54 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen;

(met Protocol)

's-Gravenhage, 11 september 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag, met Protocol, is geplaatst in Trb. 2009, 187.

In dat Tractatenblad dienen in de tekst van het Verdrag de volgende correcties te worden aangebracht.

Op blz. 8, artikel 6, tweede lid, tweede regel, dient het woord „Requesting” vervangen te worden door „Requested”.

Op blz. 12, bij de ondertekening, in de op één na laatste regel, dient de naam „O’NEIL” vervangen te worden door „O’NEAL”.

Op blz. 12, bij de ondertekening, in de laatste regel, dienen de woorden „Prime Minister” vervangen te worden door „Premier”.

In Trb. 2009, 187 dienen in de tekst van het Protocol de volgende correcties te worden aangebracht.

Op blz. 14, in artikel 2, derde regel, dient het woord „Requesting” vervangen te worden door „Requested”.

Op blz. 16, bij de ondertekening, in de op één na laatste regel, dient de naam, „O’NEIL” vervangen te worden door „O’NEAL”.

Op blz. 16, bij de ondertekening, in de laatste regel, dienen de woorden, „Prime Minister” vervangen te worden door „Premier”.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van de Britse Maagdeneilanden,

Overwegend dat de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Britse Maagdeneilanden (hierna te noemen „de verdragsluitende partijen”) erkennen dat de huidige wetgeving reeds voorziet in samenwerking en de uitwisseling van informatie in belastingzaken;

Overwegend dat de verdragsluitende partijen reeds lange tijd actief betrokken zijn bij internationale inspanningen ter bestrijding van financiële delicten en andere strafbare feiten, die mede gericht zijn op de bestrijding van de financiering van terrorisme;

Overwegend dat bevestigd wordt dat de verdragsluitende partijen bevoegd zijn tot het onderhandelen over en sluiten van een verdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken;

Overwegend dat de Britse Maagdeneilanden op 2 april 2002 een formele schriftelijke verbintenis met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn aangegaan ter zake van de beginselen van transparantie en de uitwisseling van informatie en sedertdien actief deelnemen aan het Global Forum on Taxation van de OESO;

Overwegend dat de verdragsluitende partijen de implementatie van de voorwaarden voor de uitwisseling van informatie betreffende belastingen wensen te verbeteren en te vergemakkelijken;

Zijn de verdragsluitende partijen thans overeengekomen het volgende verdrag te sluiten waarin uitsluitend de verplichtingen van de verdragsluitende partijen zijn vervat:

Artikel 1 Reikwijdte van het Verdrag

De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen verlenen elkaar bijstand door middel van de uitwisseling van informatie die naar verwachting van belang zal zijn voor de toepassing en handhaving van de nationale wetten van de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op de belastingen en belastingzaken waarop dit Verdrag van toepassing is. Deze informatie omvat informatie die naar verwachting van belang zal zijn voor de bepaling, vaststelling, verificatie, tenuitvoerlegging, invordering of inning van belastingvorderingen of het onderzoek naar of de vervolging van belastingzaken. Informatie wordt uitgewisseld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en wordt vertrouwelijk behandeld op de wijze voorzien in artikel 8.

Artikel 2 Rechtsmacht

Ten behoeve van de juiste uitvoering van dit Verdrag, verstrekt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij in overeenstemming met dit Verdrag de informatie:

  • a. ongeacht of de persoon op wie de informatie betrekking heeft inwoner of onderdaan van een partij is of de persoon in wiens bezit de informatie is een inwoner of onderdaan van een partij is; en

  • b. op voorwaarde dat de informatie zich binnen het grondgebied van de aangezochte partij bevindt, of in het bezit of in de macht is van een persoon die aanwezig is op het rechtsgebied van de aangezochte partij.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

  • 1. De belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is betreffen:

    • a. in Nederland, belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van Nederland, en in het bijzonder:

      • i. de inkomstenbelasting, inclusief inkomensafhankelijke toeslagen op grond van regelgeving inzake toeslagen;

      • ii. de loonbelasting;

      • iii. de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet

      • iv. de dividendbelasting;

      • v. het schenkingsrecht;

      • vi. het successierecht;

      • vii. de omzetbelasting;

        vii. de kansspelbelasting;

      • viii. de motorrijtuigenbelasting, inclusief provinciale opcenten;

      • ix. de belastingen op milieugrondslag, inclusief energiebelastingen;

      • x. de assurantiebelasting;

      • xi. de onroerendezaakbelasting;

    • b. op de Britse Maagdeneilanden,

      • i. de inkomstenbelasting;

      • ii. de loonbelasting; en

      • iii. de vermogensbelasting.

  • 2. Dit Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die door een van de verdragsluitende partijen na de datum van ondertekening van dit Verdrag naast of in de plaats van de in het eerste lid genoemde bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen doen elkaar bij briefwisseling mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die zijn aangebracht in de belastingheffing en daarmee samenhangende maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie waarop het Verdrag van toepassing is.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Verdrag:

    • a. wordt verstaan onder de uitdrukking „Britse Maagdeneilanden” het grondgebied van de Britse Maagdeneilanden waarnaar in de constitutie van de [Britse] Maagdeneilanden van 2007 wordt verwezen;

    • b. wordt verstaan onder de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven gelegen wateren, en hun natuurlijke rijkdommen;

    • c. wordt verstaan onder de uitdrukking „collectief beleggingsfonds of collectieve beleggingsregeling”, elk gezamenlijk beleggingsinstrument, ongeacht de rechtsvorm;

    • d. wordt verstaan onder de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • e. wordt verstaan onder de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • ii. en wat de Britse Maagdeneilanden betreft, de Financial Secretary of een door hem schriftelijk aangewezen persoon of autoriteit;

    • f. wordt verstaan onder de uitdrukking „verdragsluitende partij” Nederland of de Britse Maagdeneilanden, al naargelang de context vereist;

    • g. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafwetten” alle strafrechtelijke bepalingen die krachtens de nationale wetgeving als zodanig worden aangeduid, ongeacht of zij zijn opgenomen in belastingwetten, het wetboek van strafrecht of andere wetten;

    • h. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafrechtelijke belastingzaken” belastingzaken waarbij sprake is van opzettelijke gedragingen die vervolgd kunnen worden krachtens de strafwetten van de verzoekende partij, administratieve boetes daaronder begrepen;

    • i. wordt verstaan onder de uitdrukking „informatie” alle feiten, verklaringen, documenten of stukken ongeacht in welke vorm;

    • j. wordt verstaan onder de uitdrukking „maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie” wetten en bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die een verdragsluitende partij in staat stellen de verzochte informatie te verkrijgen en te verstrekken;

    • k. wordt verstaan onder de uitdrukking „onderdaan”:

      • i. wat Nederland betreft, elke natuurlijke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en elke rechtspersoon, samenwerkingsverband of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;

      • ii. wat de Britse Maagdeneilanden betreft, elke persoon die krachtens de constitutie van de [Britse] Maagdeneilanden van 2007 (Statutory Instrument 2007 No.1678) behoort tot de Britse Maagdeneilanden of beschikt over een verklaring omtrent ingezetenschap van de Britse Maagdeneilanden overeenkomstig de Immigration and Passport Ordinance (Hfst.130); en elke rechtspersoon, samenwerkingsverband, vereniging of andere entiteit die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die op de Britse Maagdeneilanden van kracht is;

    • l. wordt verstaan onder de uitdrukking „persoon” een individu („natuurlijke persoon”), een lichaam of een andere vereniging of groep van personen;

    • m. wordt verstaan onder de uitdrukking „openbaar collectief beleggingsfonds of openbare collectieve beleggingsregeling” elk collectief beleggingsfonds of elke collectieve beleggingsregeling, mits de eenheden, aandelen of andere belangen in het fonds of de regeling direct door het publiek kunnen worden gekocht, verkocht of afgelost;

    • n. wordt verstaan onder de uitdrukking „beursgenoteerd lichaam” elk lichaam waarvan de voornaamste aandelencategorie aan een erkende effectenbeurs staat genoteerd mits de ter beurze genoteerde aandelen direct door het publiek gekocht of verkocht kunnen worden; voor de toepassing van deze omschrijving wordt verstaan onder de uitdrukking:

      • i. „voornaamste aandelencategorie” de aandelencategorie of -categorieën die een meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen;

      • ii. „aandelen kunnen door het publiek worden gekocht of verkocht” dat de aankoop of verkoop van aandelen niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

      • iii. „erkende effectenbeurs” elke effectenbeurs die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen zijn overeengekomen;

    • o. wordt verstaan onder de uitdrukking „aangezochte partij” de verdragsluitende partij die verzocht wordt informatie te verstrekken of zulks reeds gedaan heeft naar aanleiding van een verzoek;

    • p. wordt verstaan onder de uitdrukking „verzoekende partij” de verdragsluitende partij die verzoekt om informatie of deze heeft ontvangen van de aangezochte partij;

    • q. wordt verstaan onder de uitdrukking „belasting” elke belasting waarop dit Verdrag van toepassing is.

  • 2. Wat betreft de toepassing, op enig moment, van dit Verdrag door een verdragsluitende partij, heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die verdragsluitende partij, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die verdragsluitende partij aan die uitdrukking wordt gegeven.

Artikel 5 Uitwisseling van informatie op verzoek

  • 1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij verstrekt na een schriftelijk verzoek van de verzoekende partij informatie ten behoeve van de in artikel 1 bedoelde doeleinden. Dergelijke informatie wordt uitgewisseld ongeacht of de onderzochte gedragingen, indien deze op het grondgebied van de aangezochte partij zouden plaatsvinden, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte partij als strafbaar feit zouden worden aangemerkt.

  • 2. Indien de informatie in het bezit van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij niet toereikend is om aan het verzoek om informatie te voldoen, treft de aangezochte partij alle relevante maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie teneinde de verzoekende partij de verzochte informatie te verstrekken, ongeacht het feit dat de aangezochte partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie hoeft te beschikken.

  • 3. Indien de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij daar specifiek om verzoekt, is de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij gehouden uit hoofde van dit artikel informatie te verstrekken, voor zover zulks is toegestaan in overeenstemming met haar nationale wetgeving, in de vorm van getuigenverklaringen en gewaarmerkte afschriften van originele stukken.

  • 4. Elke verdragsluitende partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteit voor de toepassing van dit Verdrag over de bevoegdheid beschikt op verzoek het navolgende te verkrijgen en te verstrekken:

    • a. informatie die berust bij banken, overige financiële instellingen en personen die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreden, met inbegrip van gevolmachtigden en trustees;

    • b. informatie met betrekking tot de juridische en feitelijke eigendom van lichamen, samenwerkingsverbanden en andere personen, met inbegrip van, binnen de beperkingen van artikel 2, informatie inzake de eigendom met betrekking tot al deze personen binnen een eigendomsketen; en in het geval van trusts, informatie met betrekking tot instellers, trustees, begunstigden en borgen; en in het geval van stichtingen, informatie met betrekking tot stichters, leden van het bestuur en begunstigden en soortgelijke informatie in het geval van entiteiten die noch trusts noch stichtingen zijn. Dit Verdrag schept daarnaast geen verplichting voor de verdragsluitende partijen informatie inzake de eigendom te verkrijgen of te verstrekken met betrekking tot beursgenoteerde lichamen of openbare collectieve beleggingsfondsen of openbare collectieve beleggingsregelingen tenzij deze informatie kan worden verkregen zonder tot onevenredige moeilijkheden te leiden.

  • 5. Niettegenstaande de voorgaande leden schept dit Verdrag geen verplichting voor de verdragsluitende partijen tot het verkrijgen of verstrekken van:

    • a. informatie met betrekking tot de eigendom van beursgenoteerde ondernemingen of openbare collectieve beleggingsfondsen of regelingen, tenzij deze informatie zonder onevenredige moeilijkheden kan worden verkregen;

    • b. informatie met betrekking tot een tijdvak dat meer dan zes jaar ligt voor het onderhavige belastingtijdvak;

    • c. informatie in het bezit of in de macht van een persoon niet zijnde de belastingbetaler die niet direct betrekking hebben op de belastingbetaler.

  • 6. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij verstrekt de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij wanneer de eerstgenoemde partij uit hoofde van het Verdrag een verzoek om informatie doet, teneinde aan te tonen dat deze naar verwachting van belang zal zijn voor het verzoek:

    • a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;

    • b. het tijdvak waarvoor om informatie wordt verzocht;

    • c. de aard van en het soort verzochte informatie, met inbegrip van een beschrijving van de specifieke informatie waarom verzocht wordt en de vorm waarin de verzoekende partij de informatie bij voorkeur wenst te ontvangen;

    • d. de belastingdoeleinden waarvoor om de informatie wordt verzocht en de redenen om aan te nemen dat de verzochte informatie naar verwachting van belang zal zijn voor de toepassing en handhaving van de nationale wetten van de verzoekende partij;

    • e. de redenen om te veronderstellen dat de verzochte informatie in het rechtsgebied van de aangezochte partij of in het bezit of in de macht is van een persoon onder de rechtsmacht van de aangezochte partij;

    • f. de naam en adresgegevens, voor zover bekend, van personen van wie verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van of kunnen beschikken over de verzochte informatie;

    • g. een verklaring dat het verzoek in overeenstemming is met dit Verdrag en de wetgeving en de bestuursrechtelijke praktijk van de verzoekende partij, en dat indien de verzochte informatie zich in het rechtsgebied van de verzoekende partij zou bevinden, de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij deze informatie volgens de wetten van de verzoekende partij of volgens de normale gang van zaken in de bestuursrechtelijke praktijk zou kunnen verkrijgen;

    • h. een verklaring dat de verzoekende partij op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld om de informatie te verkrijgen, tenzij dit zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.

  • 7. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij doet de verzochte informatie zo spoedig mogelijk toekomen aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij. Teneinde een snel antwoord te waarborgen:

    • a. bevestigt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij de ontvangst van een verzoek schriftelijk aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij en stelt zij de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek in kennis van eventuele gebreken in het verzoek; en

    • b. indien de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij niet in staat is de informatie binnen 90 dagen na ontvangst van het verzoek te verkrijgen en te verstrekken, onder meer omdat zij belemmeringen ondervindt bij het verstrekken van de informatie, of indien de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij weigert de informatie te verstrekken, stelt zij de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij daarvan onverwijld schriftelijk op de hoogte, onder vermelding van de oorzaken van de onmogelijkheid of de redenen voor haar weigering de informatie te verkrijgen en te verstrekken.

  • 8. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de verdragsluitende partijen een memorandum van overeenstemming sluiten voor het regelen van procedurele aangelegenheden die zij noodzakelijk achten voor de behandeling van verzoeken om het verstrekken van informatie over belastingzaken uit hoofde van dit Verdrag en andere daarmee verband houdende aangelegenheden.

Artikel 6 Belastingcontrole in het buitenland

  • 1. Voor zover toegestaan ingevolge haar nationale recht kan de aangezochte partij, na een verzoek binnen een redelijke termijn van de verzoekende partij, vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij toestaan het grondgebied van de aangezochte partij binnen te komen met een verzoek natuurlijke personen te ondervragen en met schriftelijke toestemming van de betrokken personen stukken te onderzoeken. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij in kennis van het tijdstip en de locatie van de beoogde bijeenkomst met de betrokken natuurlijke personen.

  • 2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij in overeenstemming met haar nationale recht, vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij toestaan aanwezig te zijn bij het daarvoor in aanmerking komende deel van een belastingcontrole in de aangezochte partij.

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij die de controle uitvoert, de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de locatie van de controle, de aangewezen autoriteit of functionaris die de controle zal uitvoeren en van de procedures en voorwaarden die bij de aangezochte partij vereist zijn voor de uitvoering van de controle. Alle beslissingen met betrekking tot het uitvoeren van de belastingcontrole worden genomen door de aangezochte partij die de controle in overeenstemming met haar nationale recht uitvoert.

Artikel 7 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

  • 1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij kan weigeren bijstand te verlenen:

    • a. indien het verzoek niet is gedaan in overeenstemming met dit Verdrag;

    • b. indien de verzoekende partij niet alle op haar eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend om de informatie te verkrijgen, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden; of

    • c. indien bekendmaking van de verzochte informatie in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public) van de aangezochte partij.

  • 2. Dit Verdrag verplicht een verdragsluitende partij niet tot het verstrekken van informatie waardoor een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of handelsproces zou worden onthuld. Niettegenstaande het voorgaande, mag de in artikel 5, vierde lid, omschreven informatie niet uitsluitend op grond daarvan als een geheim of een handelsproces worden aangemerkt.

  • 3.

    • a. De bepalingen van dit Verdrag mogen een verdragsluitende partij niet verplichten informatie te verkrijgen of te verstrekken waardoor vertrouwelijke communicatie tussen een cliënt en een advocaat of een andere erkende juridische vertegenwoordiger zou worden onthuld indien dergelijke communicatie:

      • i. plaatsvindt ten behoeve van het verzoeken om of verstrekken van juridisch advies; of

      • ii. plaatsvindt ten behoeve van bestaande of mogelijk in te stellen gerechtelijke procedures.

    • b. informatie die wordt gehouden met het oogmerk van bevordering van een crimineel doel vallen niet onder de bescherming van de vertrouwelijkheid en niets in dit artikel belet een advocaat of een andere erkende juridische vertegenwoordiger de naam en het adres van een cliënt te verstrekken indien zulks geen schending van de vertrouwelijkheid vormt.

  • 4. Een verzoek om informatie wordt niet geweigerd op grond van het feit dat de belastingvordering die aanleiding gaf tot het verzoek wordt betwist.

  • 5. De aangezochte partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien de informatie door de verzoekende partij wordt gevraagd om een bepaling van de belastingwetgeving van de verzoekende partij toe te passen of te handhaven die, of een daarmee verband houdend vereiste dat, discriminatie inhoudt van een onderdaan van de aangezochte partij ten opzichte van een inwoner of onderdaan van de verzoekende partij die zich in dezelfde omstandigheden bevindt.

Artikel 8 Vertrouwelijkheid

  • 1. Alle uit hoofde van dit Verdrag door een verdragsluitende partij verstrekte en ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld en wordt uitsluitend ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke en bestuursrechtelijke instanties) die onder de rechtsmacht van de desbetreffende verdragsluitende partij vallen en betrokken zijn bij de vaststelling of inning van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen uitsluitend voor deze doeleinden van deze informatie gebruikmaken.

  • 2. De informatie mag zonder de uitdrukkelijke schriftelijk toestemming van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij niet worden bekendgemaakt aan een persoon, entiteit of autoriteit of een andere rechtsmacht die een verdrag tot uitwisseling van informatie heeft gesloten met de aangezochte partij.

  • 3. Tenzij anders bepaald in het tweede lid, mag geen informatie worden verstrekt aan een andere persoon, entiteit, autoriteit of rechtsmacht.

Artikel 9 Waarborgen

Niets in dit Verdrag doet afbreuk aan de uit hoofde van de wetten of de bestuursrechtelijke praktijk van de aangezochte partij aan personen toegekende rechten en waarborgen. De aangezochte partij mag de rechten en waarborgen niet zodanig toepassen dat de doeltreffende uitwisseling van informatie onnodig wordt verhinderd of vertraagd.

Artikel 10 Kosten

De verdragsluitende partijen bereiken overeenstemming over kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand (met inbegrip van redelijke kosten van derden en externe adviseurs in verband met gerechtelijke procedures of andere kosten) in overeenstemming met een memorandum van overeenstemming.

Artikel 11 Uitvoeringswetgeving

De verdragsluitende partijen stellen de toepasselijke wetgeving vast (voor zover zij zulks nog niet hebben gedaan) die noodzakelijk is om te voldoen aan en ter uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 12 Taal

Verzoeken om bijstand en antwoorden daarop worden in het Engels gesteld.

Artikel 13 Procedure voor onderling overleg

  • 1. De bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om moeilijkheden of twijfelpunten die tussen de verdragsluitende partijen mochten rijzen met betrekking tot de uitvoering of de uitlegging van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen en nemen daarbij het commentaar in Deel III van het OESO-modelverdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken in aanmerking indien de bepalingen van het OESO-modelverdrag gelijk zijn aan of in wezen gelijk zijn aan de bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. Naast de in het eerste lid bedoelde afspraken kunnen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen in onderling overleg de krachtens de artikelen 5 en 6 te hanteren procedures vaststellen.

  • 3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen voor de toepassing van dit Verdrag.

  • 4. De verdragsluitende partijen kunnen ook overeenstemming bereiken over andere vormen van geschillenregeling met inbegrip van bemiddeling en arbitrage.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand nadat de laatste van de onderscheiden partijen de andere schriftelijk heeft medegedeeld dat aan de in haar rechtsgebied vereiste formaliteiten is voldaan en de bepalingen ervan zijn van toepassing ter zake van de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke belastingzaken op of na die datum, en, ter zake van alle overige aangelegenheden op belastingtijdvakken beginnend op of na die datum of, bij ontbreken van een belastingtijdvak, op alle belastingvorderingen die op of na die datum ontstaan.

Artikel 15 Beëindiging

  • 1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de verdragsluitende partijen wordt beëindigd. Elk van de verdragsluitende partijen kan het Verdrag beëindigen door het, na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de datum van inwerkingtreding, ten minste zes maanden vooraf te beëindigen door middel van een kennisgeving aan de andere verdragsluitende partij. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen na het einde van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

  • 2. Deze beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van beëindiging door de andere verdragsluitende partij.

  • 3. Bij beëindiging van dit Verdrag, blijven de verdragsluitende partijen gebonden door de voorwaarden van artikel 8 ten aanzien van alle uit hoofde van dit Verdrag verkregen informatie. Alle verzoeken die worden ontvangen voor de datum waarop het Verdrag beëindigd is, worden behandeld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Den Haag, op 11 september 2009, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden: J.C. DE JAGER Staatssecretaris van Financiën

Voor de Britse Maagdeneilanden: RALPH T. O’NEAL Premier en minister van Financiën



Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden betreffende de uitlegging en toepassing van het verdrag tussen het koninkrijk der nederlanden en de britse maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van de Britse Maagdeneilanden,

(hierna te noemen „de verdragsluitende partijen”),

Geleid door de wens de uitwisseling van informatie betreffende belastingen te vergemakkelijken,

Zijn voorts het volgende overeengekomen:

Artikel 1 (Artikel 5 - Bescherming van persoonsgegevens)

  • 1. Indien uit hoofde van het Verdrag tussen Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (hierna te noemen „het Verdrag”) persoonsgegevens worden uitgewisseld, zijn de volgende aanvullende bepalingen van toepassing:

    • a. De ontvangende autoriteit mag dergelijke gegevens uitsluitend gebruiken voor het opgegeven doel en wel onder de door de verstrekkende autoriteit gestelde voorwaarden; dergelijk gebruik is eveneens toegestaan na de ingevolge artikel 8 vereiste schriftelijke toestemming ter voorkoming en vervolging van ernstige delicten en ten behoeve van de bestrijding van ernstige bedreigingen voor de openbare veiligheid;

    • b. Op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de verstrekkende autoriteit in kennis van het gebruik van de verstrekte gegevens;

    • c. Persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de verantwoordelijke instanties worden verstrekt. De informatie mag verder uitsluitend aan andere instanties worden doorgegeven na voorafgaande schriftelijke toestemming van de verstrekkende autoriteit;

    • d. De verstrekkende autoriteit is verplicht alle redelijke zorg te betrachten om te waarborgen dat de te verstrekken gegevens correct zijn en dat zij nodig zijn voor en in verhouding staan tot het doel waarvoor zij worden verstrekt. Alle verboden ter zake van de verstrekking van gegevens krachtens de van toepassing zijnde wetgeving dienen te worden geëerbiedigd. Indien blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt of dat er gegevens zijn verstrekt die niet verstrekt hadden mogen worden, dient de ontvangende autoriteit hiervan onverwijld in kennis te worden gesteld. De ontvangende autoriteit is verplicht dergelijke gegevens onverwijld te corrigeren of te vernietigen;

    • e. Op aanvraag wordt de betrokken persoon geïnformeerd over de verstrekte gegevens die op hem betrekking hebben en over het doel waarvoor zij worden verstrekt. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt indien na afweging blijkt dat het openbaar belang bij niet-verstrekken zwaarder weegt dan het belang dat betrokken persoon heeft bij het ontvangen ervan. In alle overige opzichten is op het recht van betrokken persoon te worden geïnformeerd over de bestaande gegevens over hem het nationale recht van toepassing van de verdragsluitende partij op wier soevereine grondgebied de aanvraag om informatie wordt gedaan;

    • f. De ontvangende autoriteit is in overeenstemming met haar nationale recht aansprakelijk jegens elke persoon die wederrechtelijk schade lijdt ten gevolge van het verstrekken van gegevens uit hoofde van dit Protocol. Jegens de persoon die wederrechtelijk schade heeft geleden mag de ontvangende autoriteit ter verdediging niet aanvoeren dat de schade is veroorzaakt door de verstrekkende instantie;

    • g. Indien het nationale recht van de verstrekkende autoriteit ter zake van de verstrekte persoonsgegevens voorziet in vernietiging binnen een bepaalde termijn, dient deze authoriteit de ontvangende autoriteit daarvan op de hoogte te stellen. Ongeacht dergelijke termijnen dienen verstrekte persoonsgegevens te worden vernietigd zodra zij niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt;

    • h. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht het verstrekken en ontvangen van persoonsgegevens officieel te registreren;

    • i. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van verstrekte persoonsgegevens tegen toegang of wijziging door en bekendmaking aan onbevoegden.

Artikel 2 (Artikel 5 - Kennisgeving op verzoek)

Teneinde de uitwisseling van informatie uit hoofde van het Verdrag te vergemakkelijken, indien de informatie die door de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij is ontvangen niet toereikend is om aan het verzoek om informatie te voldoen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij hiervan in kennis en verzoekt zij om de aanvullende informatie die nodig kan zijn om het verzoek naar behoren te kunnen behandelen.

Artikel 3 (Wijziging van het Verdrag)

Een verdragsluitende partij kan te allen tijde na de inwerkingtreding van dit Protocol wijzigingen van het Verdrag voorstellen teneinde het in overeenstemming te brengen met de internationaal overeengekomen normen inzake de uitwisseling van informatie voor fiscale doeleinden. Na ontvangst van een dergelijk verzoek neemt de andere verdragsluitende partij te goeder trouw deel aan de onderhandelingen over het voorstel.

Artikel 4 (Geen nadelige of beperkende maatregelen)

  • 1. Gedurende het tijdvak waarin het Verdrag van kracht is past geen van de verdragsluitende partijen nadelige of beperkende maatregelen toe gebaseerd op voor de inwoners of onderdanen van de andere verdragsluitende partij schadelijke fiscale praktijken.

  • 2. Een „nadelige of beperkende maatregel gebaseerd op schadelijke fiscale praktijken” is een maatregel die de ene verdragsluitende partij toepast op inwoners of onderdanen van de andere verdragsluitende partij omdat de andere verdragsluitende partij niet deelneemt aan de doeltreffende uitwisseling van informatie en/of omdat het ontbreekt aan transparantie bij de uitvoering van haar wet- en regelgeving of bestuursrechtelijke praktijken of omdat de maatregel wordt genomen zonder belastinggrondslag of op grond van minieme belastingen of omdat voldaan wordt aan een van de voorgaande criteria.

  • 3. Zonder het algemene karakter van het tweede lid te beperken is de uitdrukking „nadelige of beperkende maatregel” niet alleen beperkt tot fiscale aangelegenheden en omvat zij mede het weigeren van aftrek, verrekening of vrijstelling, het opleggen van een belasting of heffing, of bijzondere rapportagevereisten; zij omvat niet de algemeen toepasselijke maatregelen die door een van de verdragsluitende partijen in het algemeen worden opgelegd aan onder meer leden van de OESO.

Artikel 5 (Afwijking van het Protocol)

Op grond van ervaringen met de werking van het Verdrag of van veranderende omstandigheden kan elk van de verdragsluitende partijen een aanpassing van de bepalingen van dit Protocol voorstellen. Indien zulks het geval is, is het wel te verstaan dat de andere verdragsluitende partij instemt met tijdig overleg teneinde de bepalingen van het Verdrag te herzien.

  • a. De bevoegde autoriteiten kunnen in overleg treden indien:

    • i. het Koninkrijk der Nederlanden een verdrag sluit met een andere mogenheid dat voorziet in andere vormen van uitwisseling van informatie;

    • ii. de Britse Maagdeneilanden een verdrag sluiten met een andere mogendheid dat voorziet in andere vormen van uitwisseling van informatie;

    • iii. een van de verdragsluitende partijen nieuwe wetgeving invoert die andere vormen van uitwisseling van informatie mogelijk maakt.

  • b. Indien Nederland met een andere mogendheid regelingen treft voor het verstrekken van informatie ter zake van belastingen die in materieel opzicht minder belastend zijn dan de bepalingen van het Verdrag, kunnen de Britse Maagdeneilanden met Nederland in overleg treden teneinde het Verdrag dienovereenkomstig aan te passen.

Artikel 6

Dit Protocol vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Britse Maagdeneilanden inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen en treedt in werking op dezelfde datum als het Verdrag.

Artikel 7

De verdragsluitende partijen kunnen dit Protocol te allen tijde in onderling overleg schriftelijk wijzigen. Een dergelijke wijziging treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de verdragsluitende partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of interne vereisten voor de inwerkingtreding van de wijziging is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Den Haag, op 11 september 2009, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden: J.C. DE JAGER Staatssecretaris van Financiën

Voor de Britse Maagdeneilanden: RALPH T. O’NEAL Premier en minister van Financiën


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2009, 187.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2009, 187.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2009, 187.

Uitgegeven de dertigste oktober 2012.

De Minister van Buitenlandse Zaken, U. ROSENTHAL

Naar boven