43 (1998) Nr. 6

A. TITEL

Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake zware metalen;

(met Bijlagen)

Aarhus, 24 juni 1998

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Protocol, met Bijlagen, zijn geplaatst in Trb. 1998, 287.

Voor de Engelse tekst van de Besluiten 2012/5 en 2012/6 tot wijziging van respectievelijk de tekst en de Bijlagen, anders dan III en VII, bij het Protocol (Besluit 2012/5) en Bijlage III bij het Protocol (Besluit 2012/6), zie Trb. 2014, 31.

C. VERTALING

De vertaling van de Besluiten 2012/5 en 2012/6 tot wijziging van respectievelijk de tekst en de Bijlagen, anders dan III en VII, bij het Protocol (Besluit 2012/5) en Bijlage III bij het Protocol (Besluit 2012/6) luidt als volgt:

Besluit 2012/5
Wijziging van de tekst van en de bijlagen, anders dan III en VII, bij het Protocol van 1998 inzake zware metalen

Artikel 1 Wijziging

De Partijen bij het Protocol van 1998 inzake zware metalen, bijeen ter gelegenheid van de eenendertigste zitting van het uitvoerend orgaan,

Besluiten het Protocol van 1998 inzake zware metalen bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand te wijzigen, zoals vervat in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2 Relatie met het Protocol

Geen enkele Staat of regionale organisatie voor economische integratie kan een akte van aanvaarding van deze wijziging nederleggen zonder vooraf of tegelijkertijd een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot het Protocol te hebben nedergelegd.

Artikel 3 Inwerkingtreding

In overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het Protocol treedt deze wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop twee derde van de Partijen bij het Protocol hun akte van aanvaarding daarvan heeft nedergelegd bij de depositaris.


Bijlage
Wijzigingen van het Protocol van 1998 inzake zware metalen

Artikel 1

1. In lid 10 worden de woorden „van: (i) dit Protocol of (ii) een amendement op bijlage I of II, waarbij de stationaire bron enkel en alleen krachtens dat amendement aan de bepalingen van dit Protocol wordt onderworpen.” vervangen door de woorden „van onderhavig Protocol voor een Partij. Een Partij kan besluiten een stationaire bron niet als nieuwe stationaire bron te behandelen indien voor deze bron reeds toestemming is gegeven door de desbetreffende bevoegde nationale autoriteit ten tijde van de inwerkingtreding van het Protocol voor die Partij en op voorwaarde dat binnen vijf jaar na die datum is begonnen met de bouw of ingrijpende wijziging.”

2. Het volgende nieuwe lid 12 wordt toegevoegd na lid 11:

  • 12. „dit Protocol”, „het Protocol” en „het onderhavige Protocol”: het Protocol van 1998 inzake zware metalen, zoals van tijd tot tijd gewijzigd.

Artikel 3

3. In lid 2 worden de woorden „De Partijen passen” vervangen door de woorden „Met inachtneming van de leden 2 bis en ter passen de Partijen”.

4. In lid 2, onder a, worden de woorden „waarvoor de beste beschikbare technieken in bijlage III zijn vermeld” vervangen door „waarvoor de leidraad aangenomen door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan de beste beschikbare technieken vermeldt”.

5. In lid 2, onder c, worden de woorden „waarvoor in bijlage III de beste beschikbare technieken zijn vermeld” vervangen door de woorden „waarvoor de leidraad aangenomen door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan de beste beschikbare technieken vermeldt”.

6. De volgende nieuwe leden 2 bis en 2 ter worden ingevoegd na lid 2:

  • 2 bis. Een Partij die reeds Partij was bij het onderhavige Protocol voor de inwerkingtreding van een wijziging waarmee nieuwe broncategorieën werden ingevoerd mag de grenswaarden die van toepassing zijn op een „bestaande stationaire bron” toepassen op elke bron in een nieuwe broncategorie met de bouw of ingrijpende wijziging waarvan een aanvang is gemaakt voor het verstrijken van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die Partij, tenzij en totdat die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat.

  • 2 ter. Een Partij die reeds Partij was bij het onderhavige Protocol voor de inwerkingtreding van een wijziging waarmee nieuwe grenswaarden werden ingevoerd die van toepassing zijn op een „nieuwe stationaire bron” mag de daarvoor reeds van toepassing zijnde grenswaarden blijven toepassen op elke bron met de bouw of ingrijpende wijziging waarvan een aanvang is gemaakt voor het verstrijken van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van die wijziging voor die Partij, tenzij en totdat die bron nadien een ingrijpende wijziging ondergaat.”

7. In lid 5:

a. Worden de woorden „, waarbij Partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP ten minste de door het bestuursorgaan van het EMEP opgegeven methoden toepassen en Partijen buiten de geografische reikwijdte van het EMEP als richtsnoer de methoden gebruiken die in het kader van het werkschema van het uitvoerend orgaan zijn uitgewerkt.” geschrapt en vervangen door een punt „.”.

b. Wordt na de eerste volzin de volgende tekst toegevoegd:

Partijen binnen de geografische reikwijdte van het EMEP gebruiken de methoden die omschreven staan in de leidraad die is opgesteld door het bestuursorgaan van het EMEP en aangenomen door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan. Partijen in gebieden buiten de geografische reikwijdte van het EMEP gebruiken de methoden die op basis van het werkplan van het uitvoerend orgaan zijn ontwikkeld, als richtlijn.

8. Aan het einde van artikel 3 wordt de volgende tekst als nieuw lid 8 toegevoegd:

  • 8. Elke Partij dient actief deel te nemen aan programma’s uit hoofde van het Verdrag over de gevolgen van luchtverontreiniging voor de menselijke gezondheid en het milieu en programma’s voor luchtmonitoring en atmosferische modellering.

Artikel 3 bis

9. Het volgende nieuwe artikel 3 bis wordt toegevoegd:

Artikel 3 bis Flexibele overgangsregelingen
  • 1. Onverminderd artikel 3, lid 2, onder c en d, kan een Partij bij het Verdrag die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2019 Partij wordt bij het onderhavige Protocol, flexibele overgangsregelingen toepassen voor de implementatie van de beste beschikbare technieken en de waarden beperken tot bestaande stationaire bronnen in specifieke stationaire broncategorieën onder de voorwaarden omschreven in dit artikel.

  • 2. Een Partij die kiest voor toepassing van de flexibele overgangsregelingen ingevolge dit artikel dient in haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot het onderhavige Protocol het volgende te vermelden:

    • a. de specifieke broncategorieën vermeld in bijlage II waarvoor de Partij besluit flexibele overgangsregelingen toe te passen, op voorwaarde dat ten hoogste vier van deze categorieën mogen worden vermeld;

    • b. de stationaire bronnen waarvan de bouw of laatste ingrijpende wijziging is aangevangen voor 1990 of in een ander jaar uit de periode van 1985 tot en met 1995, door de Partij vermeld bij de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, die in aanmerking komen voor flexibele overgangsregelingen, zoals vervat in lid 5; en

    • c. een implementatieplan dat voldoet aan de leden 3 en 4 en een tijdschema bevat voor de volledige implementatie van de omschreven bepalingen.

  • 3. Elke Partij past uiterlijk acht jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige Protocol voor die Partij of op 31 december 2022, naar gelang van welke datum het eerst is, ten minste de beste beschikbare technieken toe voor bestaande stationaire bronnen van de categorieën 1, 2, 5 en 7 van bijlage II, behalve zoals bepaald in lid 5.

  • 4. In geen geval mag de toepassing door een Partij van de beste beschikbare technieken of grenswaarden voor bestaande stationaire bronnen worden uitgesteld tot na 31 december 2030.

  • 5. Ten aanzien van een bron of bronnen aangewezen uit hoofde van lid 2, onder b, kan een Partij uiterlijk acht jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige Protocol voor die Partij of op 31 december 2022, naar gelang van welke datum het eerst is, besluiten dat deze bron of bronnen worden gesloten. Van deze bronnen wordt een lijst verstrekt die deel uitmaakt van het volgende rapport van de Partij uit hoofde van lid 6. De vereisten voor de toepassing van beste beschikbare technieken en grenswaarden zijn niet van toepassing op deze bron of bronnen, mits deze bron of bronnen uiterlijk 31 december 2030 worden gesloten. Voor bronnen die op die datum niet gesloten zijn, dient de Partij daarna de beste beschikbare technieken en grenswaarden te hanteren die van toepassing zijn op nieuwe bronnen in de desbetreffende categorie.

  • 6. Een Partij die besluit de flexibele overgangsregelingen uit hoofde van dit artikel toe te passen doet de uitvoerend secretaris van de Commissie driejaarlijkse rapporten toekomen van haar voortgang met de implementatie van de beste beschikbare technieken en grenswaarden voor de stationaire bronnen in de uit hoofde van dit artikel geïdentificeerde categorieën van stationaire bronnen. De uitvoerend secretaris van de Commissie stelt deze driejaarlijkse rapporten beschikbaar aan het uitvoerend orgaan.

Artikel 7

10. In lid 1, onder a:

a. wordt de puntkomma aan het eind van het onderdeel vervangen door „. Voorts:”; en

b. worden de volgende nieuwe punten i. en ii. ingevoegd:

  • i. wanneer een Partij verschillende strategieën ter vermindering van emissies uit hoofde van artikel 3, lid 2, onder b, c of d toepast, dient zij de toegepaste strategieën vast te leggen en aan te geven of zij voldaan heeft aan de daarin vervatte vereisten;

  • ii. indien een Partij oordeelt dat de toepassing van bepaalde grenswaarden, zoals omschreven in overeenstemming met artikel 3, lid 2, onder d, technisch en economisch onhaalbaar zijn, dient zij dit te rapporteren en te onderbouwen;

11. Lid 1, onder b, wordt als volgt vervangen:

  • b. Verstrekt elke Partij binnen de geografische reikwijdte van het EMEP, via de uitvoerend secretaris van de Commissie, aan het EMEP informatie over de emissieniveaus van de in bijlage I vermelde zware metalen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de methoden omschreven in de door het bestuursorgaan van het EMEP opgestelde richtlijnen en aangenomen door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan. Partijen in gebieden buiten de geografische reikwijdte van het EMEP stellen informatie over de emissieniveaus van de in bijlage I vermelde zware metalen beschikbaar. Elke Partij verstrekt bovendien informatie betreffende de emissieniveaus van andere stoffen vermeld in bijlage I voor het in die bijlage vermelde referentiejaar;

12. Na lid 1, onder b, worden de volgende nieuwe leden toegevoegd:

  • c. Verstrekt elke Partij binnen de geografische reikwijdte van het EMEP, via de uitvoerend secretaris van de Commissie, aan het uitvoerend orgaan de beschikbare informatie over haar programma's inzake de gevolgen van luchtverontreiniging voor de menselijke gezondheid en het milieu en programma's voor luchtmonitoring en atmosferische modellering ingevolge het Verdrag, gebruikmakend van de door het uitvoerend orgaan aangenomen richtlijnen;

  • d. Partijen in gebieden buiten de geografische reikwijdte van het EMEP maken informatie beschikbaar die vergelijkbaar is met die omschreven onder c, indien hen daarom door het uitvoerend orgaan wordt verzocht.

13. In lid 3:

a. worden de woorden „Tijdig voor elke jaarlijkse zitting van” vervangen door „Op verzoek van en in overeenstemming met de tijdschema’s vastgesteld door”;

b. worden de woorden „en andere hulporganen” ingevoegd na het woord „uitvoerend orgaan”;

c. wordt het woord „relevante” ingevoegd voor „informatie”.

Artikel 8

14. De woorden „Het EMEP verstrekt het uitvoerend orgaan, met gebruikmaking van passende modellen en metingen en tijdig voor de jaarvergadering van het uitvoerend orgaan,” worden vervangen door „Op verzoek van en in overeenstemming met de tijdschema's vastgesteld door het uitvoerend orgaan, verstrekken het EMEP en zijn technische organen en centra, met gebruikmaking van passende modellen en metingen,”

Artikel 10

15. In lid 4:

a. Wordt het woord „overwegen” ingevoegd voor de woorden „de Partijen”;

b. Wordt het woord „stellen” geschrapt;

c. Worden de woorden „op” en „ter vermindering van emissies van de in bijlage I vermelde zware metalen in de atmosfeer. geschrapt en worden de woorden „op te stellen” ingevoegd na het woord „werkprogramma”.

Artikel 13

16. In lid 3:

a. Worden de woorden „en in de bijlagen I, II, IV, V en VI” vervangen door de woorden „anders dan in de bijlagen III en VII”;

b. Worden de woorden „waarop twee derde van de Partijen” vervangen door de woorden „waarop twee derde van degenen die Partij waren ten tijde van de aanneming ervan”

17. In lid 4 wordt het getal „90” vervangen door het getal „180”.

18. In lid 5 wordt het getal „90” vervangen door het getal „180”.

19. De volgende nieuwe leden 5 bis en 5 ter worden ingevoegd na lid 5:

  • 5 bis. Voor de Partijen die haar hebben aanvaard, treedt de procedure vervat in lid 5 ter in de plaats van de procedure vervat in lid 3 ter zake van wijzigingen van de bijlagen II, IV, V en VI.

  • 5 ter. Wijzigingen van de bijlagen II, IV, V en VI worden bij consensus aangenomen door de Partijen die aanwezig zijn bij een zitting van het uitvoerend orgaan. Na het verstrijken van een jaar na de datum van de mededeling ervan aan alle Partijen door de uitvoerend secretaris van de Commissie, wordt een wijziging van een dergelijke bijlage van kracht voor de Partijen die geen kennisgeving in overeenstemming met de bepalingen onder a bij de depositaris hebben ingediend:

    • a. Een Partij die een wijziging van de bijlagen II, IV, V en VI niet kan goedkeuren, stelt de depositaris daarvan, binnen een jaar na de datum van mededeling omtrent de aanneming ervan, schriftelijk in kennis. De depositaris stelt alle Partijen onverwijld in kennis van elke ontvangen kennisgeving. Een Partij kan haar eerdere kennisgeving te allen tijde vervangen door een aanvaarding en bij de nederlegging bij de depositaris van een akte van aanvaarding wordt de wijziging van die bijlage voor die Partij van kracht;

    • b. Een wijziging van de bijlagen II, IV, V en VI wordt niet van kracht indien in totaal 16 of meer Partijen:

      • i. een kennisgeving in overeenstemming met de bepalingen onder a hebben ingediend; of

      • ii. de procedure vervat in dit lid niet hebben aanvaard en nog geen akte van aanvaarding in overeenstemming met de bepalingen van lid 3 hebben nedergelegd.

Artikel 15

20. Het volgende nieuwe lid 3 wordt toegevoegd na lid 2:

  • 3. Een Staat of een regionale organisatie voor economische integratie verklaart zulks in zijn of haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding wanneer hij of zij niet wenst te worden gebonden door de procedures vervat in artikel 13, lid 5 ter, ter zake van de wijziging van de bijlagen II, IV, V en VI.

Bijlage II

21. In de tabel onder „Beschrijving van de categorie” worden de woorden „lood en zink” in de eerste regel van de beschrijving van categorie 5 vervangen door de woorden „lood, zink en ferromangaan- en silicomangaanlegeringen”.

Bijlage IV

22. Het cijfer „1.” wordt toegevoegd voor het begin van de paragraaf.

23. Onder a. worden de woorden „voor een Partij” ingevoegd na het woord „Protocol”.

24. Onder b.:

a. Wordt in de eerste zin het woord „acht” vervangen door het woord „twee”.

b. Worden aan het eind van de eerste zin de woorden „voor een Partij of 31 december 2020, naar gelang van welke datum het laatst valt,” ingevoegd na het woord „wordt”.

c. Wordt de laatste zin geschrapt.

25. Aan het eind van de bijlage worden de volgende nieuwe leden 2 en 3 ingevoegd:

  • 2. Niettegenstaande lid 1, maar met inachtneming van lid 3, kan een Partij bij het Verdrag die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2019 Partij wordt bij dit Protocol bij de bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of de toetreding tot het onderhavige Protocol verklaren de termijnen voor de toepassing van de grenswaarden bedoeld in artikel 3, lid 2, onder d, met ten hoogste vijftien jaar te verlengen na de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Protocol voor de betreffende Partij.

  • 3. Een Partij die ingevolge artikel 3 bis van het onderhavige Protocol een keuze heeft gemaakt ten aanzien van een specifieke categorie stationaire bronnen, mag niet tevens ingevolge lid 2 een verklaring afleggen met betrekking tot dezelfde broncategorie.

Bijlage V

26. De tekst van bijlage V wordt vervangen door de volgende:

Bijlage V Grenswaarden voor de beperking van emissies door belangrijke stationaire bronnen
  • 1. Twee soorten grenswaarden zijn belangrijk voor beheersing van de emissie van zware metalen:

    • a. Waarden voor specifieke zware metalen of groepen van zware metalen; en

    • b. Waarden voor emissies van zwevende deeltjes in het algemeen.

  • 2. In beginsel kunnen grenswaarden voor zwevende deeltjes niet de specifieke grenswaarden voor cadmium, lood en kwik vervangen, omdat de hoeveelheid metalen bij stofvormige emissies van proces tot proces verschilt. Naleving van deze grenswaarden draagt evenwel aanzienlijk bij tot vermindering van de emissie van zware metalen in het algemeen. Controle van stofvormige emissies is gewoonlijk minder duur dan controle van de verschillende soorten en continue controle van afzonderlijke zware metalen is doorgaans niet uitvoerbaar. Grenswaarden voor zwevende deeltjes zijn bijgevolg van groot praktisch belang en zijn in deze bijlage in de meeste gevallen vastgesteld als aanvulling of vervanging van specifieke grenswaarden voor cadmium of lood of kwik.

  • 3. Afdeling A is van toepassing op Partijen anders dan de Verenigde Staten van Amerika. Afdeling B is van toepassing op de Verenigde Staten van Amerika.

A. Andere Partijen dan de Verenigde Staten van Amerika

  • 4. Uitsluitend in deze afdeling wordt onder „stof” verstaan de massa van deeltjes met elke vorm, dichtheid of structuur die onder de omstandigheden ter plaatse van het monsternemingspunt zwevend in de gasfase voorkomen die na representatieve monsterneming van het te onderzoeken gas verzameld kunnen worden door filtratie onder de vastgelegde omstandigheden en die na drogen onder de vastgelegde omstandigheden bovenstrooms van het filter en op het filter achterblijven.

  • 5. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „emissiegrenswaarde” (EGW) of „grenswaarde” verstaan de hoeveelheid stof en specifieke zware metalen in de zin van dit Protocol in de afgassen van een installatie die niet mag worden overschreden. Tenzij anders aangegeven wordt deze berekend in termen van massa verontreinigende stof per volume van de afgassen (uitgedrukt in mg/m3), uitgaande van standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas (volume bij 273.15 K, 101.3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het afgas zijn de waarden van toepassing die voor elke categorie belangrijke stationaire bronnen zijn gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in afgassen te verminderen, is niet toegestaan. Het in gebruik nemen, buiten gebruik stellen en onderhoud van apparatuur zijn hiervan uitgezonderd.

  • 6. Emissies worden in alle gevallen gemonitord door metingen of berekeningen waarbij ten minste dezelfde nauwkeurigheid wordt bereikt. Naleving van de grenswaarden wordt geverifieerd door ononderbroken of onderbroken metingen, of elke andere technisch betrouwbare methode, met inbegrip van geverifieerde berekeningsmethoden. De relevante zware metalen worden ten minste eenmaal per drie jaar gemeten bij iedere industriële bron. Voor de uitvoering van metingen en berekeningen wordt de leidraad in aanmerking genomen die de Partijen hebben aangenomen tijdens de zitting van het uitvoerend orgaan. Bij ononderbroken metingen worden de grenswaarden nageleefd indien het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de emissie de grenswaarden niet overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere passende vaststellings- of berekeningsmethoden wordt naleving van de emissiegrenswaarden bereikt indien de gemiddelde waarde op basis van een passend aantal metingen onder representatieve omstandigheden de waarde van de emissienorm niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden rekening worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden. Indirecte monitoring van stoffen is ook mogelijk via de som van parameters / cumulatieve parameters (bijvoorbeeld stof als de som van parameters voor zware metalen). In sommige gevallen kan het gebruik van een bepaalde techniek voor de behandeling van emissies waarborgen dat een waarde of grenswaarde behaald of gehandhaafd wordt.

  • 7. Monitoring van de relevante verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters en ook van de kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de CEN-normen. Indien CEN-normen ontbreken, zijn ISO-, nationale of internationale normen van toepassing die waarborgen dat gegevens opgeleverd worden van een vergelijkbare wetenschappelijke kwaliteit.

Verbrandingsinstallaties (ketels en procesverhitters) met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 MWth1) (bijlage II, categorie 1)

  • 8. De grenswaarden voor stofemissies voor de verbranding van vaste en vloeibare brandstoffen, anders dan biomassa en turf.2)

    Tabel 1

    Brandstoftype

    Thermisch ingangsvermogen (MWth)

    EGW voor stof (mg/m3)1)

    Vaste brandstoffen

    50–100

    Nieuwe installaties:

    20 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         
       

    Bestaande installaties:

    30 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         
     

    100–300

    Nieuwe installaties:

    20 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         
       

    Bestaande installaties:

    25 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         
     

    >300

    Nieuwe installaties:

    10 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         
       

    Bestaande installaties:

    20 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen)

         

    Vloeibare brandstoffen

    50–100

    Nieuwe installaties:

    20

         
       

    Bestaande installaties:

    30 (algemeen)

    50 voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in verbrandingsinstallaties

         

    Vloeibare brandstoffen

    100–300

    Nieuwe installaties:

    20

         
       

    Bestaande installaties:

    25 (algemeen)

    50 voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in verbrandingsinstallaties

         
     

    >300

    Nieuwe installaties:

    10

         
       

    Bestaande installaties:

    20 (algemeen)

    50 voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen in raffinaderijen afkomstig van de raffinage van ruwe olie voor eigen verbruik in verbrandingsinstallaties

    X Noot
    1)

    Voor de grenswaarden wordt uitgegaan van een O2-referentiegehalte in afgassen van 6% voor vaste brandstoffen en 3% voor vloeibare brandstoffen.

  • 9. Bijzondere bepalingen voor in paragraaf 8 bedoelde verbrandingsinstallaties:

    • a. Een Partij mag in de volgende gevallen afwijken van de verplichting de in paragraaf 8 voorziene emissiegrenswaarden na te leven:

      • i. Bij verbrandingsinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken en die als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van uitzondering een andere brandstof dienen te gebruiken en om die reden zouden moeten worden uitgerust met afgasreinigingsapparatuur;

      • ii. Bij bestaande verbrandingsinstallaties die niet langer dan 17.500 uur in bedrijf zijn in een tijdvak beginnend vanaf 1 januari 2016 en eindigend uiterlijk 31 december 2023;

    • b. Wanneer een verbrandingsinstallatie met ten minste 50 MWth wordt uitgebreid, is de in paragraaf 8 gespecificeerde EGW voor nieuwe installaties van toepassing op het uitgebreide gedeelte van de installatie waarop de verandering betrekking heeft. De EGW wordt berekend als een gewogen gemiddelde van het werkelijke thermische ingangsvermogen van zowel het bestaande als nieuwe deel van de installatie.

    • c. De Partijen waarborgen dat er procedures komen voor storingen aan of uitvallen van de nabehandelingsapparatuur;

    • d. Bij een gemengde verbrandingsinstallatie waarbij twee of meer soorten brandstof gelijktijdig worden gebruikt, wordt de EGW bepaald als gewogen gemiddelde van de EGW voor de afzonderlijke brandstoffen, op basis van het thermische ingangsvermogen van elke brandstof.

Primaire en secundaire ijzer- en staalindustrie (bijlage II, categorie 2 en 3)

  • 10. Grenswaarden voor stofemissies:

    Tabel 2

    Activiteit

    EGW voor stof (mg/m3)

    Sinterinstallatie

    50

       

    Pellitiseerinstallatie

    20 voor verbrijzelen, malen en drogen

    15 voor alle andere processtappen

       

    Hoogoven: windverhitters

    10

       

    Productie en gieten van oxystaal

    30

       

    Productie en gieten van elektrostaal

    15 (bestaand)

    5 (nieuw)

IJzergieterijen (bijlage II, categorie 4)

  • 11. Grenswaarden voor stofemissies afkomstig van ijzergieterijen:

    Tabel 3

    Activiteit

    EGW voor stof (mg/m3)

    IJzergieterijen:

    alle ovens (koepel, inductie, carrousel); alle vormen (verloren, permanent)

    20

       

    Warm walsen

    20

    50 indien er geen filterzak kan worden gebruikt vanwege de aanwezigheid van natte dampen

Productie en verwerking van koper, zink en ferromangaan- en silicomangaanlegeringen”, met inbegrip van Imperial Smelting-ovens (bijlage II, categorieën 5 en 6)

  • 12. Grenswaarde voor stofemissies voor de productie en verwerking van koper, zink en ferromangaan- en silicomangaanlegeringen”:

    Tabel 4
     

    EGW voor stof (mg/m3)

    Productie en verwerking van non-ferrometalen

    20

Productie en verwerking van lood (bijlage II, categorieën 5 en 6)

  • 13. Grenswaarden voor stofemissies die vrijkomen bij de productie en verwerking van lood:

    Tabel 5
     

    EGW voor stof (mg/m3)

    Productie en verwerking van lood

    5

Cementindustrie (bijlage II, categorie 7)

  • 14. Grenswaarden voor stofemissies die vrijkomen bij de productie van cement:

    Tabel 6
     

    EGW voor stof (mg/m3)1)

    Cementinstallaties, ovens, molens en klinkerkoelers

    20

       

    Cementinstallaties, ovens, molens en klinkerkoelers met medeverbranding van afval

    20

    X Noot
    1)

    Voor de grenswaarden wordt uitgegaan van een O2-referentiegehalte van 10%.

Glasindustrie (bijlage II, categorie 8)

  • 15. Grenswaarden voor stofemissies die vrijkomen bij de productie van glas:

    Tabel 7
     

    EGW voor stof (mg/m3)1)

    Nieuwe installaties

    20

       

    Bestaande installaties

    30

    X Noot
    1)

    Voor de grenswaarden wordt uitgegaan van een O2-referentiegehalte van 8% voor continu-smelten en 13% voor discontinu-smelten.

  • 16. Grenswaarde voor loodemissies bij de glasproductie: 5 mg/m3.

Chloor-alkali-industrie (bijlage II, categorie 9)

  • 17. Bestaande installaties voor chloor-alkaliproductie door middel van het kwikelektrolyseproces moeten voor 31 december 2020 overschakelen naar kwikvrije technologieën of sluiten; tijdens de periode voorafgaand aan de overschakeling geldt voor de gehaltes aan kwik die een installatie uitstoot in de lucht de grenswaarde van 1 gram per Mg3) chloorproductiecapaciteit.

  • 18. Nieuwe installaties voor de productie van alkalichloride dienen kwikvrij te worden geëxploiteerd.

Afvalverbranding (bijlage II, categorieën 10 en 11)

  • 19. Grenswaarde voor stofemissies die vrijkomen bij afvalverbranding:

    Tabel 8
     

    EGW voor stof (mg/m3)1)

    Verbranding van gevaarlijk en ongevaarlijk stedelijk afval en medisch afval

    10

    X Noot
    1)

    Voor de grenswaarden wordt uitgegaan van een O2-referentiegehalte van 11%.

  • 20. Grenswaarde voor kwikemissies die vrijkomen bij afvalverbranding 0,05 mg/m3.

  • 21. Grenswaarde voor kwikemissies voor bijstoken van afval in broncategorieën 1 en 7: 0,05 mg/m3.

B. Verenigde Staten van Amerika

  • 22. Grenswaarden voor de beheersing van zwevende deeltjes en/of specifieke zware metalen uit stationaire bronnen in de volgende categorieën stationaire bronnen, en de bronnen waarop deze van toepassing zijn, worden omschreven in de volgende documenten:

    • a. Steel plants: Electric Arc Furnaces – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf AA en paragraaf AAa;

    • b. Small Municipal Waste Combustors – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf AAAA;

    • c. Glass Manufacturing – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf CC;

    • d. Electric Utility Steam Generating Units – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf D en paragraaf Da;

    • e. Industrial–Commercial–Institutional Steam Generating Units – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Db en paragraaf Dc;

    • f. Municipal Waste Incinerators – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf E, paragraaf Ea en paragraaf Eb;

    • g. Hospital/Medical/Infectious Waste Incinerators – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Ec;

    • h. Portland Cement – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf F;

    • i. Secondary Lead Smelters – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf L;

    • j. Basic Oxygen Process Furnaces – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf N;

    • k. Basic Process Steelmaking Facilities (after 20 January 1983) – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Na;

    • l. Primary Copper Smelters – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf P;

    • m. Primary Zinc Smelters – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Q;

    • n. Primary Lead Smelters – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf R;

    • o. Ferroalloy Production Facilities – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Z;

    • p. Other Solid Waste Incineration Units (after 9 December 2004) – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf EEEE;

    • q. Secondary lead smelters – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf X;

    • r. Hazardous waste combustors – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf EEE;

    • s. Portland cement manufacturing – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf LLL;

    • t. Primary copper – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf QQQ;

    • u. Primary lead smelting – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf TTT;

    • v. Iron and steel foundries – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf EEEEE;

    • w. Integrated iron and steel manufacturing – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf FFFFF;

    • x Electric Arc Furnace Steelmaking Facilities – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf YYYYY;

    • y. Iron and steel foundries – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf ZZZZZ;

    • z. Primary Copper Smelting Area Sources – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf EEEEEE;

    • aa. Secondary Copper Smelting Area Sources – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf FFFFFF;

    • bb. Primary Nonferrous Metals Area Sources: Zinc, Cadmium, and Beryllium – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf GGGGGG;

    • cc. Glass manufacturing (area sources) – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf SSSSSS;

    • dd. Secondary Nonferrous Metal Smelter (Area Sources) – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf TTTTTT;

    • ee. Ferroalloys Production (Area Sources) – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf YYYYYY;

    • ff. Aluminum, Copper, and Nonferrous Foundries (Area Sources) – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf ZZZZZZ;

    • gg. Standards of Performance for Coal Preparation and Processing Plants – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Y;

    • hh. Industrial, Commercial, Institutional and Process Heaters – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf DDDDD;

    • ii. Industrial, Commercial and Institutional Boilers (Area sources) – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf JJJJJJ;

    • jj. Mercury Cell Chlor–Alkali Plants – 40 C.F.R. deel 63, paragraaf IIIII; en

    • kk. Standards of Performance Commercial and Industrial Solid Waste Incineration Units for which Construction is Commenced after November 30, 1999, or for which Modification or Reconstruction is Commenced on or after 1 June 2001 – 40 C.F.R. deel 60, paragraaf CCCC.

Bijlage VI

27. In lid 1:

a. Worden de woorden „Tenzij in deze bijlage anders is bepaald, mag uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol het loodgehalte” geschrapt en vervangen door „Uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol mag het loodgehalte”;

b. De woorden „zes maanden na” worden geschrapt en vervangen door „op”;

c. De woorden „voor een Partij” worden toegevoegd na het woord „Protocol”.

28. Lid 3 wordt geschrapt.

29. In lid 4 worden de woorden „Een partij mag” vervangen door „Niettegenstaande lid 1 mag een Partij”.

30. In lid 5 vervangt de volgende tekst de aanhef voorafgaande aan a:

Elke partij moet uiterlijk op de datum waarop dit Protocol voor die Partij in werking treedt, concentratieniveaus bereiken die niet hoger zijn dan:


Besluit 2012/6
Wijziging van bijlage III bij het Protocol van 1998 inzake zware metalen

De Partijen bij het Protocol van 1998 inzake zware metalen, bijeen ter gelegenheid van de eenendertigste zitting van het uitvoerend orgaan,

Besluiten bijlage III bij het Protocol van 1998 inzake zware metalen bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand als volgt te wijzigen:

Artikel 1 Wijziging

De tekst van bijlage III wordt vervangen door de volgende:

Bijlage III Beste beschikbare technieken voor de beperking van de emissie van zware metalen en verbindingen daarvan door in Bijlage II vermelde broncategorieën
  • 1. Deze bijlage is bedoeld om de Partijen bij het Verdrag richtlijnen te geven bij de bepaling van de beste beschikbare technieken zodat ze kunnen voldoen aan de verplichtingen van het Protocol. Een door de Partijen tijdens een zitting van het uitvoerend orgaan aangenomen leidraad bevat een nadere beschrijving van en richtlijnen voor dergelijke beste beschikbare technieken en kan bij consensus van de Partijen bijeen in het uitvoerend orgaan wanneer nodig worden geactualiseerd.

  • 2. Onder de uitdrukking „beste beschikbare technieken” (BBT) wordt verstaan het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden daarvan, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden (en andere vergunningsvoorwaarden) te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt te beperken:

    • a. Onder „technieken” wordt verstaan zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld;

    • b. Onder „beschikbare” technieken wordt verstaan op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van de betrokken lidstaat worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn;

    • c. Onder „beste” wordt verstaan het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel.

  • 3. De criteria voor het vaststellen van BBT zijn als volgt:

    • a. het gebruik van technologie die weinig afval oplevert;

    • b. het gebruik van minder gevaarlijke stoffen;

    • c. de bevordering van terugwinning en recycling van stoffen die tijdens het proces ontstaan en worden gebruikt en van afvalstoffen, in voorkomend geval;

    • d. vergelijkbare processen, installaties of exploitatiemethoden die met succes op industriële schaal zijn beproefd;

    • e. de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;

    • f. de aard, de effecten en de omvang van de desbetreffende emissies;

    • g. de data van ingebruikneming van de nieuwe of bestaande installaties;

    • h. de tijd die nodig is voor het omschakelen op een beste beschikbare techniek;

    • i. het verbruik en de aard van de grondstoffen (met inbegrip van water) die bij het proces worden gebruikt en het rendement van de energie;

    • j. de noodzaak om de algehele milieu-effecten en milieurisico's van emissies te voorkomen of tot een minimum te beperken;

    • k. de noodzaak om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu tot een minimum te beperken;

    • l. door nationale en internationale organisaties gepubliceerde informatie.

    Het is niet de bedoeling om aan de hand van het begrip BBT bepaalde technieken of technologie voor te schrijven, maar om rekening te houden met de technische karakteristieken van de desbetreffende installatie, de geografische locatie en de plaatselijke milieusituatie.

  • 4. De ervaring met nieuwe producten en nieuwe installaties waarbij gebruik wordt gemaakt van technieken met een geringe emissie, alsmede met de aanpassing van bestaande installaties, neemt voortdurend toe; bijgevolg kan het noodzakelijk zijn de leidraad bedoeld in punt 1 te actualiseren.

Artikel 2 Inwerkingtreding

In overeenstemming met artikel 13, lid 4, van het Protocol treedt deze wijziging in werking voor de Partijen die na het verstrijken van negentig dagen na de datum van bekendmaking daarvan door de uitvoerend secretaris van de Commissie aan alle Partijen, geen bekendmaking in overeenstemming met artikel 13, lid 5, van het Protocol bij de depositaris hebben ingediend, op voorwaarde dat ten minste zestien Partijen niet een dergelijke kennisgeving hebben ingediend.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2004, 153 en Trb. 2014, 31.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie rubriek E van Trb. 1998, 287, de rubrieken E en F van Trb. 2004, 153 en, laatstelijk, Trb. 2014, 31.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2004, 153 en Trb. 2014, 31.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 1998, 287, Trb. 1999, 212, Trb. 2004, 153, Trb. 2010, 115 en Trb. 2014, 31.

Uitgegeven de zevenentwintigste februari 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

Het nominale thermische ingangsvermogen van een verbrandingsinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een gezamenlijk afgaskanaal. Afzonderlijke eenheden lager dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale thermische ingangsvermogen.

X Noot
2)

EGW zijn met name niet van toepassing op:

  • installaties die uitsluitend biomassa en turf als brandstof gebruiken

  • installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor het rechtstreeks verhitten, drogen of een andere behandeling van voorwerpen of materialen;

  • naverbrandingsinstallaties ontworpen om afgassen te zuiveren door verbranding en die niet als zelfstandige verbrandingsinstallaties worden gebruikt;

  • voorzieningen voor het regenereren van bij het kraken gebruikte katalysatoren;

  • voorzieningen voor de omzetting van waterstofsulfide in zwavel;

  • in de chemische industrie gebruikte reactoren;

  • cokesovenbatterijen;

  • windverhitters;- terugwinningsketels in installaties voor de productie van pulp;

  • vuilverbrandingsinstallaties; en- door diesel-, benzine- en gasmotoren of gasturbines aangedreven installaties, ongeacht de gebruikte brandstof.

X Noot
3)

1 Mg = 1 ton

Naar boven