33 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken;

Parijs, 10 september 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2009, 166.

C. VERTALING


Verdrag ter bevordering van de economische betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken

Het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen,

en

het Koninkrijk Denemarken,

Overwegend dat het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken („de partijen”) een verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen hebben ondertekend;

Aangezien zowel de Nederlandse Antillen als Denemarken zich verplicht hebben zich in te zetten voor een internationaal financieel stelsel dat vrij is van verstoringen ten gevolge van een gebrek aan transparantie en het ontbreken van een doeltreffende uitwisseling van informatie bij belastingzaken;

Aangezien Denemarken de Nederlandse Antillen wenst bij te staan bij het diversifiëren van hun economie;

Zijn de partijen thans het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:

    • a. wordt verstaan onder de uitdrukking „Denemarken” het Koninkrijk Denemarken met inbegrip van alle gebieden buiten de territoriale zee van Denemarken die in overeenstemming met het internationale recht ingevolge het Deense recht zijn of op een later tijdstip kunnen worden aangewezen als gebieden waarbinnen Denemarken soevereine rechten kan uitoefenen ter zake van de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem, de ondergrond daarvan of de bovengelegen wateren en ter zake van andere activiteiten ten behoeve van de exploratie en economische exploitatie van de gebieden; onder de uitdrukking worden niet verstaan de Faeröer en Groenland;

    • b. wordt verstaan onder de uitdrukking „de Nederlandse Antillen” dat deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat is gelegen in de Caribische Zee en bestaat uit de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, St. Eustatius en (het Nederlandse deel van) St. Maarten, met inbegrip van de territoriale wateren daarvan en het deel van de zeebodem en de ondergrond ervan onder de Caribische Zee waarover het Koninkrijk der Nederlanden soevereine rechten heeft in overeenstemming met het internationale recht evenwel met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op Aruba;

    • c. wordt verstaan onder de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. wat Denemarken betreft, de minister van Belastingen of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • ii. wat de Nederlandse Antillen betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

    • d. wordt verstaan onder de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld.

  • 2. Wat betreft de toepassing van dit Verdrag, op enig moment, door een partij, heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die partij, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die partij aan die uitdrukking wordt gegeven.

Artikel 2 Woonplaats

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder „lichaam dat inwoner is van Denemarken” en „lichaam dat inwoner is van de Nederlandse Antillen” elk lichaam dat uit hoofde van het recht van een partij aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Onder de uitdrukkingen „lichaam dat inwoner is van Denemarken” en „lichaam dat inwoner is van de Nederlandse Antillen” worden niet verstaan lichamen die in een partij uitsluitend aan belasting zijn onderworpen op grond van inkomsten uit bronnen in die partij.

  • 2. Indien een lichaam ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner is van beide partijen, trachten de bevoegde autoriteiten van de partijen de aangelegenheid in onderling overleg te regelen.

Artikel 3 Inkomsten uit vaste inrichtingen

Indien een lichaam dat inwoner is van Denemarken een vaste inrichting heeft op de Nederlandse Antillen, stelt Denemarken de aan die vaste inrichting toe te rekenen voordelen vrij van belasting, mits het grootste deel van de voordelen verkregen is uit de activiteiten bedoeld in artikel 5.

Artikel 4 Dividenden

Indien een lichaam dat inwoner is van Denemarken onmiddellijk aandelen bezit die honderd percent vertegenwoordigen van het aantal stemmen in een lichaam dat inwoner is van de Nederlandse Antillen, stelt Denemarken door het laatstgenoemde lichaam uitgekeerde dividenden vrij van belasting, mits het grootste deel van de voordelen van het laatstgenoemde lichaam verkregen is uit de activiteiten bedoeld in artikel 5.

Artikel 5 Activiteiten waarop dit Verdrag van toepassing is

  • 1. De artikelen 3 en 4 zijn uitsluitend van toepassing op voordelen of dividenden betaald uit voordelen, naar gelang van het geval, die voor het grootste deel zijn verkregen uit de volgende activiteiten (met uitzondering van financiële activiteiten anders dan in lijn met de normale uitoefening van het bedrijf):

    • a. industriële en productieactiviteiten;

    • b. toerisme (met inbegrip van restaurants en hotels);

    • c. een bouwterrein of constructie-, assemblage-, of installatiewerkzaamheden;

    • d. landbouw;

    • e. mijnbouw;

    • f. olie- en gasactiviteiten en energieproductie; en

    • g. de installatie, exploitatie of het onderhoud van vaste of mobiele telecommunicatiesystemen.

  • 2. Op het recht van een lichaam dat inwoner is van Denemarken zich op de Nederlandse Antillen bezig te houden met de activiteiten genoemd in het vorige lid blijft de nationale wetgeving van toepassing dat van kracht is op de Nederlandse Antillen.

Artikel 6 Procedure voor onderling overleg

  • 1. Indien een lichaam van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide partijen voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan het, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die partijen voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de partij waarvan het inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

  • 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, het geval in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere partij op te lossen teneinde belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de partijen.

  • 3. De bevoegde autoriteiten van de partijen trachten moeilijkheden die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van het Verdrag in onderling overleg op te lossen.

  • 4. De bevoegde autoriteiten van de partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde de in de voorgaande leden bedoelde overeenstemming te bereiken.

Artikel 7 Duur

Dit Verdrag geldt voor een tijdvak van tien jaar vanaf de datum waarop dit Verdrag van toepassing wordt. Dit tijdvak kan in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de partijen worden verlengd.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat beide partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun interne procedures vereist voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan. Het Verdrag is van toepassing op inkomsten verkregen in enig belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin dit Verdrag in werking treedt.

Artikel 9 Beëindiging

  • 1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de partijen wordt beëindigd. Elk van de partijen kan het Verdrag beëindigen door ten minste zes maanden voor het eind van enig kalenderjaar schriftelijk kennis te geven van beëindiging. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

  • 2. Dit Verdrag vormt een aanvulling op het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen tussen de partijen. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, wordt dit Verdrag na ontvangst langs diplomatieke weg van een schriftelijke kennisgeving van beëindiging van het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende beëindigd en houdt het op van kracht te zijn op de datum waarop het Verdrag inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen tussen de partijen beëindigd wordt.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Parijs op 10 september, 2009 in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen:

E. T. M. DE LANNOOY

Voor het Koninkrijk Denemarken:

M. L. FELTER


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2009, 166.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2009, 166.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb.  2009, 166.

Titel

:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk Denemarken inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen;

Parijs, 10 september 2009

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 102

Uitgegeven de eerste april 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven