9 (2014) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door de Republiek Moldavië bij Europol gedetacheerd worden;

’s-Gravenhage, 22 juli 2014

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2014, 134.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door de Republiek Moldavië bij Europol gedetacheerd worden

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Moldavië,

hierna te noemen de „verdragsluitende partijen”,

onder verwijzing naar de bepalingen van artikel 51, derde lid, van het Besluit van de Raad van 6 april 2009 (2009/371/JBZ) tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) waarin de voorrechten en immuniteiten staan vermeld die nodig zijn voor een goede taakvervulling van de verbindingsofficieren bij Europol,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „verbindingsofficier”, elke functionaris die in overeenstemming met artikel 9 van het Besluit van de Raad van 6 april 2009 bij Europol wordt geplaatst;

  • b. „Regering”, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • c. „autoriteiten van de gastheerstaat”, autoriteiten van de centrale of gemeentelijke overheid of andere autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden, naargelang het geval is, in het kader van en in overeenstemming met de wetten en gebruiken die in het Koninkrijk der Nederlanden van toepassing zijn;

  • d. „zendstaat”, de Republiek Moldavië;

  • e. „archief van de verbindingsofficier”, alle dossiers, correspondentie, documenten, manuscripten, computer- en mediagegevens, foto's, films, video- en geluidsopnamen die toebehoren aan of in het bezit zijn van de verbindingsofficier, alsmede enig ander soortgelijk materiaal dat naar het unanieme oordeel van de zendstaat en de Regering deel uitmaakt van het archief van de verbindingsofficier.

Artikel 2 Voorrechten en immuniteiten

  • 1. Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag genieten de verbindingsofficier en de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding en niet de Nederlandse nationaliteit bezitten noch duurzaam in het Koninkrijk der Nederlanden verblijven, in en ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke door het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer worden verleend aan de leden van het diplomatieke personeel.

  • 2. De immuniteit die aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen wordt verleend, strekt zich niet uit tot:

    • i. civiele vorderingen van derden wegens schade, met inbegrip van lichamelijk letsel of overlijden ten gevolge van verkeersongevallen die door deze personen zijn veroorzaakt, waarbij artikel 41 van het Besluit van de Raad van 6 april 2009 onverlet blijft; of

    • ii. strafrechtelijke en civielrechtelijke rechtsmacht ten aanzien van gedragingen die plaatsvinden buiten de uitoefening van hun officiële taken.

  • 3. De verplichtingen van zendstaten en hun personeel die krachtens het Verdrag van Wenen van toepassing zijn op de leden van het diplomatieke personeel, zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen.

Artikel 3 Binnenkomst, verblijf en vertrek

  • 1. De Regering vergemakkelijkt, indien nodig, de binnenkomst, het verblijf en het vertrek van de verbindingsofficier en van zijn gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding.

  • 2. Dit artikel laat de mogelijkheid onverlet te verlangen dat redelijk bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de personen die zich op de in dit artikel bedoelde behandeling beroepen, onder de in het eerste lid van dit artikel omschreven categorieën vallen.

  • 3. De eventueel benodigde visa voor de in dit artikel bedoelde personen worden kosteloos en zo spoedig mogelijk verstrekt.

Artikel 4 Tewerkstelling

Gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding van de verbindingsofficier die niet de nationaliteit van een EU-staat hebben, zijn voor de duur van de detachering van de verbindingsofficier vrijgesteld van de verplichting een werkvergunning te verkrijgen.

Artikel 5 Onschendbaarheid van het archief

Het archief van de verbindingsofficier, waar dit zich ook bevindt en wie het ook onder zich heeft, is onschendbaar.

Artikel 6 Persoonlijke bescherming

Indien de zendstaat daarom verzoekt, nemen de autoriteiten van de gastheerstaat in overeenstemming met hun nationale wetten alle redelijke maatregelen om de nodige veiligheid en bescherming te waarborgen van de verbindingsofficier, alsmede van de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding en wier veiligheid in het geding is als gevolg van de taakvervulling van de verbindingsofficier bij Europol.

Artikel 7 Faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot communicatie

  • 1. De Regering staat de verbindingsofficier toe vrijelijk en zonder het vereiste van bijzondere toestemming te communiceren voor alle officiële doeleinden, en beschermt dit recht van de verbindingsofficier. De verbindingsofficier is gerechtigd codes te gebruiken en officiële correspondentie en andere officiële berichten te verzenden of te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken, waarvoor dezelfde voorrechten en immuniteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en zakken.

  • 2. Voor zover dit verenigbaar is met het Internationaal Verdrag betreffende de Telecommunicatie van 6 november 1982, geniet de verbindingsofficier voor zijn officiële communicatie een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door het Koninkrijk der Nederlanden aan een internationale organisatie of regering wordt toegekend, inzake prioriteiten voor communicatie door middel van poststukken, kabeltelegrammen, telegrammen, telexberichten, radio, televisie, telefoon, fax, satelliet of andere middelen.

Artikel 8 Kennisgeving

  • 1. De zendstaat stelt de Regering onverwijld in kennis van de naam van de verbindingsofficier, van zijn aankomst en van zijn definitieve vertrek of van de beëindiging van zijn detachering, alsmede van de aankomst en het definitieve vertrek van de gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding en, indien van toepassing, van het feit dat een persoon niet langer deel uitmaakt van de huishouding.

  • 2. De Regering verstrekt aan de verbindingsofficier en aan de gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding een identiteitskaart voorzien van de foto van de houder. Deze kaart dient ter identificatie van de houder ten overstaan van alle autoriteiten van de gastheerstaat.

Artikel 9 Beslechting van geschillen

  • 1. Elk geschil tussen de zendstaat en de Regering betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag, of enige kwestie die betrekking heeft op de verbindingsofficier of op de verhouding tussen de zendstaat en de Regering die niet in der minne wordt geschikt, wordt op verzoek van de zendstaat of van de Regering ter onherroepelijke beslissing voorgelegd aan een tribunaal bestaande uit drie arbiters. Elke partij benoemt een arbiter. De derde arbiter, die voorzitter van het tribunaal zal zijn, wordt gekozen door de eerste twee arbiters.

  • 2. Indien een van de verdragsluitende partijen verzuimt een arbiter te benoemen binnen twee maanden na een verzoek van de andere partij een dergelijke benoeming te verrichten, kan de andere partij de President van het Hof van Justitie van de Europese Unie, of in zijn afwezigheid de Vicepresident, verzoeken deze benoeming te verrichten.

  • 3. Indien de eerste twee arbiters binnen twee maanden na hun benoeming geen overeenstemming bereiken over de derde, kan elke partij de President van het Hof van de Europese Unie, of in zijn afwezigheid de Vicepresident, verzoeken deze benoeming te verrichten.

  • 4. Tenzij de verdragsluitende partijen anders overeenkomen, stelt het tribunaal zijn eigen procedure vast.

  • 5. Het tribunaal neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. De voorzitter heeft een beslissende stem. De beslissing is onherroepelijk en bindend voor de verdragsluitende partijen bij het geschil.

Artikel 10 Territoriale reikwijdte

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dag van ondertekening en treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgend op de datum van ontvangst van de laatste schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg waarin de verdragsluitende partijen elkaar ervan in kennis stellen dat aan hun respectieve noodzakelijke interne procedures voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Den Haag, op 22 juli 2014, in tweevoud, elk in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, E.P. STEHOUWER

Voor de Republiek Moldavië, EMILIAN BRENICI


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2014, 134.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2014, 134.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2014, 134.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2014, 134.

Uitgegeven de achttiende september 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS

Naar boven