27 (2014) Nr. 2

A. TITEL

Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (met bijlage);

Genève, 27 november 2014

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 012571 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

Besluit van 27 november 2014

De Algemene Raad;

Gelet op artikel X, eerste lid, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (de „WTO-overeenkomst”);

Uitvoering gevend aan de taken van de Ministeriële Conferentie in de perioden tussen de bijeenkomsten, ingevolge artikel IV, tweede lid, van de WTO-overeenkomst;

Herinnerend aan het Besluit van de Algemene Raad onderhandelingen te starten op basis van de modaliteiten zoals vervat in Bijlage D bij dat besluit, aangenomen op 1 augustus 2004, alsmede het ministeriële besluit van 7 december 2013 een Wijzigingsprotocol op te stellen teneinde de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie op te nemen in Bijlage 1A van de WTO-overeenkomst (het „Protocol”);

Herinnerend aan paragraaf 47 van de Ministeriële Verklaring van Doha van 20 november 2001;

Herinnerend aan de paragrafen 2 en 3 van de Ministeriële Verklaring van Doha, Bijlage D van het Besluit van de Algemene Raad van augustus 2004 en artikel 13, tweede lid, van het Verdrag inzake handelsfacilitatie over het belang van het verlenen van bijstand en het ondersteunen van capaciteitsopbouw om ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen te helpen de bepalingen van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie te implementeren;

Verwelkomend de aankondiging van de Directeur-Generaal binnen de bestaande WTO-structuren een Faciliteit Handelsfacilitatieovereenkomst in te stellen om de steun die de Leden vrijwillig aan de WTO verlenen te beheren ter bevordering van de aanvullende bijstand om de bepalingen van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie te implementeren en de samenhang tussen de bijstand van de Bijlage D plus instanties te vergemakkelijken;

Na bestudering van de Overeenkomst voorgelegd door het Voorbereidend Comité voor handelsfacilitatie (WT/L/931);

Gelet op de consensus over het voorleggen van deze voorgestelde wijziging aan de Leden voor aanvaarding;

Besluit als volgt:

  • 1. Het Protocol tot wijziging van de WTO-overeenkomst dat aan dit besluit is gehecht wordt hierbij aangenomen en voor aanvaarding aan de Leden voorgelegd.

  • 2. Het Protocol staat bij dezen open voor aanvaarding door de Leden.

  • 3. Het Protocol treedt in werking in overeenstemming met de bepalingen van artikel X, derde lid, van de WTO-overeenkomst.



Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

De Leden van de Wereldhandelsorganisatie,

Onder verwijzing naar de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie;

Gelet op het Besluit van de Algemene Raad in document WT/L/940, aangenomen ingevolge artikel X, eerste lid van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie („de WTO-overeenkomst”);

Komen hierbij het volgende overeen:

  • 1. Bijlage 1A bij de WTO-overeenkomst wordt, na inwerkingtreding van dit Protocol ingevolge het vierde lid, gewijzigd door de invoeging van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, zoals vervat in de Bijlage bij dit Protocol, die wordt opgenomen na de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

  • 2. Zonder toestemming van de andere Leden mogen geen voorbehouden worden gemaakt met betrekking tot enige bepaling van dit Protocol.

  • 3. Dit Protocol staat bij dezen open voor aanvaarding door de Leden.

  • 4. Dit Protocol treedt in werking in overeenstemming met artikel X, derde lid, van de WTO-overeenkomst.1)

  • 5. Dit Protocol wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Wereldhandelsorganisatie die elk Lid onverwijld een gewaarmerkt afschrift en een kennisgeving van elke aanvaarding ervan ingevolge het derde lid verstrekt.

  • 6. Dit Protocol wordt geregistreerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.

GEDAAN te Genève, op zevenentwintig november tweeduizend veertien, in één exemplaar in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.



Bijlage bij het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

Verdrag inzake handelsfacilitatie

Preambule

De Leden,

Gelet op de onderhandelingen die zijn gestart ingevolge de Ministeriële Verklaring van Doha;

Herinnerend aan en opnieuw bevestigend het mandaat en de beginselen vervat in paragraaf 27 van de Ministeriële Verklaring van Doha (WT/MIN(01)/DEC/1) en in Bijlage D bij het op 1 augustus 2004 door de Algemene Raad aangenomen Besluit over het Doha-werkprogramma (WT/L/579), alsmede in paragraaf 33 van en bijlage E bij de Ministeriële Verklaring van Hongkong (WT/MIN(05)/DEC);

Geleid door de wens de relevante aspecten van de artikelen V, VIII en X van de GATT 1994 te verduidelijken en te verbeteren teneinde het verkeer, de vrijgave en de inklaring van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, verder te bespoedigen;

Erkennend de bijzondere behoeften van de Leden die ontwikkelingsland zijn en met name de Leden die minst ontwikkeld land zijn en geleid door de wens de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw op dit gebied te verbeteren;

Erkennend de noodzaak van doeltreffende samenwerking tussen de Leden over kwesties die verband houden met handelsfacilitatie en het naleven van de douanevoorschriften;

Komen hierbij het volgende overeen:

AFDELING I

Artikel 1 Publicatie en beschikbaarheid van informatie
  • 1. Publicatie

  • 1.1. Elk Lid publiceert onverwijld de volgende informatie op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze zodat regeringen, handelaren en overige belanghebbende partijen hiervan kennis kunnen nemen:

    • a. de procedures voor invoer, uitvoer en doorvoer (met inbegrip van de procedures bij havens, luchthavens en overige punten van binnenkomst) en de vereiste formulieren en documenten;

    • b. de toegepaste rechten en belastingen van welke aard ook opgelegd op of in verband met de invoer of uitvoer;

    • c. de retributies en heffingen die worden opgelegd door of namens overheidsinstanties op of in verband met de invoer, uitvoer of doorvoer;

    • d. de regels voor de indeling of waardebepaling van producten voor douanedoeleinden;

    • e. de algemeen toepasselijke wet- en regelgeving en administratieve besluiten die betrekking hebben op de oorsprongsregels;

    • f. de invoer-, uitvoer of doorvoerbeperkingen of -verboden;

    • g. de sanctiebepalingen voor schendingen van de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten;

    • h. de beroeps- of toetsingsprocedures;

    • i. de overeenkomsten of delen van overeenkomsten met welk land of welke landen dan ook in verband met de invoer, uitvoer of doorvoer; en

    • j. de procedures voor het beheer van tariefcontingenten.

  • 1.2. Niets in deze bepalingen mag worden uitgelegd als een verplichting tot publicatie of het verstrekken van informatie in een andere taal dan de taal van het Lid, behoudens het bepaalde in het tweede lid, onderdeel 2.

  • 2. Via internet beschikbare informatie

  • 2.1. Elk Lid stelt het volgende via internet beschikbaar en draagt voor zover mogelijk en in voorkomend geval zorg voor de actualisering ervan:

    • a. een beschrijving2) van zijn procedures bij invoer, uitvoer en doorvoer, met inbegrip van de beroeps- of toetsingsprocedures, waarmee aan regeringen, handelaren en andere belanghebbende partijen informatie wordt verschaft over de praktische stappen die nodig zijn voor de invoer, uitvoer en doorvoer;

    • b. de formulieren en documenten die nodig zijn voor de invoer in, uitvoer uit of doorvoer via het grondgebied van dat Lid;

    • c. de contactgegevens van zijn informatiepunt(en).

  • 2.2. Waar mogelijk wordt de in het tweede lid, onderdeel 1, punt a, bedoelde beschrijving tevens beschikbaar gesteld in een van de officiële talen van de WTO.

  • 2.3. De Leden worden aangemoedigd overige handelsgerelateerde informatie via internet beschikbaar te stellen, met inbegrip van relevante handelsgerelateerde wetten en andere gegevens als bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1.

  • 3. Informatiepunten

  • 3.1. Elk Lid stelt, binnen de grenzen van zijn beschikbare middelen, een of meer informatiepunten in of houdt deze in stand voor het beantwoorden van redelijke verzoeken om inlichtingen van regeringen, handelaren en overige belanghebbende partijen over aangelegenheden die onder het eerste lid, onderdeel 1, vallen en de in het eerste lid, onderdeel 1, punt a, bedoelde vereiste formulieren en documenten te verstrekken.

  • 3.2. Leden van een douane-unie of Leden die betrokken zijn bij regionale integratie kunnen op regionaal niveau gemeenschappelijke informatiepunten instellen teneinde te voldoen aan het vereiste van het derde lid, onderdeel 1, wat betreft gemeenschappelijke procedures.

  • 3.3. De Leden worden aangemoedigd geen betaling van retributie te verlangen voor het beantwoorden van verzoeken om inlichtingen en het verstrekken van de vereiste formulieren en documenten. Ingeval de Leden wel betaling van retributies en heffingen verlangen, beperken zij het bedrag daarvan tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten.

  • 3.4. De informatiepunten beantwoorden de verzoeken om inlichtingen en verstrekken de formulieren en documenten binnen een door elk Lid vastgestelde redelijke termijn, die kan verschillen naargelang de aard of complexiteit van het verzoek.

  • 4. Kennisgeving

    Elk Lid stelt het Comité voor handelsfacilitatie, opgericht uit hoofde van artikel 23, eerste lid, onderdeel 1, (in deze Overeenkomst „comité” genoemd) in kennis van:

    • a. de officiële plaats(en) waar de gegevens als bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1, punten a. tot en met j., zijn gepubliceerd;

    • b. de URL’s van de website(s) als bedoeld in het tweede lid, onderdeel 1; en

    • c. de contactgegevens van de informatiepunten als bedoeld in het derde lid, onderdeel 1.

Artikel 2 Gelegenheid te reageren, informatie vóór inwerkingtreding en overleg
  • 1. Gelegenheid te reageren en informatie vóór inwerkingtreding

  • 1.1. Elk Lid biedt, voor zover uitvoerbaar en op een wijze die in overeenstemming is met zijn nationale recht en rechtsstelsel, handelaren en andere belanghebbende partijen de gelegenheid en een passende termijn om te reageren op de voorgestelde invoering of wijziging van algemeen toepasselijke wet- en regelgeving betreffende het verkeer, de vrijgave en de inklaring van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer.

  • 1.2. Elk Lid waarborgt, voor zover uitvoerbaar en op een wijze die in overeenstemming is met zijn nationale recht en rechtsstelsel, dat nieuwe of gewijzigde algemeen toepasselijke wet- en regelgeving betreffende het verkeer, de vrijgave en de inklaring van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, zo spoedig mogelijk vóór de inwerkingtreding daarvan wordt bekendgemaakt of informatie daaromtrent op andere wijze publiekelijk beschikbaar wordt gesteld, zodat handelaren en andere belanghebbende partijen daarvan kennis kunnen nemen.

  • 1.3. De onderdelen 1 en 2 van het eerste lid zijn niet van toepassing op wijzigingen van rechten of tarieven, maatregelen ter verlichting, maatregelen waarvan de doeltreffendheid zou worden ondermijnd door de naleving van de onderdelen 1 of 2, maatregelen die in dringende omstandigheden worden toegepast of geringe wijzigingen van het nationale recht en rechtsstelsel.

  • 2. Overleg

    Elk Lid voorziet in voorkomend geval in regelmatig overleg tussen zijn grensagentschappen en de handelaren of andere belanghebbenden die zich op zijn grondgebied bevinden.

Artikel 3 Voorafgaande besluiten
  • 1. Elk Lid stelt ten aanzien van een aanvrager die een schriftelijk verzoek met alle nodige informatie heeft ingediend, op passende wijze en binnen een bepaald tijdsbestek een voorafgaand besluit vast. Wanneer een Lid weigert een voorafgaand besluit vast te stellen, stelt het de aanvrager hiervan onverwijld schriftelijk in kennis, onder vermelding van de relevante feiten en de redenen daarvoor.

  • 2. Een Lid kan weigeren een voorafgaand besluit ten aanzien van een aanvrager vast te stellen wanneer de in de aanvraag aan de orde gestelde kwestie:

    • a. reeds het voorwerp is van een door de aanvrager voor een overheidsorgaan, een beroepsinstantie of een rechterlijke instantie aanhangig gemaakte zaak; of

    • b. reeds is beslist door een beroepsinstantie of een rechterlijke instantie.

  • 3. Het voorafgaande besluit is geldig gedurende een redelijke termijn nadat het is vastgesteld, tenzij het toepasselijke recht of de aan het besluit ten grondslag liggende feiten of omstandigheden zijn gewijzigd.

  • 4. Wanneer het Lid het voorafgaande besluit intrekt, wijzigt of ongeldig verklaart, stelt het de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis, onder vermelding van de relevante feiten en de redenen daarvoor. Een Lid kan een voorafgaand besluit alleen met terugwerkende kracht intrekken, wijzigen of ongeldig verklaren wanneer het was gebaseerd op onvolledige, onjuiste, bedrieglijke of misleidende informatie.

  • 5. Een door een Lid vastgesteld voorafgaand besluit is voor dat Lid bindend ten aanzien van de aanvrager die om het besluit heeft verzocht. Het Lid kan bepalen dat het voorafgaande besluit voor de aanvrager bindend is.

  • 6. Elk Lid publiceert ten minste:

    • a. de vereisten voor de aanvraag van een voorafgaand besluit, met inbegrip van de te verstrekken informatie en het format;

    • b. de termijn waarbinnen het een voorafgaand besluit zal vaststellen; en

    • c. de periode gedurende welke het voorafgaande besluit geldig is.

  • 7. Elk Lid verricht, na schriftelijk verzoek daartoe van een aanvrager, een toetsing van het voorafgaande besluit of de beslissing het voorafgaande besluit in te trekken, te wijzigen of ongeldig te verklaren.3)

  • 8. Elk Lid streeft ernaar alle informatie over voorafgaande besluiten die het voor andere belanghebbende partijen van aanmerkelijk belang acht, te publiceren, rekening houdend met de noodzaak commercieel vertrouwelijke informatie te beschermen.

  • 9. Begripsomschrijvingen en reikwijdte:

    • a. Een voorafgaand besluit is een schriftelijk besluit dat een Lid ten aanzien van de aanvrager vaststelt voorafgaand aan de invoer van een goed waarop de aanvraag betrekking heeft en waarin wordt beschreven welke behandeling het Lid ten tijde van de invoer op het goed zal toepassen wat betreft:

      • i. de tariefindeling van het goed; en

      • ii. de oorsprong van het goed.4)

    • b. De Leden worden aangemoedigd in aanvulling op de voorafgaande besluiten als omschreven in onderdeel a. voorafgaande besluiten vast te stellen inzake:

      • i. de passende methode of de passende criteria, en de toepassing daarvan, die dienen te worden gebruikt voor het bepalen van de douanewaarde in het kader van een specifiek feitencomplex;

      • ii. de toepasselijkheid van de door het Lid gestelde voorwaarden voor ontheffing of vrijstelling van douanerechten;

      • iii. de toepassing van de door het Lid gestelde vereisten voor contingenten, met inbegrip van tariefcontingenten; en

      • iv. alle bijkomende aangelegenheden waarvoor een Lid het passend acht een voorafgaand besluit vast te stellen.

    • c. Een aanvrager is een exporteur, een importeur of elke persoon met een rechtmatig belang, of diens vertegenwoordiger.

    • d. Een Lid kan verlangen dat de aanvrager beschikt over een wettelijke vertegenwoordiging op zijn grondgebied of aldaar wettelijk is geregistreerd. Voor zover mogelijk mogen die vereisten geen beperking inhouden van de categorieën personen die een aanvraag voor een voorafgaand besluit kunnen indienen, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen. Deze vereisten dienen duidelijk en transparant te zijn en mogen geen middel voor willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie vormen.

Artikel 4 Beroeps- of toetsingsprocedures
  • 1. Elk Lid bepaalt dat iedere persoon ten aanzien van wie de douaneautoriteiten een administratieve beschikking5) afgeven, op zijn grondgebied het recht heeft:

    • a. administratief beroep in te stellen bij of om administratieve toetsing te verzoeken door een hoger bestuursorgaan of een bestuursorgaan dat onafhankelijk is van de functionaris of de dienst die de beschikking heeft afgegeven;

      en/of

    • b. beroep in rechte in te stellen tegen of om rechterlijke toetsing te verzoeken van de beschikking.

  • 2. Op grond van de wetgeving van een Lid kan worden verlangd dat eerst administratief beroep wordt ingesteld of om administratieve toetsing wordt verzocht alvorens beroep in rechte kan worden ingesteld of om rechterlijke toetsing kan worden verzocht.

  • 3. Elk Lid waarborgt dat zijn beroeps- of toetsingsprocedures op niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd.

  • 4. Elk Lid waarborgt dat indien de beslissing op het beroep of de toetsing ingevolge het eerste lid, onderdeel a, niet:

    • a. binnen de in zijn wet- of regelgeving vastgestelde termijnen; of

    • b. onverwijld

    wordt genomen, de verzoekende partij het recht heeft een nieuw administratief beroep of beroep in rechte in te stellen of om een nieuwe administratieve of rechterlijke toetsing te verzoeken dan wel zich anderszins tot de rechter te wenden.6)

  • 5. Elk Lid waarborgt dat de in het eerste lid bedoelde persoon in kennis wordt gesteld van de redenen voor de administratieve beschikking, zodat hij indien nodig gebruik kan maken van de beroeps- of toetsingsprocedures.

  • 6. Elk Lid wordt aangemoedigd de bepalingen van dit artikel van toepassing te verklaren op een administratieve beschikking die is afgegeven door een relevant grensagentschap niet zijnde de douaneautoriteit.

Artikel 5 Andere maatregelen ter verbetering van onpartijdigheid, non-discriminatie en transparantie
  • 1. Kennisgevingen met het oog op versterkte controles of inspecties

    Wanneer een Lid een systeem vaststelt of handhaaft voor het afgeven van kennisgevingen of richtsnoeren voor zijn betrokken autoriteiten inzake het verhogen van het niveau van grenscontroles of -inspecties van levensmiddelen, dranken of diervoeders die onder de kennisgeving of richtsnoeren vallen met het oog op de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant op zijn grondgebied, zijn voor de wijze van afgifte, intrekking of schorsing van die kennisgevingen of richtsnoeren de volgende voorschriften van toepassing:

    • a. het Lid kan naargelang van toepassing op risico gebaseerde kennisgevingen of richtsnoeren afgeven;

    • b. het Lid kan de kennisgevingen of richtsnoeren op zodanige wijze afgeven dat zij uitsluitend uniform worden toegepast op die punten van binnenkomst waar de sanitaire en fytosanitaire omstandigheden die aan de kennisgeving of het richtsnoer ten grondslag liggen, van toepassing zijn;

    • c. het Lid trekt de kennisgeving of het richtsnoer onverwijld in of schorst de kennisgeving of het richtsnoer onverwijld wanneer de daaraan ten grondslag liggende omstandigheden zich niet langer voordoen, of indien gewijzigde omstandigheden het hoofd kan worden geboden door middel van maatregelen die het handelsverkeer minder sterk belemmeren; en

    • d. wanneer het Lid besluit de kennisgeving of het richtsnoer in te trekken of te schorsen, publiceert het, naargelang van het geval, de intrekking of schorsing daarvan onverwijld op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze, of stelt het het exporterende Lid of de importeur daarvan in kennis.

  • 2. Vasthouden

    Een Lid stelt de vervoerder of importeur onverwijld in kennis wanneer de ten invoer aangegeven goederen voor inspectiedoeleinden door de douane- of andere bevoegde autoriteiten worden vastgehouden.

  • 3. Testprocedures

  • 3.1. Een Lid kan, op verzoek, de mogelijkheid van een tweede test bieden wanneer de eerste test van een monster dat is genomen bij aankomst van de ten invoer aangegeven goederen een negatief resultaat oplevert.

  • 3.2. Een Lid publiceert de naam en het adres van alle laboratoria waar de test kan worden uitgevoerd op niet-discriminerende en gemakkelijk toegankelijke wijze of verstrekt deze informatie aan de importeur wanneer deze de mogelijkheid van een tweede test als bedoeld in het derde lid, onderdeel 1, wordt geboden.

  • 3.3. Een Lid houdt rekening met het resultaat van de eventueel op grond van het derde lid, onderdeel 1, uitgevoerde tweede test met het oog op de vrijgave en inklaring van de goederen, en kan in voorkomend geval de resultaten van deze test aanvaarden.

Artikel 6 Voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer alsmede sancties
  • 1. Algemene voorschriften inzake retributies en heffingen ter zake van of in verband met in- en uitvoer

  • 1.1. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op alle retributies en heffingen, niet zijnde invoer- en uitvoerrechten en belastingen in de zin van artikel III van de GATT 1994, die door de Leden worden opgelegd ter zake van of in verband met de in- of uitvoer van goederen.

  • 1.2. Informatie over retributies en heffingen wordt gepubliceerd in overeenstemming met artikel 1. Deze informatie omvat de retributies en heffingen die worden toegepast, de reden voor deze retributies en heffingen, de bevoegde autoriteit alsmede het tijdstip en de wijze van betaling.

  • 1.3. Er wordt, behoudens in dringende omstandigheden, voorzien in een toereikende periode tussen het tijdstip waarop nieuwe of gewijzigde retributies en heffingen worden gepubliceerd en het tijdstip met ingang waarvan zij van kracht worden. Deze retributies en heffingen worden pas toegepast nadat de informatie daarover is gepubliceerd.

  • 1.4. Elk Lid herziet, waar uitvoerbaar, op gezette tijden zijn retributies en heffingen, met het doel het aantal en de diversiteit ervan te beperken.

  • 2. Specifieke voorschriften inzake retributies en heffingen voor douanebehandeling ter zake van of in verband met in- en uitvoer

    De retributies en heffingen voor douanebehandeling:

    • i. worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten ter zake van of in verband met de specifieke invoer- of uitvoertransactie in kwestie; en

    • ii. hoeven geen verband te houden met een specifieke invoer- of uitvoertransactie, mits zij worden toegepast voor diensten die nauw verbonden zijn met de douanebehandeling van de goederen.

  • 3. Voorschriften inzake sancties

  • 3.1. Voor de toepassing van het derde lid wordt onder „sancties” verstaan die sancties die door de douane-administratie van een Lid worden opgelegd wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften van het Lid op douanegebied.

  • 3.2. Elk Lid ziet erop toe dat de sancties wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied uitsluitend worden opgelegd aan de persoon/personen die ingevolge zijn wetgeving verantwoordelijk is/zijn voor de overtreding.

  • 3.3. Welke sanctie wordt opgelegd hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval en de sanctie is evenredig aan de omvang en de ernst van de overtreding.

  • 3.4. Elk Lid ziet erop toe dat het maatregelen handhaaft om te vermijden dat:

    • a. belangenconflicten ontstaan bij de vaststelling en de invordering van sancties en rechten; en

    • b. de vaststelling of invordering wordt gestimuleerd van een sanctie die niet in overeenstemming is met het derde lid, onderdeel 3.

  • 3.5. Elk Lid waarborgt dat wanneer een sanctie wordt opgelegd wegens overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied, een schriftelijke toelichting wordt verstrekt aan de persoon/personen aan wie de sanctie wordt opgelegd, onder vermelding van de aard van de overtreding en de toepasselijke wet, regeling of procedure krachtens welke het bedrag of de duur van de sanctie wegens overtreding is vastgesteld.

  • 3.6. Wanneer een persoon uit eigen beweging de douane-administratie van een Lid informatie verstrekt over de omstandigheden waaronder een overtreding van de wetten, regelingen of procedurevoorschriften op douanegebied heeft plaatsgevonden vóórdat de overtreding door de douane-administratie wordt ontdekt, wordt het Lid aangemoedigd, waar passend, dit feit als een mogelijke verzachtende omstandigheid bij de vaststelling van een aan die persoon op te leggen sanctie aan te merken.

  • 3.7. De bepalingen van dit lid zijn van toepassing op sancties in het transitoverkeer als bedoeld in het derde lid, onderdeel 1.

Artikel 7 Vrijgave en inklaring van goederen
  • 1. Verwerking vóór aankomst

  • 1.1. Elk Lid stelt procedures in of handhaaft deze, die het mogelijk maken invoerdocumenten en andere vereiste informatie, met inbegrip van ladinglijsten, te verstrekken, teneinde vóór de aankomst van de goederen te beginnen met de verwerking daarvan om de inklaring van de goederen bij aankomst te bespoedigen.

  • 1.2. Elk Lid voorziet, waar passend, in voorafgaande indiening van documenten in elektronische vorm met het oog op de verwerking van dergelijke documenten vóór aankomst.

  • 2. Elektronische betaling

    Elk Lid stelt, voor zover uitvoerbaar, procedures in, of handhaaft deze, die elektronische betaling van de door de douaneautoriteiten geïnde rechten, belastingen, retributies en heffingen die bij in- en uitvoer verschuldigd worden, mogelijk maken.

  • 3. Vrijgave los van definitieve vaststelling van douanerechten, belastingen, retributies en heffingen

  • 3.1. Elk Lid stelt procedures in, of handhaaft deze, die het mogelijk maken goederen vóór de definitieve vaststelling van de douanerechten, belastingen, retributies en heffingen vrij te geven, wanneer die vaststelling niet vóór of bij dan wel zo spoedig mogelijk na aankomst geschiedt en mits aan alle overige regelgevingsvereisten is voldaan.

  • 3.2. Als voorwaarde voor dergelijke vrijgave kan een Lid verlangen dat:

    • a. de vóór of bij aankomst van de goederen vastgestelde douanerechten, belastingen, retributies en heffingen zijn betaald en voor alle nog niet vastgestelde douanerechten, belastingen, retributies en heffingen zekerheid is gesteld in de vorm van een borgstelling, een waarborgsom of een ander passend instrument waarin zijn wet- en regelgeving voorziet; of

    • b. zekerheid is gesteld in de vorm van een borgstelling, een waarborgsom of een ander passend instrument waarin zijn wet- en regelgeving voorziet.

  • 3.3. Een dergelijke zekerheid mag niet uitgaan boven het bedrag dat het Lid verlangt ter waarborging van de betaling van de douanerechten, belastingen, retributies en heffingen die uiteindelijk zijn verschuldigd voor de goederen waarvoor zekerheid is gesteld

  • 3.4. In gevallen waarin een overtreding is vastgesteld ter zake waarvan een financiële sanctie of een boete kan worden opgelegd, kan worden verlangd dat zekerheid wordt gesteld voor de sanctie of boete die kan worden opgelegd.

  • 3.5. De zekerheid als bedoeld in de onderdelen 3.2 en 3.4 wordt vrijgegeven wanneer deze niet langer verlangd wordt.

  • 3.6. Niets in deze bepalingen doet afbreuk aan het recht van een Lid de goederen te onderzoeken, vast te houden, in beslag te nemen of verbeurd te verklaren dan wel de goederen te behandelen op een wijze die niet anderszins in strijd is met de rechten en verplichtingen van het Lid in het kader van de WTO.

  • 4. Risicobeheer

  • 4.1. Elk Lid zet, voor zover mogelijk, een risicobeheersysteem voor douanecontrole op of handhaaft dit.

  • 4.2. Elk Lid ontwerpt en past het risicobeheer op zodanige wijze toe dat willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking van de internationale handel wordt vermeden.

  • 4.3. Elk Lid spitst de douanecontrole en, voor zover mogelijk, andere relevante grenscontroles toe op zendingen met een hoog risico en zorgt ervoor dat zendingen met een laag risico snel worden vrijgegeven. Een Lid kan als onderdeel van zijn risicobeheer ook op willekeurige basis zendingen voor dergelijke controles selecteren.

  • 4.4. Elk Lid baseert zijn risicobeheer op een beoordeling van de risico’s aan de hand van passende selectiviteitscriteria. Dergelijke selectiviteitscriteria zijn onder meer de code van het Geharmoniseerd Systeem, de aard en beschrijving van de goederen, het land van oorsprong, het land waar de goederen zijn verzonden, de waarde van de goederen, de staat van dienst van de handelaren op het gebied van het naleven van de voorschriften en het type vervoermiddel.

  • 5. Controle na douaneafhandeling

  • 5.1. Ter bespoediging van de vrijgave van de goederen voorziet elk Lid in een controle na douaneafhandeling, of handhaaft deze, teneinde de naleving van de douane- en andere daarmee verband houdende wetten en regelingen te waarborgen.

  • 5.2. Elk Lid selecteert een persoon of een zending voor de controle na douaneafhandeling op basis van een risicoanalyse, waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van passende selectiviteitscriteria. Elk Lid voert de controles na douaneafhandeling op transparante wijze uit. Wanneer de persoon bij het controleproces betrokken is en de controle uitsluitsel heeft gegeven, stelt het Lid de persoon wiens administratie gecontroleerd is, onverwijld in kennis van de resultaten, zijn rechten en plichten alsmede de redenen voor de resultaten.

  • 5.3. De bij de controle na douaneafhandeling verkregen informatie kan worden gebruikt in verdere administratieve of gerechtelijke procedures.

  • 5.4. De Leden gebruiken, voor zover praktisch uitvoerbaar, het resultaat van de controle na douaneafhandeling bij de toepassing van het risicobeheer.

  • 6. Vaststelling en publicatie van gemiddelde vrijgavetermijnen

  • 6.1. De Leden worden aangemoedigd hun gemiddelde vrijgavetermijn voor goederen op gezette tijden en op consistente wijze te meten en te publiceren, met gebruikmaking van instrumenten zoals onder meer de Time Release Study van de Werelddouaneorganisatie (in deze Overeenkomst „WDO” genoemd).7)

  • 6.2. De Leden worden aangemoedigd het comité in kennis te stellen van hun ervaringen met het meten van de gemiddelde vrijgavetermijnen, met inbegrip van de gehanteerde methoden, de vastgestelde knelpunten en mogelijke daaruit voortvloeiende gevolgen voor de doeltreffendheid.

  • 7. Handelsfacilitatiemaatregelen voor erkende marktdeelnemers

  • 7.1. Elk Lid voorziet ten behoeve van marktdeelnemers die aan nader bepaalde criteria voldoen, hierna erkende marktdeelnemers genoemd, in aanvullende handelsfacilitatiemaatregelen in verband met de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten en -procedures als bedoeld in het zevende lid, onderdeel 3. De Leden kunnen ook besluiten dergelijke handelsfacilitatiemaatregelen door middel van voor alle marktdeelnemers algemeen beschikbare douaneprocedures aan te bieden, zonder dat zij daarvoor een afzonderlijke regeling in het leven dienen te roepen.

  • 7.2. De nader bepaalde criteria om als erkende marktdeelnemer te worden aangemerkt, dienen verband te houden met de naleving, of het risico van niet-naleving, van de in de wetten, regelingen of procedures van een Lid gespecificeerde voorschriften.

    • a. Dergelijke criteria, die gepubliceerd dienen te worden, zijn onder meer:

      • i. een passende staat van dienst op het gebied van het naleven van de douanewetgeving en andere daarmee verband houdende wet- en regelgeving;

      • ii. een systeem voor het beheren van dossiers dat de nodige interne controles mogelijk maakt;

      • iii. financiële solvabiliteit, met inbegrip van, waar van toepassing, het stellen van voldoende garantie of zekerheid; en

      • iv. beveiliging van de toeleveringsketen.

    • b. Dergelijke criteria mogen:

      • i. niet zodanig worden ontworpen of toegepast dat zij in gelijke omstandigheden willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen marktdeelnemers in de hand werken of meebrengen; en

      • ii. voor zover mogelijk, de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen niet beperken.

  • 7.3. De handelsfacilitatiemaatregelen waarin wordt voorzien ingevolge het bepaalde in het zevende lid, onderdeel 1, dienen ten minste drie van de volgende maatregelen te omvatten:8)

    • a. lage eisen aan documenten en gegevens, naargelang van het geval;

    • b. beperkt aantal fysieke controles en onderzoeken, naargelang van het geval;

    • c. korte vrijgavetermijn, naargelang van het geval;

    • d. uitgestelde betaling van rechten, belastingen, retributies en heffingen;

    • e. gebruikmaking van doorlopende zekerheid of zekerheden met korte looptijd;

    • f. één enkele douaneaangifte voor alle in- en uitvoer in een bepaalde periode; en

    • g. inklaring van de goederen in de bedrijfsruimten van de erkende marktdeelnemer of op een andere door de douane goedgekeurde plaats.

  • 7.4. De Leden worden aangemoedigd regelingen voor erkende marktdeelnemers op te zetten op basis van internationale normen, indien dergelijke normen bestaan, tenzij die normen niet passend of doeltreffend zijn voor het bereiken van de nagestreefde legitieme doelstellingen.

  • 7.5. Ter versterking van de handelsfacilitatiemaatregelen waarin ten behoeve van de marktdeelnemers wordt voorzien, stellen de Leden andere Leden in de gelegenheid te onderhandelen over wederzijdse erkenning van de regelingen voor erkende marktdeelnemers.

  • 7.6. De Leden wisselen binnen het comité relevante informatie uit over de geldende regelingen voor erkende marktdeelnemers.

  • 8. Versnelde zendingen

  • 8.1. Elk Lid stelt procedures in, of handhaaft deze, die het mogelijk maken ten minste die goederen die via luchtvrachtfaciliteiten zijn binnengekomen versneld vrij te geven ten behoeve van de personen die om een dergelijke behandeling verzoeken, met behoud van de douanecontroles.9) Indien een Lid criteria10) hanteert op grond waarvan degenen die om deze behandeling kunnen verzoeken, worden beperkt, kan het Lid door middel van gepubliceerde criteria bepalen dat de aanvrager enkel in aanmerking komt voor toepassing van de in het achtste lid, onderdeel 2, beschreven behandeling op zijn versnelde zendingen indien:

    • a. hij toereikende infrastructuur biedt en instaat voor de betaling van de douanekosten in verband met de verwerking van versnelde zendingen, in de gevallen waarin de aanvrager voldoet aan de voorschriften van het Lid voor een dergelijke verwerking in een specifieke faciliteit;

    • b. hij vóór de aankomst van een versnelde zending de voor de vrijgave benodigde informatie indient;

    • c. hem retributies worden opgelegd waarvan het bedrag is beperkt tot, bij benadering, de kosten van de diensten die worden verleend bij het toekennen van de in het achtste lid, onderdeel 2, beschreven behandeling;

    • d. hij intensieve controle op de versnelde zendingen blijft uitoefenen door gebruikmaking van technologie op het gebied van interne beveiliging, interne logistiek en het intern traceren van de zendingen vanaf het ophalen tot de aflevering;

    • e. hij voorziet in versnelde verzending vanaf het ophalen tot de aflevering;

    • f. hij de verantwoordelijkheid aanvaardt voor de betaling aan de douaneautoriteiten van alle douanerechten, belastingen, retributies en heffingen met betrekking tot de goederen;

    • g. hij een goede staat van dienst heeft op het gebied van het naleven van de douanewetgeving en andere daarmee verband houdende wet- en regelgeving;

    • h. hij voldoet aan de overige voorwaarden die rechtstreeks verband houden met de doeltreffende handhaving van de wetten, regelingen en procedurevoorschriften van het Lid die specifiek betrekking hebben op het toekennen van de in het achtste lid, onderdeel 2, beschreven behandeling.

  • 8.2. Behoudens het bepaalde in het achtste lid, onderdelen 1 en 3:

    • a. houden de Leden in overeenstemming met artikel 10, eerste lid, de voor de vrijgave van versnelde zendingen vereiste documenten zo beperkt mogelijk, en voorzien zij, voor zover mogelijk, in de vrijgave op basis van gegevens over bepaalde zendingen die slechts één keer behoeven te worden ingediend;

    • b. bepalen de Leden dat versnelde zendingen onder normale omstandigheden zo spoedig mogelijk na aankomst worden vrijgegeven, op voorwaarde dat de voor de vrijgave benodigde gegevens zijn ingediend;

    • c. streven de Leden ernaar de behandeling als bedoeld onder a. en b. toe te passen op zendingen ongeacht hun gewicht of waarde waarbij zij erkennen dat het een Lid is toegestaan aanvullende procedures bij binnenbrengen voor te schrijven, waaronder aangiften en bewijsstukken daarvan alsmede de betaling van rechten en belastingen, en deze behandeling gebaseerd op het type goed te beperken, op voorwaarde dat de behandeling niet beperkt is tot goederen met een geringe waarde zoals documenten; en

    • d. voorzien de Leden, voor zover mogelijk, in een drempelwaarde voor zendingen of een belastbaar minimumbedrag waarbij geen douanerechten en belastingen worden geheven, behalve voor bepaalde voorgeschreven goederen. Dit geldt niet voor binnenlandse belastingen, zoals belastingen op de toegevoegde waarde en accijnzen, die in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994 op de invoer worden geheven.

  • 8.3. Niets in het bepaalde in het achtste lid, onderdelen 1 en 2, doet afbreuk aan het recht van een Lid de goederen te onderzoeken, vast te houden, in beslag te nemen, verbeurd te verklaren of de binnenkomst daarvan te weigeren, dan wel controles na douaneafhandeling uit te voeren, ook in verband met het gebruik van risicobeheersystemen. Voorts belet niets in het bepaalde in de onderdelen 8.1 en 8.2 een Lid als voorwaarde voor de vrijgave te verlangen dat aanvullende gegevens worden ingediend en aan niet-automatische vergunningsvereisten wordt voldaan.

  • 9. Aan bederf onderhevige goederen11)

  • 9.1. Ter voorkoming van het vermijdbare verlies of de vermijdbare kwaliteitsvermindering van aan bederf onderhevige goederen, en op voorwaarde dat aan alle regelgevingsvereisten is voldaan, voorziet elk Lid in de vrijgave van aan bederf onderhevige goederen:

    • a. in normale omstandigheden, op een zo kort mogelijke termijn; en

    • b. in uitzonderlijke omstandigheden waarin dat gepast is, buiten de kantooruren van de douane- en andere relevante autoriteiten.

  • 9.2. Elk Lid kent bij het vaststellen van het tijdschema voor eventueel vereiste onderzoeken passende prioriteit toe aan aan bederf onderhevige goederen.

  • 9.3. Elk Lid treft voorzieningen of staat een importeur toe voorzieningen te treffen voor de juiste opslag van aan bederf onderhevige goederen tot de vrijgave daarvan. Het Lid kan verlangen dat alle door de importeur geregelde opslagfaciliteiten door zijn relevante autoriteiten zijn goedgekeurd of aangewezen. Het verplaatsen van de goederen naar die opslagfaciliteiten, daaronder begrepen de machtigingen voor de marktdeelnemer die de goederen verplaatst, kan zo nodig afhankelijk worden gesteld van de goedkeuring door de relevante autoriteiten. Het Lid voorziet, waar uitvoerbaar en in overeenstemming met de nationale wetgeving, op verzoek van de importeur in de nodige procedures voor de vrijgave in die opslagfaciliteiten.

  • 9.4. In geval van aanzienlijke vertraging bij de vrijgave van aan bederf onderhevige goederen, en op schriftelijk verzoek, zendt het importerende Lid, voor zover uitvoerbaar, een bericht met de redenen voor de vertraging.

Artikel 8 Samenwerking tussen grensagentschappen
  • 1. Elk Lid ziet erop toe dat zijn autoriteiten en agentschappen die belast zijn met de grenscontroles en de procedures voor invoer, uitvoer en doorvoer van goederen met elkaar samenwerken en hun activiteiten coördineren teneinde de handel te vergemakkelijken.

  • 2. Elk Lid werkt, voor zover mogelijk en uitvoerbaar, op grond van onderling overeengekomen voorwaarden samen met andere Leden waarmee het een gemeenschappelijke grens deelt, met het oog op het coördineren van de procedures aan de grensovergangen teneinde de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken. Deze samenwerking en coördinatie kunnen onder meer omvatten:

    • a. de onderlinge afstemming van werkdagen en werktijden;

    • b. de onderlinge afstemming van procedures en formaliteiten;

    • c. het opzetten en delen van gemeenschappelijke faciliteiten;

    • d. gezamenlijke controles;

    • e. de invoering van een one-stop-controle aan grensposten.

Artikel 9 Verplaatsing onder douanetoezicht van voor invoer bestemde goederen

Elk Lid staat, voor zover uitvoerbaar en op voorwaarde dat aan alle regelgevingsvereisten wordt voldaan, toe dat voor invoer bestemde goederen op zijn grondgebied onder douanetoezicht worden verplaatst van een douanekantoor van binnenkomst naar een ander douanekantoor op zijn grondgebied waar de goederen worden vrijgegeven of ingeklaard.

Artikel 10 Formaliteiten in verband met invoer, uitvoer en doorvoer
  • 1. Formaliteiten en documentatievereisten

  • 1.1. Om de frequentie en complexiteit van de invoer-, uitvoer- en doorvoerformaliteiten te beperken en de documentatievereisten bij invoer, uitvoer en doorvoer te verlichten en te vereenvoudigen, en rekening houdend met legitieme beleidsdoelstellingen en andere factoren zoals gewijzigde omstandigheden, relevante nieuwe informatie, zakelijke praktijken, beschikbaarheid van technieken en technologie, internationale beste praktijken en input van belanghebbende partijen, evalueert elk Lid deze formaliteiten en documentatievereisten, en ziet het er, op basis van de resultaten van de evaluatie, in voorkomend geval op toe dat dergelijke formaliteiten en documentatievereisten:

    • a. worden vastgesteld en/of toegepast met het oog op een snelle vrijgave en inklaring van goederen, met name van aan bederf onderhevige goederen;

    • b. zodanig worden vastgesteld en/of toegepast dat de voor het naleven van de voorschriften benodigde tijd en de daarmee verbonden kosten voor handelaren en marktdeelnemers worden verminderd;

    • c. de minst handelsbeperkende maatregelen zijn die worden gekozen wanneer twee of meer alternatieve maatregelen redelijkerwijs beschikbaar zijn om aan de betrokken beleidsdoelstelling(en) te voldoen; en

    • d. niet worden gehandhaafd wanneer zij niet langer nodig zijn, ook wat onderdelen daarvan betreft.

  • 1.2. Het comité stelt procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken, naargelang van het geval.

  • 2. Aanvaarding van afschriften

  • 2.1. Elk Lid streeft er waar passend naar papieren of elektronische afschriften te aanvaarden van de bewijsstukken die vereist zijn voor de invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten.

  • 2.2. Wanneer een overheidsorgaan van een Lid reeds in het bezit is van het origineel van een dergelijk document, aanvaardt elk andere instantie van dat Lid in voorkomend geval in plaats van het originele document een papieren of elektronisch afschrift dat wordt afgegeven door het overheidsorgaan dat in het bezit is van het origineel.

  • 2.3. Een Lid mag als voorwaarde voor de invoer niet verlangen dat het origineel of een afschrift van de bij de douaneautoriteiten van het uitvoerende Lid ingediende aangiften ten uitvoer wordt overgelegd. 12)

  • 3. Gebruik van internationale normen

  • 3.1. De Leden worden aangemoedigd gebruik te maken van de toepasselijke internationale normen of onderdelen daarvan als grondslag voor hun invoer-, uitvoer- of doorvoerformaliteiten en -procedures, tenzij in deze Overeenkomst anders is bepaald.

  • 3.2. De Leden worden aangemoedigd, binnen de grenzen van hun middelen, deel te nemen aan de opstelling en periodieke herziening door de bevoegde internationale organisaties van de toepasselijke internationale normen.

  • 3.3. Het comité stelt, waar passend, procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken inzake de toepassing van internationale normen.

    Het comité kan ook de bevoegde internationale organisaties uitnodigen van gedachten te wisselen over hun werkzaamheden met betrekking tot internationale normen. Zo nodig kan het comité specifieke normen aanwijzen die voor de Leden van bijzonder belang zijn.

  • 4. Éénloketsysteem

  • 4.1. De Leden streven ernaar één loket op te zetten of te handhaven, waardoor het de handelaren mogelijk is de voor de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen vereiste documenten en/of gegevens via één toegangspunt bij de deelnemende autoriteiten of organen kunnen indienen. Nadat de documenten en/of gegevens door de deelnemende autoriteiten of organen zijn onderzocht, worden de resultaten daarvan via het éénloketsysteem tijdig aan de aanvragers meegedeeld.

  • 4.2. Wanneer de vereiste documenten en/of gegevens reeds via het éénloketsysteem zijn ontvangen, mogen deze door de deelnemende autoriteiten of organen niet opnieuw worden verlangd, behoudens in dringende omstandigheden en andere specifieke uitzonderingsgevallen die worden bekendgemaakt.

  • 4.3. De Leden stellen het comité in kennis van de bijzonderheden van het functioneren van het éénloketsysteem.

  • 4.4. De Leden maken, voor zover mogelijk en uitvoerbaar, gebruik van informatietechnologie ter ondersteuning van het éénloketsysteem.

  • 5. Inspectie vóór verzending

  • 5.1. De Leden mogen niet verlangen dat inspecties vóór verzending worden uitgevoerd met betrekking tot de tariefindeling en de vaststelling van de douanewaarde.

  • 5.2. Onverminderd de rechten van de Leden gebruik te maken van andere soorten inspecties vóór verzending die niet onder het vijfde lid, onderdeel 1, vallen, worden zij aangemoedigd geen nieuwe voorschriften met betrekking tot de gebruikmaking van dergelijke inspecties in te voeren of toe te passen.13)

  • 6. Inschakeling van douane-expediteurs

  • 6.1. Onverminderd de belangrijke beleidsoverwegingen van bepaalde Leden die momenteel een bijzondere rol voor douane-expediteurs handhaven, mogen de Leden met ingang van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst de inschakeling van douane-expediteurs niet verplicht stellen.

  • 6.2. Elk Lid stelt het comité in kennis van zijn maatregelen betreffende de inschakeling van douane-expediteurs en publiceert deze. Alle latere wijzigingen daarvan worden onverwijld medegedeeld en gepubliceerd.

  • 6.3. De Leden passen met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs transparante en objectieve voorschriften toe.

  • 7. Gemeenschappelijke grensprocedures en uniforme documentatievereisten

  • 7.1. Elk Lid past, behoudens het bepaalde in het zevende lid, onderdeel 2, op zijn gehele grondgebied gemeenschappelijke douaneprocedures en uniforme documentatievereisten voor de vrijgave en vrijmaking van goederen toe.

  • 7.2. Niets in dit artikel belet een Lid:

    • a. zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren naargelang de aard van en het soort goederen of het betreffende vervoermiddel;

    • b. zijn procedures en documentatievereisten voor goederen te differentiëren op basis van risicobeheer;

    • c. zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren met het oog op volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten of belastingen bij invoer;

    • d. gebruik te maken van indiening of verwerking langs elektronische weg; of

    • e. zijn procedures en documentatievereisten te differentiëren op een wijze die in overeenstemming is met de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen.

  • 8. Geweigerde goederen

  • 8.1. Indien voor invoer aangeboden goederen door de bevoegde autoriteit van een Lid worden geweigerd omdat zij niet voldoen aan de voorgeschreven sanitaire of fytosanitaire regelingen of technische regelingen, staat het Lid, met inachtneming van en in overeenstemming met zijn wet- en regelgeving, de importeur toe de geweigerde goederen opnieuw te verzenden of terug te zenden naar de exporteur of een andere door de exporteur aangewezen persoon.

  • 8.2. Wanneer de in het achtste lid, onderdeel 1, bedoelde mogelijkheid wordt geboden en de importeur verzuimt daarvan binnen een redelijke termijn gebruik te maken, kan de bevoegde autoriteit andere maatregelen voor de omgang met dergelijke niet-conforme goederen vaststellen.

  • 9. Tijdelijke invoer van goederen en actieve en passieve veredeling

  • 9.1. Tijdelijke invoer van goederen

    Elk Lid staat overeenkomstig zijn wet- en regelgeving toe dat goederen met, gehele of gedeeltelijke, voorwaardelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer tot zijn douanegebied worden toegelaten, indien deze goederen voor een bepaald doel tot zijn douanegebied worden toegelaten, zijn bestemd voor wederuitvoer binnen een vastgestelde termijn en geen verandering hebben ondergaan, met uitzondering van de normale waardevermindering en slijtage door gebruik.

  • 9.2. Actieve en passieve veredeling

    • a. Elk Lid staat overeenkomstig zijn wet- en regelgeving actieve en passieve veredeling van goederen toe. Goederen waarvan passieve veredeling wordt toegestaan, kunnen worden wederingevoerd met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer overeenkomstig de wetten en regelingen van het Lid.

    • b. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „actieve veredeling” verstaan: de douaneregeling krachtens welke bepaalde goederen met, gehele of gedeeltelijke, voorwaardelijke vrijstelling van rechten en belastingen bij invoer tot het douanegebied van een Lid kunnen worden toegelaten of in aanmerking kunnen komen voor de teruggave van rechten, omdat deze goederen bestemd zijn voor verwerking, bewerking of herstelling en daaropvolgende uitvoer.

    • c. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „passieve veredeling” verstaan: de douaneregeling krachtens welke goederen die zich in het vrije verkeer in het douanegebied van een Lid bevinden, tijdelijk mogen worden uitgevoerd teneinde in het buitenland verwerking, bewerking of herstelling te ondergaan om vervolgens te worden wederingevoerd.

Artikel 11 Vrijheid van doorvoer
  • 1. De door een Lid voorgeschreven regelingen of formaliteiten in verband met het transitoverkeer:

    • a. worden niet gehandhaafd wanneer de omstandigheden of de doelstellingen waarvoor zij zijn vastgesteld niet langer aanwezig zijn of wanneer in de gewijzigde omstandigheden of doelstellingen kan worden voorzien door middel van redelijkerwijs beschikbare maatregelen die het handelsverkeer minder sterk belemmeren;

    • b. worden niet zodanig toegepast dat zij een verkapte beperking van het transitoverkeer vormen.

  • 2. Het transitoverkeer mag niet afhankelijk worden gesteld van de inning van retributies of heffingen in verband met de doorvoer, met uitzondering van vervoerskosten of andere kosten die evenredig zijn aan de administratieve uitgaven verband houdende met de doorvoer of aan de waarde van de verleende diensten.

  • 3. De Leden mogen geen vrijwillige beperkingen of andere soortgelijke maatregelen met betrekking tot het transitoverkeer nastreven, nemen of handhaven. Dit laat bestaande en toekomstige nationale voorschriften en bilaterale of multilaterale overeenkomsten met betrekking tot de regeling van het vervoer in overeenstemming met de WTO-regels, onverlet.

  • 4. Elk Lid kent de producten die over het grondgebied van een ander Lid worden vervoerd geen minder gunstige behandeling toe dan wanneer zij van hun plaats van oorsprong naar hun plaats van bestemming zouden worden vervoerd zonder doorvoer over het grondgebied van dat andere Lid.

  • 5. De Leden worden aangemoedigd, waar uitvoerbaar, fysiek gescheiden infrastructuur (zoals rijstroken, aanlegplaatsen en dergelijke) voor het transitoverkeer beschikbaar te stellen.

  • 6. De formaliteiten, documentatievereisten en douanecontroles in verband met het transitoverkeer mogen niet belastender zijn dan nodig om:

    • a. de goederen te kunnen identificeren; en

    • b. de nakoming van de doorvoervoorschriften te waarborgen.

  • 7. Zodra de goederen onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst en toestemming is verleend om de goederen vanuit de plaats van oorsprong op het grondgebied van een Lid te verzenden, worden hierover geen douanerechten geheven en worden zij niet aan onnodige vertraging of beperking onderworpen totdat de doorvoer op de plaats van bestemming op het grondgebied van het Lid is voltooid.

  • 8. De Leden passen op goederen in doorvoer geen technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures in de zin van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen toe.

  • 9. De Leden bieden de mogelijkheid van en treffen voorzieningen voor de voorafgaande indiening en verwerking van documenten en gegevens inzake doorvoer vóór de aankomst van de goederen.

  • 10. Zodra het transitoverkeer het douanekantoor bereikt waar het het grondgebied van een Lid verlaat, rondt dit kantoor onverwijld de doorvoer af wanneer aan de doorvoervoorschriften is voldaan.

  • 11. Wanneer een Lid voor het transitoverkeer een zekerheid in de vorm van een borgstelling, een waarborgsom of een ander passend monetair of niet-monetair14) instrument verlangt, heeft die zekerheid enkel tot doel te waarborgen dat wordt voldaan aan de uit dat transitoverkeer voortvloeiende vereisten.

  • 12. Zodra het Lid heeft vastgesteld dat aan zijn doorvoervoorschriften is voldaan, wordt de zekerheid onverwijld vrijgegeven.

  • 13. Elk Lid staat, op een wijze die in overeenstemming is met zijn wet- en regelgeving, toe dat een doorlopende zekerheid worden afgegeven die meerdere transacties voor een en dezelfde marktdeelnemer afdekt dan wel dat de zekerheid zonder vrijgeven voor latere zendingen wordt vernieuwd.

  • 14. Elk Lid maakt de relevante informatie openbaar die het gebruikt om de zekerheid, met inbegrip van de zekerheid voor één enkele transactie en, in voorkomend geval, de zekerheid voor meerdere transacties, vast te stellen.

  • 15. Elk Lid kan uitsluitend in geval van hoge risico’s of wanneer de naleving van de wetten en regelingen op douanegebied niet door middel van zekerheid kan worden gewaarborgd, verlangen dat voor het transitoverkeer gebruik wordt gemaakt van douanekonvooien of douanebegeleiding. De algemene voorschriften die van toepassing zijn op douanekonvooien of douanebegeleiding, worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 1.

  • 16. De Leden streven ernaar samen te werken en hun activiteiten te coördineren met het oog op het versterken van de vrijheid van doorvoer. Deze samenwerking en coördinatie omvatten, maar zijn niet beperkt tot, overeenstemming over:

    • a. de heffingen;

    • b. de formaliteiten en wettelijke vereisten; en

    • c. de praktische werking van de regelingen voor douanevervoer.

  • 17. Elk Lid streeft ernaar een nationale douanevervoercoördinator aan te wijzen aan wie alle verzoeken om inlichtingen en voorstellen van andere Leden in verband met het goed functioneren van het douanevervoer kunnen worden gericht.

Artikel 12 Douanesamenwerking
  • 1. Maatregelen ter bevordering van naleving van voorschriften en van samenwerking

  • 1.1. De Leden achten het van belang te verzekeren dat de handelaren op de hoogte zijn van hun nalevingsverplichtingen, dat vrijwillige naleving wordt aangemoedigd om de importeurs, in de desbetreffende omstandigheden, in staat te stellen zichzelf te corrigeren zonder dat sancties worden opgelegd, en dat nalevingsmaatregelen worden toegepast teneinde strengere maatregelen te kunnen treffen ten aanzien van handelaren die niet aan de voorschriften voldoen.15)

  • 1.2. De Leden worden aangemoedigd informatie uit te wisselen over beste praktijken ten behoeve van de naleving van de douanevoorschriften, mede via het comité. De Leden worden aangemoedigd samen te werken op het gebied van technische richtsnoeren of bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw ten behoeve van de toepassing van de nalevingsmaatregelen en de verbetering van de doeltreffendheid daarvan.

  • 2. Uitwisseling van informatie

  • 2.1. De Leden wisselen, op verzoek en met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, de informatie als bedoeld in het zesde lid, onderdeel 1, punten b. en/of c., uit met het oog op de verificatie van een aangifte ten in- of uitvoer in specifieke gevallen waarin gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan de juistheid of de echtheid van de aangifte.

  • 2.2. Elk Lid stelt het comité in kennis van de gegevens van zijn contactpunt voor de uitwisseling van deze informatie.

  • 3. Verificatie

    Een Lid dient enkel een verzoek om informatie in nadat het toereikende procedures voor de verificatie van een aangifte ten in- of uitvoer heeft uitgevoerd en de beschikbare ter zake dienende documentatie heeft ingezien.

  • 4. Verzoek

  • 4.1. Het verzoekende Lid legt het aangezochte Lid een schriftelijk verzoek voor, op papier of in elektronische vorm, in een onderling overeengekomen officiële taal van de WTO of een andere onderling overeengekomen taal, met vermelding van:

    • a. de aangelegenheid in kwestie, met inbegrip van, waar passend en beschikbaar, het identificatienummer van de aangifte ten uitvoer die overeenstemt met de betreffende aangifte ten invoer;

    • b. het doel waarvoor het verzoekende Lid om de informatie of de documenten verzoekt, samen met de namen en contactgegevens van de personen op wie het verzoek betrekking heeft, indien bekend;

    • c. indien vereist door het aangezochte Lid, de bevestiging16) van de verificatie, waar passend;

    • d. de specifieke informatie of documenten waarom wordt verzocht;

    • e. het kantoor waarvan het verzoek afkomstig is;

    • f. een verwijzing naar de voorschriften van het nationale recht en rechtsstelsel van het verzoekende Lid inzake de verzameling, de bescherming, het gebruik, de openbaarmaking, de bewaring en de verwijdering van vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens.

  • 4.2. Indien het verzoekende Lid niet in staat is te voldoen aan een of meer van de in het vierde lid, onderdeel 1, vastgestelde vereisten, vermeldt het dit in zijn verzoek.

  • 5. Bescherming en vertrouwelijkheid

  • 5.1. Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid, onderdeel 2:

    • a. behandelt het verzoekende Lid alle door het aangezochte Lid verstrekte informatie of documenten strikt vertrouwelijk en kent het daaraan ten minste hetzelfde niveau van bescherming en vertrouwelijkheid toe als geboden op grond van het nationale recht en rechtsstelsel van het aangezochte Lid, zoals door dit Lid beschreven overeenkomstig het bepaalde in het zesde lid, onderdeel 1, punt b. of c.;

    • b. verstrekt het verzoekende Lid de informatie of documenten uitsluitend aan de douaneautoriteiten die belast zijn met de aangelegenheid in kwestie en gebruikt het de informatie of documenten uitsluitend voor het in het verzoek vermelde doel, tenzij schriftelijk anders overeengekomen met het aangezochte Lid;

    • c. maakt het verzoekende Lid de informatie of documenten niet openbaar zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het aangezochte Lid;

    • d. maakt het verzoekende Lid geen gebruik van niet-geverifieerde informatie of documenten van het aangezochte Lid als doorslaggevende factor voor het wegnemen van de twijfel in bepaalde omstandigheden;

    • e. voldoet het verzoekende Lid aan alle specifieke voorwaarden die het aangezochte Lid heeft gesteld met betrekking tot de bewaring en verwijdering van vertrouwelijke informatie of documenten en persoonsgegevens; en

    • f. informeert het verzoekende Lid, op verzoek, het aangezochte Lid over alle besluiten en maatregelen die inzake de aangelegenheid zijn genomen op basis van de verstrekte informatie of documenten.

  • 5.2. Een verzoekend Lid kan op grond van zijn nationale recht en rechtsstelsel niet in staat zijn te voldoen aan de bepalingen van het vijfde lid, onderdeel 1. Indien dat het geval is, vermeldt het verzoekende Lid dit in zijn verzoek.

  • 5.3. Het aangezochte Lid behandelt alle uit hoofde van het vierde lid ontvangen verzoeken en verificatie-informatie met ten minste hetzelfde niveau van bescherming en vertrouwelijkheid als zijn eigen vergelijkbare informatie.

  • 6. Informatieverstrekking

  • 6.1. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:

    • a. geeft het aangezochte Lid onverwijld schriftelijk antwoord, op papier of in elektronische vorm;

    • b. verstrekt het aangezochte Lid onverwijld de specifieke informatie zoals bedoeld in de aangifte ten in- of uitvoer, of de aangifte, voor zover beschikbaar, samen met een beschrijving van het van het verzoekende Lid vereiste niveau van bescherming en vertrouwelijkheid;

    • c. verstrekt het aangezochte Lid, op verzoek, onverwijld de specifieke informatie vervat in de volgende documenten, of de documenten die zijn ingediend ter ondersteuning van de aangifte ten in- of uitvoer, voor zover beschikbaar: handelsfactuur, paklijst, certificaat van oorsprong en vrachtbrief, in de vorm waarin zij zijn ingediend, op papier of in elektronische vorm, samen met een beschrijving van het van het verzoekende Lid vereiste niveau van bescherming en vertrouwelijkheid;

    • d. bevestigt het aangezochte Lid onverwijld dat de verstrekte documenten eensluidende afschriften zijn;

    • e. verstrekt het aangezochte Lid de informatie of antwoordt het anderszins op het verzoek, voor zover mogelijk, binnen 90 dagen na de datum van het verzoek.

  • 6.2. Het aangezochte Lid kan op grond van zijn nationale recht en rechtsstelsel verlangen dat voordat de informatie wordt verstrekt, wordt gewaarborgd dat de specifieke informatie zonder zijn uitdrukkelijke schriftelijke toestemming niet als bewijsmateriaal in strafrechtelijke onderzoeken of ten behoeve van gerechtelijke procedures of andere procedures dan douaneprocedures zal worden gebruikt. Indien het verzoekende Lid niet in staat is aan dit vereiste te voldoen, dient het dit mee te delen aan het aangezochte Lid.

  • 7. Uitstel van antwoord of weigering op verzoek te antwoorden

  • 7.1. Een aangezocht Lid kan een verzoek om informatie of een deel daarvan uitstellen of afwijzen, en informeert het verzoekende Lid over de redenen daarvoor, wanneer:

    • a. eraan gehoor geven in strijd zou zijn met het algemeen belang, zoals neergelegd in het nationale recht en rechtsstelsel van het aangezochte Lid;

    • b. zijn nationale recht en rechtsstelsel beletten dat de informatie wordt bekendgemaakt. In dat geval verstrekt het het verzoekende Lid een afschrift van de relevante specifieke referentie;

    • c. verstrekken van de informatie de handhaving van de wetten zou belemmeren of anderszins een lopend administratief of gerechtelijk onderzoek, een lopende strafvervolging of een lopende procedure zou verstoren;

    • d. de toestemming van de importeur of de exporteur vereist is op grond van de voorschriften van zijn nationale recht en rechtsstelsel inzake de verzameling, de bescherming, het gebruik, de openbaarmaking, de bewaring en de verwijdering van vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens, en die toestemming niet wordt gegeven; of

    • e. het verzoek om informatie is ontvangen na het verstrijken van de termijn gedurende welke het aangezochte Lid wettelijk verplicht is documenten te bewaren.

  • 7.2. In de omstandigheden bedoeld in het vierde lid, onderdeel 2, het vijfde lid, onderdeel 2 of het zesde lid, onderdeel 2, wordt de uitvoering van een dergelijk verzoek overgelaten aan het oordeel van het aangezochte Lid.

  • 8. Wederkerigheid

    Indien het verzoekende Lid meent niet in staat te zijn te voldoen aan een soortgelijk verzoek van het aangezochte Lid, of indien het dit artikel nog niet heeft geïmplementeerd, maakt het daarvan melding in zijn verzoek. De uitvoering van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van het aangezochte Lid.

  • 9. Administratieve lasten

  • 9.1. Het verzoekende Lid houdt rekening met de gevolgen qua middelen en kosten die voor het aangezochte Lid voortvloeien uit verzoeken om informatie. Het verzoekende Lid gaat na of zijn financiële belang bij zijn verzoek in verhouding staat tot de inspanningen die het aangezochte Lid dient te leveren om de informatie te verstrekken.

  • 9.2. Indien een aangezocht Lid een onwerkbaar aantal verzoeken om informatie of een verzoek om informatie van onwerkbare omvang ontvangt van een of meer verzoekende Leden en niet in staat is aan dergelijke verzoeken binnen een redelijke termijn te voldoen, kan het een of meer van de verzoekende Leden verzoeken prioriteiten aan te geven teneinde overeenstemming te bereiken over een haalbare omvang binnen zijn middelen. Wordt geen overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak bereikt, dan staat de uitvoering van dergelijke verzoeken ter beoordeling van het aangezochte Lid op basis van de prioriteiten die het zelf heeft vastgesteld.

  • 10. Beperkingen

    Een aangezocht Lid is niet verplicht:

    • a. het format van zijn aangiften ten in- of uitvoer of invoer- of uitvoerprocedures te wijzigen;

    • b. andere documenten te verlangen dan die welke tezamen met de aangifte ten in- of uitvoer zijn ingediend, als bedoeld in het zesde lid, onderdeel 1, punt c.;

    • c. een onderzoek in te stellen om de informatie te verkrijgen;

    • d. de termijn voor bewaring van die informatie te wijzigen;

    • e. papieren documenten in te voeren wanneer reeds een elektronisch format is ingevoerd;

    • f. de informatie te vertalen;

    • g. de juistheid van de informatie te verifiëren; of

    • h. informatie te verstrekken die de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemingen zou kunnen schaden.

  • 11. Ongeoorloofd gebruik of ongeoorloofde openbaarmaking

  • 11.1. Bij overtreding van de voorwaarden voor het gebruik of de openbaarmaking van de in het kader van dit artikel uitgewisselde informatie deelt het verzoekende Lid dat de informatie heeft ontvangen, de bijzonderheden van dergelijk ongeoorloofd gebruik of dergelijke ongeoorloofde openbaarmaking onverwijld mee aan het aangezochte Lid dat de informatie heeft verstrekt, en:

    • a. neemt het de nodige maatregelen om de overtreding ongedaan te maken;

    • b. neemt het de nodige maatregelen om toekomstige overtredingen te voorkomen; en

    • c. stelt het het aangezochte Lid in kennis van de uit hoofde van de onderdelen a. en b. genomen maatregelen.

  • 11.2. Het aangezochte Lid kan zijn verplichtingen jegens het verzoekende Lid op grond van dit artikel opschorten totdat de maatregelen als bedoeld in paragraaf 11, onderdeel 1, zijn genomen.

  • 12. Bilaterale en regionale overeenkomsten

  • 12.1. Niets in dit artikel belet een Lid een bilaterale, plurilaterale of regionale overeenkomst te sluiten of te handhaven voor het delen of uitwisselen van informatie en gegevens op douanegebied, ook met behulp van veilige en snelle middelen, bijvoorbeeld op geautomatiseerde wijze of vóór de aankomst van de zending.

  • 12.2. Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat daardoor de rechten of verplichtingen van een Lid in het kader van dergelijke bilaterale, plurilaterale of regionale overeenkomsten worden gewijzigd of aangetast, of de uitwisseling van informatie en gegevens op douanegebied in het kader van andere soortgelijke overeenkomsten wordt geregeld.

AFDELING II BEPALINGEN INZAKE BIJZONDERE EN GEDIFFERENTIEERDE BEHANDELING VOOR LEDEN DIE ONTWIKKELINGSLANDEN ZIJN EN LEDEN DIE MINST ONTWIKKELDE LANDEN ZIJN

Artikel 13 Algemene beginselen
  • 1. De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 12 van deze Overeenkomst worden door de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn uitgevoerd overeenkomstig deze afdeling, die is gebaseerd op de modaliteiten overeengekomen in bijlage D bij de Kaderovereenkomst van juli 2004 (WT/L/579) en in paragraaf 33 van bijlage E bij de Ministeriële Verklaring van Hongkong (WT/MIN(05)/DEC).

  • 2. Bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw17) dienen te worden verstrekt teneinde de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn te helpen bij de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst, overeenkomstig de aard en reikwijdte daarvan. De omvang van en het tijdschema voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst worden gerelateerd aan de uitvoeringscapaciteiten van de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn. Wanneer het een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is nog steeds aan de nodige capaciteit ontbreekt, behoeft het de betrokken bepaling(en) pas uit te voeren wanneer het over deze uitvoeringscapaciteit beschikt.

  • 3. De Leden die minst ontwikkelde landen zijn behoeven alleen verplichtingen aan te gaan voor zover deze verenigbaar zijn met hun eigen ontwikkeling, financiële en commerciële behoeften, of hun administratieve en institutionele capaciteiten.

  • 4. Deze beginselen worden toegepast door middel van de bepalingen van afdeling II.

Artikel 14 Categorieën bepalingen
  • 1. Er zijn drie categorieën bepalingen:

    • a. Categorie A bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, binnen één jaar na de inwerkingtreding, zoals bepaald in artikel 15.

    • b. Categorie B bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering op een datum na afloop van een overgangsperiode die volgt op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, zoals bepaald in artikel 16.

    • c. Categorie C bevat de bepalingen die een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aanwijst voor uitvoering op een datum na afloop van een overgangsperiode die volgt op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en waarin uitvoeringscapaciteit dient te zijn verworven door middel van de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, zoals bepaald in artikel 16.

  • 2. Elk Lid dat ontwikkelingsland is en elk Lid dat minst ontwikkeld land is wijst zelf op individuele basis de bepalingen aan die het opneemt in elk van de categorieën A, B en C.

Artikel 15 Kennisgeving en uitvoering van categorie a
  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst komt elk Lid dat ontwikkelingsland is zijn verplichtingen van categorie A na. Deze uit hoofde van categorie A aangewezen verplichtingen maken daardoor een integrerend deel van deze Overeenkomst uit.

  • 2. Een Lid dat minst ontwikkeld land is kan het comité tot één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in kennis stellen van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie A. De uit hoofde van categorie A aangewezen verplichtingen van elk Lid dat minst ontwikkeld land is maken daardoor een integrerend deel van deze Overeenkomst uit.

Artikel 16 Kennisgeving van definitieve data voor uitvoering van categorie b en categorie c
  • 1. Een Lid dat ontwikkelingsland is kan de uitvoering van bepalingen die het niet voor indeling in categorie A heeft aangewezen, uitstellen in overeenstemming met de in dit artikel beschreven procedure.

    Leden die ontwikkelingslanden zijn: Categorie B

    • a. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B en van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering daarvan.18)

    • b. Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van zijn definitieve data voor de uitvoering van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B. Indien een Lid dat ontwikkelingsland is vóór het verstrijken van deze termijn van mening is dat het meer tijd nodig heeft voor de kennisgeving van zijn definitieve data, kan het het comité verzoeken die termijn voor kennisgeving van de data met een toereikende periode te verlengen.

    Leden die ontwikkelingslanden zijn: Categorie C

    • c. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt elk Lid dat ontwikkelingsland is het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie C en van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering daarvan. Omwille van de transparantie omvatten de kennisgevingen informatie over de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die het Lid voor de uitvoering nodig heeft.19)

    • d. Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst verstrekken de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de desbetreffende donor-Leden, rekening houdend met alle reeds bestaande regelingen, de kennisgevingen op grond van artikel 22, eerste lid, en de overeenkomstig onderdeel c. hierboven overgelegde informatie, het comité informatie over de gehandhaafde of gesloten regelingen die noodzakelijk zijn voor het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw teneinde de uitvoering van categorie C mogelijk te maken.20) Het deelnemende Lid dat ontwikkelingsland is brengt het comité onverwijld op de hoogte van dergelijke regelingen. Het comité nodigt tevens de donoren die geen Lid zijn uit informatie over de bestaande of gesloten regelingen te verstrekken.

    • e. Binnen 18 maanden te rekenen vanaf de in onderdeel d. vermelde datum van informatieverstrekking informeren de donor-Leden en de respectieve Leden die ontwikkelingslanden zijn het comité over de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Elk Lid dat ontwikkelingsland is maakt tegelijkertijd zijn lijst met definitieve data voor de uitvoering bekend.

  • 2. Een Lid dat minst ontwikkeld land is kan de uitvoering van de bepalingen die het niet voor indeling in categorie A heeft aangewezen, uitstellen in overeenstemming met de in dit artikel beschreven procedure.

    Leden die minst ontwikkelde landen zijn: Categorie B

    • a. Uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt een Lid dat minst ontwikkeld land is het comité in kennis van zijn bepalingen van categorie B en kan het het comité in kennis stellen van de bijbehorende indicatieve data voor de uitvoering van deze bepalingen, rekening houdend met de maximale flexibiliteit voor de Leden die minst ontwikkelde landen zijn.

    • b. Uiterlijk twee jaar na de in onderdeel a. hierboven vermelde datum van kennisgeving richt elk Lid dat minst ontwikkeld land is een kennisgeving aan het comité ter bevestiging van de bepalingen die het heeft aangewezen en zijn data voor de uitvoering. Indien een Lid dat minst ontwikkeld land is vóór het verstrijken van deze termijn meent meer tijd nodig te hebben voor de kennisgeving van zijn definitieve data, kan het het comité verzoeken die termijn voor kennisgeving van de data met een toereikende periode te verlengen.

    Leden die minst ontwikkelde landen zijn: Categorie C

    • c. Omwille van de transparantie en ter vergemakkelijking van de regelingen met donoren stelt elk Lid dat minst ontwikkeld land is één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst het comité in kennis van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie C, rekening houdend met de maximale flexibiliteit voor de Leden die minst ontwikkelde landen zijn.

    • d. Eén jaar na de in onderdeel c. hierboven vermelde datum verstrekken de Leden die minst ontwikkelde landen zijn informatie over de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die het Lid voor de uitvoering nodig heeft.21)

    • e. Uiterlijk twee jaar na de in punt d. hierboven bedoelde kennisgeving verstrekken de Leden die minst ontwikkelde landen zijn en de desbetreffende donor-Leden, rekening houdend met de overeenkomstig punt d. hierboven voorgelegde informatie, het comité informatie over de gehandhaafde of gesloten regelingen die noodzakelijk zijn voor het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw teneinde de uitvoering van categorie C mogelijk te maken.22) Het deelnemende Lid dat minst ontwikkeld land is brengt het comité onverwijld op de hoogte van dergelijke regelingen. Het Lid dat minst ontwikkeld land is maakt tegelijkertijd indicatieve data bekend voor de uitvoering van de overeenkomstige verplichtingen van categorie C die onder de regelingen inzake bijstand en ondersteuning vallen. Het comité nodigt tevens de donoren die geen Lid zijn uit informatie over de bestaande of gesloten regelingen te verstrekken.

    • f. Uiterlijk 18 maanden te rekenen vanaf de in onderdeel e. vermelde datum van informatieverstrekking informeren de desbetreffende donor-Leden en de respectieve Leden die minst ontwikkelde landen zijn het comité over de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Elk Lid dat minst ontwikkeld land is maakt tegelijkertijd zijn lijst met definitieve data voor de uitvoering aan het comité bekend.

  • 3. De Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die wegens ontbreken van donorsteun of onvoldoende vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw moeilijkheden ondervinden om binnen de in het eerste en tweede lid vermelde termijnen de definitieve data voor de uitvoering in te dienen, dienen het comité hiervan zo spoedig mogelijk vóór het verstrijken van die termijnen in kennis te stellen. De Leden komen overeen samen te werken teneinde hulp te bieden bij het oplossen van die moeilijkheden, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden en speciale problemen waarmee het betrokken Lid te maken heeft. Het comité neemt in voorkomend geval maatregelen om de moeilijkheden op te lossen, onder meer door waar nodig de termijnen voor bekendmaking van de definitieve data door het betrokken Lid te verlengen.

  • 4. Drie maanden vóór het verstrijken van de in het eerste lid, onderdeel b. of e., of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in het tweede lid, onderdeel b. of f., vermelde termijn stuurt het secretariaat het Lid een herinnering wanneer het Lid geen definitieve datum heeft meegedeeld voor de uitvoering van de bepalingen die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B of C. Indien het Lid niet met een beroep op het derde lid of, in geval van een Lid dat ontwikkelingsland is, het eerste lid, onderdeel b., of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, het tweede lid, onderdeel b, om verlenging van de termijn verzoekt en nog steeds geen definitieve datum voor de uitvoering meedeelt, voert het de bepalingen uit binnen één jaar na het verstrijken van de in het eerste lid, onderdeel b. of e., of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in het tweede lid, onderdeel b. of f., vermelde termijn of de op grond van lid 3 verlengde termijn.

  • 5. Uiterlijk 60 dagen na het verstrijken van de termijnen voor mededeling van de definitieve data voor de uitvoering van de bepalingen van categorie B en categorie C overeenkomstig het eerste, tweede en derde lid, neemt het comité kennis van de bijlagen met de definitieve data van elk Lid voor de uitvoering van de bepalingen van categorie B en categorie C, met inbegrip van alle op grond van het vierde lid vastgestelde data, waardoor deze bijlagen een integrerend deel van deze Overeenkomst uitmaken.

Artikel 17 Mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing: verlenging van termijnen voor uitvoering van bepalingen van categorieën b en c
  • 1.

    • a. Een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is dat meent dat het moeilijkheden ondervindt om een bepaling die het heeft aangewezen voor indeling in categorie B of categorie C, uiterlijk op de in artikel 16, eerste lid, onderdeel b. of e., of, in geval van een Lid dat minst ontwikkeld land is, in artikel 16, tweede lid, onderdeel b. of f., bedoelde definitieve datum uit te voeren, dient het comité hiervan in kennis te stellen. De Leden die ontwikkelingslanden zijn stellen het comité hiervan uiterlijk 120 dagen vóór het verstrijken van de termijn voor uitvoering in kennis. De Leden die minst ontwikkelde landen zijn stellen het comité hiervan uiterlijk 90 dagen vóór het verstrijken van deze termijn in kennis.

    • b. De kennisgeving aan het comité vermeldt de nieuwe datum waarop het Lid dat ontwikkelingsland is of het Lid dat minst ontwikkeld land is verwacht in staat te zijn de betrokken bepaling uit te voeren. In de kennisgeving worden tevens de redenen voor de verwachte vertraging bij de uitvoering vermeld. Dergelijke redenen kunnen onder meer zijn een niet eerder voorziene behoefte aan bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw of een behoefte aan aanvullende bijstand en ondersteuning bij capaciteitsopbouw.

  • 2. Wanneer de aanvullende termijn voor uitvoering waarom een Lid dat ontwikkelingsland is verzoekt niet meer dan 18 maanden bedraagt, of de aanvullende termijn waarom een Lid dat minst ontwikkeld land is verzoekt niet meer dan 3 jaar bedraagt, heeft het verzoekende Lid zonder verdere maatregelen van het comité recht op die aanvullende termijn.

  • 3. Wanneer een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is van mening is dat het een eerste aanvullende termijn nodig heeft die langer is dan die voorzien in het tweede lid dan wel dat het een tweede of verdere aanvullende termijn nodig heeft, dient het Lid dat ontwikkelingsland is uiterlijk 120 dagen en het Lid dat minst ontwikkeld land is uiterlijk 90 dagen vóór het verstrijken van de oorspronkelijke definitieve termijn voor uitvoering dan wel de nadien verlengde termijn voor uitvoering bij het comité een verzoek om een aanvullende termijn in dat de in het eerste lid, onderdeel b., bedoelde informatie bevat.

  • 4. Het comité neemt de verzoeken om een aanvullende termijn in welwillende overweging, met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het Lid dat het verzoek indient. Die omstandigheden kunnen onder meer moeilijkheden en vertragingen zijn bij het verkrijgen van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

Artikel 18 Uitvoering van categorie b en categorie c
  • 1. In overeenstemming met artikel 13, tweede lid, geldt dat wanneer een Lid dat ontwikkelingsland is of een Lid dat minst ontwikkeld land is aan de in artikel 16, eerste of tweede lid, en artikel 17 beschreven procedures heeft voldaan en een aanvullende termijn waarom is verzocht niet is verleend of het Lid dat ontwikkelingsland is of het Lid dat minst ontwikkeld land is anderszins wordt geconfronteerd met onvoorziene omstandigheden die verhinderen dat een aanvullende termijn op grond van artikel 17 wordt verleend, dit Lid, indien het zelf vaststelt dat het nog steeds niet over de capaciteit beschikt om een bepaling van categorie C uit te voeren, het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de desbetreffende bepaling uit te voeren.

  • 2. Het comité stelt onmiddellijk en in elk geval uiterlijk 60 dagen na ontvangst van de kennisgeving van het desbetreffende Lid dat ontwikkelingsland is of Lid dat minst ontwikkeld land is een deskundigengroep in. De deskundigengroep zal de aangelegenheid onderzoeken en het comité binnen 120 dagen nadat zij is samengesteld een aanbeveling doen.

  • 3. De deskundigengroep bestaat uit vijf onafhankelijke personen die hooggekwalificeerd zijn op het gebied van handelsfacilitatie en bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw. Bij de samenstelling van de deskundigengroep wordt een evenwicht bewerkstelligd tussen onderdanen van Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die ontwikkelde landen zijn. In geval van betrokkenheid van een Lid dat minst ontwikkeld land is omvat de deskundigengroep ten minste één onderdaan van een Lid dat minst ontwikkeld land is. Indien het comité binnen 20 dagen nadat de deskundigengroep is ingesteld geen overeenstemming kan bereiken over de samenstelling daarvan, bepaalt de directeur-generaal, in overleg met de voorzitter van het comité, de samenstelling van de deskundigengroep overeenkomstig dit lid.

  • 4. De deskundigengroep onderzoekt de eigen vaststelling van het Lid inzake het gebrek aan capaciteit en doet een aanbeveling aan het comité. Bij het onderzoek van de aanbeveling van de deskundigengroep betreffende een Lid dat minst ontwikkeld land is neemt het comité in voorkomend geval maatregelen ter vergemakkelijking van de opbouw van duurzame uitvoeringscapaciteit.

  • 5. Het Lid dat ontwikkelingsland is wordt tussen het tijdstip waarop het het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de desbetreffende bepaling uit te voeren en de eerste bijeenkomst van het comité na ontvangst van de aanbeveling van de deskundigengroep ter zake van deze aangelegenheid niet onderworpen aan de procedures in het kader van het Memorandum inzake geschillenbeslechting. Tijdens deze bijeenkomst onderzoekt het comité de aanbeveling van de deskundigengroep. Voor een Lid dat minst ontwikkeld land is zijn de procedures in het kader van het Memorandum inzake geschillenbeslechting tussen het tijdstip waarop het het comité ervan in kennis stelt dat het niet in staat is de bepaling uit te voeren en het tijdstip waarop het comité een beslissing over de aangelegenheid neemt, dan wel binnen 24 maanden na het tijdstip van de hierboven bedoelde eerste bijeenkomst van het comité, indien dit vroeger is, niet van toepassing op de betrokken bepaling.

  • 6. Wanneer een Lid dat minst ontwikkeld land is niet langer in staat is een verplichting van categorie C uit te voeren, kan het het comité hiervan op de hoogte brengen en de in dit artikel beschreven procedures volgen.

Artikel 19 Verschuiving tussen categorieën b en c
  • 1. De Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die bepalingen in het kader van de categorieën B en C hebben aangemeld, kunnen bepalingen van de ene naar de andere categorie verschuiven door middel van een kennisgeving aan het comité. Wanneer een Lid voorstelt een bepaling van categorie B naar categorie C te verschuiven, verstrekt het informatie over de voor capaciteitsopbouw vereiste bijstand en ondersteuning.

  • 2. Wanneer meer tijd nodig is voor de uitvoering van een van categorie B naar categorie C verschoven bepaling:

    • a. kan het Lid de bepalingen van artikel 17 toepassen, waaronder de mogelijkheid van automatische verlenging; of

    • b. kan het Lid het comité verzoeken om een onderzoek van zijn verzoek om meer tijd voor de uitvoering van de bepaling en, indien nodig, om bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, waaronder de mogelijkheid van toetsing door en een aanbeveling van de deskundigengroep overeenkomstig artikel 18; of

    • c. in het geval van een Lid dat een minst ontwikkeld land is, is vereist voor elke nieuwe uitvoeringsdatum meer dan vier jaar na de oorspronkelijke datum die voor categorie B is meegedeeld, de goedkeuring van het comité te vragen. Daarnaast kan een Lid dat minst ontwikkeld land is beroep blijven doen op artikel 17. Het is wel te verstaan dat bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw nodig zijn voor een Lid dat minst ontwikkeld land is en dat een dergelijke verschuiving verricht.

Artikel 20 Respijtperiode voor de toepassing van het memorandum van overeenstemming inzake regels en procedures betreffende beslechting van geschillen
  • 1. Gedurende een periode van twee jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, niet van toepassing op de beslechting van geschillen met een Lid dat ontwikkelingsland is met betrekking tot alle bepalingen die het Lid heeft aangewezen voor indeling in categorie A.

  • 2. Gedurende een periode van zes jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, niet van toepassing op de beslechting van geschillen met een Lid dat minst ontwikkeld land is met betrekking tot alle bepalingen die het Lid heeft aangewezen voor indeling in categorie A.

  • 3. Gedurende een periode van acht jaar na de uitvoering van een bepaling van categorie B of C door een Lid dat minst ontwikkeld land is, zijn de bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, niet van toepassing op de beslechting van geschillen met dat Lid dat minst ontwikkeld land is met betrekking tot die bepaling.

  • 4. Niettegenstaande de respijtperiode voor de toepassing van het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen houdt een Lid, alvorens een verzoek om overleg overeenkomstig de artikelen XXII of XXIII van de GATT 1994 in te dienen en in alle stadia van een geschillenbeslechtingsprocedure met betrekking tot een maatregel van een Lid dat minst ontwikkeld land is, terdege rekening met de specifieke situatie van de Leden die minst ontwikkelde landen zijn. In dit opzicht handelen de Leden met de nodige terughoudendheid bij het aanhangig maken van kwesties overeenkomstig het Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen, waarbij een Lid betrokken is dat minst ontwikkeld land is.

  • 5. Elk Lid biedt de overige Leden, op verzoek, gedurende de uit hoofde van dit artikel toegestane respijtperiode voldoende gelegenheid om elke kwestie in verband met de uitvoering van deze Overeenkomst te bespreken.

Artikel 21 Verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw
  • 1. De donor-Leden komen overeen de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw aan Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn op basis van onderling overeengekomen voorwaarden te vergemakkelijken, bilateraal of via relevante internationale organisaties. Het doel is Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn te helpen bij de uitvoering van de bepalingen van afdeling I van deze Overeenkomst.

  • 2. Gezien hun bijzondere behoeften dient de Leden die minst ontwikkelde landen zijn gerichte bijstand en ondersteuning te worden verstrekt om hen te helpen duurzame capaciteit voor de uitvoering van hun verplichtingen op te bouwen. De ontwikkelingspartners streven er, door middel van relevante mechanismen voor ontwikkelingssamenwerking en in overeenstemming met de beginselen van technische bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw als bedoeld in het derde lid, naar op dit gebied bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te verstrekken zonder dat aan de bestaande ontwikkelingsprioriteiten afbreuk wordt gedaan.

  • 3. De Leden streven ernaar de volgende beginselen voor de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw met het oog op de uitvoering van deze Overeenkomst toe te passen:

    • a. rekening houden met het algemene ontwikkelingskader van de ontvangende landen en regio’s en, waar relevant en passend, met de lopende programma’s voor hervorming en technische bijstand;

    • b. waar relevant en passend, activiteiten opnemen met het doel regionale en subregionale problemen aan te pakken en regionale en subregionale integratie te bevorderen;

    • c. ervoor zorgen dat de lopende activiteiten van de private sector voor de hervorming van de handelsfacilitatie worden geïntegreerd in de activiteiten op het gebied van bijstand;

    • d. de coördinatie tussen de Leden onderling alsmede tussen de Leden en andere relevante instellingen, met inbegrip van regionale economische gemeenschappen, bevorderen met het doel ervoor te zorgen dat deze bijstand zo doeltreffend mogelijk is en optimale resultaten oplevert. Daartoe:

      • i. dient de coördinatie, in de eerste plaats in het land of de regio waar de bijstand dient te worden verstrekt, tussen partner-Leden en donoren en tussen bilaterale en multilaterale donoren tot doel te hebben overlappingen en herhalingen in de bijstandprogramma’s en gebrek aan samenhang tussen de hervormingsactiviteiten te vermijden door middel van intensieve coördinatie van de maatregelen op het gebied van technische bijstand en capaciteitsopbouw;

      • ii. dient voor de Leden die minst ontwikkelde landen zijn het versterkte geïntegreerde kader (‘Enhanced Integrated Framework’) voor handelsgerelateerde bijstand voor de minst ontwikkelde landen deel uit te maken van dit coördinatieproces; en

      • iii. dienen de Leden tevens de interne coördinatie tussen hun met handel en ontwikkeling belaste functionarissen, zowel in de hoofdsteden als in Genève, bij de uitvoering van deze Overeenkomst en de technische bijstand te bevorderen.

    • e. het gebruik van bestaande binnenlandse en regionale coördinatiestructuren, zoals rondetafelgesprekken en adviesgroepen, bevorderen met het doel de uitvoeringsactiviteiten te coördineren en te monitoren; en

    • f. de Leden die ontwikkelingslanden zijn aanmoedigen capaciteitsopbouw te verstrekken aan andere Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn, en de ondersteuning van dergelijke activiteiten overwegen, waar mogelijk.

  • 4. Het comité houdt ten minste één speciale zitting per jaar om:

    • a. alle problemen in verband met de uitvoering van bepalingen van deze Overeenkomst of onderdelen daarvan te bespreken;

    • b. de vorderingen bij de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te evalueren met het doel de uitvoering van de Overeenkomst te ondersteunen, met inbegrip van alle Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die niet voldoende bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw ontvangen;

    • c. ervaringen en informatie over lopende programma’s voor bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw en uitvoeringsprogramma’s uit te wisselen, met inbegrip van de desbetreffende problemen en successen;

    • d. de kennisgevingen door donoren als bedoeld in artikel 22 te evalueren; en

    • e. de toepassing van het tweede lid te evalueren.

Artikel 22 Bij comité in te dienen informatie over bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw
  • 1. Om voor de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn transparantie te verschaffen wat betreft de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw voor de uitvoering van afdeling I, dient elk donor-Lid dat de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn bijstand verstrekt voor de uitvoering van deze Overeenkomst, bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en daarna jaarlijks bij het comité de volgende informatie in over zijn bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw die in de voorafgaande twaalf maanden is uitbetaald en, voor zover beschikbaar, waarvoor voor de komende twaalf maanden betalingsverplichtingen zijn aangegaan23):

    • a. een beschrijving van de bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw;

    • b. de status en het bedrag waarvoor betalingsverplichtingen zijn aangegaan/het uitbetaalde bedrag;

    • c. de procedures voor de uitbetaling van de bijstand en ondersteuning;

    • d. het begunstigde Lid of, indien nodig, de begunstigde regio; en

    • e. het uitvoerende agentschap van het Lid dat de bijstand en ondersteuning verstrekt.

    De informatie wordt verstrekt in het model zoals omschreven in bijlage I. In het geval van leden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (in deze Overeenkomst „OESO” genoemd) kan de ingediende informatie worden gebaseerd op ter zake dienende informatie van het crediteurenrapportagesysteem van de OESO (OECD Creditor Reporting System). De Leden die ontwikkelingslanden zijn, die verklaren zelf in staat te zijn bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw te verstrekken, worden aangemoedigd de bovenbedoelde informatie te verstrekken.

  • 2. Donor-Leden die de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn bijstand verstrekken, delen aan het comité mee:

    • a. de contactpunten bij hun agentschappen die belast zijn met het verstrekken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw in verband met de uitvoering van afdeling I van deze Overeenkomst, met inbegrip van, waar uitvoerbaar, informatie over dergelijke contactpunten in het land of de regio waar de bijstand en ondersteuning dienen te worden verstrekt; en

    • b. informatie over de procedure en de mechanismen voor het verzoeken om bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

    De Leden die ontwikkelingslanden zijn, die verklaren zelf in staat te zijn bijstand en ondersteuning te verstrekken, worden aangemoedigd de bovenbedoelde informatie te verstrekken.

  • 3. De Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die voornemens zijn in verband met handelsfacilitatie gebruik te maken van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw, dienen bij het comité informatie in over het contactpunt/de contactpunten bij de dienst(en) die belast is(zijn) met het coördineren en prioriteren van die bijstand en ondersteuning.

  • 4. De Leden kunnen de in het tweede en derde lid bedoelde informatie verstrekken door middel van verwijzingen naar internetsites, en actualiseren de informatie waar nodig. Het secretariaat stelt al deze informatie algemeen beschikbaar.

  • 5. Het comité nodigt relevante internationale en regionale organisaties (zoals het Internationaal Monetair Fonds, de OESO, de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling, de WDO, de Regionale Economische Commissies van de Verenigde Naties, de Wereldbank of de daaronder vallende organen, alsmede de regionale ontwikkelingsbanken) en andere samenwerkende instanties uit de in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde informatie te verstrekken.

AFDELING III INSTITUTIONELE REGELINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Institutionele regelingen
  • 1. Comité voor handelsfacilitatie

  • 1.1. Er wordt een Comité voor handelsfacilitatie opgericht.

  • 1.2. Het comité staat open voor deelname door alle Leden en kiest zijn eigen voorzitter. Het comité komt bijeen zo dikwijls als noodzakelijk is en zoals vastgelegd in de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst, doch ten minste éénmaal per jaar, teneinde de Leden gelegenheid te geven tot overleg over alle zaken die verband houden met de toepassing van deze Overeenkomst of de bevordering van de doelstellingen ervan. Het comité vervult de taken waarmee het uit hoofde van deze Overeenkomst of door de Leden wordt belast. Het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

  • 1.3. Het comité kan voor zover nodig hulporganen instellen. Deze organen brengen verslag uit aan het comité.

  • 1.4. Het comité stelt procedures op voor de uitwisseling door de Leden van relevante informatie en beste praktijken, naargelang van het geval.

  • 1.5. Het comité onderhoudt nauwe contacten met andere internationale organisaties op het gebied van handelsfacilitatie, zoals de WDO, teneinde zich met het oog op de uitvoering en het beheer van deze Overeenkomst te verzekeren van de beste adviezen die beschikbaar zijn en dubbel werk te voorkomen. Daartoe kan het comité vertegenwoordigers van die organisaties of de daaronder vallende organen uitnodigen:

    • a. de bijeenkomsten van het comité bij te wonen; en

    • b. specifieke aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze Overeenkomst te bespreken.

  • 1.6. Het comité evalueert het functioneren en de uitvoering van deze Overeenkomst vier jaar na de inwerkingtreding ervan en vervolgens op gezette tijden.

  • 1.7. De Leden worden aangemoedigd het comité vraagstukken voor te leggen met betrekking tot de uitvoering en de toepassing van deze Overeenkomst.

  • 1.8. Het comité stimuleert en bevordert ad-hocbesprekingen tussen de Leden over specifieke kwesties in het kader van deze Overeenkomst teneinde zo spoedig mogelijk een voor alle Leden bevredigende oplossing te bereiken.

  • 2. Nationaal comité voor handelsfacilitatie

    Elk Lid richt een nationaal comité voor handelsfacilitatie op en/of handhaaft dit, of wijst een bestaand mechanisme aan, om zowel de binnenlandse coördinatie als de binnenlandse uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst te vergemakkelijken.

Artikel 24 Slotbepalingen
  • 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt de uitdrukking „Lid” geacht mede de bevoegde autoriteit van dat Lid te omvatten.

  • 2. Alle bepalingen van deze Overeenkomst zijn voor alle Leden bindend.

  • 3. De Leden voeren deze Overeenkomst uit vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding ervan. De Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die ervoor kiezen gebruik te maken van de bepalingen van afdeling II, voeren deze Overeenkomst uit in overeenstemming met afdeling II.

  • 4. Voor een Lid dat deze Overeenkomst na de inwerkingtreding ervan aanvaardt, gaan de termijnen voor de uitvoering van zijn verplichtingen van de categorieën B en C in met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

  • 5. De Leden die deel uitmaken van een douane-unie of die zijn aangesloten bij een regionaal economisch akkoord kunnen een regionale aanpak volgen ter ondersteuning van de uitvoering van hun verplichtingen in het kader van deze Overeenkomst, onder meer door regionale organen op te richten en daarop een beroep te doen.

  • 6. Niettegenstaande de algemene noot voor de interpretatie betreffende bijlage 1A bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie mag niets in deze Overeenkomst zodanig worden uitgelegd dat de verplichtingen van de Leden in het kader van de GATT 1994 erdoor worden beperkt. Daarnaast mag niets in deze Overeenkomst zodanig worden uitgelegd dat de rechten en verplichtingen van de Leden in het kader van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen en de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen erdoor worden beperkt.

  • 7. Alle uitzonderingen en vrijstellingen24) in het kader van de GATT 1994 zijn van toepassing op de bepalingen van deze Overeenkomst. Voor de GATT 1994 of een deel daarvan geldende ontheffingen, die met ingang van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden toegekend overeenkomstig artikel IX, derde en vierde lid, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie en eventuele wijzigingen daarvan, zijn van toepassing op de bepalingen van deze Overeenkomst.

  • 8. De bepalingen van de artikelen XXII en XXIII van de GATT 1994, zoals uitgewerkt en toegepast bij het Memorandum inzake geschillenbeslechting, zijn van toepassing op het overleg en de beslechting van geschillen in het kader van deze Overeenkomst, tenzij in deze Overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 9. Zonder toestemming van de andere Leden mogen geen voorbehouden worden gemaakt met betrekking tot enige bepaling van deze Overeenkomst.

  • 10. De verplichtingen van categorie A van Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn, die overeenkomstig artikel 15, eerste en tweede lid, aan deze Overeenkomst zijn gehecht, maken een integrerend deel van deze Overeenkomst uit.

  • 11. De verplichtingen van de categorieën B en C van Leden die ontwikkelingslanden zijn en Leden die minst ontwikkelde landen zijn, waarvan het comité kennis heeft genomen en die overeenkomstig artikel 16, vijfde lid, aan deze Overeenkomst zijn gehecht, maken een integrerend deel van deze Overeenkomst uit.


Bijlage 1
Model voor kennisgeving als bedoeld in artikel 22, eerste lid

Donor-Lid

Door de kennisgeving bestreken periode:

           
 

Beschrijving van middelen voor technische en financiële bijstand en voor capaciteitsopbouw

Status en bedrag waarvoor betalingsverplichtingen zijn aangegaan/uitbetaald bedrag

Begunstigd land/begunstigde regio (indien nodig)

Uitvoerend agentschap van Lid dat bijstand verstrekt

Procedures voor uitbetaling van bijstand


Uitgegeven de elfde augustus 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. KOENDERS


X Noot
1)

Ten behoeve van de berekening van het aantal aanvaardingen uit hoofde van artikel X.3 van de WTO-overeenkomst, wordt een akte van aanvaarding door de Europese Unie namens haarzelf en namens haar lidstaten geteld als aanvaarding door het aantal Leden dat gelijk is aan het aantal lidstaten van de Europese Unie dat Lid is van de WTO.

X Noot
2)

Elk Lid kan naar eigen goeddunken op zijn website de wettelijke beperkingen van deze beschrijving vermelden.

X Noot
3)

Ingevolge dit lid: a. kan het besluit hetzij vóór hetzij nadat daaraan uitvoering is gegeven, worden getoetst door de functionaris, de dienst of de autoriteit die het besluit heeft vastgesteld, een hogere of onafhankelijke bestuursrechtelijke instantie of een rechterlijke instantie; en b) is een Lid niet verplicht de aanvrager in staat te stellen zich te beroepen op artikel 4, eerste lid.

X Noot
4)

Het is wel te verstaan dat een voorafgaand besluit over de oorsprong van een goed een vaststelling van de oorsprong kan betreffen met het oog op de toepassing van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, wanneer het besluit voldoet aan de vereisten van deze Overeenkomst en de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels. Bij een vaststelling van de oorsprong in het kader van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels kan het evenzeer een voorafgaand besluit over de oorsprong van een goed betreffen met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst, wanneer het besluit voldoet aan de voorschriften van beide Overeenkomsten. De Leden zijn niet verplicht op grond van deze bepaling naast de ingevolge de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels vastgestelde regelingen afzonderlijke regelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van de oorsprong, mits aan de voorschriften van dit artikel wordt voldaan.

X Noot
5)

In dit artikel wordt onder administratieve beschikking verstaan een besluit met rechtsgevolgen dat de rechten en verplichtingen van een specifieke persoon in een individueel geval raakt. Het is wel te verstaan dat een administratieve beschikking als bedoeld in dit artikel betrekking heeft op een administratieve maatregel in de zin van artikel X van de GATT 1994 of het verzuim een administratieve maatregel of een administratieve beschikking op grond van het nationale recht en rechtsstelsel van een Lid vast te stellen. Om tegen een dergelijk verzuim op te treden, kunnen de Leden in plaats van het in eerste lid, onderdeel a, bedoelde recht van beroep of van toetsing een alternatief administratief mechanisme of een alternatieve gerechtelijke procedure handhaven om de douaneautoriteiten te kunnen gelasten onverwijld een administratieve beschikking af te geven.

X Noot
6)

Niets in dit lid belet een Lid administratief stilzwijgen inzake een beroep of toetsing aan te merken als een voor de verzoekende partij gunstige beslissing in de zin van zijn wet- en regelgeving.

X Noot
7)

Elk Lid kan de omvang en de methode van dergelijke meting van de gemiddelde vrijgavetermijn bepalen in overeenstemming met zijn behoeften en capaciteit.

X Noot
8)

Een in het zevende lid, onderdeel 3, punten a. tot en met g., genoemde maatregel wordt geacht ten behoeve van erkende marktdeelnemers te worden getroffen wanneer hij voor alle marktdeelnemers algemeen beschikbaar is.

X Noot
9)

Wanneer een Lid over een procedure beschikt die voorziet in de behandeling als bedoeld in het achtste lid, onderdeel 2, behoeft dit Lid op grond van deze bepaling geen afzonderlijke procedures voor versnelde vrijgave in te voeren.

X Noot
10)

Dergelijke toepassingscriteria vormen in voorkomend geval een aanvulling op de voorschriften van het Lid inzake de behandeling met betrekking tot alle goederen of zendingen die via luchtvrachtfaciliteiten zijn binnengekomen.

X Noot
11)

Aan bederf onderhevige goederen in de zin van deze bepaling zijn goederen die vanwege hun natuurlijke kenmerken snel vergaan, met name wanneer zij niet onder de juiste omstandigheden worden opgeslagen.

X Noot
12)

Niets in dit lid belet een Lid als voorwaarde voor de invoer van gecontroleerde of gereguleerde goederen te verlangen dat documenten zoals certificaten, vergunningen of licenties worden overgelegd.

X Noot
13)

Dit lid verwijst naar de inspecties vóór verzending die vallen onder de Overeenkomst inzake inspectie vóór verzending, waarbij sanitaire en fytosanitaire doeleinden uitgevoerde inspecties vóór verzending niet worden uitgesloten.

X Noot
14)

Niets in deze bepaling belet een Lid bestaande procedures te handhaven op grond waarvan het vervoermiddel als zekerheid voor het transitoverkeer kan dienen.

X Noot
15)

Hierdoor dient in het algemeen de frequentie van niet-naleving te worden verlaagd en bijgevolg de noodzaak van uitwisseling van informatie met het oog op de handhaving worden beperkt.

X Noot
16)

Hierbij kan het onder meer gaan om relevante informatie over de op grond van het derde lid uitgevoerde verificatie. Voor deze informatie geldt het niveau van bescherming en vertrouwelijkheid dat is vastgesteld door het Lid dat de verificatie uitvoert.

X Noot
17)

Voor de toepassing van deze Overeenkomst kunnen „bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw” de vorm van technische, financiële of elke andere onderling overeengekomen bijstand aannemen.

X Noot
18)

De kennisgevingen kunnen ook alle nadere informatie omvatten die het kennisgevende Lid passend acht. De Leden worden aangemoedigd informatie te verstrekken over het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast.

X Noot
19)

De leden kunnen ook informatie opnemen over nationale plannen of projecten voor de uitvoering van handelsfacilitatie, het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast, en de donoren waarmee het Lid eventueel een regeling voor de verstrekking van bijstand heeft getroffen.

X Noot
20)

Dergelijke regelingen worden gesloten op basis van onderling overeengekomen voorwaarden, bilateraal of via relevante internationale organisaties, in overeenstemming met artikel 21, derde lid.

X Noot
21)

De leden kunnen ook informatie opnemen over nationale plannen of projecten voor de uitvoering van handelsfacilitatie, het binnenlandse agentschap dat of de binnenlandse entiteit die met de uitvoering is belast, en de donoren waarmee het Lid eventueel een regeling voor de verstrekking van bijstand heeft getroffen.

X Noot
22)

Dergelijke regelingen worden gesloten op basis van onderling overeengekomen voorwaarden, bilateraal of via relevante internationale organisaties, in overeenstemming met artikel 21, derde lid.

X Noot
23)

De verstrekte informatie weerspiegelt de vraaggerichte aard van de verstrekking van bijstand en ondersteuning voor capaciteitsopbouw.

X Noot
24)

Hieronder vallen ook artikel V, zevende lid, en artikel X, eerste lid, van de GATT 1994 alsmede de aanvullende noot bij artikel VIII van de GATT 1994.

Naar boven