders dan voor partijenpost, zijn voorzien in 9.1 tot en met 9.4.
13. Voor stromen van minder dan 75 ton per jaar tussen landen die zich in of na 2010 hebben aangesloten bij het doelsysteem alsmede tussen deze landen en landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram, op basis van een gemiddeld mondiaal aantal van 12,23 zendingen per kilogram.
14. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vóór 2010 deel uitmaakten van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in 5 tot en met 9.
15. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar landen die vanaf 2010 en 2012 deel uitmaakten van het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in 5, 10 en 11.
16. Op dit artikel is, behoudens bij bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud mogelijk.
1. Voor de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem voor eindkosten (ter voorbereiding op hun toetreding tot het doelsysteem), wordt de vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, maar met uitzondering van M-zakken en CCRI-zendingen, vastgesteld op basis van een bedrag per zending en een bedrag per kilogram.
2. De vergoeding voor CCRI-zendingen geschiedt op grond van de desbetreffende bepalingen van de Regeling Brievenpost.
3. De bedragen die van toepassing zijn op poststromen naar, vanuit en tussen de landen van het overgangssysteem zijn:
3.1 voor 2014: 0,203 BTR per zending en 1,591 BTR per kilogram;
3.2 voor 2015:0,209 BTR per zending en 1,636 BTR per kilogram;
3.3 voor 2016: 0,215 BTR per zending en 1,682 BTR per kilogram;
3.4 voor 2017: 0,221 BTR per zending en 1,729 BTR per kilogram.
4. Voor stromen van minder dan 75 ton per jaar worden de componenten per kilogram en per zending omgezet in een totaalbedrag per kilogram, op basis van een gemiddeld mondiaal aantal van 12,23 zendingen per kilogram, met uitzondering van 2014, waarin het totaalbedrag per kilogram van 2013 van toepassing zal zijn. De volgende bepalingen zijn hierop van toepassing:
4.1 voor 2014: 4,162 BTR per kilogram;
4.2 voor 2015: 4,192 BTR per kilogram;
4.3 voor 2016: 4,311 BTR per kilogram;
4.4 voor 2017: 4,432 BTR per kilogram.
5. Indien noch de aangewezen aanbieder van herkomst, noch de aangewezen aanbieder van bestemming, in het kader van een herzieningsmechanisme verzoekt om een herziening van het bedrag op basis van het werkelijke aantal zendingen per kilogram in plaats van op basis van het gemiddelde mondiale aantal, worden voor stromen van meer dan 75 ton per jaar de bovenvermelde vaste bedragen per kilogram toegepast. De steekproeven ten behoeve van de toepassing van het herzieningsmechanisme worden toegepast overeenkomstig de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.
6. De herziening naar beneden van het totale in 4 bedoelde bedrag kan niet door een land van het doelsysteem worden ingeroepen tegen een land van het overgangssysteem, tenzij dit laatste land om een herziening in tegengestelde richting verzoekt.
7. De aangewezen aanbieders van landen die deel uitmaken van het overgangssysteem voor de eindkosten kunnen ervoor kiezen op omvang gescheiden zendingen uit te wisselen in overeenstemming met de voorwaarden omschreven in de Regeling Brievenpost. Voor de uitwisseling van op omvang gescheiden zendingen gelden de hierboven in 3 vermelde bedragen.
8. De vergoeding voor partijenpost verzonden naar aangewezen aanbieders van landen die behoren tot het doelsysteem wordt vastgesteld door toepassing van de bedragen per zending en per kilogram voorzien in artikel 30. Voor de ontvangen partijenpost kunnen de aangewezen aanbieders van de landen van het overgangssysteem overeenkomstig het in 3 bepaalde om een vergoeding verzoeken.
9. Op dit artikel is, behoudens bij bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud mogelijk.
1. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door alle door het Congres in de categorie van groep-5-landen ingedeelde landen en grondgebieden ten behoeve van de vergoeding van eindkosten en het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening moeten worden betaald, een toeslag die overeenkomt met 20% van de in artikel 31 vermelde bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de groep-5-landen. Tussen de landen van de groep-5-landen vinden dergelijke betalingen niet plaats.
2. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie van groep-1-landen ingedeelde landen en grondgebieden moeten worden betaald aan de landen die door het Congres in de categorie van groep-4-landen zijn ingedeeld, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 31 vermelde bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de groep-4-landen.
3. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie van groep-2-landen ingedeelde landen en grondgebieden moeten worden betaald aan de landen die door het Congres in de categorie van groep-4-landen zijn ingedeeld, een toeslag overeenkomend met 10% van de in artikel 31 vermelde bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de groep-4-landen.
4. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie van groep-1-landen ingedeelde landen en grondgebieden moeten worden betaald aan de landen die door het Congres in de categorie van groep-3-landen zijn ingedeeld, in 2014 en 2015 een toeslag van 8% van de bedragen vermeld in artikel 31, en in 2016 en 2017 een toeslag van 6% van de in artikel 30.12 vermelde bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de groep-3-landen..
5. Behoudens voor M-zakken, CCRI-zendingen en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie van groep-2-landen ingedeelde landen en grondgebieden moet worden betaald aan landen die door het Congres in de categorie van groep-3-landen zijn ingedeeld, in 2014 en 2015 een toeslag van 2% van de in artikel 31 vermelde bedragen, ter storting in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de groep-3-landen.
6. De totale eindkosten die worden gestort in het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de landen van de groepen 3, 4 en 5 zullen minimaal 20.000 BTR per jaar bedragen voor elk ontvangend land. De voor het bereiken van deze drempel benodigde aanvullende bedragen worden naar verhouding van de uitgewisselde hoeveelheden in rekening gebracht bij de landen die vóór 2010 deel van het doelsysteem uitmaakten.
7. Het is in het bijzonder de bedoeling dat de regionale projecten de concretisering van de UPU-programma’s ten gunste van de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening alsmede de instelling van analytische boekhoudsystemen in de ontwikkelingslanden bevorderen. De Postraad neemt uiterlijk in 2014 speciale procedures aan voor de financiering van deze projecten.
1. Gesloten postzendingen en doorvoerzendingen à découvert die tussen twee aangewezen aanbieders of tussen twee kantoren van dezelfde lidstaat via de diensten van één of meer andere aangewezen aanbieders (derde diensten) worden uitgewisseld, zijn onderworpen aan de betaling van doorvoervergoedingen. Deze vormen een vergoeding voor de dienstverlening in de vorm van doorvoer over land, over zee of door de lucht. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde depêches.
1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de aangewezen aanbieders wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad. Het tarief wordt door het Internationaal Bureau volgens een in de Regeling Brievenpost bepaalde formule berekend. Het tarief voor luchtvervoer van pakketten verzonden via de retourdienst voor handelswaar wordt echter berekend volgens de voorwaarden omschreven in de Regeling Postpakketten.
2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten postzendingen, prioritaire zendingen, luchtpostzendingen, luchtpostpakketten à découvert in doorvoer, verkeerd bezorgde zendingen of verkeerd bezorgde depêches, alsmede de daarop betrekking hebbende wijzen van aftrek, worden beschreven in de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten.
3. De transportkosten voor het gehele luchttraject komen ten laste van:
3.1 de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, wanneer het gesloten postzendingen betreft, ook wanneer deze dépêches worden doorgevoerd via één of meerdere tussengeschakelde aangewezen aanbieders;
3.2 de aangewezen aanbieder die de zendingen aan een andere aangewezen aanbieder overdraagt, wanneer het open prioritaire en luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.
4. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van territoriale en maritieme doorvoervergoedingen, indien deze per vliegtuig worden verzonden.
5. Elke aangewezen aanbieder van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van internationale post verzorgt, heeft recht op terugbetaling van de extra kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van de afgelegde trajecten meer dan 300 km bedraagt. De Postraad kan de gewogen gemiddelde afstand vervangen door een ander relevant criterium. Behoudens een overeenkomst die voorziet in kosteloos vervoer, dienen de kosten identiek te zijn voor alle uit het buitenland afkomstige prioritaire en luchtpostzendingen, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per luchtpost.
6. Wanneer de vereffening van de door de aangewezen aanbieder van bestemming geheven eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of tarieven, vindt geen extra vergoeding voor binnenlandse luchtvervoerkosten plaats.
7. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de aangewezen aanbieder van bestemming het gewicht uit van alle depêches waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of op de tarieven van de aangewezen aanbieder van bestemming.
1. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen aanbieders zijn onderworpen aan territoriale bestellingsquota voor elk land en voor elk pakket, berekend door het in de Regeling vastgestelde basistarief per pakket en het basistarief per kilogram te combineren.
1.1 Met inachtneming van de bovengenoemde basistarieven kan de aangewezen aanbieders bovendien worden toegestaan aanvullende tarieven te verkrijgen per pakket en per kilogram, overeenkomstig de in de Regeling vervatte bepalingen.
1.2 De in 1 en 1.1 bedoelde quota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
1.3 De territoriale bestellingsquota dienen voor het gehele grondgebied van elk land gelijk te zijn.
2. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee aangewezen aanbieders of tussen twee kantoren van hetzelfde land met gebruikmaking van de landdiensten van een of meer andere aangewezen aanbieders, zijn onderworpen aan territoriale doorvoerquota die afhankelijk van de afstandstrap in de Regeling worden vastgesteld, ten gunste van de aangewezen aanbieders waarvan de diensten deelnemen aan het territoriale vervoer.
2.1 Voor pakketten in doorvoer à découvert mogen de tussenliggende aangewezen aanbieders een in de Regeling vastgesteld forfaitair quotum per zending vorderen.
2.2 De territoriale doorvoerquota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
3. Elk van de aangewezen aanbieders waarvan de diensten deelnemen aan het maritiem vervoer van pakketten mag de maritieme quota vorderen. Deze quota komen ten laste van de aangewezen aanbieder van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
3.1 Voor elke ondernomen maritieme dienst wordt het maritieme quotum vastgesteld in de Regeling Postpakketten, al naargelang de van toepassing zijnde afstandstrap.
3.2 De aangewezen aanbieders mogen het overeenkomstig 3.1 berekende maritieme quotum verhogen met maximaal 50%. Zij mogen het quotum naar eigen goeddunken verlagen.
1. De Postraad is bevoegd de navolgende kosten en quota vast te stellen, die door de aangewezen aanbieders overeenkomstig de in de Regelingen vervatte voorwaarden moeten worden betaald:
1.1 doorvoerkosten voor de verwerking en het vervoer van brievenpost-dépêches door ten minste een derde land;
1.2 basistarief en kosten van luchtvervoer die op luchtpost van toepassing zijn;
1.3 territoriale bestellingsquota voor de verwerking van binnenkomende pakketten;
1.4 territoriale doorvoerquota voor de verwerking en het vervoer van pakketten door een derde land;
1.5 maritieme quota voor het maritiem vervoer van pakketten;
1.6 territoriale bestellingsquota voor het verzorgen van de retourdienst voor handelswaar voor uitgaande pakketten.
2. De herziening, die kan plaatsvinden dankzij een methode waarbij de aangewezen aanbieders die de diensten verrichten een billijke vergoeding wordt gegarandeerd, moet gebaseerd zijn op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. Een eventuele wijziging waartoe kan worden besloten, wordt van kracht op een door de Postraad te bepalen datum.
1. De vereffening ter zake van handelingen verricht in overeenstemming met dit Verdrag (met inbegrip van de vereffening in verband met het vervoer (doorzenden) van poststukken, vereffening van de verwerking van poststukken in het land van bestemming en vereffening ter zake van schadevergoeding bij verlies, diefstal of beschadiging van poststukken) geschiedt op basis van en in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en andere Akten van de Unie, waarvoor een aangewezen aanbieder geen documenten behoeft op te stellen, behalve in de gevallen voorzien in de Akten van de Unie.
1. Om uitvoerbaar te worden, dienen de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag te worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van de lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig zijn.
2. Om uitvoerbaar te worden, dienen de voorstellen betreffende de Regeling Brievenpost en betreffende de Regeling Postpakketten te worden goedgekeurd door de meerderheid van de stemgerechtigde leden van de Postraad.
3. Om uitvoerbaar te worden, dienen de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag en het Slotprotocol daarbij het volgende aantal stemmen op zich te verenigen:
3.1 twee derde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten van de Unie aan de stemming hebben deelgenomen, indien het wijzigingen betreft;
3.2 de meerderheid van de stemmen indien het de uitlegging van de bepalingen betreft.
4. Niettegenstaande het bepaalde in 3.1, is elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog niet verenigbaar is met de voorgestelde wijziging gerechtigd, binnen negentig dagen na de kennisgeving van deze wijziging, een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau te richten waarin wordt vermeld dat het niet mogelijk is deze wijziging te aanvaarden.
1. Elk voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Unie is niet toegestaan.
2. Als stelregel geldt dat de lidstaten die de andere lidstaten niet van hun mening kunnen overtuigen voor zover mogelijk moeten trachten zich bij de mening van de meerderheid aan te sluiten. Voorbehouden mogen uitsluitend worden gemaakt indien dit absoluut noodzakelijk is en moeten op gepaste wijze met redenen worden omkleed.
3. Een voorbehoud op de artikelen van dit Verdrag moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een schriftelijk voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Reglement van Orde van het Congres.
4. Om van kracht te worden, moet het aan het Congres voorgelegde voorbehoud worden goedgekeurd door de meerderheid die per geval voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft, benodigd is.
5. In beginsel wordt het voorbehoud toegepast op basis van wederkerigheid tussen de lidstaat die het voorbehoud heeft gemaakt en de overige lidstaten.
6. Het voorbehoud op dit Verdrag wordt in het Slotprotocol ervan opgenomen op basis van het door het Congres goedgekeurde voorstel.
Ten blijke waarvan de gevolmachtigden van de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen dit Verdrag hebben ondertekend in een enkel oorspronkelijk exemplaar, dat wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij daarvan een afschrift toekomen.
GEDAAN te Doha op 11 oktober 2012
Bij de ondertekening van het heden gesloten Algemeen Postverdrag zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen:
1. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn niet van toepassing op Antigua en Barbuda, (het Koninkrijk) Bahrein, Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, China, de Dominicaanse Republiek, Egypte, Fiji, Gambia, Grenada, Guyana, Hongkong, Ierland, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, Lesotho, Malawi, Maleisië, Mauritius, Nauru, Nieuw-Zeeland, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, de Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, (de Verenigde Republiek) Tanzania, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en Zambia.
2. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn evenmin van toepassing op Denemarken, (de Islamitische Republiek) Iran en Oostenrijk, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving, zodra de geadresseerde op de hoogte is gebracht van de binnenkomst van een aan hem geadresseerde zending.
3. Artikel 5.1 is niet van toepassing op Australië, Ghana en Zimbabwe.
4. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Bahama’s, België, Irak, de Democratische Volksrepubliek Korea en op Myanmar, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving.
5. Artikel 5.2 is niet van toepassing op (de Verenigde Staten van) Amerika.
6. Artikel 5.2 is van toepassing op Australië voor zover het verenigbaar is met de nationale wetgeving van dat land.
7. In afwijking van artikel 5.2 hebben de Democratische Republiek Congo, El Salvador, de Filipijnen, (de Republiek) Panama en (de Bolivariaanse Republiek) Venezuela het recht postpakketten niet te retourneren zodra de geadresseerde heeft verzocht om inklaring ervan door de douane, aangezien dit onverenigbaar is met de wetgeving van deze landen.
1. Indien de nationale wetgeving dit toelaat, is het Australië, Canada en Nieuw-Zeeland, in afwijking van artikel 6, toegestaan andere postheffingen in rekening te brengen dan die waarin in de Regelingen is voorzien.
1. In afwijking van artikel 7 mogen Indonesië, Saint Vincent en de Grenadines en Turkije, die in hun binnenlandse dienst geen vrijstelling van porten voor braillestukken toestaan, porten en toeslagen voor bijzondere diensten heffen, mits die niet meer bedragen dan die van hun binnenlandse dienst.
2. Frankrijk past de bepalingen van artikel 7 ter zake van braillestukken toe met inachtneming van zijn nationale regelgeving.
3. In afwijking van artikel 7.3 en met inachtneming van zijn nationale wetgeving, behoudt Brazilië zich het recht voor uitsluitend stukken verzonden aan of door een blinde of verzonden aan of door een organisatie voor blinden aan te merken als braillestukken. Voor stukken die niet aan deze voorwaarden voldoen zijn porten verschuldigd.
4. In afwijking van artikel 7 aanvaardt Nieuw-Zeeland uitsluitend stukken die in de binnenlandse dienstverlening zijn vrijgesteld van porten als braillestukken voor bezorging in Nieuw-Zeeland.
5. In afwijking van artikel 7 kan Finland, dat braillestukken in zijn binnenlandse dienstverlening niet vrijstelt van porten overeenkomstig de door het Congres aangenomen omschrijvingen in artikel 7, de binnenlandse porten heffen voor braillestukken bestemd voor andere landen.
6. In afwijking van artikel 7 staan Canada, Denemarken en Zweden vrijstelling van porten voor braillestukken uitsluitend toe voor zover dat voorzien is in hun nationale wetgeving.
7. In afwijking van artikel 7 aanvaardt IJsland vrijstelling van porten voor braillestukken uitsluitend voor zover dat voorzien is in zijn nationale wetgeving.
8. In afwijking van artikel 7 aanvaardt Australië als braillestukken voor bezorging in Australië uitsluitend stukken die in zijn binnenlandse dienstverlening zijn vrijgesteld van porten.
9. In afwijking van artikel 7 mogen de Verenigde Staten van Amerika, Australië, Canada, Duitsland, Japan, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en Zwitserland de toeslagen voor bijzondere diensten heffen die in hun binnenlandse dienst op braillestukken van toepassing zijn.
1. In afwijking van artikel 8.7 verwerken Australië, Groot-Brittannië, Maleisië en Nieuw-Zeeland briefpostzendingen en postpakketten voorzien van postzegels waarvoor gebruik is gemaakt van nieuwe materialen of technologieën die niet geschikt zijn voor hun onderscheiden postverwerkende machines uitsluitend na voorafgaande afstemming met de desbetreffende aangewezen aanbieder van herkomst.
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot postpakketten niet goed.
2. De bepalingen van artikel 13.2.4 zijn niet van toepassing op Groot-Brittannië, waar de nationale wetgeving een lagere gewichtslimiet oplegt. De wetgeving inzake volksgezondheid en veiligheid beperkt het gewicht van postzakken tot 20 kilogram.
3. In afwijking van artikel 13.2.4 mogen Kazachstan en Oezbekistan het maximumgewicht van inkomende en uitgaande M-zakken beperken tot 20 kilogram.
1. Canada is gerechtigd artikel 15.3.3 niet toe te passen wat betreft pakketten, aangezien dit land de dienst van bericht van ontvangst in zijn binnenlandse verkeer niet op pakketten toepast.
1. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Libanon en de Democratische Volksrepubliek Korea geen aangetekende zendingen die muntstukken, muntbiljetten, waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Wat betreft de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, en wat betreft zendingen die glazen voorwerpen of breekbare voorwerpen bevatten, behoeven deze landen zich niet strikt te houden aan het in de Regeling Brievenpost bepaalde.
2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Bolivia, (de Volksrepubliek) China, met uitzondering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, Irak, Nepal, Pakistan, Saudi-Arabië, Sudan en Vietnam geen aangetekende zendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.
3. Myanmar behoudt zich het recht voor geen zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die de in artikel 18.6 genoemde waardevolle voorwerpen bevatten, omdat de nationale wetgeving het aannemen van dergelijke zendingen verbiedt.
4. Nepal aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die bankbiljetten of muntstukken bevatten, tenzij daartoe bijzondere overeenkomsten zijn afgesloten.
5. Oezbekistan aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
6. (De Islamitische Republiek) Iran aanvaardt geen zendingen die voorwerpen bevatten die in strijd zijn met de islamitische godsdienst en behoudt zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
7. De Filipijnen behouden zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.
8. Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten. Bovendien aanvaardt het geen aangetekende postzendingen met bestemming Australië noch doorvoerzendingen à découvert die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals juwelen, edelmetalen, edelstenen of halfedelstenen, aandelen, muntstukken of andere waardepapieren. Australië wijst alle aansprakelijkheid af ten aanzien van zendingen die in strijd met dit voorbehoud worden gepost.
9. (De Volksrepubliek) China, met uitsluiting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, aanvaardt overeenkomstig zijn nationale regelingen geen zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.
10. Letland en Mongolië behouden zich het recht voor geen gewone zendingen, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, waarden aan toonder en reischeques bevatten, aangezien hun nationale wetgeving zich hiertegen verzet.
11. Brazilië behoudt zich het recht voor geen gewone post, aangetekende post of post met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, in omloop zijnde bankbiljetten en andere waarden aan toonder bevat.
12. Vietnam behoudt zich het recht voor geen brieven te aanvaarden die voorwerpen en handelswaar bevatten.
13. Indonesië aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels, buitenlandse deviezen en andere waarden aan toonder bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
14. Kirgizië behoudt zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte en petits paquets) te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Kirgizië wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
15. Azerbeidzjan en Kazachstan aanvaarden geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of waarden aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
16. Moldavië en Rusland (Russische Federatie) aanvaarden geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die in omloop zijnde bankbiljetten, waarden (cheques) aan toonder of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
17. In afwijking van artikel 18.3 behoudt Frankrijk zich het recht voor geen stukken te aanvaarden die goederen bevatten in de gevallen waarin deze stukken niet voldoen aan de nationale of internationale regelgeving of aan de technische en verpakkingsinstructies voor luchtvervoer.
1. Myanmar en Zambia zijn gerechtigd pakketten met waardeaangifte die de in artikel 18.6.1.3.1 bedoelde waardevolle voorwerpen bevatten niet te aanvaarden, aangezien hun nationale reglement zich daartegen verzet.
2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden Libanon en Sudan geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten. Deze landen behoeven zich niet te houden aan de hierop betrekking hebbende bepalingen van de Regeling Postpakketten.
3. Brazilië is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten, alsmede waarden aan toonder, niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.
4. Ghana is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.
5. Naast de in artikel 18 genoemde voorwerpen aanvaardt Saudi-Arabië geen pakketten die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Deze postale dienst aanvaardt evenmin pakketten die allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een medisch recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit, producten die bestemd zijn voor het doven van vuur, chemische vloeistoffen of voorwerpen die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.
6. Naast de in artikel 18 vermelde voorwerpen aanvaardt Oman geen pakketten die:
6.1 allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit;
6.2 producten die bestemd zijn voor het doven van vuur of chemische vloeistoffen bevatten;
6.3 voorwerpen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.
7. (De Islamitische Republiek) Iran is gerechtigd naast de in artikel 18 vermelde voorwerpen geen pakketten te aanvaarden die artikelen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst en behoudt zich het recht voor geen gewone pakketten of pakketten met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten; Iran aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
8. De Filipijnen zijn gerechtigd geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten.
9. Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten.
10. (De Volksrepubliek) China aanvaardt geen gewone pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Bovendien worden, behoudens ten aanzien van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, ook geen pakketten met waardeaangifte aanvaard die muntstukken, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.
11. Mongolië behoudt zich het recht voor, overeenkomstig zijn nationale wetgeving, geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, aandelen aan toonder en reischeques bevatten.
12. Letland aanvaardt geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangite die muntstukken, bankbiljetten, andere waarden (cheques) aan toonder of buitenlandse deviezen bevatten, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging met betrekking tot dergelijke zendingen.
13. Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan en Rusland (Russische Federatie) aanvaarden geen gewone pakketten of pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde bankbiljetten, waarden (cheques) aan toonder of buitenlands geld bevatten en wijzen alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
14. Azerbeidjzan en Kazachstan aanvaarden geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of waarden aan toonder, cheques, al dan niet bewerkte edelmetalen, edelstenen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort stukken.
1. Onder verwijzing naar artikel 18 aanvaarden de volgende lidstaten geen zendingen met waardeaangifte die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Bangladesh en El Salvador.
2. Onder verwijzing naar artikel 18 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone of aangetekende brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, Belarus, Cambodja, Chili, Colombia, Cuba, El Salvador, Estland, Italië, Kazachstan, Democratische Volksrepubliek Korea, Letland, Nepal, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Peru, Rusland (Russische Federatie), San Marino, Turkmenistan en (de Bolivariaanse Republiek) Venezuela.
3. Onder verwijzing naar artikel 18 aanvaarden de volgende lidstaten geen gewone brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Benin, Burkina Faso, Djibouti, (de Republiek) Ivoorkust, Mali en Mauritanië.
4. Niettegenstaande het in 1 tot en met 3 bepaalde, worden serum- en vaccinzendingen, alsmede zendingen met dringend noodzakelijke en moeilijk verkrijgbare geneesmiddelen, te allen tijde toegelaten.
1. In afwijking van artikel 19.3 behouden (de Republiek) Bulgarije, Egypte, de Filipijnen, de Volksrepubliek Korea, Gabon, Griekenland, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizstan, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, (de Arabische Republiek) Syrië, Tsjaad, Turkmenistan, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en Zambia zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen.
2. In afwijking van artikel 19.3 behouden Argentinië, Azerbeidzjan, Litouwen, Moldavië, Oostenrijk en Slowakije zich het recht voor om een bijzondere toeslag te heffen wanneer na een naar aanleiding van een klacht ingesteld onderzoek blijkt dat deze klacht ongegrond was.
3. Afghanistan, (de Republiek) Bulgarije, (de Republiek) Congo, Egypte, Gabon, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizië, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, Suriname, (de Arabische Republiek) Syrië, Turkmenistan en Zambia behouden zich het recht voor om van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor postpakketten.
4. In afwijking van artikel 19.3 behouden (de Verenigde Staten van) Amerika, Brazilië en (de Republiek) Panama zich het recht voor om van hun klanten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen en postpakketten die worden afgegeven in de landen die een dergelijke heffing toepassen uit hoofde van de bepalingen onder 1 tot en met 3.
1. Gabon behoudt zich het recht voor van zijn cliënten een douaneaanbiedingsheffing te innen.
2. In afwijking van artikel 20.2 behoudt Brazilië zich het recht voor van cliënten ten aanzien van stukken die ter controle aan de douane worden voorgelegd een douaneaanbiedingsheffing te innen.
3. In afwijking van artikel 20.2 behoudt Griekenland zich het recht voor van cliënten een douaneaanbiedingsheffing te innen voor alle stukken die ter controle aan de douane worden voorgelegd.
4. (De Republiek) Congo en Zambia behouden zich het recht voor van hun cliënten ten aanzien van pakketten een douaneaanbiedingsheffing te innen.
1. (De Verenigde Staten van) Amerika, Australië, Griekenland, Nieuw-Zeeland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor om, in verhouding tot de kosten van de ontstane werkzaamheden, een toeslag te heffen van elke aangewezen aanbieder die aan genoemde landen uit hoofde van artikel 28.4, voorwerpen terugzendt die aanvankelijk niet door hun diensten als poststukken werden verzonden.
2. In afwijking van artikel 28.4 behoudt Canada zich het recht voor om van de aangewezen aanbieder van herkomst een vergoeding te heffen waarmee het ten minste de kosten die de behandeling van dergelijke zendingen met zich meebrengt, kan dekken.
3. Krachtens artikel 28.4 is het de aangewezen aanbieder van bestemming toegestaan van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. Australië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor om deze betaling te beperken tot het bedrag dat overeenstemt met het binnenlandse tarief van het land van bestemming dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is.
4. Krachtens artikel 28.4 is het de aangewezen aanbieder van bestemming toegestaan van de aangewezen aanbieder van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. De volgende lidstaten behouden zich het recht voor om deze betaling te beperken tot de grenzen die voor partijenpost in de Regeling voor partijenpost worden toegestaan: (de Verenigde Staten van) Amerika, Bahama’s, Barbados, Brunei Darussalam, (de Volkrepubliek) China, Grenada, Guyana, India, Maleisië, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Nepal, Nieuw-Zeeland, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Singapore, Sri Lanka, Suriname, Thailand, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk.
5. Niettegenstaande het voorbehoud in 4 behouden de volgende lidstaten zich het recht voor om de bepalingen van artikel 28 van het Verdrag in hun geheel toe te passen op de post die van de lidstaten van de Unie wordt ontvangen: Argentinië, Benin, Brazilië, Burkina Faso, Canada, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Guinee, (de Islamitische Republiek) Iran, Israël, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Japan, Jordanië, Kameroen, Libanon, Luxemburg, Mali, Marokko, Mauritanië, Monaco, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Saudi-Arabië, Senegal, (de Arabische Republiek) Syrië, Togo en Zwitserland.
6. Voor de toepassing van artikel 28.4 behoudt Duitsland zich het recht voor om aan het land van terpostbezorging van zendingen een vergoeding te vragen van een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat deze postale dienst zou hebben ontvangen van het land waar de afzender verblijft.
7. Onverminderd de in artikel XII gemaakte voorbehouden behoudt (de Volksrepubliek) China zich het recht voor om de betalingen uit hoofde van de bestelling van grote hoeveelheden in het buitenland ter post bezorgde briefpostzendingen te beperken tot de in het Verdrag van de Wereldpostunie en in de Regeling Brievenpost voor partijenpost toegestane limieten.
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 34 behoudt Australië zich het recht voor tarieven te heffen voor luchtvervoer van uitgaande pakketten verzonden via de retourdienst voor handelswaar, hetzij zoals vastgelegd in de Regeling Postpakketten, hetzij op andere wijze, met inbegrip van bilaterale overeenkomsten.
1. In afwijking van artikel 35 behoudt Afghanistan zich het recht voor om een supplementair buitengewoon territoriaal bestellingsquotum van BTR 7,50 per pakket te heffen.
1. (De Verenigde Staten van) Amerika, België en Noorwegen hebben het recht voor luchtpostpakketten hogere territoriale quota te heffen dan voor land- en/of zeepostpakketten.
2. Libanon is gerechtigd voor pakketten tot 1 kilogram de toeslag te heffen die geldt voor pakketten van 1 tot 3 kilogram.
3. (De Republiek) Panama is gerechtigd een toeslag van 0,20 BTR per kilogram te heffen voor land- en/of zeepostpakketten in doorvoer die per luchtpost worden vervoerd (S.A.L.).
1. In afwijking van artikel 36.1.6 behoudt Australië zich het recht voor territoriale bestellingsquota te heffen voor het verzorgen van de retourdienst voor handelswaar voor uitgaande pakketten, hetzij zoals vastgelegd in de Regeling Postpakketten, hetzij op andere wijze, met inbegrip van bilaterale overeenkomsten.
TEN BLIJKE WAARVAN de hieronder vermelde gevolmachtigden dit Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke partij ter hand gesteld. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.
GEDAAN te Doha op 11 oktober 2012
(Herschikking, aangenomen door het Congres van Doha 2012)
Gelet op artikel 22.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, in dit Algemeen Reglement de volgende bepalingen vastgelegd die borg staan voor de toepassing van de Constitutie en het functioneren van de Unie.
1. Uiterlijk vier jaar na het einde van het jaar gedurende welk het voorgaande Congres heeft plaatsgevonden, komen de vertegenwoordigers van de lidstaten in Congres bijeen.
2. Elke lidstaat laat zich bij het Congres vertegenwoordigen door een of meerdere gevolmachtigden die door hun Regering met de benodigde bevoegdheden zijn bekleed. Een lidstaat kan zich indien nodig laten vertegenwoordigen door de delegatie van een andere lidstaat. Een delegatie kan naast haar eigen land evenwel slechts één ander land vertegenwoordigen.
3. In beginsel wijst elk Congres het land aan waarin het volgende Congres plaatsvindt. Indien deze aanwijzing praktisch onuitvoerbaar blijkt, is de Raad van Bestuur bevoegd een land aan te wijzen waar het Congres zitting houdt, na overleg met dit land.
4. Na overleg met het Internationaal Bureau stelt de uitnodigende Regering de definitieve datum en exacte plaats van het Congres vast. In beginsel een jaar voor deze datum zendt de uitnodigende Regering een uitnodiging aan de Regering van elke lidstaat. Deze uitnodiging kan hetzij rechtstreeks aan de Regering worden gericht, hetzij door tussenkomst van een andere Regering of door tussenkomst van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
5. Wanneer een Congres bijeen moet komen zonder uitnodigende Regering, treft het Internationaal Bureau, met instemming van de Raad van Bestuur en na overleg met de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, de nodige maatregelen om het Congres bijeen te roepen en te organiseren in het land waar de Unie zetelt. In dat geval fungeert het Internationaal Bureau als uitnodigende Regering.
6. De plaats van bijeenkomst van een buitengewoon Congres wordt, na overleg met het Internationaal Bureau, vastgesteld door de lidstaten die het initiatief voor dat Congres hebben genomen.
7. De onder 2 tot en met 5 en artikel 102 voorziene bepalingen zijn van dienovereenkomstige toepassing op buitengewone Congressen.
1. Bij de beraadslagingen beschikt elk land over één stem, onder voorbehoud van de in artikel 149 bedoelde sancties.
1. Op basis van de voorstellen van de lidstaten, de Raad van Bestuur en de Postraad, gaat het Congres over tot:
1.1 vaststelling van het algemeen beleid voor het verwezenlijken van de missie en het doel van de Unie zoals uiteengezet in de preambule van de Constitutie en in artikel 1 ervan;
1.2 bestudering en aanneming, in voorkomend geval, van de door de lidstaten en de Raden overeenkomstig artikel 29 van de Constitutie en artikel 138 van het Algemeen Reglement gedane voorstellen tot wijziging van de Constitutie, van het Algemeen Reglement, van het Verdrag en van de overige verdragen;
1.3 vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Akten;
1.4 aanneming van het Reglement van Orde en van de wijzigingen hiervan;
1.5 bestudering van de volledige verslagen met betrekking tot de werkzaamheden voorgelegd door respectievelijk de Raad van Bestuur, de Postraad en de Adviescommissie binnen het sinds het voorgaande Congres verstreken tijdvak, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 111, 117 en 125 van het Algemeen Reglement;
1.6 aanneming van de strategie van de Unie;
1.7 vaststelling van het maximumbedrag van de uitgaven van de Unie, overeenkomstig artikel 21 van de Constitutie;
1.8 verkiezing van de lidstaten die in de Raad van Bestuur en de Postraad zitting hebben;
1.9 verkiezing van de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau;
1.10 vaststelling, in een resolutie, van het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten.
2. Als hoogste orgaan van de Unie houdt het Congres zich tevens bezig met andere aangelegenheden, in het bijzonder op het gebied van postale diensten.
1. Bij de organisatie van de werkzaamheden en het voeren van overleg hanteert het Congres zijn Reglement van Orde.
2. Elk Congres kan zijn Reglement van Orde wijzigen volgens de voorwaarden vastgelegd in het Reglement van Orde.
1. De volgende instanties worden uitgenodigd als waarnemer deel te nemen aan de plenaire zittingen en commissievergaderingen van het Congres, de Raad van Bestuur en de Postraad:
1.1 vertegenwoordigers van de Verenigde Naties;
1.2 Beperkte Unies;
1.3 leden van de Adviescommissie;
1.4 instanties die uit hoofde van een resolutie of besluit van het Congres bevoegd zijn vergaderingen van de Unie bij te wonen als waarnemer.
2. De volgende instanties, indien naar behoren aangewezen door de Raad van Bestuur in overeenstemming met artikel 107.1.12 worden uitgenodigd specifieke bijeenkomsten van het Congres bij te wonen als ad-hocwaarnemer:
2.1 gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties en andere intergouvernementele organisaties;
2.2 elk internationaal orgaan, elke vereniging of onderneming, of elke daarvoor in aanmerking komende persoon.
3. Behalve de waarnemers omschreven onder 1 van dit artikel, kunnen de Adviescommissie en de Postraad in overeenstemming met hun Reglement van Orde ad-hocwaarnemers aanwijzen om hun vergaderingen bij te wonen, indien zulks in het belang is van de Unie en haar organen.
1. De Raad van Bestuur bestaat uit eenenveertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.
2. Het voorzitterschap wordt van rechtswege toegekend aan de gastheerlidstaat van het Congres. Indien deze lidstaat hiervan afziet, wordt hij van rechtswege lid en beschikt de geografische groep waartoe hij behoort derhalve over een extra zetel waarop de onder 3 bedoelde beperkingen niet van toepassing zijn. In dat geval kiest de Raad van Bestuur een van de leden die behoren tot de geografische groep waarvan de gastheerlidstaat deel uitmaakt tot voorzitter.
3. De veertig overige leden van de Raad van Bestuur worden door het Congres gekozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt bij elk Congres vervangen; geen enkele lidstaat kan door drie achtereenvolgende Congressen worden gekozen.
4. Elk lid van de Raad van Bestuur benoemt zijn vertegenwoordiger, die bevoegd moet zijn op postaal gebied. De leden van de Raad van Bestuur nemen metterdaad deel aan zijn activiteiten.
5. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onbezoldigd. De operationele kosten van deze Raad komen ten laste van de Unie.
1. De Raad van Bestuur heeft de volgende taken:
1.1 het toezien op alle activiteiten van de Unie tussen Congressen in, rekening houdend met de besluiten van het Congres, door bestudering van de vraagstukken betreffende regeringsbeleid op postaal gebied en rekening houdend met de internationale beleidslijnen inzake regulering, zoals die welke betrekking hebben op de handel in diensten en mededinging;
1.2 het bevorderen, coördineren en toezien op alle vormen van postale technische bijstand in het kader van internationale technische samenwerking;
1.3 het bestuderen van het door het Congres goedgekeurde ontwerp van het vierjarige bedrijfsplan van de UPU en het finaliseren daarvan door de activiteiten vervat in het ontwerp voor de periode van vier jaar af te stemmen op de feitelijk beschikbare middelen. Dit plan moet, indien van toepassing, tevens afgestemd zijn op de uitkomsten van het door het Congres uitgevoerde prioriteringsproces. Het gefinaliseerde vierjarige bedrijfsplan vormt, na completering en goedkeuring door de Raad van Bestuur, de basis voor de opstelling van het jaarprogramma en de jaarbegroting van de UPU, alsmede voor de door de Raad van Bestuur en Postraad op te stellen en uit te voeren operationele jaarplannen.
1.4 het bestuderen en goedkeuren van het jaarprogramma en de jaarbegroting en de rekeningen van de Unie, met inachtneming van de definitieve versie van het bedrijfsplan van de UPU zoals beschreven in 107.1.3.
1.5 het toestaan, indien de omstandigheden zulks vereisen, van de overschrijding van het uitgavenplafond overeenkomstig artikel 145.3 tot en met 145.5.
1.6 het, op verzoek, toestaan van de keuze van een lagere contributieklasse, overeenkomstig de in artikel 150.6 bedoelde voorwaarden;
1.7 het, op verzoek van een lidstaat, toestaan van de verandering van een geografische groep, met inachtneming van de mening van de lidstaten die lid zijn van de betrokken geografische groepen;
1.8 het creëren of schrappen van arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau, rekening houdend met de beperkingen die samenhangen met het vastgestelde uitgavenplafond;
1.9 het nemen van beslissingen omtrent met lidstaten te leggen contacten voor het vervullen van zijn taken;
1.10 het, na overleg met de Postraad, nemen van beslissingen omtrent het aangaan van betrekkingen met organisaties die geen waarnemer zijn in de zin van 105.1;
1.11 het bestuderen en goedkeuren van de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de UPU met de andere internationale instanties en het nemen van de door hem opportuun geachte maatregelen met betrekking tot het beheer van deze betrekkingen en het hieraan te geven gevolg;
1.12 het, op een gelegen moment, na overleg met de Postraad en met de Secretaris-Generaal, aanwijzen van gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties, internationale organisaties, verenigingen, bedrijven en personen die als ad-hocwaarnemer worden uitgenodigd om specifieke zittingen van het Congres en van de Commissies bij te wonen wanneer dat in het belang van de Unie is of de werkzaamheden van het Congres ten goede kan komen, en het belasten van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau met de verzending van de vereiste uitnodigingen;
1.13 het aanwijzen van de lidstaat waar het volgende Congres zitting heeft in het in artikel 101.3 bedoelde geval;
1.14 het, te gelegener tijd en na overleg met de Postraad, vaststellen van het aantal Commissies dat benodigd is om de werkzaamheden van het Congres te verrichten en het vaststellen van hun bevoegdheden;
1.15 het, na overleg met de Postraad en onder voorbehoud van de goedkeuring van het Congres, aanwijzen van de lidstaten die mogelijk:
1.15.1 de vicevoorzitterschappen van het Congres en de voorzitterschappen en vicevoorzitterschappen van de Commissies op zich kunnen nemen, zo veel mogelijk rekening houdend met een billijke geografische spreiding van de lidstaten; en
1.15.2 deel kunnen uitmaken van de Besloten Commissies van het Congres;
1.16 het aanwijzen van de leden uit zijn midden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;
1.17 het in het kader van zijn bevoegdheden in overweging nemen en goedkeuren van elke maatregel die nodig is voor het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de internationale postale dienst en deze moderniseren;
1.18 het, op verzoek van het Congres, van de Postraad of van de lidstaten, bestuderen van problemen van bestuurlijke, wetgevende en juridische aard die de Unie of de internationale postale dienst aangaan; het is de taak van de Raad van Bestuur te besluiten op bovengenoemde gebieden of het al dan niet opportuun is tussen de Congressen in de door de lidstaten verzochte studies te ondernemen;
1.19 het doen van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140;
1.20 het ter beoordeling aan de Postraad voorleggen van studieonderwerpen, overeenkomstig artikel 113.1.6;
1.21 het, in overleg met de Postraad, beoordelen en goedkeuren van het strategieontwerp dat aan het Congres moet worden voorgelegd;
1.22 het in ontvangst nemen van de verslagen alsmede de aanbevelingen van de Adviescommissie en hierover beraadslagen, en het bestuderen van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;
1.23 het zorgdragen voor de controle van de activiteiten van het Internationaal Bureau;
1.24 het goedkeuren van de door het Internationaal Bureau opgestelde jaarlijkse verslagen betreffende de activiteiten van de Unie en het financieel beheer en, in voorkomend geval, het leveren van commentaar hierop;
1.25 het vaststellen, wanneer hij zulks nuttig acht, van de beginselen waarmee de Postraad rekening moet houden bij de bestudering van vraagstukken die belangrijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief van luchtvervoer van post en terpostbezorging van brievenpost in het buitenland), het nauwgezet volgen van de bestudering van deze vraagstukken en het beoordelen en goedkeuren van de op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende voorstellen van de Postraad, teneinde te waarborgen dat deze overeenkomen met de eerdergenoemde beginselen;
1.26 het goedkeuren, in het kader van zijn bevoegdheden, van de aanbevelingen van de Postraad betreffende de aanneming, indien nodig, van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van een besluit ter zake door het Congres;
1.27 het beoordelen van het door de Postraad opgestelde jaarverslag en, in voorkomend geval, de door deze Raad ingediende voorstellen;
1.28 het goedkeuren van het vierjarig verslag, dat door het Internationaal Bureau in overleg met de Postraad wordt opgesteld, over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie van de Unie met het oog op de voorlegging ervan aan het volgende Congres;
1.29 het vaststellen van het kader voor de organisatie van de Adviescommissie en het goedkeuren van de organisatie van de Adviescommissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 122.
1.30 het vaststellen van de criteria voor toetreding tot de Adviescommissie en het inwilligen of afwijzen van toetredingsverzoeken aan de hand van deze criteria, waarbij er voor wordt gezorgd dat deze door middel van een versnelde procedure, tussen de vergaderingen van de Raad van Bestuur, worden behandeld;
1.31 het vaststellen van het Financieel Reglement van de Unie;
1.32 het vaststellen van de regels van het Reservefonds;
1.33 het vaststellen van de regels van het Bijzondere Fonds;
1.34 het vaststellen van de regels van het Fonds Bijzondere Activiteiten;
1.35 het vaststellen van de regels van het Vrijwillige Fonds;
1.36 het vaststellen van de rechtspositie van het personeel en de arbeidsvoorwaarden van de gekozen functionarissen;
1.37 het vaststellen van het Reglement van het Sociaal Fonds;
1.38 het binnen het kader van artikel 152 uitoefenen van algemeen toezicht op de instelling en activiteiten van door de gebruikers gefinancierde hulporganen.
1. Tijdens zijn oprichtingsvergadering, die bijeen wordt geroepen en geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Raad van Bestuur, uit zijn leden, vier Vicevoorzitters en stelt hij zijn Reglement van Orde vast.
2. Op bijeenroeping door de Voorzitter komt de Raad van Bestuur, in beginsel eenmaal per jaar, bijeen op de zetel van de Unie.
3. De Voorzitter en de Vicevoorzitters, en de Voorzitters en de Vicevoorzitters van de Commissies van de Raad van Bestuur vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Raad van Bestuur voor en geeft hieraan leiding. De Commissie keurt namens de Raad van Bestuur het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag betreffende de activiteiten van de Unie goed en neemt alle andere taken op zich die de Raad van Bestuur besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.
4. De Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigt deze Raad tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Postraad van belang zijn.
5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Adviescommissie van belang zijn.
1. Waarnemers
1.1 Teneinde een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen te waarborgen kan de Postraad vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Raad van Bestuur in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.
1.2 Lidstaten van de Unie die geen lid zijn van de Raad, alsmede waarnemers en de ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur deelnemen.
2. Beginselen
2.1 Vanwege logistieke redenen kan de Raad van Bestuur het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
2.2 Het kan de waarnemers en ad-hocwaarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Werkgroepen en Projectteams wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers en ad-hocwaarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.
2.3 Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen leden van de Adviescommissie en de ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
1. De reiskosten van de vertegenwoordiger van elk van de leden van de Raad van Bestuur die deelneemt aan de zittingen van dit orgaan, komen ten laste van zijn lidstaat. De vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de door de Organisatie van de Verenigde Naties opgestelde lijsten worden gerangschikt onder de ontwikkelingslanden of minst ontwikkelde landen heeft, behalve voor de vergaderingen die tijdens het Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van elk lid van de Commissies, Werkgroepen of andere organen van de Raad wanneer deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad vergaderen.
1. Na elke zitting brengt de Raad van Bestuur de lidstaten, hun aangewezen aanbieders, de Beperkte Unies en de leden van de Adviescommissie op de hoogte van zijn activiteiten, in het bijzonder door hun een beknopt verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.
2. De Raad van Bestuur stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan de lidstaten, aan hun aangewezen aanbieders en aan de leden van de Adviescommissie.
1. De Postraad is samengesteld uit veertig leden die hun taken gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen vervullen.
2. De leden van de Postraad worden door het Congres gekozen, aan de hand van een duidelijk omschreven geografische spreiding. Vierentwintig zetels zijn gereserveerd voor de ontwikkelingslidstaten en zestien zetels voor de ontwikkelde lidstaten. Bij elk Congres wordt ten minste een derde van het aantal leden vervangen.
3. Elk lid van de Postraad wijst zijn vertegenwoordiger aan die de in de Akten van de Unie bedoelde verantwoordelijkheden op het gebied van dienstverlening op zich neemt. De leden van de Postraad nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad.
4. De operationele kosten van de Postraad komen ten laste van de Unie. De leden van de Raad ontvangen geen enkele vergoeding.
1. De Postraad heeft de volgende taken:
1.1 het coördineren van de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en de verbetering van de internationale postale diensten;
1.2 het, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur in het kader van diens bevoegdheden, ondernemen van elke actie die nodig wordt geacht voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de internationale postale dienst en om deze te moderniseren;
1.3 het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met de lidstaten en hun aangewezen aanbieders voor het vervullen van zijn taken;
1.4 het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de bestudering en verspreiding van de door bepaalde lidstaten en hun aangewezen aanbieders opgedane ervaring en geboekte vooruitgang op het gebied van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de postale diensten aangaan;
1.5 het, na overleg met de Raad van Bestuur, nemen van passende maatregelen op het gebied van technische samenwerking met alle lidstaten van de Unie en hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder met nieuwe landen en ontwikkelingslanden en hun aangewezen aanbieders;
1.6 het bestuderen van alle overige vraagstukken die door een lid van de Postraad, door de Raad van Bestuur of door een lidstaat of aangewezen aanbieder aan hem worden voorgelegd;
1.7 het in ontvangst nemen en bespreken van verslagen alsmede van de aanbevelingen van de Adviescommissie en, voor de vraagstukken die de Postraad aangaan, het bestuderen en van opmerkingen voorzien van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;
1.8 het aanwijzen van zijn leden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;
1.9 het leiden van de bestudering van de belangrijkste exploitatie-, handels-, technische en economische problemen en problemen op het gebied van technische samenwerking die van belang zijn voor alle lidstaten van de Unie of hun aangewezen aanbieders, in het bijzonder vraagstukken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief luchtvervoer, quota postpakketten en terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland), het samenstellen van informatie en het formuleren van zienswijzen hieromtrent en het aanbevelen van te nemen maatregelen;
1.10 het aan de Raad van Bestuur verstrekken van de nodige gegevens voor het opstellen van het aan het Congres voor te leggen strategieontwerp;
1.11 het bestuderen van de problemen die verband houden met het onderwijs en de beroepsopleiding die de lidstaten en hun aangewezen aanbieders alsmede nieuwe landen en ontwikkelingslanden aangaan;
1.12 het bestuderen van de huidige situatie en de behoefte aan postale diensten in nieuwe landen en ontwikkelingslanden en het opstellen van passende aanbevelingen over de wijze waarop en de middelen waarmee de postale diensten in deze landen kunnen worden verbeterd;
1.13 het herzien van de Regelingen van de Unie binnen zes maanden na de sluiting van het Congres, tenzij het Congres anderszins besluit; bij spoedeisende aangelegenheden kan de Postraad eveneens de genoemde Regelingen wijzigen tijdens andere zittingen; in beide gevallen blijft de Postraad wat betreft het beleid en de fundamentele beginselen onderworpen aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur;
1.14 het formuleren van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de lidstaten overeenkomstig artikel 140; de goedkeuring van de Raad van Bestuur is vereist wanneer deze voorstellen betrekking hebben op vraagstukken die onder de bevoegdheid van de Raad vallen;
1.15 het, op verzoek van een lidstaat, bestuderen van elk voorstel dat deze lidstaat overeenkomstig artikel 139, aan het Internationaal Bureau zendt, het opstellen van het commentaar hierop en het Bureau opdragen deze bij het genoemde voorstel te voegen alvorens dit ter goedkeuring voor te leggen aan de lidstaten;
1.16 het, indien nodig, aanbevelen en eventueel aannemen – na goedkeuring door de Raad van Bestuur en overleg met alle lidstaten – van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van het besluit van het Congres ter zake;
1.17 het, in de vorm van aanbevelingen aan de lidstaten en hun aangewezen aanbieders, opstellen en aanreiken van normen op het gebied van techniek en exploitatie en op andere gebieden binnen zijn bevoegdheden waarop een uniforme werkwijze onmisbaar is; de Postraad verstrekt dienovereenkomstig, indien nodig, ook wijzigingen van reeds door hem vastgestelde normen;
1.18 het vaststellen van het kader voor de organisatie van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen en het instemmen met de organisatie van deze organen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 152;
1.19 het jaarlijks in ontvangst nemen en bespreken van verslagen van de door de gebruikers gefinancierde hulporganen.
1. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen en wordt geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Postraad uit zijn leden een Voorzitter, een Vicevoorzitter en de Voorzitters van de Commissies en wordt het Reglement van Orde opgesteld.
2. In beginsel vergadert de Postraad jaarlijks op de zetel van de Unie. De datum en plaats van de vergadering worden door de Voorzitter van de Raad vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
3. De Voorzitter, de Vicevoorzitter en de Voorzitters van de Commissies en Vicevoorzitter van de Commissies van de Postraad vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Postraad voor en geeft hieraan leiding, en neemt alle taken op zich die de Raad besluit aan haar op te dragen of die tijdens het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.
4. Op basis van de door het Congres aangenomen strategie van de Unie en, in het bijzonder, het gedeelte dat betrekking heeft op de strategieën van de permanente organen van de Unie, stelt de Postraad tijdens zijn zitting na het Congres, een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat ter verwezenlijking van de strategieën. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden op het gebied van actuele onderwerpen van gemeenschappelijk belang behelst, wordt jaarlijks herzien aan de hand van de nieuwe feiten en prioriteiten.
5. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Postraad wanneer op de agenda punten voorkomen die voor de Adviescommissie van belang zijn.
1. Waarnemers
1.1 Teneinde te zorgen voor een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen kan de Raad van Bestuur vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Postraad in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.
1.2 Lidstaten van de Unie die geen lid zijn van de Raad, alsmede de waarnemers en ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht, aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Postraad deelnemen.
2. Beginselen
2.1 Vanwege logistieke redenen kan de Postraad het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
2.2 Het kan de waarnemers en ad-hocwaarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Werkgroepen en Projectteams wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers en ad-hocwaarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.
2.3 Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen leden van de Adviescommissie en ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
1. De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van de aan de Postraad deelnemende lidstaten komen ten laste van deze lidstaten. De vertegenwoordiger van elk van de lidstaten die overeenkomstig de door de Organisatie van de Verenigde Naties opgestelde lijsten worden beschouwd als minstbegunstigde landen heeft, met uitzondering van de vergaderingen die tijdens een Congres plaatsvinden, echter recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economyclass-retourvliegticket of van een eersteklassetreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economyclass-retourvliegticket niet te boven gaat.
1. Na elke zitting brengt de Postraad de lidstaten, hun aangewezen aanbieders, de beperkte Unies en de leden van de Adviescommissie op de hoogte van zijn activiteiten, met name door hun een beknopt verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.
2. De Postraad stelt, ten behoeve van de Raad van Bestuur, een jaarverslag van zijn activiteiten op.
3. De Postraad stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn activiteiten, met inbegrip van verslagen over door gebruikers gefinancierde hulporganen zoals voorzien in artikel 152, en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan alle lidstaten van de Unie, aan hun aangewezen aanbieders en aan de leden van de Adviescommissie.
1. De Adviescommissie heeft tot doel de belangen van de postale sector in brede zin te behartigen en als kader te dienen voor een doeltreffende dialoog tussen de betrokken partijen.
1. De Adviescommissie omvat :
1.1 niet-gouvernementele organisaties die cliënten vertegenwoordigen, leveranciers van distributiediensten, werknemersorganisaties, leveranciers van goederen en diensten die voor de postale dienstensector werkzaam zijn en vergelijkbare instanties waarin particulieren verenigd zijn, alsmede ondernemingen die een bijdrage wensen te leveren aan de verwezenlijking van de missie en doelen van de Unie. Indien deze organisaties geregistreerd worden, moet dit geschieden in een lidstaat van de Unie.
1.2 leden uit zijn midden aangewezen door de Raad van Bestuur;
1.3 leden uit zijn midden aangewezen door de Postraad.
2. De operationele kosten van de Adviescommissie worden op een door de Raad van Bestuur vast te stellen wijze over de Unie en de leden van de Commissie omgeslagen.
3. De leden van de Adviescommissie krijgen geen enkele vergoeding of beloning.
1. Naast de aanwijzing van leden door de Raad van Bestuur en de Postraad wordt de toetreding tot de Adviescommissie vastgesteld aan de hand van een procedure van indiening respectievelijk inwilliging van verzoeken, die door de Raad van Bestuur wordt ingesteld en verloopt overeenkomstig artikel 107.1.30.
2. Elk lid van de Adviescommissie wijst zijn eigen vertegenwoordiger aan.
1. De Adviescommissie heeft de volgende taken:
1.1 het bestuderen van de desbetreffende documenten en verslagen van de Raad van Bestuur en van de Postraad. Onder uitzonderlijke omstandigheden kan het recht bepaalde teksten en documenten te ontvangen worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval worden genomen door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur medegedeeld, en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan vertegenwoordigen. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen opnieuw beoordelen, wanneer opportuun in overleg met de Postraad;
1.2 het uitvoeren van en bijdragen aan studies over vraagstukken die voor de leden van de Adviescommissie van belang zijn;
1.3 het bestuderen van vraagstukken betreffende de postale dienstensector en het uitbrengen van verslagen over deze vraagstukken;
1.4 het leveren van bijdragen aan de werkzaamheden van de Raad van Bestuur en van de Postraad, in het bijzonder door het uitbrengen van verslagen en aanbevelingen, en door het uitbrengen van zienswijzen op verzoek van beide Raden;
1.5 het doen van aanbevelingen aan het Congres, onder voorbehoud van goedkeuring van de Raad van Bestuur en, wat de vraagstukken die voor de Postraad van belang zijn betreft, door middel van beoordeling en commentaar door deze laatste.
1. Na elk Congres wordt de Adviescommissie opnieuw georganiseerd, volgens het door de Raad van Bestuur opgezette kader. De Voorzitter van de Raad van Bestuur zit de organisatievergadering van de Adviescommissie voor, gedurende welke wordt overgegaan tot de verkiezing van de Voorzitter van deze Commissie.
2. De Adviescommissie stelt haar interne organisatie vast en stelt haar eigen Reglement van Orde op, rekening houdend met de algemene beginselen van de Unie en onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur, na overleg met de Postraad.
3. De Adviescommissie vergadert eenmaal per jaar. In beginsel vinden de vergaderingen plaats op de zetel van de Unie op het tijdstip van de zittingen van de Raad van Bestuur en van de Postraad. De datum en plaats van elke vergadering worden door de Voorzitter van de Adviescommissie vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitters van de Raad van Bestuur en de Postraad en met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
1. Ter waarborging van een doeltreffend contact met de organen van de Unie kan de Adviescommissie vertegenwoordigers aanwijzen om aan de vergaderingen van het Congres, van de Raad van Bestuur en van de Postraad alsmede van hun respectieve Commissies deel te nemen in de hoedanigheid van waarnemer zonder stemrecht.
2. De leden van de Adviescommissie worden uitgenodigd voor de plenaire zittingen en de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur en van de Postraad, overeenkomstig artikel 105. Ook kunnen zij deelnemen aan de werkzaamheden van de Projectteams en de Werkgroepen overeenkomstig de artikelen 109.2.2 en 115.2.2.
3. De Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigen deze organen bij de vergaderingen van de Adviescommissie wanneer op de agenda van deze vergaderingen punten staan die voor deze organen van belang zijn.
1. Andere lidstaten van de Unie, waarnemers en de ad-hocwaarnemers bedoeld in artikel 105 kunnen zonder stemrecht deelnemen aan de zittingen van de Adviescommissie.
2. Vanwege logistieke redenen kan de Adviescommissie het aantal deelnemers per waarnemer en ad-hocwaarnemers beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
3. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers en ad-hocwaarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist. Het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen. De verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
1. Na elke zitting brengt de Adviescommissie de Raad van Bestuur en de Postraad op de hoogte van haar activiteiten door de Voorzitters van deze organen, onder andere, een beknopt verslag te zenden van haar vergaderingen alsmede aanbevelingen en zienswijzen.
2. De Adviescommissie brengt bij de Raad van Bestuur een jaarlijks activiteitenverslag uit en zendt een exemplaar hiervan naar de Postraad. Dit verslag is inbegrepen in de stukken van de Raad van Bestuur die aan de lidstaten van de Unie, aan hun aangewezen aanbieders en aan de beperkte Unies wordt verstrekt overeenkomstig artikel 111.
3. De Adviescommissie stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al haar activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan de lidstaten en aan hun aangewezen aanbieders.
1. De Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau worden door het Congres gekozen voor het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen; de minimumduur van hun mandaat is vier jaar. Hun mandaat kan eenmaal worden verlengd. Behoudens tegenbesluit van het Congres wordt de datum waarop zij hun functie aanvaarden vastgesteld op 1 januari van het jaar volgend op het Congres.
2. Ten minste zeven maanden voor de opening van het Congres zendt de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau een mededeling aan de Regeringen van de lidstaten, waarin deze worden verzocht eventuele kandidaten voor te dragen voor de functies van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal en waarin tegelijkertijd wordt vermeld of de zittende Directeur-Generaal of Plaatsvervangend Directeur-Generaal geïnteresseerd zijn in de eventuele verlenging van hun initiële mandaat. De kandidaatstellingen, voorzien van een curriculum vitae, moeten het Internationaal Bureau ten minste twee maanden voor de opening van het Congres bereiken. De kandidaten moeten ingezetene zijn van de lidstaten die hen voordragen. Het Internationaal Bureau stelt de voor het Congres benodigde stukken op. De verkiezing van de Directeur-Generaal en van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal vindt plaats door middel van geheime stemming, waarbij de eerste verkiezing die van de functie van Directeur-Generaal betreft.
3. Indien de functie van Directeur-Generaal vacant wordt, vervult de Plaatsvervangend Directeur-Generaal de taken van de Directeur-Generaal tot aan het einde van het geplande mandaat van de Directeur-Generaal; hij is voor deze functie verkiesbaar en wordt ambtshalve als kandidaat toegelaten, onder het voorbehoud dat zijn initiële mandaat als Plaatsvervangend Directeur-Generaal niet reeds eenmaal door het voorgaande Congres is verlengd en dat hij verklaart er belang aan te hechten als kandidaat voor de functie van Directeur-Generaal te worden aangemerkt.
4. In geval van een gelijktijdige vacature voor de functies van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal kiest de Raad van Bestuur, op basis van de na een vergelijkend examen ontvangen kandidaatstellingen, een Plaatsvervangend Directeur-Generaal voor het tijdvak tot het volgende Congres. Voor de kandidaatstellingen zijn de onder 2 bedoelde bepalingen mutatis mutandis van toepassing.
5. Indien de functie van Plaatsvervangend Directeur-Generaal vacant wordt, draagt de Raad van Bestuur, op voorstel van de Directeur-Generaal, een van de Directeuren in de rang D 2 bij het Internationaal Bureau op de taken van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal tot aan het volgende Congres te vervullen.
1. De Directeur-Generaal organiseert, bestuurt en leidt het Internationaal Bureau, en is de wettelijk vertegenwoordiger ervan.
2. Wat betreft de indeling van functies, benoemingen en bevordering is hij bevoegd tot:
2.1 het indelen van de functies in de rangen G 1 tot en met D 2, en tot het bevorderen van de functionarissen in deze rangen.
2.2 Voor benoemingen in de rangen P 1 tot en met D 2 moet hij de beroepsbekwaamheid in acht nemen van de kandidaten die zijn aanbevolen door de lidstaten waarvan zij de nationaliteit hebben, of waar zij hun beroep uitoefenen, rekening houdend met een billijke geografische spreiding over de continenten en taalspreiding. De functies in de graad D 2 moeten, met inachtneming van het doorslaggevende criterium van de doeltreffendheid van het Internationaal Bureau, zoveel mogelijk worden vervuld door kandidaten uit andere regio’s dan die waaruit de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal afkomstig zijn. Indien voor bepaalde functies bijzondere bekwaamheden vereist zijn, kan de Directeur-Generaal extern werven.
2.3 Bij de benoeming van een nieuwe functionaris houdt de Directeur-Generaal er tevens rekening mee dat de personen in de functies van de rangen D 2, D 1 en P 5 ingezetenen van verschillende lidstaten van de Unie moeten zijn.
2.4 Bij de bevordering van een functionaris van het Internationaal Bureau in de rangen D 2, D 1 en P 5 is de Directeur-Generaal niet verplicht hetzelfde beginsel toe te passen.
2.5 De bekwaamheid die tijdens het wervingsproces wordt vastgesteld heeft prioriteit boven de eis van een billijke geografische spreiding en taalspreiding.
2.6 De Directeur-Generaal brengt de Raad van Bestuur eenmaal per jaar op de hoogte van de benoemingen en bevorderingen in de rangen P 4 tot en met D 2.
3. De Directeur-Generaal heeft voorts de volgende bevoegdheden:
3.1 het vervullen van de taken van depositaris van de Akten van de Unie en van tussenpersoon bij de procedure voor toetreding en toelating tot de Unie alsmede bij de procedure voor het verlaten ervan;
3.2 het aan alle regeringen van de lidstaten kennisgeven van de besluiten van het Congres;
3.3 het aan alle lidstaten en hun aangewezen aanbieders kennisgeven van de door de Postraad vastgestelde of herziene Regelingen;
3.4 het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Unie op het laagst mogelijke niveau dat nog verenigbaar is met de behoeften van de Unie en deze op een gelegen tijdstip ter beoordeling voorleggen aan de Raad van Bestuur; het, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, aan de lidstaten mededelen van de begroting en deze ten uitvoer leggen;
3.5 het uitvoeren van de specifieke door de organen van de Unie verzochte activiteiten alsmede die welke hem uit hoofde van de Akten worden toegewezen;
3.6 het nemen van initiatieven voor het verwezenlijken van de door de organen van de Unie gestelde doelen, in het kader van het vastgestelde beleid en de beschikbare financiële middelen;
3.7 het aan de Raad van Bestuur of aan de Postraad voorleggen van suggesties en voorstellen;
3.8 het, na de afsluiting van het Congres, aan de Postraad voorleggen van voorstellen betreffende de wijzigingen die op de Regelingen moeten worden aangebracht naar aanleiding van de besluiten van het Congres, overeenkomstig het Reglement van Orde van de Postraad;
3.9 het opstellen, ten behoeve van de Raad van Bestuur en op basis van de door de Raden gegeven richtlijnen, van het strategieontwerp dat aan het Congres moet worden voorgelegd;
3.10 het, ter goedkeuring door de Raad van Bestuur, opstellen van een vierjarig verslag over de resultaten van de lidstaten betreffende de uitvoering van de door het voorgaande Congres goedgekeurde strategie, dat aan het volgende Congres wordt voorgelegd;
3.11 het vertegenwoordigen van de Unie;
3.12 het optreden als tussenpersoon in de betrekkingen tussen:
3.12.1 de UPU en de beperkte Unies;
3.12.2 de UPU en de Organisatie van de Verenigde Naties;
3.12.3 de UPU en de internationale organisaties wier activiteiten voor de Unie van belang zijn;
3.12.4 de UPU en de internationale instanties, verenigingen of ondernemingen waarmee de organen van de Unie overleg wensen te plegen of die zij bij hun werkzaamheden wensen te betrekken;
3.13 het vervullen van de taak van Secretaris-Generaal van de organen van de Unie en het in die hoedanigheid, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit Algemeen Reglement toezien op:
3.13.1 de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Unie;
3.13.2 de opstelling, vervaardiging en verspreiding van stukken, rapporten en verslagen;
3.13.3 het functioneren van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Unie;
3.14 het bijwonen van zittingen van de organen van de Unie en het zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.
1. De Plaatsvervangend Directeur-Generaal staat de Directeur-Generaal bij en is verantwoording aan hem verschuldigd.
2. In geval van afwezigheid of verhindering van de Directeur-Generaal oefent de Plaatsvervangend Directeur-Generaal zijn bevoegdheden uit. Hetzelfde geldt indien de in artikel 126.3 bedoelde functie van Directeur-Generaal vacant is.
1. Het secretariaat van de organen van de Unie en de Adviesraad wordt verzorgd door het Internationaal Bureau onder de verantwoordelijkheid van de Directeur-Generaal.
1. Het Internationaal Bureau stelt alle stukken op die naar aanleiding van elke zitting worden gepubliceerd en stelt deze beschikbaar via de website van de UPU. Het Internationaal Bureau wijst door middel van een efficiënt online signaleringssysteem tevens op nieuwe elektronische publicaties op de website van de UPU.
1. Het Internationaal Bureau stelt een lijst van lidstaten van de Unie op en houdt deze bij; hierin wordt hun contributieklasse vermeld, hun geografische groep en hun positie ten aanzien van de Akten van de Unie.
1. Het Internationaal Bureau houdt zich te allen tijde ter beschikking van de Raad van Bestuur, van de Postraad, van de lidstaten en van hun aangewezen aanbieders voor het verstrekken van alle nuttige inlichtingen inzake vraagstukken die met de dienst verband houden.
2. Het Internationaal Bureau is in het bijzonder belast met het bijeenbrengen, coördineren, publiceren en verspreiden van inlichtingen van uiteenlopende aard die van belang zijn voor de internationale postale dienst; het op verzoek van de betrokken partijen uitbrengen van een zienswijze over geschillen; het behandelen van verzoeken om uitleg en wijziging van de Akten van de Unie en, in het algemeen, het verrichten van studies en redactionele of documentaire werkzaamheden die de genoemde Akten aan hem toekennen of die hem in het belang van de Unie worden opgedragen.
3. Het Internationaal Bureau verricht eveneens de onderzoeken waarom door de lidstaten en door de door hun aangewezen aanbieders wordt verzocht teneinde de zienswijze van de andere lidstaten en van hun aangewezen aanbieders met betrekking tot een bepaald vraagstuk te vernemen. De uitkomst van een onderzoek heeft niet het karakter van een stemming en is niet formeel bindend.
4. Het Internationaal Bureau kan in de hoedanigheid van clearing office optreden bij de vereffening van rekeningen van uiteenlopende aard die betrekking hebben op de postale dienst.
5. Het Internationaal Bureau waarborgt de vertrouwelijkheid en veiligheid van de commerciële gegevens die lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders verstrekken voor het uitvoeren van zijn taken die voortvloeien uit de Akten of besluiten van de Unie.
1. Het Internationaal Bureau is in het kader van de internationale technische samenwerking belast met de ontwikkeling van de postale technische bijstand in al zijn vormen.
1. Het Internationaal Bureau is belast met het doen vervaardigen van internationale antwoordcoupons en met de verstrekking tegen kostprijs hiervan aan de lidstaten of hun aangewezen aanbieders die daarom verzoeken.
1. Twee exemplaren van de Akten van de beperkte Unies en van de ingevolge artikel 8 van de Constitutie gesloten bijzondere verdragen moeten door de Bureaus van deze Unies of, bij gebreke daarvan, door een van de verdragsluitende partijen aan het Internationaal Bureau worden gezonden.
2. Het Internationaal Bureau ziet erop toe dat de Akten van de beperkte Unies en de bijzondere verdragen niet voorzien in minder gunstige voorwaarden voor het publiek dan die welke in de Akten van de Unie zijn voorzien.
Het Internationaal Bureau meldt elke uit hoofde van deze bepaling vastgestelde onregelmatigheid aan de Raad van Bestuur.
3. Het Internationaal Bureau brengt de lidstaten en hun aangewezen aanbieders op de hoogte van het bestaan van bovengenoemde Unies en verdragen.
1. Het Internationaal Bureau publiceert met behulp van de hem ter beschikking gestelde stukken een periodiek in de Duitse, Engelse, Arabische, Chinese, Spaanse, Franse en Russische taal.
1. Het Internationaal Bureau stelt een jaarlijks verslag op van de activiteiten van de Unie en doet dit, na goedkeuring door de Commissie van Beheer van de Raad van Bestuur, toekomen aan de lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders, aan de beperkte Unies en aan de Organisatie van de Verenigde Naties.
1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld onder 2 en 5 wordt de indiening bij het Congres van voorstellen van ongeacht welke aard door de lidstaten geregeld door de volgende procedure:
1.1 geaccepteerd worden voorstellen die ten minste zes maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum door het Internationaal Bureau worden ontvangen;
1.2 gedurende het tijdvak van zes maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum mogen geen voorstellen van redactionele aard worden ingediend;
1.3 inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen zes en vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste twee lidstaten;
1.4 inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen vier en twee maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste acht lidstaten; de voorstellen die daarna worden ontvangen, worden niet meer geaccepteerd;
1.5 de adhesiebetuigingen moeten door het Internationaal Bureau binnen dezelfde termijn worden ontvangen als de voorstellen waarop deze betrekking hebben.
2. Voorstellen betreffende de Constitutie of het Algemeen Reglement moeten ten minste zes maanden vóór de opening van het Congres door het Internationaal Bureau worden ontvangen; voorstellen die na die datum maar vóór de opening worden ontvangen, kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien het Congres daartoe met een meerderheid van twee derde van de bij het Congres vertegenwoordigde landen beslist en indien aan de onder 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.
3. Elk voorstel mag in beginsel slechts één doel hebben en uitsluitend wijzigingen bevatten die door dat doel worden gerechtvaardigd. Elk voorstel dat aanzienlijke uitgaven voor de Unie met zich meebrengt moet vergezeld zijn van een door de desbetreffende lidstaat, in overleg met het Internationaal Bureau, opgestelde staat van de financiële consequenties, teneinde vast te stellen welke financiële middelen benodigd zijn voor de uitvoering ervan.
4. De voorstellen van redactionele aard worden door de lidstaten die deze indienen bovenaan voorzien van de vermelding „Voorstel van redactionele aard” en door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer, gevolgd door de letter R. De voorstellen die niet van deze vermelding zijn voorzien, maar die naar het oordeel van het Internationaal Bureau van louter redactionele aard zijn, worden gepubliceerd met een passende annotatie; het Internationaal Bureau stelt ten behoeve van het Congres een lijst van deze voorstellen op.
5. De onder 1 en 4 voorgeschreven procedure is noch van toepassing op voorstellen betreffende het Reglement van Orde van de Congressen, noch op wijzigingen van reeds gedane voorstellen.
1. Om in aanmerking te worden genomen moet elk voorstel betreffende het Verdrag of de overige verdragen dat door een lidstaat tussen twee Congressen in wordt ingediend, worden gesteund door ten minste twee andere lidstaten. Aan deze voorstellen wordt geen gevolg gegeven indien het Internationaal Bureau niet tegelijkertijd de benodigde adhesiebetuigingen ontvangt.
2. Deze voorstellen worden door tussenkomst van het Internationaal Bureau aan de andere lidstaten gericht.
1. Elk voorstel betreffende het Verdrag, de overige verdragen en hun Slotprotocollen is onderworpen aan de volgende procedure: wanneer een lidstaat een voorstel aan het Internationaal Bureau heeft gezonden, zendt dit Bureau het voorstel aan alle lidstaten ter beoordeling toe. De lidstaten beschikken over een termijn van twee maanden om het voorstel te beoordelen en, in voorkomend geval, hun opmerkingen aan het Internationaal Bureau te doen toekomen.
Wijzigingen zijn niet toegestaan. Aan het einde van deze termijn van twee maanden zendt het Internationaal Bureau de lidstaten alle opmerkingen toe die het heeft ontvangen en verzoekt het elke lidstaat die stemrecht heeft voor of tegen het voorstel te stemmen. De lidstaten die hun stem niet binnen een termijn van twee maanden hebben verzonden, worden geacht zich van stemming te hebben onthouden. De eerder genoemde termijn gaat in op de datum van de circulaires van het Internationaal Bureau.
2. Indien een voorstel betrekking heeft op een verdrag of het Slotprotocol ervan kunnen alleen de lidstaten die partij bij dat verdrag zijn deelnemen aan de onder 1 bedoelde handelingen.
1. De Regelingen van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten worden vastgesteld door de Postraad, met inachtneming van de door het Congres genomen besluiten.
2. De voorstellen voor de voorgestelde wijzigingen van het Postverdrag of het Verdrag inzake postale financiële diensten moeten gelijktijdig met de voorstellen aan het Congres waarop deze betrekking hebben aan het Internationaal Bureau worden voorgelegd. De voorstellen kunnen door een enkele lidstaat worden ingediend, zonder steun van de andere lidstaten. Deze voorstellen moeten uiterlijk een maand voor het Congres aan alle lidstaten worden toegezonden.
3. De overige voorstellen betreffende de Regelingen, die dienen te worden bestudeerd door de Postraad met het oog op de opstelling van nieuwe Regelingen binnen zes maanden na het Congres, moeten ten minste twee maanden voor het Congres aan het Internationaal Bureau worden voorgelegd.
4. De voorstellen betreffende de wijzigingen die in de Regelingen moeten worden aangebracht vanwege de besluiten van het Congres, die door de lidstaten worden ingediend, moeten uiterlijk twee maanden voor de opening van de Postraad door het Internationaal Bureau worden ontvangen. Deze voorstellen moeten uiterlijk een maand voor de opening van de Postraad aan alle lidstaten en aan hun aangewezen aanbieders worden toegezonden.
1. De voorstellen tot wijziging van de Regelingen worden behandeld door de Postraad.
2. Voor het indienen van een voorstel tot wijziging van de Regelingen is geen steun van een lidstaat vereist.
3. Een dergelijk voorstel wordt uitsluitend behandeld indien de Postraad instemt met de urgentie ervan.
1. De in het Verdrag, de overige verdragen en de Slotprotocollen bij deze Akten aangebrachte wijzigingen worden bevestigd door middel van een kennisgeving van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau aan de regeringen van de lidstaten.
2. Van de door de Postraad in de Regelingen en de Slotprotocollen daarvan aangebrachte wijzigingen geeft het Internationaal Bureau kennis aan de lidstaten en aan hun aangewezen aanbieders. Hetzelfde geldt voor de in artikel 36.3.2 van het Verdrag en in de overeenkomstige bepalingen van de overige verdragen bedoelde uitleggingen.
1. De Regelingen treden in werking op dezelfde datum en hebben dezelfde duur als de uit het Congres voortkomende Akten.
2. Onder voorbehoud van het bepaalde onder 1 zijn de tussen twee Congressen aangenomen besluiten tot wijziging van de Akten van de Unie eerst uitvoerbaar na ten minste drie maanden na kennisgeving hiervan.
1. Onder voorbehoud van de bepalingen onder 2 tot en met 6 mogen de jaarlijkse uitgaven die verband houden met de activiteiten van de organen van de Unie de limiet van 37.235.000 Zwitserse frank voor de jaren 2013 tot en met 2016 niet te boven gaan.
2. De uitgaven die verband houden met de vergadering van het volgende Congres (verplaatsing van het secretariaat, vervoerskosten, kosten voor de technische installatie voor simultaan tolken, kosten voor het kopiëren van stukken gedurende het Congres, enzovoort) mogen de limiet van 2.900.000 Zwitserse frank niet te boven gaan.
3. De Raad van Bestuur is bevoegd de onder 1 en 2 bedoelde limieten te overschrijden bij de verrekening van de verhoging van salarisschalen, contributies voor pensioenen of vergoedingen, met inbegrip van de functievergoedingen, die door de Verenigde Naties worden toegestaan voor toepassing op hun personeel dat in Genève werkzaam is.
4. De Raad van Bestuur is tevens bevoegd jaarlijks het bedrag van de uitgaven anders dan die welke betrekking hebben op het in dienst zijnde personeel aan te passen aan de hand van het Zwitserse prijsindexcijfer voor consumptiegoederen.
5. In afwijking van de bepalingen onder 1 kan de Raad van Bestuur of, in geval van zeer spoedeisende aangelegenheden, de Directeur-Generaal een overschrijding van de vastgestelde limieten toestaan voor belangrijke en onvoorziene reparaties aan het gebouw van het Internationaal Bureau, waarbij de overschrijding evenwel niet meer kan bedragen dan 125.000 Zwitserse frank per jaar.
6. Indien de onder 1 en 2 bedoelde kredieten ontoereikend blijken om het goed functioneren van de Unie te waarborgen, kunnen deze limieten slechts worden overschreden met de goedkeuring van de meerderheid van de lidstaten van de Unie. Elk overleg moet een volledige uiteenzetting bevatten van de feiten die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.
1. De landen die tot de Unie toetreden of die worden toegelaten als lid van de Unie, alsmede die welke de Unie verlaten, moeten hun bijdrage betalen voor het gehele jaar waarin hun toelating of vertrek daadwerkelijk plaatsvindt.
2. De lidstaten betalen vooraf hun contributie aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie, op basis van de door de Raad van Bestuur vastgestelde begroting. Deze contributies moeten uiterlijk worden betaald op de eerste dag van het financiële jaar waarop de begroting betrekking heeft. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 6% per jaar, te rekenen vanaf de vierde maand.
3. Wanneer de achterstallige contributie van een lidstaat aan de Unie exclusief rente gelijk is aan of hoger dan de som van de contributies van die lidstaat over de twee voorgaande financiële jaren, kan deze lidstaat zijn vorderingen op andere lidstaten op de door de Raad van Bestuur vastgestelde wijze geheel of ten dele onherroepelijk aan de Unie overdragen. De voorwaarden voor de overdracht van vorderingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de lidstaat, zijn debiteuren/schuldeisers en de Unie.
4. De lidstaten die vanwege juridische of andere redenen niet in staat zijn tot een dergelijke overdracht, verplichten zich ertoe een afbetalingsregeling te treffen voor hun achterstallige betalingen.
5. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden kan de termijn voor het verhaal van aan de Unie verschuldigde achterstallige verplichte contributies niet langer zijn dan tien jaar.
6. In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van Bestuur een lidstaat geheel of ten dele van de betaling van de verschuldigde rente ontheffen indien deze zich, over de hoofdsom, volledig heeft gekweten van zijn achterstallige schulden.
7. Een lidstaat kan, in het kader van een door de Raad van Bestuur goedgekeurde aflossingsregeling voor zijn achterstallige contributie, eveneens worden ontheven van het geheel of een gedeelte van de geaccumuleerde of nog te ontvangen renten; deze ontheffing wordt evenwel afhankelijk gesteld van de volledige en punctuele uitvoering van de aflossingsregeling binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaar.
8. Het bepaalde onder 3 tot en met 7 is van overeenkomstige toepassing op de vertaalkosten die door het Internationaal Bureau in rekening worden gebracht bij de lidstaten die bij de taalgroepen zijn aangesloten.
1. Teneinde de tekorten in de middelen van de Unie op te vangen, wordt een Reservefonds in het leven geroepen. Het bedrag ervan wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur. Dit Fonds wordt in eerste instantie gecreëerd uit begrotingsoverschotten. Het Fonds kan eveneens dienen voor het sluitend maken van de begroting of het verlagen van de contributie van de lidstaten.
2. Ten aanzien van tijdelijke financiële tekorten verstrekt de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, onder de in onderlinge overeenstemming vast te stellen voorwaarden, op korte termijn de benodigde voorschotten.
1. De regering van de Zwitserse Bondsstaat houdt kosteloos toezicht op het beheer van de financiële rekeningen alsmede op de boekhouding van het Internationaal Bureau, binnen de door het Congres vastgestelde kredietlimieten.
1. Elke lidstaat die de in artikel 146.3 bedoelde overdracht niet kan verrichten en weigert zich te onderwerpen aan een overeenkomstig artikel 146.4 door het Internationaal Bureau voorgestelde afbetalingsregeling, of deze regeling niet naleeft, verliest automatisch zijn stemrecht bij het Congres en bij de vergaderingen van de Raad van Bestuur en bij de Postraad, en is niet meer in deze twee Raden verkiesbaar.
2. De automatische sancties worden ambtshalve en met onmiddellijke ingang opgeheven zodra de desbetreffende lidstaat zich, ten aanzien van de hoofdsom en de renten, volledig heeft gekweten van zijn aan de Unie achterstallige contributie, of wanneer hij besluit zich te onderwerpen aan een aflossingsregeling voor zijn schulden.
1. De lidstaten dragen bij aan de dekking van de uitgaven van de Unie volgens de contributieklasse waartoe zij behoren. Deze klassen zijn:
– klasse van 50 eenheden;
– klasse van 45 eenheden;
– klasse van 40 eenheden;
– klasse van 35 eenheden;
– klasse van 30 eenheden;
– klasse van 25 eenheden;
– klasse van 20 eenheden;
– klasse van 15 eenheden;
– klasse van 10 eenheden;
– klasse van 5 eenheden;
– klasse van 3 eenheden;
– klasse van 1 eenheid;
– klasse van 0,5 eenheid, voorbehouden aan de door de Organisatie van de Verenigde Naties vermelde minstontwikkelde landen en aan andere door de Raad van Bestuur aangewezen landen.
2. Niettegenstaande de onder 1 bedoelde contributieklassen kan elke lidstaat ervoor kiezen meer contributie-eenheden te betalen dan de contributieklasse waartoe hij behoort, zulks gedurende een tijdvak dat ten minste gelijk is aan het tijdvak tussen twee Congressen. Deze wijziging wordt uiterlijk tijdens het Congres aangekondigd. Aan het einde van het tijdvak tussen twee Congressen valt de lidstaat automatisch terug op het oorspronkelijke aantal contributie-eenheden, behalve wanneer hij besluit een groter aantal contributie-eenheden te blijven betalen. Door de betaling van aanvullende contributies nemen de uitgaven navenant toe
3. Op het moment van hun toelating of toetreding tot de Unie worden de lidstaten, overeenkomstig de in artikel 21.4 van de Constitutie bedoelde procedure, ingedeeld in een van de eerdergenoemde contributieklassen.
4. De lidstaten kunnen later in een lagere contributieklasse worden geplaatst, mits het verzoek om verandering ten minste twee maanden voor de opening van het Congres aan het Internationaal Bureau wordt verzonden. Het Congres brengt een niet-bindend standpunt uit met betrekking tot deze verzoeken om wijziging van contributieklasse. De lidstaat is vrij om het standpunt van het Congres al dan niet te volgen. Het definitieve besluit van de lidstaat moet voor het einde van het Congres aan het Secretariaat van het Internationaal Bureau worden gezonden. Dit verzoek om wijziging wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van de door het Congres vastgestelde financiële bepalingen.
De lidstaten die niet binnen de gestelde termijn te kennen hebben gegeven dat zij van contributieklasse wensen te veranderen, blijven in de contributieklasse waartoe zij tot op dat moment behoorden.
5. De lidstaten kunnen niet verlangen dat zij met meer dan één klasse tegelijk lager worden geplaatst.
6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen waarvoor internationale hulpprogramma’s nodig zijn, kan de Raad van Bestuur evenwel, eenmaal tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat, indien deze aantoont dat hij zijn contributie in de oorspronkelijk gekozen klasse niet kan handhaven, een tijdelijke verlaging van klasse toestaan. Onder dezelfde omstandigheden kan de Raad van Bestuur eveneens een tijdelijke verlaging toestaan voor lidstaten die niet tot de minstontwikkelde landen behoren die reeds in de klasse van 1 eenheid zijn gerangschikt, door deze in de klasse van 0,5 eenheid te plaatsen.
7. Bij de toepassing van het bepaalde onder 6 kan de tijdelijke verlaging door de Raad van Bestuur worden toegestaan voor een maximumtermijn van twee jaar of tot het volgende Congres, indien dit eerder plaatsvindt. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt het betrokken land automatisch in zijn oorspronkelijke klasse teruggeplaatst.
8. In afwijking van het bepaalde onder 4 en 5 zijn de verplaatsingen naar een hogere klasse niet aan beperkingen onderworpen.
1. De benodigdheden die tegen betaling door het Internationaal Bureau aan de lidstaten en aan hun aangewezen aanbieders worden geleverd, moeten zo snel mogelijk worden betaald, doch uiterlijk binnen zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Internationaal Bureau de rekening heeft verzonden. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 5% per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van de genoemde termijn.
1. Onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad van Bestuur kan de Postraad een aantal door de gebruikers gefinancierde hulporganen instellen die op vrijwillige basis worden gefinancierd, teneinde operationele, commerciële, technische en economische activiteiten te organiseren die op grond van artikel 18 van de Constitutie tot zijn bevoegdheden behoren, maar die niet mogen worden gefinancierd uit de reguliere begroting.
2. Bij de instelling van een dergelijk orgaan van de Postraad neemt de Postraad besluiten conform het basiskader van de statuten van het orgaan, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de elementaire regels en beginselen van de UPU als intergouvernementele organisatie en legt deze ter goedkeuring voor aan de Raad van Bestuur. Het basiskader omvat de volgende onderdelen:
2.1 het mandaat;
2.2 de samenstelling met inbegrip van de categorieën van leden die deelnemen;
2.3 reglement omtrent de besluitvorming, met inbegrip van de interne structuur en de relatie tot overige organen van de UPU;
2.4 beginselen voor stemmen en vertegenwoordiging;
2.5 financiering (inschrijving, tarieven voor gebruik, etc.);
2.6 samenstelling van het secretariaat en structuur van de leiding.
3. Elk door de gebruikers gefinancierd hulporgaan organiseert zijn activiteiten zelfstandig binnen het door de Postraad vastgestelde en door de Raad van Bestuur goedgekeurde elementaire kader en stelt jaarlijks een verslag op van zijn activiteiten dat dient te worden goedgekeurd door de Postraad.
4. De Raad van Bestuur stelt de regels vast voor de kosten van de ondersteuning die de door de gebruikers gefinancierde hulporganen moeten bijdragen aan de reguliere begroting en publiceert deze in het Financieel Reglement van de UPU.
5. De Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau leidt het secretariaat voor de door de gebruikers gefinancierde hulporganen in overeenstemming met het door de Raad van Bestuur goedgekeurde personeelsreglement dat van toepassing is op het personeel dat is aangesteld voor de door de gebruikers gefinancierde hulporganen. Het secretariaat van de hulporganen maakt deel uit van het Internationaal Bureau.
6. Informatie over in overeenstemming met dit artikel ingestelde door de gebruikers gefinancierde hulporganen wordt na hun instelling verstrekt aan het Congres.
1. Bij geschillen tussen lidstaten die dienen te worden geregeld door middel van arbitrage, stelt de ene lidstaat de andere schriftelijk in kennis van het voorwerp van het geschil en bericht zijn wens om een arbitrageprocedure in te stellen middels een kennisgeving inzake het instellen van de arbitrage.
2. Indien het geschil kwesties van operationele of technische aard betreft, kan elke lidstaat zijn aangewezen aanbieder verzoeken overeenkomstig de hieronder beschreven procedure te handelen en de desbetreffende bevoegdheden delegeren aan zijn aanbieder. De betrokken lidstaat wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van de procedure en van de uitkomst. De desbetreffende lidstaten of aangewezen aanbieders worden hierna aangeduid als „partijen bij de arbitrage”.
3. De partijen bij de arbitrage benoemen hetzij een hetzij drie scheidsrechters.
4. Indien de partijen bij de arbitrage besluiten drie scheidsrechters te benoemen, kiest elke partij in overeenstemming met 2 een lidstaat of een aangewezen aanbieder die niet rechtstreeks betrokken is bij het geschil om op te treden als scheidsrechter. Wanneer verschillende lidstaten en/of aangewezen aanbieders gezamenlijk een partij bij een geschil vormen, tellen zij ten behoeve van de toepassing van deze bepalingen als één partij.
5. Indien de partijen overeenkomen drie scheidsrechters te benoemen, benoemen de partijen gezamenlijk de derde scheidsrechter die niet van een lidstaat of aangewezen aanbieder afkomstig behoeft te zijn.
6. Indien het een geschil over een van de verdragen betreft, kunnen de scheidsrechters alleen worden benoemd uit de lidstaten die partij zijn bij dat verdrag.
7. De partijen bij de arbitrage kunnen gezamenlijk overeenkomen een scheidsrechter te benoemen die niet van een lidstaat of aangewezen aanbieder afkomstig behoeft te zijn.
8. Indien een of beide partijen bij de arbitrage verzuimen binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de kennisgeving inzake het instellen van de arbitrage een of meer scheidsrechters te benoemen, verzoekt het Internationaal Bureau desgevraagd het in gebreke blijvende land een scheidsrechter te benoemen of benoemt het ambtshalve zelf een scheidsrechter. Het Internationaal Bureau wordt niet betrokken bij de beraadslagingen, tenzij beide partijen daarom verzoeken.
9. De partijen bij de arbitrage kunnen te allen tijde voordat door de scheidsrechter of scheidsrechters uitspraak is gedaan onderling overeenkomen het geschil in der minne te schikken. De kennisgeving inzake intrekking van de arbitrage dient binnen tien dagen nadat de partijen daar overeenstemming over hebben bereikt schriftelijk te worden ingediend bij het Internationaal Bureau. Indien de partijen besluiten de arbitrageprocedure in te trekken, zijn de scheidsrechters niet langer bevoegd tot uitspraak over de aangelegenheid.
10. De scheidsrechter of scheidsrechters dienen uitspraak te doen op grond van de aangevoerde feiten en bewijzen. Beide partijen en de scheidsrechter of scheidsrechters dienen in kennis te worden gesteld van alle informatie over het geschil.
11. De scheidsrechter of scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen en het Internationaal Bureau en de partijen worden binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving inzake het instellen van arbitrage in kennis gesteld van de uitspraak.
12. Arbitrageprocedures zijn vertrouwelijk en binnen tien dagen na de kennisgeving van de uitspraak aan de partijen wordt het Internationaal Bureau schriftelijk in kennis gesteld van slechts een korte beschrijving van het geschil en de uitspraak.
13. De uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters is onherroepelijk en bindend voor de partijen. Er is geen beroep mogelijk.
14. De partijen bij de arbitrage gaan onverwijld over tot tenuitvoerlegging van de uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters. Indien een aangewezen aanbieder door zijn lidstaat gemachtigd is een arbitrageprocedure in te stellen en zich eraan te conformeren, is de lidstaat verantwoordelijk om te verzekeren dat de aangewezen aanbieder de uitspraak van de scheidsrechter of scheidsrechters ten uitvoer legt.
1. De werktalen van het Internationaal Bureau zijn het Frans en het Engels.
1. Voor de stukken van de Unie worden de Franse, Engelse, Arabische en Spaanse taal gebruikt. Tevens worden de Duitse, Chinese, Portugese en Russische taal gebruikt, mits de productie in deze talen zich beperkt tot de belangrijkste basisstukken. Ook worden andere talen gebruikt, mits de lidstaten die daarom verzoeken alle kosten ervan dragen.
2. De lidstaat of -staten die om een andere taal dan de officiële taal hebben verzocht, vormen een taalgroep.
3. De stukken worden door het Internationaal Bureau gepubliceerd in de officiële taal en in de talen van de samengestelde taalgroepen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de regionale bureaus van deze groepen, overeenkomstig de met het Internationaal Bureau overeengekomen modaliteiten. De publicatie in de verschillende talen vindt volgens hetzelfde model plaats.
4. De rechtstreeks door het Internationaal Bureau gepubliceerde stukken worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig verspreid in de verschillende talen waarom is verzocht.
5. De correspondentie tussen de lidstaten of hun aangewezen aanbieders en het Internationaal Bureau en tussen dit Bureau en derden kan worden uitgewisseld in elke taal waarvoor het Internationaal Bureau een vertaaldienst heeft.
6. De vertaalkosten in ongeacht welke taal, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de toepassing van het bepaalde onder5, worden gedragen door de taalgroep die om die taal heeft verzocht. De lidstaten die de officiële taal gebruiken, storten voor de vertaling van niet-officiële stukken een forfaitaire contributie waarvan het bedrag per contributie-eenheid gelijk is aan het bedrag dat wordt betaald door de landen die gebruik maken van de andere werktaal van het Internationaal Bureau. Alle overige kosten die verband houden met de verstrekking van stukken worden door de Unie gedragen. Het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten wordt vastgesteld in een resolutie van het Congres.
7. De door een taalgroep te dragen kosten worden verdeeld over de leden van deze groep, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De kosten kunnen volgens een andere verdeelsleutel over de leden van de taalgroep worden verdeeld, mits de betrokken lidstaten het hierover eens worden en het Internationaal Bureau via de woordvoerder van de groep van hun besluit in kennis stellen.
8. Het Internationaal Bureau geeft na een termijn die ten hoogste twee jaar mag bedragen gevolg aan elke wijziging van de taalkeuze waarom door een lidstaat wordt verzocht.
9. Voor de beraadslagingen van de organen van de Unie worden de Franse, de Engelse, de Spaanse, de Russische en de Arabische taal toegelaten, door middel van een tolksysteem – met of zonder elektronische apparatuur – waarvan de keuze wordt overgelaten aan het oordeel van de organisatoren van de vergadering, na overleg met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau en met de betrokken lidstaten.
10. Voor de onder 9 bedoelde beraadslagingen en vergaderingen worden tevens andere talen toegestaan.
11. De delegaties die andere talen gebruiken, dragen zorg voor de simultane vertolking in een van de onder 9 bedoelde talen, hetzij door middel van het in dat lid bedoelde systeem, wanneer de benodigde technische aanpassingen kunnen worden gerealiseerd, hetzij door middel van persoonlijke tolken.
12. De kosten van de tolkdiensten worden verdeeld over de lidstaten die dezelfde taal gebruiken, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De installatie- en onderhoudskosten van de technische apparatuur worden evenwel door de Unie gedragen.
13. De lidstaten en/of hun aangewezen aanbieders kunnen afspraken maken met betrekking tot de in hun wederzijdse betrekkingen voor dienstcorrespondentie te gebruiken taal. Bij gebreke van dergelijke afspraken wordt de Franse taal gebruikt.
1. Om uitvoerbaar te worden, moeten de bij het Congres ingediende voorstellen met betrekking tot dit Algemeen Reglement worden goedgekeurd door de meerderheid van de bij het Congres vertegenwoordigde lidstaten die stemrecht hebben. Ten tijde van de stemming moet ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie die stemrecht hebben, aanwezig zijn.
1. De in artikel 156 bedoelde voorwaarden voor goedkeuring zijn eveneens van toepassing op voorstellen tot wijziging van de tussen de Wereldpostunie en de Organisatie van de Verenigde Naties gesloten Akkoorden, voor zover deze Akkoorden niet voorzien in voorwaarden voor wijziging van de daarin vervatte bepalingen.
1. De door een Congres aangenomen wijzigingen worden vervat in een aanvullend protocol en treden, behoudens andersluidend besluit van dit Congres, op hetzelfde tijdstip in werking als de Akten die tijdens hetzelfde Congres worden herzien.
2. Dit Algemeen Reglement treedt in werking op 1 januari 2014 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht.
Ten blijke waarvan de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Algemeen Reglement hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke partij een afschrift ervan toekomen.
GEDAAN te Doha, op 11 oktober 2012
Gelet op artikel 22.4 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de regeringen van de lidstaten van de Unie in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, het volgende Verdrag vastgesteld, dat aansluit bij de beginselen van genoemde Constitutie teneinde een beveiligde postale financiële dienst in te stellen, die is aangepast aan en toegankelijk is voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers, op basis van een systeem dat interoperabiliteit met de netwerken van de aangewezen marktdeelnemers mogelijk maakt.
1. Elke lidstaat stelt al het mogelijke in het werk om ervoor te zorgen dat ten minste één van de volgende postale financiële diensten op zijn grondgebied wordt verzorgd:
1.1 Contante postwissel: de afzender biedt geld aan op het servicetoegangspunt van de aangewezen aanbieder en verzoekt om contante betaling van het volledige bedrag, zonder enige inhouding voor de geadresseerde.
1.2 Betaalpostwissel: de afzender geeft opdracht tot debitering van zijn rekening die door de aangewezen aanbieder wordt gehouden en verzoekt om contante betaling van het volledige bedrag aan de geadresseerde, zonder enige inhouding.
1.3 Stortingspostwissel: de afzender biedt geld aan op het servicetoegangspunt van de aangewezen aanbieder en verzoekt om storting ervan op de rekening van de geadresseerde, zonder enige inhouding.
1.4 Postoverschrijving: de afzender geeft opdracht tot debitering van zijn rekening die door de aangewezen aanbieder wordt gehouden en verzoekt om creditering van de door de aangewezen aanbieder van uitbetaling gehouden rekening van de geadresseerde met een gelijkluidend bedrag, zonder enige inhouding.
1.5 Verrekenpostwissel: de ontvanger van een verrekenpostwissel overhandigt geld op het servicetoegangspunt van de aangewezen aanbieder of geeft opdracht tot debitering van zijn rekening en verzoekt om volledige betaling van het door de afzender van de verrekenpostwissel opgegeven bedrag aan de afzender, zonder enige inhouding.
1.6 Spoedpostwissel: de afzender overhandigt de postale betaalopdracht op het servicetoegangspunt van de aangewezen aanbieder en verzoekt om overmaking ervan binnen 30 minuten en volledige betaling aan de geadresseerde zonder enige inhouding op het eerste verzoek van de geadresseerde op het servicetoegangspunt van het land van bestemming (in overeenstemming met de lijst servicetoegangspunten van het land van bestemming).
2. De maatregelen ter uitvoering van dit Verdrag worden vastgelegd in de Regeling.
1. Bevoegde autoriteit: elke nationale autoriteit van een lidstaat die, ingevolge bij wet- of regelgeving verleende bevoegdheden, toezicht houdt op de activiteit van de aangewezen aanbieder of van de in dit artikel bedoelde personen. De bevoegde autoriteit kan een beroep doen op de bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten die betrokken zijn bij de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, in het bijzonder op de nationale financiële-inlichtingeneenheid en op de toezichthoudende autoriteiten.
2. Voorschot: gedeeltelijke, vervroegde storting door de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten gunste van de aangewezen aanbieder van uitbetaling ter financiële verlichting van de postale financiële diensten van de aangewezen aanbieder van uitbetaling.
3. Witwassen van geld: omwisseling of overdracht van deviezen door een instantie of individu die weet dat deze deviezen afkomstig zijn van een criminele activiteit of deelneming aan een dergelijke activiteit, met het oogmerk de onrechtmatige herkomst ervan te verbergen of te verhullen of personen die hebben deelgenomen aan de voortzetting van deze activiteit te helpen zich aan de juridische gevolgen van hun handelingen te onttrekken; het witwassen van geld moet zelfs als zodanig worden aangemerkt wanneer de activiteiten waaruit de wit te wassen goederen voortkomen, worden vervolgd op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land.
4. Afscheiding: verplichte scheiding van de gelden van gebruikers van die van de aangewezen aanbieder, ter voorkoming van het gebruik van de gelden van gebruikers voor andere doeleinden dan de uitvoering van de transacties door de postale financiële diensten.
5. Clearinghouse: in het kader van multilaterale uitwisselingen behandelt een clearinghouse de wederzijdse schulden en vorderingen die voortvloeien uit de diensten die door de ene aanbieder ten gunste van een andere aanbieder worden geleverd. De taak van een clearinghouse is het bijhouden van de uitwisselingen tussen de aanbieders, waarvan de vereffening geschiedt via een vereffeningsbank, alsmede het nemen van de nodige maatregelen in geval van problemen bij de vereffening.
6. Clearing: systeem waarmee het aantal door de instelling te verrichten betalingen van de periodieke debet- en creditsaldi van de betrokken partners tot een minimum wordt beperkt. De clearing bestaat uit twee fasen: vaststelling van de bilaterale saldi en vervolgens, door optelling van de bilaterale saldi, berekening van het totale saldo van elke partner ten opzichte van de gemeenschap, teneinde slechts een enkele vereffening uit te voeren, afhankelijk van het debet- of creditsaldo van de betrokken instelling.
7. Verzamelrekening: verzameling op een enkele rekening van gelden die van verschillende bronnen afkomstig zijn.
8. Clearingrekening: lopende girorekening die de aangewezen aanbieders in het kader van bilaterale betrekkingen wederzijds voor elkaar openen en via welke de wederzijdse schulden en vorderingen worden vereffend.
9. Criminele activiteit: elke vorm van deelneming aan het plegen van een misdrijf of strafbaar feit, in de betekenis van de nationale wetgeving.
10. Borg: bedrag dat in de vorm van contanten of waardepapieren wordt ingelegd ter waarborging van de betalingen tussen aangewezen aanbieders.
11. Geadresseerde: natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de afzender als begunstigde van de postwissel of -overschrijving wordt aangewezen.
12. Derde valuta: valuta die wordt gebruikt wanneer twee valuta niet kunnen worden omgewisseld of die wordt gebruikt ten behoeve van de clearing/vereffening van rekeningen.
13. Waakzaamheidsplicht ten aanzien van gebruikers: algemene plicht van de aangewezen aanbieders, die de volgende verplichtingen omvat:
13.1 identificatie van de gebruikers;
13.2 vragen naar het doel van de postale betaalopdracht;
13.3 toezicht houden op de postale betaalopdrachten;
13.4 verifiëren of de informatie betreffende de gebruikers actueel is;
13.5 verdachte transacties bij de bevoegde autoriteiten melden.
14. Elektronische gegevens betreffende de postale betaalopdrachten: langs elektronische weg door een aangewezen aanbieder naar een andere aangewezen aanbieder verzonden gegevens betreffende de uitvoering van postale betaalopdrachten, een klacht, een adreswijziging of -verbetering, of een terugbetaling; deze gegevens worden door de aangewezen aanbieders ingevoerd of automatisch door hun informatiesystemen gegenereerd en bevatten een wijziging van de status van de postale betaalopdracht of van het opdrachtverzoek.
15. Persoonsgegevens – persoonsgegevens voor de identificatie van de afzender of de geadresseerde.
16. Postale gegevens: gegevens benodigd voor de afhandeling en het volgen van de uitvoering van de postale betaalopdracht, voor statistische doeleinden alsmede voor het centrale clearingsysteem.
17. Elektronische gegevensuitwisseling (EDI): uitwisseling, tussen computers, van transactiegegevens door middel van genormaliseerde netwerken en formats die met het systeem van de Unie verenigbaar zijn.
18. Afzender: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aangewezen aanbieder opdracht geeft tot uitvoering van een postale betaalopdracht overeenkomstig de Akten van de Unie.
19. Financiering van terrorisme: begrip dat betrekking heeft op de financiering van terroristische handelingen, terroristen en terroristische organisaties.
20. Gelden van de gebruikers: bedragen die door de afzender in contanten aan de aangewezen aanbieder worden overhandigd, of rechtstreeks, of via elk ander beveiligd monetair middel, worden afgeschreven van de rekening van de afzender die in de boeken van de aangewezen aanbieder van uitschrijving wordt gehouden, en die door de afzender aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving of elke andere financiële aanbieder ter beschikking worden gesteld met het oog op de betaling ervan aan een door de afzender aangegeven geadresseerde, overeenkomstig dit Verdrag en de bijbehorende Regeling.
21. Verrekenpostwissel: een operationele term ter aanduiding van een postale betaalopdracht in ruil voor de aflevering van een verrekenpostwissel, zoals omschreven in artikel 1 van dit Verdrag.
22. Uitschrijvingsvaluta: valuta van het land van bestemming of door het land van bestemming toegestane derde valuta waarin de postale betaalopdrachten wordt uitgeschreven.
23. Aangewezen aanbieder van uitschrijving: aangewezen aanbieder die een postale betaalopdracht aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling verzendt, overeenkomstig de Akten van de Unie.
24. Aangewezen aanbieder van uitbetaling: aangewezen aanbieder die belast is met de uitvoering van de postale betaalopdracht in het land van de geadresseerde, overeenkomstig de Akten van de Unie.
25. Geldigheidstermijn: termijn gedurende welke de postale betaalopdrachten geldig kunnen worden uitgevoerd of herroepen.
26. Servicetoegangspunt: fysieke of virtuele plaats waar de gebruiker een postale betaalopdracht kan afgeven of ontvangen.
27. Vergoeding: door de aangewezen aanbieder van uitschrijving aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling verschuldigd bedrag voor de betaling aan de geadresseerde.
28. Herroepelijkheid: mogelijkheid van de afzender om zijn postale betaalopdracht (postwissel of -overschrijving) te herroepen tot op het moment van betaling of aan het einde van de geldigheidstermijn, indien de betaling niet heeft plaatsgevonden.
29. Tegenpartijrisico: risico dat verband houdt met het in gebreke blijven van een van de partijen bij een contract. Dit uit zich in een risico van verlies of betalingsonvermogen.
30. Liquiditeitsrisico: risico dat een tegenpartij of een deelnemer aan een vereffeningssysteem tijdelijk niet in staat is zich volledig van een verplichting te kwijten op de datum dat deze opeisbaar wordt.
31. Signalering van verdachte transacties: op de nationale wetgeving en op de resoluties van de Unie gebaseerde verplichting van de aangewezen aanbieder om informatie over verdachte transacties aan de bevoegde nationale autoriteiten mede te delen.
32. Tracking en tracing: systeem waarmee het traject van een postale betaalopdracht kan worden gevolgd en op elk moment kan worden vastgesteld waar de opdracht zich bevindt en wat de uitvoeringsstatus ervan is.
33. Tarief: bedrag dat door een afzender voor een postale financiële dienst aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving wordt betaald.
34. Verdachte transactie: postale betaalopdracht of verzoek om een terugbetaling met betrekking tot een eenmalige of herhaalde postale betaalopdracht die verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.
35. Gebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon, afzender of geadresseerde, die overeenkomstig dit Verdrag van de postale financiële diensten gebruikmaakt.
1. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van het overheidsorgaan dat is belast met het toezicht op de postale financiële diensten. Bovendien brengen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres op de hoogte van de naam en het adres van de aanbieder of aanbieders die officieel zijn aangewezen voor de verzorging van de postale financiële diensten via hun netwerk(en) en het vervullen van de verplichtingen die op zijn of hun grondgebieden uit de Akten van de Unie voortvloeien.
Tussen twee Congressen in moet elke wijziging betreffende de overheidsinstanties en de officieel aangewezen aanbieders zo snel mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht.
2. De aangewezen aanbieders verzorgen de postale financiële diensten overeenkomstig dit Verdrag.
1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen ter waarborging van de continuïteit van hun postale financiële diensten ingeval hun aangewezen aanbieder(s) in gebreke mochten blijven, onverminderd de aansprakelijkheid van deze aanbieder(s) ten aanzien van andere uit hoofde van de Akten van de Unie aangewezen aanbieders.
2. In geval van in gebreke blijven van zijn aangewezen aanbieder(s), brengt de lidstaat de andere lidstaten die partij bij dit Verdrag zijn, via het Internationaal Bureau, op de hoogte van:
2.1 de opschorting van zijn postale financiële diensten vanaf de aangegeven datum en tot nader order;
2.2 de maatregelen die zijn getroffen om de diensten te herstellen onder de verantwoordelijkheid van een eventuele nieuwe aangewezen aanbieder.
1. De aangewezen aanbieders zijn ten aanzien van de andere aanbieders en de gebruikers verantwoordelijk voor de uitvoering van de postale financiële diensten.
2. Overeenkomstig de nationale wetgeving zijn zij verantwoordelijk voor de risico’s, zoals de operationele risico’s, liquiditeitsrisico’s en tegenpartijrisico’s.
3. Met het oog op de uitvoering van de postale financiële diensten waarvan de levering hun door hun respectieve lidstaat is opgedragen, sluiten de aangewezen aanbieders bilaterale of multilaterale overeenkomsten met de aangewezen aanbieders van hun keuze.
1. Elk geldbedrag dat contant wordt overhandigd of van een rekening wordt afgeschreven met het oog op de uitvoering van een postale betaalopdracht, blijft eigendom van de afzender tot het moment waarop het aan de geadresseerde wordt uitbetaald of op diens rekening wordt bijgeschreven, behalve in het geval van verrekenpostwissels.
2. Gedurende de geldigheidstermijn van de postale betaalopdracht kan de afzender de postale betaalopdracht herroepen tot op het moment waarop het overeenkomstige bedrag aan de geadresseerde wordt uitbetaald of op diens rekening wordt bijgeschreven behalve in het geval van verrekenpostwissels.
3. Elk geldbedrag dat contant wordt overhandigd of van een rekening wordt afgeschreven met het oog op de uitvoering van een verrekenpostwissel, behoort toe aan de afzender van de verrekenpostwissel zodra de opdracht is verstrekt. Vanaf dat tijdstip is de betaalopdracht onherroepelijk.
1. De aangewezen aanbieders stellen alle nodige middelen in het werk om de uit de nationale en internationale wetgeving voortvloeiende verplichtingen na te komen, met inbegrip van de verplichtingen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, van de financiering van terrorisme en van financiële criminaliteit.
2. Overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving moeten zij verdachte transacties bij de bevoegde autoriteiten van hun land melden.
3. De Regeling vermeldt de precieze verplichtingen van de aangewezen aanbieders betreffende de identificatie van de gebruiker, de benodigde waakzaamheid en de uitvoeringsprocedures betreffende de regelgeving op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, de financiering van terrorisme en van financiële criminaliteit.
1. De lidstaten en hun aangewezen aanbieders eerbiedigen de vertrouwelijkheid en veiligheid van persoonsgegevens in overeenstemming met de nationale wetgeving en, in voorkomend geval, van de internationale verplichtingen en van de Regeling.
2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld in overeenstemming met de van toepassing zijnde nationale wetgeving en internationale verplichtingen.
3. Persoonsgegevens worden uitsluitend ter kennis gebracht van derden die bevoegd zijn tot toegang op grond van de van toepassing zijnde nationale wetgeving.
4. De aangewezen aanbieders stellen hun cliënten in kennis van het gebruik dat is gemaakt van hun persoonsgegevens en van het doel waarvoor zij zijn verzameld.
5. De voor de uitvoering van een postale betaalopdracht benodigde gegevens zijn vertrouwelijk.
6. Ten behoeve van eventuele statistische doeleinden voor de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening en de centrale clearing, zijn de aangewezen aanbieders verplicht ten minste eenmaal per jaar postale gegevens aan het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie mede te delen.
De individuele postale gegevens worden door het Internationaal Bureau vertrouwelijk behandeld.
1. De uitwisseling van de gegevens die benodigd zijn voor de levering van de in dit Verdrag bedoelde diensten wordt beheerst door het principe van technologische neutraliteit; dit houdt in dat de levering van deze diensten niet afhangt van het gebruik van een specifieke technologie.
2. De uitvoeringsmodaliteiten voor de postale betaalopdrachten, zoals de voorwaarden voor aanbieding, invoer, verzending, betaling, terugbetaling, klachtafhandeling of de termijn voor de terbeschikkingstelling van gelden aan de geadresseerden, kunnen afhankelijk van de voor de verzending van de postale betaalopdracht gebruikte technologie variëren.
3. De postale financiële diensten kunnen worden geleverd in de vorm van een combinatie van verschillende technologieën.
1. Toegankelijkheid via het netwerk
1.1 De postale financiële diensten worden door de aangewezen aanbieders op zodanige wijze op hun netwerk(en) of op elk ander partnernetwerk geleverd dat deze diensten voor een zo groot mogelijk aantal gebruikers toegankelijk zijn.
1.2 Alle gebruikers hebben toegang tot de postale financiële diensten, onafhankelijk van het bestaan van enige contractuele of commerciële relatie met de aangewezen aanbieder.
2. Scheiding van gelden
2.1 De gelden van de gebruikers zijn van elkaar gescheiden. Deze gelden en de hierdoor gegenereerde geldstromen zijn gescheiden van de andere gelden en geldstromen van de aanbieders, in het bijzonder hun eigen vermogen.
2.2 De regelingen die verband houden met de vergoeding tussen de aangewezen aanbieders zijn gescheiden van de regelingen die verband houden met de gelden van de gebruikers.
3. Uitschrijvingsvaluta en uitbetalingsvaluta van de postale betaalopdrachten
3.1 Het bedrag van de postale betaalopdracht wordt uitgeschreven en betaald in de valuta van het land van bestemming of in elke door het land van bestemming toegestane andere valuta.
4. Niet-verwerping
4.1 De verzending van postale betaalopdrachten langs elektronische weg is onderworpen aan het beginsel van niet-verwerping; dit houdt in dat – mits het bericht aan de toepasselijke technische normen voldoet – de aangewezen aanbieder van uitschrijving het bestaan van de desbetreffende opdrachten niet kan ontkennen en de aangewezen aanbieder van uitbetaling niet kan ontkennen deze daadwerkelijk te hebben ontvangen.
4.2 De niet-verwerping van langs elektronische weg verzonden postale betaalopdrachten moet door middel van technische middelen worden gewaarborgd, ongeacht het systeem dat door de aangewezen aanbieders wordt gebruikt.
5. Uitvoering van postale betaalopdrachten
5.1 De tussen aangewezen aanbieders verzonden postale betaalopdrachten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag en van de nationale wetgeving.
5.2 Binnen het netwerk van de aangewezen aanbieders is het door de afzender aan de aangewezen aanbieder van uitschrijving overgedragen bedrag hetzelfde als het bedrag dat door de aangewezen aanbieder van uitbetaling aan de geadresseerden wordt betaald.
5.3 De betaling aan de geadresseerden is niet gebonden aan de ontvangst door de aangewezen aanbieder van uitbetaling van de overeenkomstige gelden van de afzender. De betaling moet worden verricht; hierbij moet de aangewezen aanbieder van uitschrijving zijn verplichtingen ten aanzien van de aangewezen aanbieder van uitbetaling op het gebied van voorschotten of aanvulling van het saldo op de clearingrekening, nakomen.
6. Tariefstelling
6.1 De aangewezen aanbieder van uitschrijving stelt het tarief van de postale financiële diensten vast.
6.2 Het tarief kan worden verhoogd met kosten voor eventuele door de afzender verlangde optionele of aanvullende diensten.
7. Tarifaire vrijstelling
7.1 De bepalingen van het Algemeen Postverdrag betreffende de vrijstelling van port voor postzendingen bestemd voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden worden voor deze categorie geadresseerden op de postale financiële diensten toegepast.
8. Vergoeding van de aangewezen aanbieder van uitbetaling
8.1 De aangewezen aanbieder van uitbetaling ontvangt voor de uitvoering van de postale betaalopdrachten een vergoeding van de aangewezen aanbieder van uitschrijving.
9. Frequentie van de vereffeningen tussen aangewezen aanbieders
9.1 De frequentie van de vereffening tussen aangewezen aanbieders van de bedragen die door een afzender aan de geadresseerde worden betaald of op zijn rekening worden bijgeschreven, kan afwijken van de frequentie die wordt gehanteerd voor de vereffening van de vergoeding tussen aangewezen aanbieders. De vereffening van de bedragen die aan de geadresseerden worden betaald of op hun rekening worden bijgeschreven, vindt ten minste eenmaal per maand plaats.
10. Verplichte informatieverstrekking aan de gebruikers
10.1 De gebruikers hebben recht op de volgende informatie, die wordt gepubliceerd en aan elke afzender wordt medegedeeld: voorwaarden voor de levering van de postale financiële diensten, tarieven, kosten, wisselkoersen en -voorwaarden, voorwaarden met betrekking tot aansprakelijkheid en adressen van de inlichtingen- en klachtendiensten.
10.2 Aan de toegang tot deze informatie zijn geen kosten verbonden.
1. De aangewezen aanbieders kunnen besluiten de postale financiële diensten te identificeren door middel van een collectief merk.
2. De Postraad formuleert de kwaliteitsdoelstellingen voor de dienstverlening, onderdelen en normen voor elektronisch verzonden postale betaalopdrachten.
3. De aangewezen aanbieders moeten een minimum aantal elementen en normen hanteren voor de kwaliteit van de dienstverlening voor elektronisch verzonden postale betaalopdrachten.
1. Netwerken
1.1 Ter waarborging van de uitwisseling van de benodigde gegevens voor de uitvoering van de postale financiële diensten tussen alle aangewezen aanbieders en van het toezicht op de kwaliteit van de dienstverlening, gebruiken de aangewezen aanbieders het systeem voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling (EDI) van de Unie of elk ander systeem waarmee de interoperabiliteit van de postale financiële diensten overeenkomstig dit Verdrag kan worden gewaarborgd.
1. De aangewezen aanbieders zijn verantwoordelijk voor de goede werking van hun apparatuur.
2. Ter waarborging van de authenticiteit en integriteit van de verzonden gegevens, moet de elektronische verzending van gegevens worden beveiligd.
3. De aangewezen aanbieders moeten de transacties overeenkomstig de internationale normen beveiligen.
1. De door de aangewezen aanbieders gebruikte systemen moeten het mogelijk maken de verwerking van de postale betaalopdracht en de eventuele herroeping ervan door de afzender, te volgen tot aan het moment waarop het overeenkomstige bedrag aan de geadresseerde wordt betaald of op diens rekening wordt bijgeschreven of, in voorkomend geval, aan de afzender wordt terugbetaald.
1. De voorwaarden voor de indiening, invoer en verzending van postale betaalopdrachten worden vastgelegd in de Regeling.
2. De geldigheidsduur van postale betaalopdrachten kan niet worden verlengd. De geldigheidsduur wordt vastgelegd in de Regeling.
1. Na verificatie van de identiteit van de geadresseerde overeenkomstig de nationale wetgeving en na verificatie van de juistheid van de door de geadresseerde verstrekte informatie, gaat de aangewezen aanbieder over tot contante betaling. Bij een stortingspostwissel of overschrijving maakt de aangewezen aanbieder het bedrag over op de rekening van de geadresseerde.
2. De termijn voor de terbeschikkingstelling van de gelden wordt vastgesteld in multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de aangewezen aanbieders.
1. De aangewezen aanbieders delen de overeenkomstig hun nationale wetgeving vastgestelde maximumbedragen bij verzending en bij ontvangst mede aan het Internationaal Bureau van de Unie.
1. Reikwijdte van de terugbetaling
1.1 De terugbetaling in het kader van postale financiële diensten heeft betrekking op het totaalbedrag van de postale betaalopdracht in de valuta van het land waarin de betaalopdracht wordt uitgeschreven. Het terug te betalen bedrag is gelijk aan het bedrag dat door de afzender wordt gestort of dat van zijn rekening wordt afgeschreven. In geval van een fout door een aangewezen aanbieder wordt het terug te betalen bedrag vermeerderd met het tarief van de postale financiële dienst.
1.2 Bij verrekenpostwissels vindt geen terugbetaling plaats.
1. Klachten kunnen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van aanvaarding van de postale betaalopdracht.
2. Onder voorbehoud van hun nationale wetgeving zijn de aangewezen aanbieders gerechtigd bij hun cliënten kosten in rekening te brengen voor klachten met betrekking tot postale betaalopdrachten.
1. Verwerking van gelden
1.1 Met uitzondering van verrekenpostwissels, is de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten aanzien van de afzender aansprakelijk voor de aan het loket overhandigde of van de rekening van de afzender afgeschreven bedragen tot op het moment waarop:
1.1.1 de postale betaalopdracht naar behoren is betaald; of
1.1.2 het bedrag op de rekening van de geadresseerde is overgemaakt; of
1.1.3 het bedrag in contanten aan de afzender is terugbetaald of op diens rekening is overgemaakt.
1.2 Voor verrekenpostwissels is de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten aanzien van de ontvanger aansprakelijk voor de aan het loket overhandigde of van de rekening van de afzender afgeschreven bedragen tot het moment waarop de verrekenpostwissel naar behoren is betaald of het bedrag naar behoren is bijgeschreven op de rekening van de ontvanger.
1. Elke aangewezen aanbieder is aansprakelijk voor zijn eigen fouten.
2. De voorwaarden en reikwijdte van de aansprakelijkheid worden vastgelegd in de Regeling.
1. De aangewezen aanbieders zijn niet aansprakelijk:
1.1 in geval van vertraging bij de uitvoering van de dienst;
1.2 wanneer zij, naar aanleiding van de vernietiging van de gegevens betreffende de postale financiële diensten als gevolg van overmacht, niet kunnen aantonen dat een postale betaalopdracht is uitgevoerd, tenzij het bewijs van hun aansprakelijkheid op andere wijze is vastgelegd;
1.3 wanneer de schade is veroorzaakt door de schuld of nalatigheid van de afzender, in het bijzonder waar het gaat om diens verplichting juiste informatie ter ondersteuning van zijn postale betaalopdracht te verstrekken, waaronder de legale herkomst van de overhandigde gelden alsmede de reden van de postale betaalopdracht:
1.4 in geval van beslaglegging op de overhandigde gelden;
1.5 wanneer het pakketten van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft;
1.6 wanneer de gebruiker binnen de in dit Verdrag vastgelegde termijn geen klacht heeft ingediend;
1.7 wanneer de verjaringstermijn voor postale financiële diensten in het land van uitschrijving is verlopen.
1. Op de in de artikelen 20 tot en met 22 voorgeschreven bepalingen inzake aansprakelijkheid kan, behoudens bij bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud worden gemaakt.
1. Boekhoudkundige regels
1.1 De aangewezen aanbieders nemen de in de Regeling vastgestelde boekhoudkundige regels in acht.
2. Opstelling van de maandelijkse en algemene rekeningen
2.1 De aangewezen aanbieder van uitbetaling stelt ten behoeve van elke aangewezen aanbieder van uitschrijving maandelijks een rekening op van de voor de postale financiële diensten betaalde bedragen. De maandrekeningen worden met dezelfde frequentie opgenomen in een algemene rekening, inclusief voorschotten, waaruit een saldo voortkomt.
3. Voorschot
3.1 In geval van verschillen tussen de uitwisselingen tussen aangewezen aanbieders, betaalt de aangewezen aanbieder van uitschrijving ten minste eenmaal per maand, aan het begin van het tijdvak, een voorschot aan de aangewezen aanbieder van uitbetaling. Wanneer de termijn als gevolg van een verhoging van de frequentie van de vereffening van de uitwisselingen korter wordt dan een week, kunnen de aanbieders overeenkomen van dit voorschot af te zien.
4. Verzamelrekening
4.1 In beginsel beschikt elke aangewezen aanbieder over een speciale verzamelrekening voor de gelden van de gebruikers. Deze gelden worden uitsluitend gebruikt voor de betaling aan de aangewezen aanbieder van de aan de geadresseerden betaalde postale betaalopdrachten of voor de terugbetaling aan de afzenders van de niet uitgevoerde postale betaalopdrachten.
4.2 Wanneer de aangewezen aanbieder voorschotten betaalt, worden deze op de speciale verzamelrekening van de aangewezen aanbieder van uitbetaling bijgeschreven. Deze voorschotten zijn uitsluitend bedoeld voor betalingen aan de geadresseerden.
5. Borg
5.1 Overeenkomstig de in de Regeling bedoelde voorwaarden kan de storting van een borg worden verlangd.
1. Centrale vereffening
1.1 De vereffeningen tussen aangewezen aanbieders kunnen geschieden via een centraal clearinghouse, met inachtneming van de in de Regeling bedoelde voorwaarden. De vereffeningen vinden plaats vanaf de verzamelrekeningen van de aangewezen aanbieders.
2. Bilaterale vereffening
2.1 Facturering aan de hand van het saldo van de algemene rekening
2.1.1 In het algemeen vereffenen de aangewezen aanbieders die geen lid zijn van een centraal clearingsysteem hun rekeningen aan de hand van het saldo van de algemene rekening.
2.2 Clearingrekening
2.2.1 Wanneer de aangewezen aanbieders over postcheque-instellingen beschikken, kunnen zij een wederzijdse clearingrekening openen via welke de wederzijdse schulden en vorderingen inzake de postale financiële diensten worden vereffend.
2.2.2 Indien de aangewezen aanbieder van uitbetaling niet over een postcheque-instelling beschikt, kan de clearingrekening bij een andere financiële instelling worden geopend.
2.3 Vereffeningsvaluta
2.3.1 De vereffening geschiedt in de valuta van het land van bestemming of in een door de aangewezen aanbieders overeengekomen derde valuta.
1. Elk voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Unie is niet toegestaan.
2. Als stelregel geldt dat de lidstaten die de andere lidstaten niet van hun mening kunnen overtuigen voor zover mogelijk moeten trachten zich bij de mening van de meerderheid aan te sluiten. Voorbehouden mogen uitsluitend in geval van absolute noodzaak worden gemaakt en moeten naar behoren met redenen worden omkleed.
3. Een voorbehoud op de artikelen van dit Verdrag moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een schriftelijk voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Reglement van Orde van het Congres.
4. Om van kracht te worden, moet het aan het Congres voorgelegde voorbehoud worden goedgekeurd door de meerderheid die per geval voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft, benodigd is.
5. In beginsel wordt het voorbehoud toegepast op basis van wederkerigheid tussen de lidstaat die het voorbehoud heeft gemaakt en de overige lidstaten.
6. Het voorbehoud op dit Verdrag wordt in het Slotprotocol ervan opgenomen op basis van het door het Congres goedgekeurde voorstel.
1. Het Postverdrag is in voorkomend geval mutatis mutandis van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk in dit Verdrag is geregeld.
2. Artikel 4 van de Constitutie is niet van toepassing op dit Verdrag.
3. Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen betreffende het Verdrag en de Regelingen
3.1 Om uitvoerbaar te worden, dienen de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag te worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van de lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig zijn.
3.2 Om uitvoerbaar te worden, moeten de voorstellen met betrekking tot de Regeling bij dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de leden van de Postraad die aanwezig zijn en stemgerechtigd zijn en het Verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden.
3.3 Om uitvoerbaar te worden, moeten de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag:
3.3.1 twee derde van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de toevoeging van nieuwe bepalingen betreft;
3.3.2 de meerderheid van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de wijziging van de bepalingen van dit Verdrag betreft;
3.3.3 de meerderheid van de stemmen verenigen, indien het de uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag betreft.
3.4 Niettegenstaande het bepaalde in 3.3.1 is elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog niet verenigbaar is met de voorgestelde toevoeging gerechtigd, binnen negentig dagen na de kennisgeving van deze toevoeging, een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau te richten waarin wordt vermeld dat het niet mogelijk is deze toevoeging te aanvaarden.
Ten blijke waarvan de gevolmachtigden van de regeringen van de verdragsluitende landen dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke partij ter hand gesteld.
GEDAAN te Doha op 11 oktober 2012
Uitgegeven de achtentwintigste september 2016.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS
In Trb. 2013, 208 is ten onrechte de titel „1. Algemeen Postverdrag; 2. Algemeen Reglement van de Wereldpostunie (met Slotprotocol); 3. Verdrag inzake postale financiële diensten” gebruikt.
Dit betreft de definitieve vertaling. De voorlopige vertaling is geplaatst in Trb. 2013, 208.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2016-154.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.