11 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen;

(met Protocol)

Londen, 8 juni 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag, met Protocol, is geplaatst in Trb. 2009, 108.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

en

de Regering van Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland),

Geleid door de wens de uitwisseling van informatie betreffende belastingen te vergemakkelijken,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen verlenen elkaar bijstand door middel van de uitwisseling van informatie die van belang is voor de toepassing en handhaving van de nationale wetten van de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

Deze informatie omvat informatie die van belang is voor de bepaling, vaststelling en inning van deze belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van belastingvorderingen of het onderzoek naar of de vervolging van belastingzaken. Informatie wordt uitgewisseld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en wordt vertrouwelijk behandeld op de wijze voorzien in artikel 8.

De uit hoofde van de wetgeving of de bestuursrechtelijke praktijk van de aangezochte partij aan personen toegekende rechten en waarborgen blijven van toepassing.

De aangezochte partij past de rechten en waarborgen zodanig toe dat de doeltreffende uitwisseling van informatie niet onnodig wordt belemmerd of vertraagd.

Artikel 2 Rechtsmacht

Een aangezochte partij is niet verplicht informatie te verstrekken die noch in het bezit is van haar autoriteiten, noch in het bezit of in de macht van personen die onder haar territoriale rechtsmacht vallen.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

  • 1. Dit Verdrag is van toepassing op de volgende belastingen die door de partijen worden geheven:

    • a. in het geval van Nederland:

      • i. inkomstenbelasting

      • ii. loonbelasting

      • iii. vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet

      • iv. dividendbelasting

      • v. schenkingsrecht

      • vi. successierechten

      • vii. omzetbelasting

    • b. in het geval van Bermuda:

      De bestaande belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is zijn de directe belastingen van elke soort en benaming.

  • 2. Dit Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die zijn aangebracht in de belastingheffing en daarmee samenhangende maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie waarop dit Verdrag van toepassing is. Voorts kunnen de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, in onderling overleg tussen de verdragsluitende partijen in de vorm van een briefwisseling worden uitgebreid of aangepast.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij anders is bepaald:

    • a. wordt verstaan onder de uitdrukking „verzoekende partij” de verdragsluitende partij die om informatie verzoekt;

    • b. wordt verstaan onder „Bermuda” de eilanden van Bermuda, met inbegrip van de omringende territoriale zee, in overeenstemming met het internationale recht;

    • c. wordt verstaan onder de uitdrukking „collectief beleggingsfonds of collectieve beleggingsregeling” elk gezamenlijk beleggingsinstrument, ongeacht de rechtsvorm. De uitdrukking „openbaar collectief beleggingsfonds of openbare collectieve beleggingsregeling” omvat elk collectief beleggingsfonds of elke collectieve beleggingsregeling, mits de eenheden, aandelen of andere belangen in het fonds of de regeling direct door het publiek kunnen worden gekocht, verkocht of afgelost. Eenheden, aandelen of andere belangen in het fonds of de regeling kunnen direct „door het publiek” worden gekocht, verkocht of afgelost indien de aankoop, verkoop of aflossing niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

    • d. wordt verstaan onder de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

    • e. wordt verstaan onder de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

      • i. in het geval van Nederland, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; en

      • ii. in het geval van Bermuda, de minister van Financiën of een bevoegde vertegenwoordiger van de minister;

    • f. wordt verstaan onder de uitdrukking „verdragsluitende partij” Nederland of Bermuda, al naargelang hetgeen de context vereist;

    • g. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafrechtelijke belastingzaken” belastingzaken waarbij sprake is van opzettelijke gedragingen die vervolgd kunnen worden krachtens de strafwetten van de verzoekende partij, administratieve boetes daaronder begrepen;

    • h. wordt verstaan onder de uitdrukking „strafwetten” alle strafrechtelijke bepalingen die krachtens de nationale wetgeving als zodanig worden aangeduid, ongeacht of zij zijn opgenomen in belastingwetten, het wetboek van strafrecht of andere wetten;

    • i. wordt verstaan onder de uitdrukking „informatie” alle feiten, verklaringen of stukken ongeacht in welke vorm;

    • j. wordt verstaan onder de uitdrukking „maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie” wetten en bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die een verdragsluitende partij in staat stellen de verzochte informatie te verkrijgen en te verstrekken;

    • k. wordt verstaan onder „onderdaan”:

      • i. in het geval van Nederland elke natuurlijke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en elke rechtspersoon, vennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is; en

      • ii. in het geval van Bermuda, elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon, samenwerkingsverband, lichaam, staat, vereniging of andere entiteit die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Bermuda van kracht is;

    • l. wordt verstaan onder „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan en de bovengelegen wateren en hun natuurlijke rijkdommen;

    • m. omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

    • n. wordt verstaan onder de uitdrukking „voornaamste aandelencategorie” de aandelencategorie of -categorieën die een meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen;

    • o. wordt verstaan onder de uitdrukking „beursgenoteerd lichaam” elk lichaam waarvan de voornaamste aandelencategorie aan een erkende effectenbeurs staat genoteerd mits de ter beurze genoteerde aandelen direct door het publiek gekocht of verkocht kunnen worden. Aandelen kunnen „door het publiek” worden gekocht of verkocht indien de aankoop of verkoop van aandelen niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

    • p. wordt verstaan onder de uitdrukking „erkende effectenbeurs” elke effectenbeurs die de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen overeenkomen;

    • q. wordt verstaan onder de uitdrukking „aangezochte partij” de verdragsluitende partij die verzocht wordt informatie te verstrekken;

    • r. wordt verstaan onder „belasting” elke belasting waarop het Verdrag van toepassing is.

  • 2. De uitdrukking „relevant” indien gebezigd in dit Verdrag in verband met informatie wordt zodanig uitgelegd dat gewaarborgd wordt dat informatie relevant wordt geacht, ook als de relevantie van de informatie ter zake van een lopend onderzoek pas definitief kan worden vastgesteld na ontvangst van die informatie.

  • 3. Wat betreft de toepassing, op enig moment, van dit Verdrag door een verdragsluitende partij, heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die partij, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die partij aan die uitdrukking wordt gegeven.

  • 4. Het Commentaar bij het OESO-modelverdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken is van toepassing op de uitlegging van dit Verdrag waar dit Verdrag overeenstemt met het OESO-modelverdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken.

Artikel 5 Uitwisseling van informatie op verzoek

  • 1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij verstrekt op verzoek informatie ten behoeve van de in artikel 1 bedoelde doeleinden. Dergelijke informatie wordt uitgewisseld ongeacht of de onderzochte gedragingen, indien deze in de aangezochte partij zouden plaatsvinden, uit hoofde van de wetgeving van de aangezochte partij als strafbaar feit zouden worden aangemerkt.

  • 2. Indien de informatie in het bezit van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij niet toereikend is om aan het verzoek om informatie te voldoen, treft die partij alle toepasselijke maatregelen ten behoeve van het verzamelen van informatie teneinde de verzoekende partij de verlangde informatie te verstrekken, ongeacht het feit dat de aangezochte partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie hoeft te beschikken.

  • 3. Indien de bevoegde autoriteit van een verzoekende partij daar specifiek om verzoekt, is de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij gehouden uit hoofde van dit artikel informatie te verstrekken, voor zover zulks is toegestaan in overeenstemming met haar nationale wetgeving, in de vorm van getuigenverklaringen en gewaarmerkte afschriften van originele stukken.

  • 4. Elke verdragsluitende partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteit voor de toepassing van dit Verdrag over de bevoegdheid beschikt het navolgende te verkrijgen en te verstrekken:

    • a. informatie die berust bij banken, overige financiële instellingen en personen die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreden, met inbegrip van gevolmachtigden en trustees;

    • b. informatie met betrekking tot de juridische en feitelijke eigendom van lichamen, samenwerkingsverbanden, trusts, stichtingen, „Anstalten” en andere personen, met inbegrip van, binnen de beperkingen van artikel 2, informatie inzake de eigendom met betrekking tot al deze personen binnen een eigendomsketen; in het geval van trusts, informatie met betrekking tot instellers, trustees, begunstigden en de positie in een eigendomsketen; en in het geval van stichtingen, informatie met betrekking tot stichters, leden van het bestuur en begunstigden.

  • 5. Dit Verdrag schept geen verplichting voor de verdragsluitende partijen tot het verkrijgen of verschaffen van:

    • i. informatie met betrekking tot de eigendom van beursgenoteerde ondernemingen of openbare collectieve beleggingsfondsen of regelingen, tenzij deze informatie zonder onevenredige moeilijkheden kan worden verkregen;

    • ii. informatie met betrekking tot een tijdvak dat meer dan zes jaar ligt voor het onderhavige belastingtijdvak;

    • iii. informatie, tenzij de verzoekende partij op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld om de informatie te verkrijgen, tenzij dit zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;

    • iv. informatie in het bezit of onder de macht van een persoon niet zijnde de belastingbetaler die niet direct betrekking heeft op de belastingbetaler.

  • 6. Indien de verzoekende partij in overeenstemming met dit Verdrag om informatie verzoekt, verklaart een hogere functionaris van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij dat het verzoek relevant en van belang is voor het vaststellen van de door de belastingbetaler verschuldigde belasting ingevolge de wetgeving van de verzoekende partij.

  • 7. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij verstrekt de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij wanneer de eerstgenoemde partij uit hoofde van dit Verdrag een verzoek om informatie doet, teneinde aan te tonen dat de verzochte informatie relevant is voor het verzoek:

    • a. de identiteit van de belastingbetaler op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;

    • b. gronden om aan te nemen dat de verzochte informatie in het bezit is van of in de macht bevindt van een persoon onder de rechtsmacht van de aangezochte partij;

    • c. de naam en adresgegevens, voor zover bekend, van personen van wie verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van of kunnen beschikken over de verzochte informatie;

    • d. een verklaring dat het verzoek in overeenstemming is met de wetgeving en bestuursrechtelijke praktijk van de verzoekende partij en ingevolge haar wetgeving door de verzoekende partij onder vergelijkbare omstandigheden te verkrijgen zou zijn, zowel voor de toepassing van haar eigen belastingwetgeving als naar aanleiding van een geldig verzoek van de aangezochte partij uit hoofde van dit Verdrag;

    • e. een verklaring dat de verzoekende partij op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld om de informatie te verkrijgen, tenzij dit zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;

    en in de ruimst mogelijke mate:

    • f. de aard van en het soort verzochte informatie, met inbegrip van een beschrijving van de specifieke bewijzen, informatie of andere bijstand waarom verzocht wordt en de vorm waarin de verzoekende partij de informatie bij voorkeur wenst te ontvangen;

    • g. de belastingdoeleinden waarvoor om de informatie wordt verzocht en waarom deze relevant is voor het vaststellen van de ingevolge de wetgeving van de verzoekende partij door een belastingbetaler verschuldigde belasting;

    • i. het tijdvak ter zake waarvan om de informatie voor belastingdoeleinden wordt verzocht.

  • 8. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij doet de verzochte informatie zo spoedig mogelijk toekomen aan de verzoekende partij. Teneinde een snel antwoord te waarborgen:

    • a. bevestigt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij de ontvangst van een verzoek schriftelijk aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij en stelt zij de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek in kennis van eventuele gebreken in het verzoek.

    • b. stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij indien zij niet in staat is de informatie binnen 90 dagen na ontvangst van het verzoek te verkrijgen en te verstrekken, onder meer omdat zij belemmeringen ondervindt bij het verstrekken van de informatie dan wel weigert de informatie te verstrekken, stelt zij de verzoekende partij daarvan onverwijld op de hoogte, onder vermelding van de oorzaken van de onmogelijkheid, de aard van de belemmeringen of de redenen voor haar weigering.

Artikel 6 Belastingcontrole in het buitenland

  • 1. Voor zover toegestaan ingevolge haar nationale recht kan de aangezochte partij vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij toestaan het grondgebied van de verzoekende partij binnen te komen teneinde natuurlijke personen te ondervragen en met toestemming van de betrokkenen stukken te onderzoeken. De bevoegde autoriteit van de verzoekende partij stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij in kennis van het tijdstip en de locatie van de bijeenkomst met de betrokken natuurlijke personen.

  • 2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij toestaan aanwezig te zijn bij het daarvoor in aanmerking komende deel van een belastingcontrole in de aangezochte partij.

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij die de controle uitvoert, de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de locatie van de controle, de autoriteit of functionaris die de controle zal uitvoeren en van de procedures en voorwaarden die bij de aangezochte partij vereist zijn voor de uitvoering van de controle. Alle beslissingen met betrekking tot het uitvoeren van de belastingcontrole worden genomen door de aangezochte partij die de controle uitvoert.

Artikel 7 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

  • 1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte partij kan het verlenen van bijstand afwijzen:

    • a. indien het verzoek niet is gedaan in overeenstemming met dit Verdrag;

    • b. indien de verzoekende partij de informatie niet zou kunnen verkrijgen

      • i. ingevolge haar eigen wetgeving ten behoeve van de toepassing of handhaving van haar eigen belastingwetgeving; of

      • ii. naar aanleiding van een geldig verzoek van de aangezochte partij uit hoofde van dit Verdrag.

  • 2. De bepalingen van dit Verdrag mogen een verdragsluitende partij niet verplichten informatie te verstrekken waardoor een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of handelsproces zou worden onthuld. Niettegenstaande het voorgaande, zal de informatie zoals bedoeld in artikel 5, vierde lid, niet als geheim of handelsproces worden behandeld alleen op grond van het feit dat zij aan de in dat lid gestelde criteria voldoet.

  • 3. De bepalingen van dit Verdrag mogen een verdragsluitende partij niet verplichten informatie te verkrijgen of te verstrekken waardoor vertrouwelijke communicatie tussen een cliënt en een advocaat of een andere erkende juridische vertegenwoordiger zou worden onthuld indien dergelijke communicatie onderworpen is aan de bescherming van de vertrouwelijkheid ingevolge de in de aangezochte partij van kracht zijnde wetgeving.

  • 4. De aangezochte partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien openbaarmaking van de informatie in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 5. Een verzoek om informatie wordt niet geweigerd op grond van het feit dat de belastingvordering die aanleiding gaf tot het verzoek wordt betwist.

  • 6. De aangezochte partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien de informatie door de verzoekende partij wordt gevraagd om een bepaling van de belastingwetgeving van de verzoekende partij toe te passen of te handhaven die, of een daarmee verband houdend vereiste dat, discriminatie inhoudt van een onderdaan van de aangezochte partij ten opzichte van een onderdaan van de verzoekende partij die zich in dezelfde omstandigheden bevindt.

Artikel 8 Vertrouwelijkheid

Alle uit hoofde van dit Verdrag door een verdragsluitende partij ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld en wordt uitsluitend ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke instanties en bestuursrechtelijke instanties) die onder de rechtsmacht van de desbetreffende verdragsluitende partij vallen en die betrokken is bij de vaststelling of inning van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

Deze personen of autoriteiten mogen uitsluitend voor deze doeleinden van deze informatie gebruikmaken.

Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen.

De informatie mag niet ter kennis worden gebracht van enige andere persoon, instelling, autoriteit of rechterlijke instantie zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van de aangezochte partij.

Artikel 9 Kosten

De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen bereiken overeenstemming over kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand (met inbegrip van redelijke kosten van derden en externe adviseurs in verband met gerechtelijke procedures of andere kosten).

Artikel 10 Uitvoeringswetgeving

De verdragsluitende partijen stellen alle wetgeving vast die noodzakelijk is om te voldoen aan en ter uitvoering van de bepalingen van het Verdrag.

Artikel 11 Taal

Verzoeken om bijstand en antwoorden daarop worden in het Engels gesteld.

Artikel 12 Procedures voor onderling overleg

  • 1. De bevoegde autoriteiten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen tussen de verdragsluitende partijen met betrekking tot de uitvoering of de uitlegging van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen.

  • 2. Naast de in het eerste lid bedoelde afspraken, kunnen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de krachtens de artikelen 5 en 6 te hanteren procedures.

  • 3. De partijen komen waar nodig andere vormen van geschillenregeling overeen.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de laatste van de data waarop beide partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de in hun onderscheiden partijen grondwettelijk of anderszins vereiste formaliteiten is voldaan. Vanaf de datum van inwerkingtreding is het van toepassing op:

  • a. strafrechtelijke belastingzaken op die datum; evenwel niet voor 1 januari 2010; en

  • b. alle overige aangelegenheden vanaf die datum waarop artikel 1 van toepassing is, zij het niet voor 1 januari 2010, evenwel uitsluitend met betrekking tot belastingtijdvakken beginnend op of na die datum, of bij ontbreken van een belastingtijdvak, alle belastingvorderingen ontstaan op of na die datum.

Artikel 14 Beëindiging

  • 1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van de verdragsluitende partijen wordt beëindigd. Elke verdragsluitende partij kan het Verdrag na het verstrijken van drie jaar na de datum van inwerkingtreding langs diplomatieke weg beëindigen door middel van een kennisgeving aan de andere verdragsluitende partij.

  • 2. Deze beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van beëindiging door de andere verdragsluitende partij. Alle verzoeken ontvangen vóór de feitelijke datum van beëindiging worden in overeenstemming met dit Verdrag afgehandeld.

  • 3. Bij beëindiging van dit Verdrag, blijven de verdragsluitende partijen gebonden door de voorwaarden van artikel 8 ten aanzien van alle uit hoofde van dit Verdrag verkregen informatie.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, het Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Londen op 8 juni 2009, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

J. C. DE JAGER

Voor Bermuda,

PAULA A. COX



Protocol tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland) betreffende de uitlegging en toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen

Overwegend dat het Koninkrijk der Nederlanden erkent dat de Regering van Bermuda zich jegens de OESO in 2000 verplicht heeft de beginselen van transparantie en de uitwisseling van informatie te eerbiedigen en Nederland meent dat dit Verdrag aantoont dat Bermuda bereid is strenge normen te hanteren voor de doeltreffende uitwisseling van informatie ter zake van zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke fiscale aangelegenheden;

Overwegend dat het Koninkrijk der Nederlanden voorts de geleidelijke maatregelen erkent die Bermuda heeft genomen als blijk van zijn bereidheid tot het hanteren van strenge normen voor de doeltreffende uitwisseling van informatie ter zake van zowel strafrechtelijke als civielrechtelijke fiscale aangelegenheden bij het onderhandelen over verdragen tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken met andere landen en erkent dat Bermuda zich heeft verplicht belastingfraude te bestrijden door mechanismen in werking te stellen ter bevordering van de transparantie, waaronder de proactieve maatregelen die zijn genomen tot aanpassing van zijn nationale wetgeving teneinde aan dit Verdrag te voldoen; bij het sluiten van het Verdrag meent het Koninkrijk der Nederlanden dat Bermuda niet betrokken is bij schadelijke fiscale praktijken en derhalve niet wordt aangemerkt als een belastingparadijs;

Geleid door de wens de uitwisseling van informatie betreffende belastingen te vergemakkelijken, zijn voorts het volgende overeengekomen:

Artikel 1 (Artikel 5, zevende lid, onderdeel e)

Wat artikel 5, zevende lid, onderdeel e, betreft is het wel te verstaan dat onder de uitdrukking „op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld” mede wordt begrepen dat de verzoekende verdragsluitende partij gebruikmaakt van de mechanismen voor de uitwisseling van informatie die van kracht zijn met derde landen waar de informatie zich bevindt.

Artikel 2 (Artikel 5)

Indien uit hoofde van het Verdrag persoonsgegevens worden uitgewisseld zijn de volgende aanvullende bepalingen van toepassing:

  • a. De ontvangende autoriteit mag dergelijke gegevens uitsluitend gebruiken voor het opgegeven doel en wel onder de door de verstrekkende autoriteit vereiste voorwaarden; dergelijk gebruik is eveneens toegestaan na de ingevolge artikel 8 vereiste schriftelijke toestemming ter voorkoming en vervolging van ernstige delicten en ten behoeve van de bestrijding van ernstige bedreigingen voor de openbare veiligheid;

  • b. Op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de verstrekkende autoriteit in kennis van het gebruik van de verstrekte gegevens en de resultaten die ermee bereikt zijn;

  • c. Persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de verantwoordelijke instanties worden verstrekt. Persoonsgegevens mogen uitsluitend aan andere instanties worden doorgegeven na voorafgaande toestemming van de verstrekkende autoriteit;

  • d. De verstrekkende autoriteit is verplicht alle redelijke zorg te betrachten om te waarborgen dat de te verstrekken gegevens correct zijn, nodig zijn voor en in verhouding staan tot het doel waarvoor zij worden verstrekt. Alle verboden ter zake van de verstrekking van gegevens krachtens de van toepassing zijnde wetgeving dienen te worden geëerbiedigd. Indien blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt of dat er gegevens zijn verstrekt die niet verstrekt hadden mogen worden, dient de ontvangende autoriteit hiervan overwijld in kennis te worden gesteld. De ontvangende autoriteit is verplicht dergelijke gegevens onverwijld te corrigeren of te vernietigen;

  • e. Op aanvraag wordt de betrokkene geïnformeerd over de verstrekte gegevens die op hem betrekking hebben en over het doel waarvoor zij worden verstrekt. Deze informatie behoeft niet te worden verstrekt indien na afweging blijkt dat het openbaar belang bij niet-verstrekken zwaarder weegt dan het belang dat betrokkene heeft bij het ontvangen ervan. In alle overige opzichten is op het recht van betrokkene te worden geïnformeerd over de bestaande gegevens over hem het nationale recht van toepassing van de verdragsluitende staat op wiens grondgebied de aanvraag om informatie wordt gedaan;

  • f. De ontvangende autoriteit is in overeenstemming met zijn nationale recht aansprakelijk jegens elke persoon die wederrechtelijke schade lijdt ten gevolge van het verstrekken van gegevens uit hoofde van dit Verdrag. Jegens de persoon die schade heeft geleden mag de ontvangende autoriteit ter verdediging niet aanvoeren dat de schade is veroorzaakt door de verstrekkende instantie;

  • g. Indien het nationale recht van de verstrekkende autoriteit ter zake van de verstrekte persoonsgegevens voorziet in vernietiging binnen een bepaalde termijn, dient zij de ontvangende autoriteit daarvan op de hoogte te stellen. Ongeacht dergelijke termijnen dienen verstrekte persoonsgegevens te worden vernietigd zodra zij niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt;

  • h. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht het verstrekken en ontvangen van persoonsgevens officieel te registreren;

  • i. De verstrekkende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht doeltreffende maatregelen te nemen ter bescherming van verstrekte persoonsgegevens tegen toegang of wijziging door en bekendmaking aan onbevoegden.

Artikel 3 (Artikel 12)

Indien een verdragsluitende partij vanwege schadelijke fiscale praktijken nadelige of beperkende maatregelen toepast op inwoners of onderdanen van de andere verdragsluitende partij, kan de andere verdragsluitende partij onverwijld een procedure voor onderling overleg starten ten behoeve van een oplossing. Een nadelige of beperkende maatregel gebaseerd op schadelijke fiscale praktijken is een maatregel die de ene verdragsluitende partij toepast op inwoners of onderdanen van diezelfde dan wel van de andere verdragsluitende partij waarbij het volgende geldt:

  • a. de andere verdragsluitende partij neemt geen deel aan een doeltreffende uitwisseling van informatie;

  • b. er sprake is van een gebrek aan transparantie bij de toepassing van haar wet- of regelgeving of bestuursrechtelijke praktijken; of

  • c. de maatregel wordt zonder belastinggrondslag of op grond van minieme belastingen genomen.

Zonder het algemene karakter van de uitdrukking te beperken is de uitdrukking „nadelige of beperkende maatregelen” niet alleen beperkt tot fiscale aangelegenheden en omvat zij mede het weigeren van aftrek, verrekening of vrijstelling, het opleggen van een belasting of heffing, of bijzondere rapportagevereisten; zij omvat niet de algemeen toepasselijke maatregelen die door een van de verdragsluitende partijen in het algemeen worden opgelegd aan onder meer leden van de OESO.

Artikel 4

Op grond van ervaringen met de werking van het Verdrag of van veranderende omstandigheden kan elk van de regeringen een aanpassing van de bepalingen van dit Verdrag voorstellen. Indien zulks het geval is, is het wel te verstaan dat de andere regering instemt met tijdig overleg teneinde de bepalingen van het Verdrag te herzien.

  • a. De bevoegde autoriteiten kunnen in overleg treden indien:

    • i. het Koninkrijk der Nederlanden een verdrag sluit met een andere, met Bermuda vergelijkbare mogendheid dat voorziet in andere vormen van uitwisseling van informatie;

    • ii. Bermuda een verdrag sluit met een andere mogendheid dat voorziet in andere vormen van uitwisseling van informatie;

    • iii. Bermuda nieuwe wetgeving invoert die andere vormen van uitwisseling van informatie mogelijk maakt.

  • b. Indien het Koninkrijk der Nederlanden met een andere met Bermuda vergelijkbare mogendheid regelingen treft voor het verstrekken van informatie ter zake van belastingen die in materieel opzicht minder belastend zijn dan de bepalingen van het Verdrag, kan Bermuda met Nederland in overleg treden teneinde het Verdrag dienovereenkomstig aan te passen.

Artikel 5

Dit Protocol vormt een integrerend onderdeel van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen en treedt in werking op dezelfde datum als het Verdrag.

Artikel 6

De verdragsluitende partijen kunnen dit Protocol te allen tijde in onderling overleg schriftelijk wijzigen. Een dergelijke wijziging treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de staten elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke of nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Protocol is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door de onderscheiden verdragsluitende partijen, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Londen op 8 juni 2009, in de Engelse taal.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

J. C. DE JAGER

Voor Bermuda,

PAULA A. COX


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2009, 108.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2009, 108.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2009, 108.

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven