Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2013, 144 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2013, 144 | Verdrag |
27 (2013) Nr. 1
Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cuba;
Havanna, 5 juli 2013
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Cuba, hierna te noemen „de partijen”,
Geleid door de wens de internationale samenwerking op het gebied van het strafrecht te ontwikkelen en de mogelijkheid te scheppen dat onderdanen van elk der partijen die gedetineerd zijn als gevolg van het plegen van een strafbaar feit hun veroordelingen binnen hun eigen samenleving ondergaan;
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
elke straf of vrijheidsbenemende maatregel wegens een strafbaar feit opgelegd door een rechter of tribunaal;
een beslissing of bevel van een rechter of tribunaal waarbij een veroordeling wordt uitgesproken;
een persoon die bij een onherroepelijk vonnis van een rechter of een tribunaal van een van de partijen is veroordeeld en zijn veroordeling ondergaat in de staat van veroordeling;
met betrekking tot de Republiek Cuba, alle personen die onderdaan of burger met een permanente verblijfplaats op het Cubaanse grondgebied zijn; met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, alle personen die in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit;
verstaan Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar het vonnis is gewezen;
de staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden of reeds is overgebracht teneinde zijn veroordeling te ondergaan. Voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft wordt onder „staat van tenuitvoerlegging” verstaan Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon zijn hoofdverblijf heeft, tenzij dit Verdrag anders bepaalt;
in de Republiek Cuba het ministerie van Justitie en in het Koninkrijk der Nederlanden het ministerie van Veiligheid en Justitie van Nederland, het ministerie van Justitie van Aruba, het ministerie van Justitie van Curaçao of het ministerie van Justitie van Sint Maarten, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon zijn hoofdverblijf heeft of waar het vonnis is gewezen.
1. De partijen verbinden zich elkaar overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag in de ruimst mogelijke mate medewerking te verlenen met betrekking tot de overbrenging van gevonniste personen en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.
2. Een op het grondgebied van een partij gevonniste persoon kan overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag naar het grondgebied van de andere partij worden overgebracht teneinde de tegen hem uitgesproken veroordeling te ondergaan. Te dien einde kan de gevonniste persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger de staat van veroordeling of de staat van tenuitvoerlegging zijn wens te kennen geven overeenkomstig dit Verdrag te worden overgebracht.
3. Om de overbrenging kan door de staat van veroordeling of door de staat van tenuitvoerlegging worden verzocht.
1. De gevonniste persoon kan overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, slechts onder de volgende voorwaarden worden overgebracht:
a. indien hij onderdaan is van de partij op het grondgebied waarvan de veroordeling ten uitvoer dient te worden gelegd;
b. indien het desbetreffende strafbare feit niet van politieke of strikt militaire aard is of gericht was tegen de staatsveiligheid;
c. indien het vonnis onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar is;
d. indien hij op het tijdstip van ontvangst van het verzoek om overbrenging nog ten minste zes maanden van de veroordeling moet ondergaan;
e. indien het handelen of nalaten op grond waarvan de veroordeling werd uitgesproken een strafbaar feit oplevert naar het recht van de staat van tenuitvoerlegging of een strafbaar feit zou opleveren indien dit op zijn grondgebied zou zijn gepleegd;
f. indien hij instemt met de overbrenging;
g. indien hij voldaan heeft aan alle financiële verplichtingen die voortvloeien uit de veroordeling of ten genoegen van de staat van veroordeling heeft aangetoond niet aan dergelijke verplichtingen te kunnen voldoen; dit is niet van toepassing op gevonniste personen die afdoende hebben aangetoond minvermogend te zijn; en
h. indien de staat van veroordeling en de staat van tenuitvoerlegging instemmen met de overbrenging.
2. In uitzonderingsgevallen kunnen de staat van veroordeling en de staat van tenuitvoerlegging zich akkoord verklaren met een overbrenging zelfs wanneer de duur van het alsnog door de gevonniste persoon te ondergane gedeelte van de veroordeling korter is dan die welke in het eerste lid, onderdeel d), is vermeld.
1. Een gevonniste persoon op wie dit Verdrag van toepassing kan zijn, dient door de staat van veroordeling in kennis te worden gesteld van de strekking van dit Verdrag.
2. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Verdrag aan de staat van veroordeling kenbaar heeft gemaakt, dient die staat de staat van tenuitvoerlegging zo spoedig mogelijk daarvan in kennis te stellen, zodra het vonnis onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden.
3. De kennisgeving dient de navolgende inlichtingen te omvatten:
a. de naam, geboortedatum en -plaats van de gevonniste persoon;
b. zijn eventuele adres in de staat van tenuitvoerlegging;
c. een opgave van de feiten die aan de veroordeling ten grondslag liggen;
d. de aard, duur en aanvangsdatum van de veroordeling;
e. het desbetreffende dossier- of zaaknummer, de behandelende instantie en een feitelijke omschrijving van de gepleegde strafbare feiten.
4. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Verdrag aan de staat van tenuitvoerlegging kenbaar heeft gemaakt, doet de staat van veroordeling die staat desgevraagd de in het derde lid, onder a) tot met d), bedoelde inlichtingen toekomen.
5. De gevonniste persoon dient van elke door de staat van veroordeling of door de staat van tenuitvoerlegging ingevolge de vorenstaande leden ondernomen actie schriftelijk in kennis te worden gesteld, alsmede van elke door een van de beide staten op een verzoek tot overbrenging genomen beslissing.
1. De verzoeken tot overbrenging uit hoofde van dit Verdrag en de antwoorden daarop geschieden schriftelijk. Elektronische communicatiemiddelen mogen worden gebruikt onder voorwaarden die de ontvangende staat in staat stellen de authenticiteit vast te stellen en mits de communicatie schriftelijk kan worden vastgelegd.
2. De verzoeken worden door het ministerie van Justitie van de verzoekende staat rechtstreeks aan het ministerie van Justitie van de aangezochte staat gericht. De beantwoording van de verzoeken en alle overige correspondentie tussen beide staten verlopen eveneens rechtstreeks tussen de ministeries van Justitie.
1. De staat van tenuitvoerlegging verstrekt de staat van veroordeling op diens verzoek:
a. een document of verklaring dat de gevonniste persoon een onderdaan is van die staat;
b. een afschrift van het toepasselijke recht van de staat van tenuitvoerlegging waaruit blijkt dat het handelen of het nalaten, op grond waarvan de veroordeling in de staat van veroordeling werd uitgesproken, naar het recht van de staat van tenuitvoerlegging een strafbaar feit oplevert of een strafbaar feit zou opleveren indien gepleegd op zijn grondgebied;
c. een verklaring inhoudende de in artikel 8, tweede lid, bedoelde opgave.
2. Indien om overbrenging wordt verzocht, worden door de staat van veroordeling de navolgende stukken aan de staat van tenuitvoerlegging verstrekt, tenzij een van beide staten reeds heeft aangegeven niet met de overbrenging te zullen instemmen:
a. een gewaarmerkt afschrift van het vonnis en de wettelijke bepalingen die daaraan ten grondslag liggen;
b. een opgave betreffende het reeds ondergane gedeelte van een veroordeling, daaronder begrepen inlichtingen omtrent eventuele voorlopige hechtenis, strafvermindering en elke andere voor de tenuitvoerlegging van de veroordeling ter zake dienende omstandigheid;
c. een document, van welke aard dan ook, waaruit de uitdrukkelijke instemming blijkt van de gevonniste persoon of van zijn wettelijke vertegenwoordiger indien de persoon minderjarig is of indien vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand een vertegenwoordiger noodzakelijk is;
d. waar nodig, een medisch of sociaal rapport omtrent de gevonniste persoon, inlichtingen betreffende zijn gedrag tijdens de detentie en zijn behandeling in de staat van veroordeling en elke aanbeveling ten aanzien van zijn verdere behandeling in de staat van tenuitvoerlegging;
e. de van toepassing zijnde bepalingen inzake mogelijke vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling of elke beslissing omtrent vervroegde invrijheidstelling die verband houdt met de tenuitvoerlegging van het vonnis dat het onderwerp van het verzoek is;
f. indien een dergelijk verzoek wordt gedaan, alle overige aanvullende inlichtingen die bij de overbrenging voor de autoriteiten van de staat van tenuitvoerlegging van nut kunnen zijn.
3. Elk van beide staten kan verzoeken in het bezit te worden gesteld van de in het eerste of tweede lid van dit artikel bedoelde stukken of verklaringen alvorens een verzoek tot overbrenging te doen of een beslissing te nemen of hij al dan niet met de overbrenging zal instemmen.
1. Met de daadwerkelijke overname van de gevonniste persoon door de autoriteiten van de staat van tenuitvoerlegging wordt de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de staat van veroordeling geschorst.
2. De staat van veroordeling kan de veroordeling niet langer ten uitvoer leggen, indien de staat van tenuitvoerlegging de veroordeling beschouwt als geheel ten uitvoer gelegd.
1. De bevoegde autoriteiten van de staat van tenuitvoerlegging dienen:
a. de tenuitvoerlegging van de veroordeling onmiddellijk voort te zetten of op grond van een rechterlijke of administratieve beschikking op de in artikel 9 vermelde voorwaarden; of
b. de veroordeling door middel van een rechterlijke of administratieve procedure in een beslissing van die staat om te zetten, waarbij voor de sanctie in de staat van veroordeling opgelegd, een sanctie in de plaats wordt gesteld zoals voorgeschreven voor hetzelfde feit naar het recht van de staat van tenuitvoerlegging onder de in artikel 10 vermelde voorwaarden.
2. De staat van tenuitvoerlegging stelt desgevraagd voor de overbrenging van de gevonniste persoon de staat van veroordeling in kennis welke van deze procedures zal worden gevolgd.
3. De tenuitvoerlegging van de veroordeling wordt beheerst door het recht van de staat van tenuitvoerlegging en alleen die staat is bevoegd alle ter zake dienende beslissingen te nemen. De staat van tenuitvoerlegging kan, bij de beslissing inzake vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling, de in artikel 6, tweede lid, onderdeel e), bedoelde bepalingen of beslissingen in aanmerking nemen.
1. Bij voortzetting van de tenuitvoerlegging is de staat van tenuitvoerlegging gebonden aan het rechtskarakter en de duur van de veroordeling, zoals die zijn vastgesteld door de staat van veroordeling.
2. Indien deze veroordeling evenwel naar aard en duur onverenigbaar is met de wet van de staat van tenuitvoerlegging, of indien de wet van die staat zulks vereist, kan die staat door middel van een rechterlijke of administratieve beschikking de sanctie aanpassen aan de straf of maatregel die door zijn eigen wet voor soortgelijke strafbare feiten wordt voorgeschreven. Wat de aard betreft, zal de straf of maatregel voor zover mogelijk overeenstemmen met die welke bij de ten uitvoer te leggen veroordeling is opgelegd. De door de staat van veroordeling opgelegde sanctie zal hierdoor naar aard of duur niet worden verzwaard en evenmin zal het door de wet van de staat van tenuitvoerlegging voorgeschreven maximum hierdoor worden overschreden.
1. Bij omzetting van de veroordeling zijn de in de wetgeving van de staat van tenuitvoerlegging voorziene procedures van toepassing. Bij omzetting van de veroordeling:
a. is de bevoegde autoriteit gebonden aan de vaststelling van de feiten voor zover deze uitdrukkelijk of impliciet blijken uit het door de staat van veroordeling uitgesproken vonnis;
b. kan de bevoegde autoriteit een sanctie die vrijheidsbeneming met zich meebrengt niet in een geldstraf omzetten;
c. brengt de bevoegde autoriteit de volledige periode van de door de gevonniste persoon reeds ondergane vrijheidsbeneming in mindering; en
d. zal de bevoegde autoriteit de strafrechtelijke positie van de gevonniste persoon niet verzwaren en is niet gebonden aan een eventueel minimum waarin door de wet van de staat van tenuitvoerlegging wordt voorzien voor het gepleegde strafbare feit of de gepleegde strafbare feiten.
2. Indien de omzettingsprocedure gevolgd wordt na de overbrenging van de gevonniste persoon, houdt de staat van tenuitvoerlegging de gevonniste persoon in bewaring of neemt andere maatregelen teneinde diens aanwezigheid in de staat van tenuitvoerlegging te verzekeren, in afwachting van de afloop van die procedure.
Zowel de staat van veroordeling als de staat van tenuitvoerlegging kan gratie, amnestie of strafomzetting verlenen in overeenstemming met zijn grondwet of andere wetten.
Enkel de staat van veroordeling heeft het recht te beslissen op een verzoek tot of procedure tot herziening van het vonnis.
De staat van tenuitvoerlegging dient de tenuitvoerlegging van de veroordeling te beëindigen, zodra hij door de staat van veroordeling in kennis is gesteld van enige beslissing of maatregel ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
De staat van tenuitvoerlegging bericht de staat van veroordeling ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de veroordeling:
a. wanneer eerstgenoemde de veroordeling als geheel ten uitvoer gelegd beschouwt;
b. indien de gevonniste persoon uit de detentie ontsnapt is vóór de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de veroordeling; of
c. indien de staat van veroordeling om een bijzonder rapport verzoekt.
1. De gevonniste persoon kan niet worden overgebracht naar de staat van tenuitvoerlegging voordat hij de eventuele civiele schadevergoeding conform het bepaalde in het vonnis heeft betaald.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de staat van veroordeling een verklaring heeft afgegeven of op andere wijze heeft vastgesteld dat de gevonniste persoon niet in staat is de schadevergoeding te betalen.
1. De staat van tenuitvoerlegging is verantwoordelijk voor de bewaring en het vervoer van de gevonniste persoon van de staat van veroordeling naar de staat van tenuitvoerlegging. Daartoe nemen de bevoegde autoriteiten van de staat van tenuitvoerlegging de verantwoordelijkheid voor de gevonniste persoon over op een tussen de beide Staten overeengekomen plaats in de staat van veroordeling.
2. Op het tijdstip van de overlevering van de gevonniste persoon verstrekken de bevoegde autoriteiten van de staat van veroordeling de bevoegde autoriteiten van de staat van tenuitvoerlegging, die de verantwoordelijkheid voor de gevonniste persoon overnemen, een document gericht aan het ministerie van Justitie van de staat van tenuitvoerlegging, waarin de tijd die de gedetineerde feitelijk in de staat van veroordeling in detentie heeft doorgebracht alsmede, indien van toepassing, de tijd die in mindering is gebracht op zijn veroordeling wegens goed gedrag of andere verdiensten tijdens de detentie, is vermeld.
1. De kennisgevingen en inlichtingen bedoeld in artikel 5, 13 en 14 dienen te worden gesteld in de taal van de partij waaraan zij zijn gericht. De stukken ter ondersteuning van een verzoek als bedoeld in artikel 6 dienen vergezeld te gaan van een vertaling in de taal van de partij waaraan zij zijn gericht.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, tweede lid, onderdeel a), behoeven de stukken die ter toepassing van dit Verdrag worden verzonden niet gewaarmerkt te zijn en zijn zij vrijgesteld van legalisatie.
3. De kosten voortvloeiend uit de toepassing van dit Verdrag worden door de staat van tenuitvoerlegging gedragen, uitgezonderd de kosten die uitsluitend op het grondgebied van de staat van veroordeling zijn gemaakt.
1. Dit Verdrag treedt in werking dertig (30) dagen na de datum van ontvangst van de laatste van de kennisgevingen waarin de partijen elkaar langs diplomatieke weg mededelen dat aan de vereisten van hun nationale wetgeving is voldaan en zal voor onbepaalde tijd van kracht zijn.
2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van kracht in het Europese deel van Nederland, in het Caribisch deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) alsmede op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, tenzij anders bepaald in de kennisgeving bedoeld in het eerste lid van dit artikel. In het laatste geval kan het Koninkrijk der Nederlanden te allen tijde de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot een of meer van zijn afzonderlijke delen door middel van een kennisgeving langs diplomatieke weg aan de Republiek Cuba.
Dit Verdrag is van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen die of voor of na de inwerkingtreding van het Verdrag zijn uitgesproken.
1. Elk van de partijen kan dit Verdrag te allen tijde langs diplomatieke weg opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van deze kennisgeving.
2. Met inachtneming van het in het eerste lid genoemde tijdvak, zijn het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cuba gerechtigd de toepassing van dit Verdrag afzonderlijk te beëindigen ten aanzien van elk deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN te Havanna, op 5 juli 2013, in tweevoud in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval het Verdrag verschillend kan worden uitgelegd, is de Engelse tekst doorslaggevend.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden, NORBERTUS W.M. BRAAKHUIS Ambassadeur
Voor de Republiek Cuba, URBANO JOSÉ PEDRAZA LINARES Eerste Viceminister van het ministerie van Justitie
The Kingdom of the Netherlands
and
the Republic of Cuba, hereafter “the Parties”;
Desirous of developing international cooperation in the field of criminal law, and making it possible for nationals of either Party who are deprived of their liberty as a result of the commission of a criminal offence to serve their sentences within their own society;
Have agreed as follows:
For the purposes of this Convention:
means any punishment or measure involving deprivation of liberty ordered by a judge or a court on account of a criminal offence;
means a decision or order of a judge or a court imposing a sentence;
means a person who has been sentenced by final judgment of a judge or a court of one of the Parties and is serving his sentence in the sentencing State;
means, with regard to the Republic of Cuba, any national or citizen of Cuba or any person residing permanently on Cuban territory; with regard to the Kingdom of the Netherlands, any person possessing Dutch nationality under the legislation of the Kingdom of the Netherlands;
means the Netherlands, Aruba, Curaçao or Sint Maarten, in whichever of these parts of the Kingdom sentencing takes place;
means the State to which the sentenced person may be or has been transferred in order to serve his sentence. With regard to the Kingdom of the Netherlands, “administering State” means the Netherlands, Aruba, Curaçao or Sint Maarten, in whichever of these parts of the Kingdom the sentenced person has his principal residence, unless otherwise stipulated by this Convention;
in the Republic of Cuba, the Ministry of Justice and in the Kingdom of the Netherlands, the Ministry of Security and Justice of the Netherlands, the Ministry of Justice of Aruba, the Ministry of Justice of Curaçao or the Ministry of Justice of Sint Maarten, in whichever of these parts of the Kingdom the sentenced person has his principal residence, or where sentencing takes place.
1. The Parties undertake, subject to the conditions laid down in this Convention, to afford each other the widest measure of cooperation in respect of the transfer of sentenced persons and the enforcement of sentences imposed by judgments.
2. A person sentenced in the territory of a Party may be transferred to the territory of the other Party, in accordance with the provisions of this Convention, in order to serve the sentence imposed on him. To that end, the sentenced person or his legal representative may express his interest to the sentencing State or to the administering State in being transferred under this Convention.
3. Transfer may be requested by either the sentencing State or the administering State.
1. The sentenced person may be transferred under this Convention only on the following conditions:
a) if he is a national of the Party on whose territory the sentence is to be enforced;
b) provided the offence in question is not a political offence or of a strictly military nature, or an offence affecting the security of the State;
c) if the judgment is final and enforceable;
d) if, at the time of receipt of the request for transfer, at least six months of the sentence remains to be served;
e) if the acts or omissions on account of which the sentence has been imposed constitute a criminal offence according to the law of the administering State or would constitute a criminal offence if committed on its territory;
f) if he consents to the transfer;
g) if he has complied with every financial obligation arising from the sentence, or if, in the opinion of the sentencing State, he has sufficiently demonstrated his inability to comply with any such obligation; this does not apply to sentenced persons who have duly established that they are insolvent; and
h) if the sentencing and administering States agree to the transfer.
2. In exceptional cases, the sentencing State and the administering State may agree to a transfer even if the time to be served by the sentenced person is less than that specified in paragraph 1 d).
1. Any sentenced person to whom this Convention may apply shall be informed by the sentencing State of the substance of this Convention.
2. If the sentenced person has expressed an interest to the sentencing State in being transferred under this Convention, that State shall so inform the administering State as soon as practicable after the judgment has become final and enforceable.
3. The notification shall include the following information:
a) the name, date and place of birth of the sentenced person;
b) his address, if any, in the administering State;
c) a statement of the facts upon which the sentence was based;
d) the nature, duration and date of commencement of the sentence;
e) the relevant file or case number, the name of the trial court and a factual description of the offences committed.
4. If the sentenced person has expressed his interest to the administering State in being transferred under this Convention, the sentencing State shall, on request, communicate to that State the information referred to in paragraph 3 a) to d) of this Article.
5. The sentenced person shall be informed, in writing, of any action taken by the sentencing State or by the administering State under the preceding paragraphs, as well as of any decision taken by either State on a request for transfer.
1. Requests under this Convention and the replies thereto shall be made in writing. Electronic means of communication may be used under conditions allowing the receiving State to establish its authenticity and provided that a written record is made.
2. Requests shall be addressed by the Ministry of Justice of the requesting State directly to the Ministry of Justice of the requested State. Replies to the requests, as well as any other correspondence between the two States in relation to the requests, shall also be made directly between the Ministries of Justice.
1. The administering State, if requested by the sentencing State, shall furnish it with:
a) a document or statement indicating that the sentenced person is a national of that State;
b) a copy of the relevant law of the administering State which provides that the acts or omissions on account of which the sentence has been imposed in the sentencing State constitute a criminal offence according to the law of the administering State, or would constitute a criminal offence if committed on its territory;
c) a statement containing the information mentioned in Article 8, paragraph 2.
2. If a transfer is requested, the sentencing State shall provide the following documents to the administering State, unless either State has already indicated that it will not agree to the transfer:
a) a certified copy of the judgment and the law on which it is based;
b) a statement indicating how much of the sentence has already been served, including information on any pre-trial detention, remission, and any other factor relevant to the enforcement of the sentence;
c) a document, of whatever nature, containing the express consent of the sentenced person or of his legal representative if the person is a minor or if his mental or physical state requires that he be represented;
d) where appropriate, any medical or social reports on the sentenced person, information about his behaviour during detention and his treatment in the sentencing State, and any recommendation for his further treatment in the administering State;
e) the applicable provisions on possible early release or release on parole, or any decision on early release related to the execution of the judgment that is the subject of the request;
f) if such a request is made, any other additional information which might be useful to the authorities of the administering State in effecting the transfer.
3. Either State may ask to be provided with any of the documents or statements referred to in paragraphs 1 or 2 of this Article before making a request for transfer or taking a decision on whether or not to agree to the transfer.
1. The taking into charge of the sentenced person by the authorities of the administering State shall have the effect of suspending the enforcement of the sentence in the sentencing State.
2. The sentencing State may no longer enforce the sentence if the administering State considers enforcement of the sentence to have been completed.
1. The competent authorities of the administering State shall:
a) continue the enforcement of the sentence immediately or through a court or administrative order, under the conditions set out in Article 9; or
b) convert the sentence, through a judicial or administrative procedure, into a decision of that State, thereby substituting for the sanction imposed in the sentencing State a sanction prescribed by the law of the administering State for the same offence, under the conditions set out in Article 10.
2. The administering State, if requested, shall inform the sentencing State before the transfer of the sentenced person as to which of these procedures it will follow.
3. The enforcement of the sentence shall be governed by the law of the administering State and that State alone shall be competent to take all appropriate decisions. The administering State may, when deciding on early release or release on parole, also take account of the provisions or decisions referred to in Article 6, paragraph 2 e).
1. In the case of continued enforcement, the administering State shall be bound by the legal nature and duration of the sentence as determined by the sentencing State.
2. If, however, this sentence is by its nature or duration incompatible with the law of the administering State, or its law so requires, that State may, by a court or administrative order, adapt the sanction to the punishment or measure prescribed by its own law for a similar offence. As to its nature, the punishment or measure shall, as far as possible, correspond with that imposed by the sentence to be enforced. It shall not aggravate, by its nature or duration, the sanction imposed by the sentencing State, nor exceed the maximum prescribed by the law of the administering State.
1. In the case of conversion of sentence, the procedures provided for by the law of the administering State apply. When converting the sentence, the competent authority:
a) shall be bound by the findings as to the facts insofar as they appear explicitly or implicitly from the judgment imposed in the sentencing State;
b) may not convert a sanction involving deprivation of liberty to a pecuniary sanction;
c) shall deduct the full period of deprivation of liberty already served by the sentenced person; and
d) shall not aggravate the penal position of the sentenced person, and shall not be bound by any minimum which the law of the administering State may provide for the offence or offences committed.
2. If the conversion procedure takes place after the transfer of the sentenced person, the administering State shall keep that person in custody or take other measures to ensure his presence in the administering State, pending the outcome of that procedure.
Both the sentencing State and the administering State may grant a pardon, amnesty or commutation of the sentence in accordance with its Constitution or other laws.
The sentencing State alone shall have the right to decide on any application or proceedings for review of the judgment.
The administering State shall terminate enforcement of the sentence as soon as it is informed by the sentencing State of any decision or measure as a result of which the sentence ceases to be enforceable.
The administering State shall provide information to the sentencing State concerning the enforcement of the sentence:
a) when the former considers enforcement of the sentence to have been completed in full;
b) if the sentenced person has escaped from custody before enforcement of the sentence has been completed; or
c) if the sentencing State requests a special report.
1. The sentenced person may not be transferred to the administering State until he has paid any civil compensation as stipulated in the judgment.
2. Paragraph 1 shall not apply if the sentencing State has sent a declaration or has stated in some way that the sentenced person is not able to pay the compensation for damage and loss.
1. The administering State is responsible for surveillance and transport of the sentenced person from the sentencing State to the administering State. To this end, the competent authorities of the administering State shall take over responsibility for the sentenced person at a location in the sentencing State agreed by both States.
2. At the time when the sentenced person is transferred, the competent authorities of the sentencing State shall provide the competent authorities of the administering State, who are taking over responsibility for the sentenced person, with a document addressed to the Ministry of Justice of the administering State in which they have recorded the time served by the person in question in the sentencing State as well as, where applicable, the time deducted from his sentence for good behaviour or other merits while being in detention.
1. The notifications and information referred to in Articles 5, 13 and 14 shall be furnished in the language of the Party to which they are addressed. The supporting documents for a request as referred to in Article 6 must be accompanied by translations into the language of the Party to which they are addressed.
2. Except as provided for in Article 6, paragraph 2 a), documents transmitted in application of this Convention need not be certified and are exempt from legalisation.
3. Any costs incurred in the application of this Convention shall be borne by the administering State, except costs incurred exclusively in the territory of the sentencing State.
1. This Convention shall enter into force thirty (30) days after the date of receipt of the final notification in which the Parties inform each other, through diplomatic channels, that they have fulfilled the requirements of their domestic legislation, and shall remain in force indefinitely.
2. With regard to the Kingdom of the Netherlands, this Convention shall apply to the European part of the Netherlands, the Caribbean part of the Netherlands (the islands of Bonaire, Sint Eustatius and Saba), Aruba, Curaçao and Sint Maarten, unless the notification referred to in paragraph 1 of this Article provides otherwise. In the latter case the Kingdom of the Netherlands may extend the application of this Convention at any time to one or more of its constituent parts by notification to the Republic of Cuba through diplomatic channels.
This Convention shall be applicable to the enforcement of sentences imposed either before or after the date of its entry into force.
1. Either Party may at any time denounce this Convention by means of written notification to the other Party through diplomatic channels. Denunciation shall become effective one year after the date of receipt of such notification.
2. Subject to the period mentioned in paragraph 1 of this Article, the Kingdom of the Netherlands and the Republic of Cuba shall be entitled to terminate the application of this Convention separately in respect of any of the constituent parts of the Kingdom of the Netherlands.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorised thereto, have signed this Convention.
DONE at Havana, on the 5th day of July 2013, in duplicate, in the Dutch, Spanish and English languages, the three texts being equally authentic. In the event of differences of interpretation of this Convention, the English text shall prevail.
For the Kingdom of the Netherlands, NORBERTUS W.M. BRAAKHUIS Ambassador For the Republic of Cuba, URBANO JOSÉ PEDRAZA LINARES First Viceminister of the Ministry of Justice
El Reino de los Países Bajos
y
la República de Cuba, que en adelante se denominarán «las Partes»;
Deseosos de desarrollar la cooperación internacional en el campo del derecho penal, y de crear la posibilidad de que los nacionales de cualquiera de las Partes que estén privados de su libertad como consecuencia de la comisión de una infracción penal puedan cumplir su condena en su medio social de origen;
Han acordado lo siguiente:
A los efectos del presente Convenio:
designará cualquier pena o medida privativa de libertad dictada por un Juez o un Tribunal por razón de una infracción penal;
designará una resolución u orden dictada por un juez o un Tribunal en la que se impone una condena;
designará una persona que ha sido condenada por una sentencia definitivamente firme de un Juez o Tribunal de cualquiera de las Partes y que se encuentra cumpliendo su condena en el Estado de condena;
designa en relación a la República de Cuba, a toda persona que sea nacional o ciudadano o resida permanentemente en territorio cubano; y, en relación al Reino de los Países Bajos, toda persona que, de conformidad con la legislación del Reino de los Países Bajos, posea la nacionalidad Holandesa;
designará el Estado donde se ha condenado a la persona. Por lo que se refiere al Reino de los Países Bajos, se entenderá por Estado de condena: los Países Bajos, Aruba, Curaçao o Sint Maarten, en cualquiera de estas partes del Reino haya sido impuesta la condena;
designará el Estado al cual el condenado pueda ser trasladado o lo haya sido ya, con el fin de cumplir su condena. Por lo que concierne al Reino de los Países Bajos, se entenderá por Estado de cumplimiento los Países Bajos, Aruba, Curaçao o Sint Maarten, en cualquiera de las partes del Reino tenga su residencia principal la persona condenada, a menos que este Convenio estipule algo distinto;
en la República de Cuba, el Ministerio de Justicia y en el Reino de los Países Bajos, el Ministerio de Seguridad y Justicia de los Países Bajos, el Ministerio de Justicia de Aruba, el Ministerio de Justicia de Curaçao o el Ministerio de Justicia de Sint Maarten, en cualquiera de las partes de este Reino tenga su residencia principal la persona condenada, o donde se haya impuesto la condena.
1. Las Partes se obligan, en las condiciones previstas por el presente Convenio, a prestarse mutuamente la más amplia colaboración posible en materia de traslado de personas condenadas y en la ejecución de las condenas impuestas por sentencias.
2. Una persona condenada en el territorio de una Parte podrá con arreglo a lo dispuesto en el presente Convenio, ser trasladada al territorio de la otra Parte para cumplir la condena que se le haya impuesto. A tal fin, la persona condenada o un representante legal de éste podrá expresar, bien al Estado de condena bien al Estado de cumplimiento, su deseo de que se le traslade en virtud del presente Convenio.
3. El traslado podrá ser solicitado bien-por el Estado de condena bien-por el Estado de cumplimiento.
1. La persona condenada podrá ser trasladada con arreglo a este Convenio solamente en las condiciones siguientes:
a) Si el condenado es nacional de la Parte en cuyo territorio se pretenda ejecutar la sentencia;
b) Si el delito no es político o de índole estrictamente militar, o contra la seguridad del Estado;
c) Si la sentencia es firme y susceptible de ejecución;
d) Si en el momento de la recepción de la petición de traslado, todavía quedan por cumplir al menos seis meses de la condena;
e) Si los actos u omisiones que hayan dado lugar a la condena constituyen una infracción penal con arreglo a la ley del Estado de cumplimiento o la constituirían si se cometieran en su territorio;
f) Si el condenado consiente el traslado;
g) Si la persona condenada ha cumplido con cualquier tipo de obligación financiera derivada de la condena o si, a juicio del Estado de condena, ha demostrado suficientemente que no puede cumplir dichas obligaciones. Se exceptúa a la persona condenada que acredite debidamente su absoluta insolvencia; y
h) Si el Estado de condena y el Estado de cumplimiento están de acuerdo en el traslado.
2. En casos excepcionales, el Estado de condena y el Estado de cumplimiento podrán convenir en un traslado, aunque la duración de la condena que tenga aún que cumplir la persona condenada sea inferior a la prevista en el apartado 1, inciso d).
1. Cualquier persona condenada a quien pueda aplicarse el presente Convenio deberá estar informada por el Estado de condena del tenor del presente Convenio.
2. Si la persona condenada hubiere expresado al Estado de condena su deseo de ser trasladado en virtud del presente Convenio, dicho Estado deberá informar de ello al Estado de cumplimiento con la mayor diligencia posible después de que la sentencia sea firme y susceptible de ejecución.
3. La información deberá comprender los datos siguientes:
a) el nombre, la fecha y el lugar de nacimiento de la persona condenada;
b) en su caso, su dirección en el Estado de cumplimiento;
c) una exposición de los hechos que hayan originado la condena;
d) la naturaleza, la duración y la fecha de comienzo de la condena;
e) número de expediente o causa por la que resultó juzgada la persona condenada, el tribunal juzgador y una descripción fáctica de los hechos punibles cometidos.
4. Si la persona condenada hubiere expresado al Estado de cumplimiento su deseo de ser trasladado en virtud del presente Convenio, el Estado de condena comunicará a dicho Estado, a petición suya, las informaciones a que se refiere el apartado 3, incisos a) al d) de este artículo.
5. Deberá informarse por escrito a la persona condenada de cualquier gestión emprendida por el Estado de condena o el Estado de cumplimiento en aplicación de los párrafos precedentes, así como de cualquier decisión tomada por uno de los dos Estados con respecto a una petición de traslado.
1. Las peticiones de traslado en virtud de este Convenio y las respuestas a estas peticiones se formularán por escrito. Podrán utilizarse medios electrónicos de comunicación en condiciones que permitan al Estado receptor establecer su autenticidad, y siempre que quede constancia escrita de los anteriores.
2. Dichas peticiones deberán ser enviadas directamente por el Ministerio de Justicia del Estado requirente al Ministerio de Justicia del Estado requerido. Las respuestas y el resto de la correspondencia que pueda mantenerse entre ambos Estados con relación a las peticiones se comunicarán también directamente a través de los Ministerios de Justicia.
1. El Estado de cumplimiento, a petición del Estado de condena, facilitará a este último:
a) un documento o una declaración que indique que la persona condenada es nacional de dicho Estado;
b) una copia de las disposiciones legales del Estado de cumplimiento de las cuales resulte que los actos u omisiones que hayan dado lugar a la condena en el Estado de condena constituyen una infracción penal con arreglo al derecho del Estado de cumplimiento o la constituirían si se cometieran en su territorio;
c) una declaración en la que figure la información prevista en el Artículo 8, apartado 2.
2. Si se solicitare un traslado, el Estado de condena deberá facilitar al Estado de cumplimiento los documentos que a continuación se expresan, a menos que uno u otro de los dos Estados ya haya indicado que no está de acuerdo con el traslado:
a) una copia certificada conforme de la sentencia y de las disposiciones legales en que se basa;
b) una indicación de la duración de la condena ya cumplida, incluida la información referente a cualquier detención preventiva, remisión de pena u otra circunstancia relativa al cumplimiento de la condena;
c) un documento de la naturaleza que sea en el que conste el consentimiento expreso de la persona condenada o de su representante legal si la persona es menor o si su estado psíquico o físico requiere la intervención de un representante;
d) cuando proceda, cualquier informe médico o social acerca de la persona condenada, cualquier información sobre su comportamiento durante su encarcelamiento y sobre su tratamiento en el Estado de condena y cualquier recomendación para la continuación de su tratamiento en el Estado de cumplimiento;
e) las disposiciones aplicables a la posible libertad anticipada o condicional o cualquier resolución sobre una puesta anticipada en libertad, relativa a la ejecución de la sentencia objeto de la petición;
f) si se presenta una petición al respecto, cualquier otra información adicional que pueda ser útil a las autoridades del Estado de cumplimiento para la realización del traslado.
3. Cualquiera de los dos Estados podrá solicitar que se le facilite cualquiera de los documentos o declaraciones a que se refieren los apartados 1 y 2 de este artículo antes de solicitar un traslado o tomar la decisión de aceptar o denegar el traslado.
1. El hecho de que las autoridades del Estado de cumplimiento tomen a su cargo a la persona condenada tendrá como efecto suspender el cumplimiento de la condena en el Estado de condena.
2. El Estado de condena no podrá hacer que se cumpla la condena cuando el Estado de cumplimiento considere el cumplimiento de la condena como terminado.
1. Las autoridades competentes del Estado de cumplimiento deberán:
a) bien hacer que prosiga el cumplimiento de la pena inmediatamente o sobre la base de una resolución judicial o administrativa, en las condiciones enunciadas en el Artículo 9; o
b) bien convertir la condena, mediante un procedimiento judicial o administrativo, en una decisión de dicho Estado que sustituya así la sanción impuesta en el Estado de condena, por una sanción impuesta por las leyes del Estado de cumplimiento para la misma infracción, en las condiciones enunciadas en el Artículo 10.
2. El Estado de cumplimiento, si así se le solicita, deberá indicar al Estado de condena, antes del traslado de la persona condenada, cuál de dichos procedimientos va a aplicar.
3. El cumplimiento de la condena se regirá por la ley del Estado de cumplimiento y este Estado será el único competente para tomar todas las decisiones convenientes. En las decisiones sobre la libertad anticipada o condicional, el Estado de cumplimiento podrá también tener en cuenta las disposiciones o resoluciones mencionadas en el Artículo 6, apartado 2, inciso e).
1. En el caso de prosecución del cumplimiento, el Estado de cumplimiento quedará vinculado por la naturaleza jurídica y la duración de la condena tal como hayan sido determinadas por el Estado de condena.
2. Sin embargo, si la naturaleza o la duración de dicha condena fueren incompatibles con la legislación del Estado de cumplimiento o si la legislación de dicho Estado lo exigiere, el Estado de cumplimiento podrá adaptar, mediante resolución judicial o administrativa, dicha sanción a la pena o medida prevista por su propia ley para las infracciones de igual naturaleza. Dicha pena o medida corresponderá en la medida de lo posible, en cuanto a su naturaleza, a la impuesta por la condena que haya de cumplir. No podrá agravar por su naturaleza o por su duración la sanción impuesta en el Estado de condena ni exceder del máximo previsto por la ley del Estado de cumplimiento.
1. En el caso de conversión de la condena se aplicará el procedimiento previsto por la legislación del Estado de cumplimiento. Al realizar la conversión la autoridad competente:
a) quedará vinculada por la constatación de los hechos en la medida en que los mismos figuren explícita o implícitamente en la sentencia dictada en el Estado de condena;
b) no podrá convertir una sanción privativa de libertad en una sanción pecuniaria;
c) deducirá íntegramente el período de privación de libertad cumplido por la persona condenada; y
d) no agravará la situación penal de la persona condenada y no quedará vinculada por ninguna sanción mínima eventualmente prevista por la legislación del Estado de cumplimiento para la o las infracciones cometidas.
2. Cuando el procedimiento de conversión tenga lugar después del traslado de la persona condenada, el Estado de cumplimiento mantendrá detenida a dicha persona o tomará otras medidas con el fin de garantizar su presencia en el Estado de cumplimiento hasta la terminación de dicho procedimiento.
Tanto el Estado de condena como el Estado de cumplimiento podrán conceder el indulto, la amnistía o la conmutación de la condena de conformidad con su Constitución o sus demás normas jurídicas.
Solamente el Estado de condena tendrá el derecho a decidir acerca de cualquier recurso o procedimiento de revisión presentado contra la sentencia.
El Estado de cumplimiento deberá poner fin al cumplimiento de la condena en cuanto le haya informado el Estado de condena de cualquier decisión o medida que tenga como efecto quitar a la condena su carácter ejecutorio.
El Estado de cumplimiento facilitará información al Estado de condena acerca del cumplimiento de la condena:
a) cuando el citado Estado considere terminado el cumplimiento de la condena;
b) si la persona condenada se evadiere antes de que termine el cumplimiento de la sentencia; o
c) si el Estado de condena le solicitare un informe especial.
1. La persona condenada no podrá ser trasladada al Estado de cumplimiento antes de que haya pagado la indemnización civil conforme a lo dispuesto en la sentencia.
2. El primer apartado no será aplicable si el Estado de condena ha expedido una declaración o ha constatado de cualquier forma que la persona condenada no está en condiciones de pagar la indemnización de daños y perjuicios.
1. El Estado de cumplimiento será responsable de la vigilancia y el transporte de la persona condenada desde el Estado de condena al Estado de cumplimiento. Para ello, las autoridades competentes del Estado de cumplimiento asumirán la responsabilidad sobre la persona condenada en un lugar acordado entre ambos Estados, en el Estado de condena.
2. En el momento de la entrega de la persona condenada, las autoridades competentes del Estado de condena facilitarán a las autoridades competentes del Estado de cumplimiento, que asumirán la responsabilidad sobre la persona condenada, un documento dirigido al Ministerio de Justicia del Estado de cumplimiento, en el que se consignará el tiempo que realmente haya pasado el preso en prisión en el Estado de condena así como, si es aplicable, el tiempo que se ha descontado de su condena por su comportamiento o por otros méritos durante la prisión.
1. Las notificaciones e informaciones previstas en los Artículos 5, 13 y 14 se facilitarán en la lengua de la Parte a la cual se dirijan. Los documentos justificativos de una petición mencionados en el Artículo 6 deberán ir acompañados de traducciones al idioma de la Parte a la cual se dirijan.
2. Sin perjuicio de lo dispuesto en el Artículo 6, apartado 2, inciso a), los documentos remitidos en aplicación del presente Convenio no necesitarán certificación alguna y estarán exentos de legalización.
3. Los gastos ocasionados al aplicarse el presente Convenio, correrán a cargo del Estado de cumplimiento, con excepción de los gastos originados exclusivamente en el territorio del Estado de condena.
1. El presente Convenio entrará en vigor, treinta (30) días después de la fecha de recepción de la última notificación en que los Estados Partes se comuniquen, por la vía diplomática, el cumplimiento de los requisitos exigidos por su legislación nacional, y tendrá vigencia indeterminada.
2. Por lo que se refiere al Reino de los Países Bajos, este Convenio se aplicará a la parte europea de los Países Bajos, la parte caribeña de los Países Bajos (Bonaire, Sint Eustatius y Saba), Aruba, Curaçao y Sint Maarten, a menos que la notificación mencionada en el numeral 1 de este artículo indique algo distinto. En este último caso, el Reino de los Países Bajos podrá extender en todo momento la aplicación de este Convenio a una o más de las partes que lo forman, mediante una notificación al respecto a la República de Cuba por la vía diplomática.
El presente Convenio podrá aplicarse al cumplimiento de condenas dictadas, ya sean antes o después de la fecha de su entrada en vigor.
1. Cualquier Parte podrá, en cualquier momento, denunciar el presente Convenio dirigiendo una notificación escrita a la otra Parte por la vía diplomática. La denuncia tendrá efecto un año después de la fecha de recepción de dicha notificación.
2. El Reino de los Países Bajos y la República de Cuba tendrán derecho a denunciar por separado la aplicación de este Convenio en relación con cualquiera de las partes que constituyen el Reino de los Países Bajos, y deberán respetar para ello el mismo plazo mencionado en el apartado 1 de este artículo.
EN FE DE LO CUAL, los infrascritos, debidamente autorizados para ello, firman el presente Convenio.
HECHO en la ciudad de La Habana a los 5 días del mes de julio del año dos mil trece, en dos ejemplares originales en idioma neerlandés, español e inglés, siendo los tres textos igualmente auténticos. En caso de divergencias en la interpretación del presente Convenio, el texto en idioma inglés será el que prevalecerá.
Por el Reino de los Países Bajos, NORBERTUS W.M. BRAAKHUIS Embajador
Por la República de Cuba, URBANO JOSÉ PEDRAZA LINARES Viceministro Primero del Ministerio de Justicia
Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.
De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 18, eerste lid, in werking treden dertig dagen na de datum van ontvangst van de laatste van de kennisgevingen waarin de partijen elkaar langs diplomatieke weg mededelen dat aan de vereisten van hun nationale wetgeving is voldaan.
Uitgegeven de vijfde september 2013.
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2013-144.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.