15 (2013) Nr. 2

A. TITEL

Briefwisseling houdende een overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Kroatië betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling;

(met aanhangsel en bijlage)

’s-Gravenhage, 25 juni 2013

B. TEKST

De Engelse tekst van de in brieven vervatte overeenkomst, met aanhangsel en bijlage, is geplaatst in Trb. 2013, 106.

C. VERTALING


Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de voorlopige toepassing ervan

A. Brief van de Republiek Kroatië

Mijnheer,

Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten van respectievelijk de „Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling”, de „Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling”, de „Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling” en de „Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling”. Deze teksten, die het resultaat zijn van de onderhandelingen die met de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gevoerd over een overeenkomst inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, zijn respectievelijk als bijlage I, II, III en IV toegevoegd aan het resultaat van de besprekingen van de Groep op hoog niveau van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 12 maart 2004 (doc. 7660/1/04 REV 1 FISC 68 + COR 1).

In het licht van de bovengenoemde teksten heb ik de eer u de „Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling” in aanhangsel 1 bij deze brief voor te stellen, en in overweging te geven dat wij er ons wederzijds toe verbinden zo spoedig mogelijk de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst te vervullen en elkaar onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.

In afwachting van de voltooiing van deze interne procedures en van de inwerkingtreding van deze „Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling”, heb ik de eer u voor te stellen dat de Republiek Kroatië en het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba deze Overeenkomst, binnen de grenzen van onze respectieve binnenlandse grondwettelijke voorschriften, voorlopig toepassen vanaf de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie.

Ik heb de eer voor te stellen dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging tezamen een Overeenkomst vormen tussen de Republiek Kroatië en het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van onze zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.

Voor de Republiek Kroatië, S. LINIĆ Minister van Financiën

GEDAAN te Zagreb op 3.6.2013, in de Engelse taal in drie exemplaren.



B. Brief van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba

Mijnheer,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van uw brief van 3.06.2013, die als volgt luidt:

(zoals in A)

Ik kan bevestigen dat de inhoud van uw brief voor Aruba aanvaardbaar is.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, E.B. ABATH

GEDAAN te ’s-Gravenhage op 25.06.2013, in de Engelse taal in drie exemplaren


Aanhangsel 1
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Kroatië betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Republiek Kroatië, geleid door de wens een Overeenkomst te sluiten die het mogelijk maakt dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling die in een van de overeenkomstsluitende staten worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun woonplaats in de andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig het recht van laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat, in overeenstemming met Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Algemene werkingssfeer

  • 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op rentebetalingen die door een op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende staten gevestigde uitbetalende instantie worden verricht teneinde het mogelijk te maken dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling die in een overeenkomstsluitende staat worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun fiscale woonplaats in de andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig de wetgeving van de laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat.

  • 2. De werkingssfeer van deze Overeenkomst is beperkt tot belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen uit hoofde van schuldvorderingen; vraagstukken in verband met de belastingheffing op onder meer pensioenen en verzekeringsuitkeringen vallen buiten de werkingssfeer van deze Overeenkomst.

  • 3. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst uitsluitend van toepassing op Aruba.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt, tenzij de context anders vereist:

    • a. verstaan onder de uitdrukkingen „een overeenkomstsluitende staat” en „de andere overeenkomstsluitende staat”: het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, of de Republiek Kroatië, al naargelang de context vereist;

    • b. verstaan onder de uitdrukking „Aruba”: het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat is gelegen in het Caribisch gebied en bestaat uit het grondgebied van Aruba, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten en grenzend aan zijn territoriale zee waarin het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent, evenwel met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op Curaçao;

    • c. verstaan onder de „overeenkomstsluitende partij” zijnde lidstaat van de Europese Unie: de Republiek Kroatië;

    • d. verstaan onder de uitdrukking „richtlijn”: Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, zoals van toepassing op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst;

    • e. verstaan onder de uitdrukking „uiteindelijk gerechtigde”: uiteindelijk gerechtigde in de zin van artikel 2 van de richtlijn;

    • f. verstaan onder de uitdrukking „uitbetalende instantie”: de uitbetalende instantie in de zin van artikel 4 van de richtlijn;

    • g. verstaan onder de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. in het geval van Aruba: de minister belast met Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • ii. in het geval van de Republiek Kroatië: de bevoegde autoriteit van die staat in de zin van artikel 5 van de richtlijn;

    • h. verstaan onder de uitdrukking „rentebetaling(en)”: rentebetaling in de zin van artikel 6 van de richtlijn, met inachtneming van artikel 15 van de richtlijn;

    • i. aan hierin niet anderszins omschreven termen de betekenis gehecht die daaraan in de richtlijn wordt gegeven.

  • 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt in de bepalingen van de richtlijn waarnaar in deze Overeenkomst wordt verwezen in plaats van „lidstaten” gelezen: overeenkomstsluitende staten.

Artikel 3 Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden

Voor de toepassing van artikel 4 neemt elke overeenkomstsluitende staat de procedures aan die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigden vast te stellen en draagt zorg voor de toepassing van deze procedures binnen zijn grondgebied. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen van artikel 3, leden 2 en 3, van de richtlijn, met dien verstande dat, wat betreft het bepaalde in lid 2, onder a), en in lid 3, onder a), de identiteit en de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde worden vastgesteld op grond van de informatie waarover de uitbetalende instantie beschikt krachtens de toepassing van de desbetreffende wet- en regelgeving van de overeenkomstsluitende staat waar de uitbetalende instantie is gevestigd.

Artikel 4 Automatische gegevensuitwisseling

  • 1. De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende staat waar de uitbetalende instantie is gevestigd verstrekt de in artikel 8 van de richtlijn bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende staat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft.

  • 2. De gegevensverstrekking geschiedt automatisch en ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar van de overeenkomstsluitende staat van de uitbetalende instantie, voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen.

  • 3. De overeenkomstsluitende staten behandelen de gegevensuitwisseling uit hoofde van deze Overeenkomst op een wijze die strookt met het bepaalde vervat in artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU.

Artikel 5 Omzetting

De overeenkomstsluitende staten dienen voor de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie de wet- en regelgeving en bestuursrechtelijke bepalingen aan te nemen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze Overeenkomst te voldoen.

Artikel 6 Bijlage

De tekst van artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG, die van toepassing is vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en waarnaar deze Overeenkomst verwijst, is opgenomen als Bijlage bij en vormt een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking op de laatste dag van de eerste maand die volgt op de laatste van de data waarop de respectieve regeringen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat de in hun respectieve staten voorgeschreven grondwettelijke formaliteiten zijn vervuld en de bepalingen ervan vinden toepassing vanaf de datum van toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie.

Artikel 8 Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een van beide overeenkomstsluitende staten wordt beëindigd. Elke staat kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst kennis te geven van beëindiging. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn voor tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

GEDAAN in de Engelse taal.

Voor de Republiek Kroatië, S. LINIĆ

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, E.B. ABATH


Annex
Artikel 16 van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad

„Openbaarmaking van inlichtingen en bescheiden

  • 1. De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

    De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vaststelling en invordering van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen1), en voor de vaststelling en invordering van verplichte socialezekerheidsbijdragen.

    De inlichtingen kunnen voorts worden gebruikt in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.

  • 2. Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die overeenkomstig deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en voor zover het in de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt. De toestemming wordt verleend indien de inlichtingen, in de lidstaat van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

  • 3. De bevoegde autoriteit die van oordeel is dat de van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verkregen inlichtingen de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de in lid 1 beoogde doelen, mag de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven, op voorwaarde dat dat in overeenstemming is met de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften en procedures. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende lidstaat in kennis van haar voornemen om die inlichtingen met een derde lidstaat te delen. De inlichtingen verstrekkende lidstaat kan zich hiertegen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

  • 4. Toestemming voor het gebruik overeenkomstig lid 2 van de overeenkomstig lid 3 doorgegeven inlichtingen kan slechts worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen afkomstig zijn.

  • 5. Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig deze richtlijn aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven, kunnen door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat op dezelfde voet als bewijs worden aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere autoriteit van die lidstaat zijn verstrekt.”


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2013, 106.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2013, 106.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2013, 106.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2013, 106.

Titel

:

Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie;

Brussel, 9 december 2011

Laatste Trb.

:

Trb. 2013, 109

Uitgegeven de zevende november 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

PbEU L 84, 31.3.2010, p. 1

Naar boven