78 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen;

(met Protocol)

Brussel, 10 november 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag, met Protocol, is geplaatst in Trb. 2010, 14.

C. VERTALING


Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Vorstendom Liechtenstein,

hierna te noemen „de verdragsluitende partijen”,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen verlenen elkaar bijstand door middel van de uitwisseling van informatie die naar verwachting van belang zal zijn voor de toepassing en handhaving van de nationale wetten van de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

Deze informatie omvat informatie die naar verwachting van belang zal zijn voor de bepaling, vaststelling en inning van deze belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van belastingvorderingen of het onderzoek naar of de vervolging van belastingzaken. Informatie wordt uitgewisseld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en wordt vertrouwelijk behandeld op de wijze voorzien in artikel 8.

De uit hoofde van de wetgeving of bestuursrechtelijke praktijk van de aangezochte partij aan personen toegekende rechten en waarborgen blijven van toepassing voor zover zij de doeltreffende uitwisseling van informatie niet onnodig verhinderen of vertragen.

Artikel 2 Rechtsmacht

Een aangezochte partij is niet verplicht informatie te verstrekken die noch in het bezit is van haar autoriteiten, noch in het bezit of in de macht van personen die zich onder haar territoriale rechtsmacht vallen.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

  • 1. De belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is betreffen:

    • a. in Nederland:

      • i. inkomstenbelasting

      • ii. loonbelasting;

      • iii. vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet

      • iv. dividendbelasting

      • v. schenkingsrecht

      • vi. successierecht

      • vii. omzetbelasting

    • b. in Liechtenstein:

      • i. persoonlijke inkomstenbelasting (Erwerbssteuer)

      • ii. inkomstenbelasting voor ondernemingen (Ertragssteuer)

      • iii. vennootschapsbelastingen (Gesellschaftssteuern)

      • iv. belasting op vermogenswinsten uit onroerende zaken (Grundstücksgewinnsteuer)

      • v. vermogensbelasting (Vermögenssteuer)

      • vi. couponbelasting (Couponsteuer)

      • vii. belasting op nalatenschappen, erfdelen en schenkingen (Nachlass-, Erbanfalls- en Schenkungssteuern), en

      • viii. omzetbelasting (Mehrwertsteuer).

  • 2. Indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen zulks overeenkomen, is dit Verdrag ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. Voorts kunnen de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, in onderling overleg tussen de verdragsluitende partijen in de vorm van een briefwisseling worden uitgebreid of aangepast. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die zijn aangebracht in de belastingheffing en daarmee samenhangende maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie waarop het Verdrag van toepassing is.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij anders is bepaald:

    • a. wordt verstaan onder de uitdrukking „verdragsluitende partij” Nederland of Liechtenstein, al naargelang van hetgeen de context vereist;

    • b. wordt verstaan onder de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven gelegen wateren, en hun natuurlijke rijkdommen;

    • c. wordt verstaan onder de uitdrukking „Liechtenstein” het Vorstendom Liechtenstein, en wanneer zij in geografische zin wordt gebezigd, het gebied waar de belastingwetgeving van het Vorstendom Liechtenstein van toepassing is;

    • d. wordt verstaan onder de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

      • ii. wat Liechtenstein betreft, de Regering van het Vorstendom Liechtenstein of haar bevoegde vertegenwoordiger;

    • e. wordt verstaan onder de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

    • f. wordt verstaan onder de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • g. wordt verstaan onder de uitdrukking „beursgenoteerd lichaam” elk lichaam waarvan de voornaamste aandelencategorie aan een erkende effectenbeurs staat genoteerd, mits de ter beurze genoteerde aandelen direct door het publiek gekocht of verkocht kunnen worden; aandelen kunnen „door het publiek” worden gekocht of verkocht, indien de aankoop of verkoop van aandelen niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

    • h. wordt verstaan onder de uitdrukking „voornaamste aandelencategorie” de aandelencategorie of -categorieën die een meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen;

    • i. wordt verstaan onder de uitdrukking „erkende effectenbeurs” elke effectenbeurs die voldoet aan de materiële vereisten van artikel 4 van richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 21 april 2004.

    • j. wordt verstaan onder de uitdrukking „collectief beleggingsfonds of collectieve beleggingsregeling” elk gezamenlijk beleggingsinstrument, ongeacht de rechtsvorm. De uitdrukking „openbaar collectief beleggingsfonds of openbare collectieve beleggingsregeling” omvat elk collectief beleggingsfonds of elke collectieve beleggingsregeling, mits de eenheden, aandelen of andere belangen in het fonds of de regeling direct door het publiek kunnen worden gekocht, verkocht of afgelost. Eenheden, aandelen of andere belangen in het fonds of de regeling kunnen direct „door het publiek” worden gekocht, verkocht of afgelost indien de aankoop, verkoop of aflossing niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

    • k. wordt verstaan onder de uitdrukking „belasting” elke belasting waarop dit Verdrag van toepassing is;

    • l. wordt verstaan onder de uitdrukking „verzoekende partij” de verdragsluitende partij die om informatie verzoekt;

    • m. wordt verstaan onder de uitdrukking „aangezochte partij” de verdragsluitende partij die verzocht wordt informatie te verstrekken;

    • n. wordt verstaan onder de uitdrukking „maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie” bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die een verdragsluitende partij in staat stellen de verzochte informatie te verkrijgen en te verstrekken;

    • o. wordt verstaan onder de uitdrukking „informatie” alle feiten, verklaringen of stukken ongeacht in welke vorm;

    • p. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafrechtelijke belastingzaken” belastingzaken waarbij sprake is van opzettelijke gedragingen die vervolgd kunnen worden krachtens de strafwetten van de verzoekende partij;

    • q. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafwetten” alle strafrechtelijke bepalingen die krachtens de nationale wetgeving als zodanig worden aangeduid, ongeacht of zij zijn opgenomen in belastingwetten, het wetboek van strafrecht of andere wetten.

  • 2. Wat betreft de toepassing van dit Verdrag, op enig moment, door een verdragsluitende partij, heeft, tenzij de context anders vereist of indien de bevoegde autoriteiten gezamenlijk een betekenis overeenkomen ingevolge het bepaalde in artikel 13 van dit Verdrag, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die verdragsluitende partij, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die verdragsluitende partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die verdragsluitende partij aan die uitdrukking wordt gegeven.

Artikel 5 Uitwisseling van informatie op verzoek

  • 1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij verstrekt op verzoek van de verzoekende partij informatie ten behoeve van de in artikel 1 bedoelde doeleinden. Dergelijke informatie wordt uitgewisseld ongeacht of de onderzochte gedragingen, indien deze in de aangezochte partij zouden plaatsvinden, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte partij als strafbaar feit zouden worden aangemerkt. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij verzoekt alleen om informatie uit hoofde van dit artikel indien zij de verzochte informatie niet op andere wijze kan verkrijgen op haar eigen grondgebied, of die andere wijze van verkrijging zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.

  • 2. Indien de informatie in het bezit van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij niet toereikend is om aan het verzoek om informatie te voldoen, treft die partij alle toepasselijke maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie teneinde de verzoekende partij de verzochte informatie te verstrekken, ongeacht het feit dat de aangezochte partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie hoeft te beschikken.

  • 3. Indien de bevoegde autoriteit van een verzoekende partij daar specifiek om verzoekt, is de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij gehouden uit hoofde van dit artikel informatie te verstrekken, voor zover zulks is toegestaan uit hoofde van haar nationale wetgeving, in de vorm van getuigenverklaringen en gewaarmerkte afschriften van originele stukken.

  • 4. Elke verdragsluitende partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten ten behoeve van de in artikel 1 van dit Verdrag omschreven doelstellingen en in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, over de bevoegdheid beschikken op verzoek het navolgende te verkrijgen en te verstrekken:

    • a. informatie die berust bij banken, overige financiële instellingen, of personen die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreden, met inbegrip van gevolmachtigden en trustees;

    • b. informatie met betrekking tot de eigendom van rechtspersonen, met inbegrip van lichamen, samenwerkingsverbanden, Anstalten (indien van toepassing) en andere personen, met inbegrip van, binnen de beperkingen van artikel 2, informatie inzake de eigendom met betrekking tot al deze personen binnen een eigendomsketen; en in het geval van trusts, informatie met betrekking tot instellers, trustees en begunstigden; in het geval van stichtingen, informatie met betrekking tot stichters, leden van het bestuur en begunstigden en soortgelijke informatie in het geval van entiteiten die noch trusts noch stichtingen zijn.

    Dit Verdrag schept daarnaast geen verplichting voor de verdragsluitende partijen informatie inzake de eigendom te verkrijgen of te verstrekken met betrekking tot beursgenoteerde lichamen of openbare collectieve beleggingsfondsen of openbare collectieve beleggingsregelingen tenzij deze informatie kan worden verkregen zonder tot onevenredige moeilijkheden te leiden.

  • 5. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij formuleert het verzoek zo gedetailleerd mogelijk door in alle gevallen specifiek de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij te verstrekken wanneer de eerstgenoemde partij uit hoofde van dit Verdrag een verzoek om informatie doet, teneinde aan te tonen dat deze naar verwachting van belang zal zijn voor het verzoek:

    • a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;

    • b. het tijdvak waarvoor om informatie wordt verzocht;

    • c. een verklaring omtrent de verlangde informatie met inbegrip van de aard ervan en de vorm waarin de verzoekende partij de informatie van de aangezochte partij wenst te ontvangen;

    • d. het doel waarvoor om informatie wordt verzocht;

    • e. de redenen om te veronderstellen dat de verzochte informatie naar verwachting relevant zal zijn voor de toepassing en de handhaving van de nationale belastingwetgeving van de verzoekende partij met betrekking tot de in onderdeel a. omschreven persoon;

    • f. de redenen om te veronderstellen dat de verzochte informatie zich bevindt in de aangezochte partij of in het bezit of in de macht is van een persoon die onder de rechtsmacht van de aangezochte partij valt;

    • g. de naam en adresgegevens, voor zover bekend, van personen van wie verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van de verzochte informatie;

    • h. een verklaring dat het verzoek in overeenstemming is met de wetgeving en de bestuursrechtelijke praktijk van de verzoekende partij, dat indien de verzochte informatie zich in het rechtsgebied van de verzoekende partij zou bevinden, de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij deze informatie volgens de wetten van de verzoekende partij of volgens de normale gang van zaken in de bestuursrechtelijke praktijk zou kunnen verkrijgen, en dat het verzoek in overeenstemming is met dit Verdrag; en

    • i. een verklaring dat de verzoekende partij op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld om de informatie te verkrijgen, tenzij dit zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.

  • 6. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij bevestigt de ontvangst van het verzoek schriftelijk aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij en stelt al het mogelijke in het werk om de verzochte informatie met zo min mogelijk vertraging aan de verzoekende partij te doen toekomen.

Artikel 6 Belastingcontrole in het buitenland

  • 1. Binnen een redelijke, vooraf gestelde termijn kan de verzoekende partij verzoeken en de aangezochte partij toestaan vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij tot het grondgebied van de aangezochte partij toe te laten, voor zover zulks is toegestaan volgens haar wetgeving, teneinde natuurlijke personen te ondervragen en stukken te onderzoeken na voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken personen. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij stelt de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij in kennis van het tijdstip en de locatie van de bijeenkomst met de betrokken natuurlijke personen.

  • 2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij toestaan aanwezig te zijn bij het daarvoor in aanmerking komende deel van een belastingcontrole in de aangezochte partij.

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte verdragsluitende partij die de controle uitvoert, de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de locatie van de controle, de autoriteit of functionaris die de controle zal uitvoeren en van de procedures en voorwaarden die bij de aangezochte partij vereist zijn voor de uitvoering van de controle. Alle beslissingen met betrekking tot het uitvoeren van de belastingcontrole worden genomen door de aangezochte partij die de controle uitvoert.

Artikel 7 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

  • 1. Van de aangezochte partij kan niet worden verlangd dat zij informatie verkrijgt en verstrekt die de verzoekende partij volgens haar wetten of volgens de normale gang van zaken in de bestuursrechtelijke praktijk ten behoeve van de toepassing of handhaving van haar eigen belastingwetgeving noch naar aanleiding van een geldig verzoek gedaan onder soortgelijke omstandigheden van de aangezochte partij ingevolge dit Verdrag zou kunnen verkrijgen. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij kan weigeren bijstand te verlenen indien het verzoek niet in overeenstemming met dit Verdrag is gedaan of met een ander instrument waarbij de verdragsluitende partijen partij zijn.

  • 2. De bepalingen van dit Verdrag mogen een verdragsluitende partij niet verplichten informatie te verstrekken waarop de bescherming van de vertrouwelijkheid van toepassing is of waardoor een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of handelsproces zou worden onthuld. Niettegenstaande het voorgaande, zal de informatie bedoeld in artikel 5, vierde lid, niet als geheim of handelsproces worden behandeld uitsluitend op grond van het feit dat zij aan de in dat lid gestelde criteria voldoet.

  • 3. De bepalingen van dit Verdrag mogen een verdragsluitende partij niet verplichten informatie te verkrijgen of te verstrekken waardoor vertrouwelijke communicatie tussen een cliënt en een advocaat of een andere erkende juridische vertegenwoordiger zou worden onthuld indien dergelijke communicatie:

    • a. plaatsvindt ten behoeve van het verzoeken om of verstrekken van juridisch advies; of

    • b. plaatsvindt ten behoeve van bestaande of mogelijk in te stellen gerechtelijke procedures.

  • 4. De aangezochte partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien openbaarmaking van de informatie in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public) van de aangezochte partij.

  • 5. Een verzoek om informatie wordt niet geweigerd op grond van het feit dat de belastingvordering die aanleiding gaf tot het verzoek wordt betwist.

  • 6. De aangezochte partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien de informatie door de verzoekende partij wordt gevraagd om een bepaling van de belastingwetgeving van de verzoekende partij toe te passen of te handhaven die, of een daarmee verband houdend vereiste dat, discriminatie inhoudt van een onderdaan van de aangezochte partij ten opzichte van een onderdaan van de verzoekende partij die zich in dezelfde omstandigheden bevindt.

Artikel 8 Vertrouwelijkheid

Alle uit hoofde van dit Verdrag door een verdragsluitende partij verstrekte of ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld en wordt uitsluitend ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke en bestuursrechtelijke instanties) die onder de rechtsmacht van de desbetreffende verdragsluitende partij vallen en betrokken zijn bij de vaststelling of inning van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

Deze personen of autoriteiten mogen uitsluitend voor deze doeleinden van deze informatie gebruikmaken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen. De informatie mag niet ter kennis worden gebracht van enige andere persoon, instelling, autoriteit of rechterlijke instantie zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij.

Persoonsgegevens mogen worden verzonden voor zover zulks noodzakelijk is voor de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag en met inachtneming van de bepalingen van het recht van de partij die die gegevens verstrekt. Gegevens die de aangezochte partij ontvangt in verband met een verzoek om bijstand ingevolge dit Verdrag worden daar eveneens vertrouwelijk behandeld.

Artikel 9 Kosten

Kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand worden geregeld door de verdragsluitende staten.

Artikel 10 Uitvoeringswetgeving

De verdragsluitende partijen stellen voor 31 december 2010 alle wetgeving vast die noodzakelijk is om te voldoen aan en ter uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 11 Taal

Verzoeken om bijstand en antwoorden daarop worden in het Engels gesteld.

Artikel 12 Andere internationale verdragen of regelingen

De mogelijkheden voor bijstand waarin dit Verdrag voorziet, vormen geen beperking voor, noch worden zij beperkt door, de mogelijkheden vervat in andere internationale verdragen of regelingen tussen de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op samenwerking ter zake van belastingzaken.

Artikel 13 Procedure voor onderling overleg

  • 1. De bevoegde autoriteiten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen tussen de verdragsluitende partijen met betrekking tot de uitvoering of de uitlegging van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen.

  • 2. Naast de in het eerste lid bedoelde afspraken, kunnen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de ingevolge dit Verdrag te hanteren procedures.

  • 3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde overeenstemming als bedoeld in dit artikel te bereiken.

  • 4. Wanneer moeilijkheden of twijfelpunten die zijn gerezen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van het Verdrag niet binnen een periode van twee jaar nadat de vraag is gerezen opgelost kunnen worden door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen in een procedure voor onderling overleg ingevolge de voorgaande leden van dit artikel, kan het geval op verzoek van een van de verdragsluitende partijen, worden voorgelegd voor arbitrage, echter slechts nadat de procedure die beschikbaar is op grond van het eerste en derde lid van dit artikel volledig zijn uitgeput en mits de betrokken belastingbetaler of belastingbetalers er schriftelijk mee instemt of instemmen te worden gebonden door de beslissing van de arbitragecommissie.

    De beslissing van de arbitragecommissie in een bepaald geval is voor dat geval bindend voor beide verdragsluitende partijen en de betrokken belastingbetalers

  • 5. De verdragsluitende partijen kunnen ook overeenstemming bereiken over andere vormen van geschillenregeling.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de laatste van de onderscheiden verdragsluitende partijen de andere schriftelijk langs diplomatieke weg heeft medegedeeld dat aan de ingevolge haar nationale wetgeving vereiste formaliteiten is voldaan en de bepalingen ervan zijn van toepassing ter zake van de uitwisseling van informatie voor alle belastingzaken op die datum, maar uitsluitend ter zake van belastingtijdvakken beginnend op of na 1 januari 2010 of bij ontbreken van een belastingtijdvak op alle belastingvorderingen die op of na die datum ontstaan.

Artikel 15 Beëindiging

  • 1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de verdragsluitende partijen wordt beëindigd. Elk van de verdragsluitende partijen kan het Verdrag langs diplomatieke weg beëindigen door de andere verdragsluitende partij ten minste zes maanden voor het eind van enig kalenderjaar kennis te geven van beëindiging. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

  • 2. Deze beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van beëindiging door de andere verdragsluitende partij. Alle verzoeken ontvangen vóór de feitelijke datum van beëindiging worden in overeenstemming met dit Verdrag afgehandeld.

  • 3. Bij beëindiging van dit Verdrag blijven de verdragsluitende partijen gebonden door de voorwaarden van artikel 8 ten aanzien van alle uit hoofde van dit Verdrag verstrekte of ontvangen informatie.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brussel op 10 november 2009, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

J. C. DE JAGER

Voor de Regering van het Vorstendom Liechtenstein:

K. TSCHÜTSCHER



Protocol tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitlegging en toepassing van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van het Vorstendom Liechtenstein,

hierna te noemen de „verdragsluitende partijen”,

Overwegend dat de verdragsluitende partijen erkennen dat de goede economische betrekkingen tussen de verdragsluitende partijen noden tot nadere samenwerking;

Overwegend dat de verdragsluitende partijen hun betrekkingen verder wensen te ontwikkelen door tot wederzijds voordeel samen te werken op het gebied van belastingen;

Overwegend dat de verdragsluitende partijen elkaar beter in staat willen stellen hun onderscheiden belastingwetten te handhaven;

Overwegend dat de verdragsluitende partijen de voorwaarden voor de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken wensen vast te stellen; en

Overwegend dat de verdragsluitende partijen er nota van nemen dat in het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen („het Verdrag”) de OESO-normen verwerkt zijn zoals vervat in het OESO-modelverdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken van 2002, met inbegrip van het commentaar;

Geleid door de wens de uitwisseling van informatie betreffende belastingen te vergemakkelijken;

Zijn voorts het volgende overeengekomen:

Artikel 1 (Ad artikel 5)

Indien uit hoofde van het Verdrag persoonsgegevens worden uitgewisseld zijn de volgende aanvullende bepalingen van toepassing:

  • a. De ontvangende autoriteit mag dergelijke gegevens uitsluitend gebruiken voor het opgegeven doel en wel onder de door de verstrekkende autoriteit gestelde voorwaarden; dergelijk gebruik is eveneens toegestaan na de ingevolge artikel 8 vereiste schriftelijke toestemming ter voorkoming en vervolging van ernstige delicten en ten behoeve van de bestrijding van ernstige bedreigingen voor de openbare veiligheid.

  • b. Op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de verstrekkende autoriteit in kennis van het gebruik van de verstrekte gegevens en de resultaten die ermee bereikt zijn.

  • c. Persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de verantwoordelijke instanties worden verstrekt. Persoonsgegevens mogen verder uitsluitend aan andere instanties worden doorgegeven na voorafgaande toestemming van de verstrekkende autoriteit.

  • d. De verstrekkende autoriteit is verplicht alle redelijke zorg te betrachten om te waarborgen dat de te verstrekken gegevens correct zijn en dat zij nodig zijn voor en in verhouding staan tot het doel waarvoor zij worden verstrekt; alle verboden ter zake van de verstrekking van gegevens krachtens de van toepassing zijnde nationale wetgeving dienen te worden geëerbiedigd. Indien blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt of dat er gegevens zijn verstrekt die niet verstrekt hadden mogen worden, dient de ontvangende autoriteit hiervan onverwijld in kennis te worden gesteld. De ontvangende autoriteit is verplicht dergelijke gegevens onverwijld te corrigeren of te vernietigen;

  • e. Op aanvraag wordt de betrokkene geïnformeerd over de gegevens die met betrekking tot hem zijn verstrekt alsmede over het beoogde doel ervan; deze informatie behoeft niet te worden verstrekt indien na afweging blijkt dat het openbaar belang bij niet-verstrekken zwaarder weegt dan het belang dat de betrokkene heeft bij het ontvangen ervan; in alle overige opzichten is op het recht van de betrokkene te worden geïnformeerd over de bestaande gegevens over hem het nationale recht van toepassing van de verdragsluitende staat op wier soevereine grondgebied de aanvraag om informatie wordt gedaan.

  • f. De ontvangende autoriteit is in overeenstemming met haar nationale recht aansprakelijk jegens iedere persoon die wederrechtelijke schade lijdt ten gevolge van het verstrekken van gegevens uit hoofde van dit Verdrag; jegens de persoon die schade heeft geleden mag de ontvangende autoriteit ter verdediging niet aanvoeren dat de schade is veroorzaakt door de verstrekkende instantie.

  • g. Indien het nationale recht van de verstrekkende autoriteit ter zake van de verstrekte persoonsgegevens voorziet in vernietiging ervan binnen een bepaalde termijn, dient deze autoriteit de ontvangende autoriteit daarvan op de hoogte te stellen; Ongeacht dergelijke termijnen dienen verstrekte persoonsgegevens te worden vernietigd zodra zij niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor ze waren verstrekt.

  • h. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht het verstrekken en ontvangen van persoonsgegevens officieel te registreren.

  • i. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van verstrekte persoonsgegevens tegen toegang of wijziging door en bekendmaking aan onbevoegden.

Artikel 2 (Ad artikel 5)

Met betrekking tot artikel 5, vijfde lid, letter a, is het wel te verstaan dat het niet nodig is de naam van de belastingbetaler te verstrekken teneinde zijn identiteit te bepalen, indien deze identiteit kan worden afgeleid uit vergelijkbare elementen.

Artikel 3 (Ad artikel 7)

Indien een verzoek in een bepaald opzicht ontoereikend wordt geacht, maar andere delen van het verzoek wel voldoen aan de vereisten van dit Verdrag, verstrekt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij de informatie naar aanleiding van dat deel van het verzoek dat wel voldoet aan de vereisten van het Verdrag.

Artikel 4 (Ad artikel 5)

Het is wel te verstaan dat de bepalingen van artikel 5, vijfde lid, van het Verdrag belangrijke procedurele vereisten bevatten die beoogd zijn om te waarborgen dat er geen fishing expeditions plaatsvinden. De onderdelen van artikel 5, vijfde lid, van het Verdrag dienen evenwel zodanig te worden uitgelegd dat de doeltreffende uitwisseling van informatie niet wordt belet.

Artikel 5

Stukken of informatie opgesteld of ontstaan na een datum voorafgaand aan de belastingtijdvakken bedoeld in artikel 14 van het Verdrag (hierna te noemen de „tijdvakken in kwestie”):

  • i. worden uitsluitend verstrekt voor zover deze stukken of informatie naar verwachting relevant en van cruciaal belang zullen zijn voor een lopend belastingonderzoek dat betrekking heeft op de tijdvakken in kwestie; en

  • ii. worden uitsluitend verstrekt indien begeleidende stukken of informatie die naar verwachting niet relevant en van cruciaal belang zullen zijn mogen worden geredigeerd alvorens te worden uitgewisseld.

Ter voorkoming van twijfel:

  • a. mogen deze stukken of informatie uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een lopend onderzoek naar of een controle over de tijdvakken in kwestie;

  • b. indien een verzoek met betrekking tot een strafrechtelijke belastingzaak banktransacties betreft die plaatsvonden op of na 1 januari 2010 en de stukken (zoals een handtekeningenkaart) voor de desbetreffende bankrekening zijn vervaardigd voor 1 januari 2010, mogen de verdragsluitende partijen dergelijke stukken uitwisselen; en

  • c. indien een verzoek een trust of een stichting betreft, mag de aangezochte partij de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij een afschrift van de akte van oprichting of de oprichtingsstatuten van de stichting en/of het reglement, al naar gelang van het geval, verstrekken.

Artikel 6

Formele berichten, met inbegrip van verzoeken om informatie, gedaan in verband met of ingevolge de bepalingen van het Verdrag geschieden schriftelijk en worden rechtstreeks gericht aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij en wel aan de onderstaande adressen of aan de adressen waarvan de verdragsluitende partijen elkaar van tijd tot tijd in kennis stellen. Alle latere berichten betreffende verzoeken om informatie geschieden schriftelijk tussen de eerdergenoemde bevoegde autoriteiten of hun gemachtigde entiteiten, indien de mogelijkheid tot rechtstreeks overleg bestaat.

Artikel 7

Dit Protocol vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Vorstendom Liechtenstein inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen en treedt in werking op dezelfde datum als het Verdrag.

Artikel 8

De verdragsluitende partijen kunnen dit Protocol te allen tijde in onderling overleg schriftelijk wijzigen. Een dergelijke wijziging treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de verdragsluitende partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of interne vereisten voor de inwerkingtreding van de wijzigingen is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door de onderscheiden verdragsluitende partijen, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brussel op 10 november 2009, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

J. C. DE JAGER

Voor de Regering van het Vorstendom Liechtenstein:

K. TSCHÜTSCHER


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2010, 14.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2010, 14.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2010, 14.

Uitgegeven de dertigste maart 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven