10 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Rwanda betreffende de status van militair en burgerpersoneel van hun Ministerie van Defensie, aanwezig op elkaars grondgebied voor activiteiten die verband houden met bilaterale militaire samenwerking;

Kigali, 13 mei 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2009, 114.

C. VERTALING


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Rwanda betreffende de status van militair en burgerpersoneel van hun Ministerie van Defensie, aanwezig op elkaars grondgebied voor activiteiten die verband houden met bilaterale militaire samenwerking

Preambule

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Rwanda (hierna gezamenlijk te noemen „de partijen” en afzonderlijk „partij”);

Overwegend dat de Minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden en de Minister van Defensie van de Republiek Rwanda op 14 juni 2005 een Memorandum van Overeenstemming inzake bilaterale militaire samenwerking hebben gesloten,

Overwegend dat militair en burgerpersoneel van het ministerie van Defensie van de partijen op elkaars grondgebied aanwezig zullen zijn voor activiteiten die verband houden met deze militaire samenwerking,

De wens uitsprekend de status van het militaire en burgerpersoneel te omschrijven,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Tenzij uit het zinsverband anders volgt, wordt in dit Verdrag verstaan onder:

„Personeel” het militaire en burgerpersoneel van het ministerie van Defensie van de partijen;

„Militair personeel” het militair personeel van het ministerie van Defensie van de zendstaat, met inbegrip van buitenlands militair personeel dat een integrerend onderdeel uitmaakt van militaire eenheden van de zendstaat op basis van een uitwisselingsprogramma;

„Gezinsleden” de echtgenoot/echtgenote van een lid van het personeel van de zendstaat of een kind van een dergelijk lid dat van hem/haar afhankelijk is voor zijn onderhoud;

„Echtgenoot/echtgenote” mede, ten behoeve van dit Verdrag, een persoon die een relatie met een lid van het personeel van de zendstaat heeft die gelijkgesteld wordt met het huwelijk zoals erkend in de op het grondgebied van de zendstaat van kracht zijnde nationale wetgeving.

Artikel 2 Vereisten in verband met binnenkomst en vertrek

De autoriteiten van de ontvangende staat staan het personeel van de zendstaat en zijn gezinsleden toe het grondgebied van de ontvangende staat binnen te komen en te verlaten in overeenstemming met de nationale wetgeving van de ontvangende staat en diens verplichtingen krachtens internationale verdragen.

Artikel 3 Tucht en rechtsmacht

  • 1. Tuchtrechtelijke aangelegenheden blijven voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten van de zendstaat.

  • 2. Het personeel van de zendstaat en zijn gezinsleden eerbiedigen de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving en zijn hieraan onderworpen.

  • 3. Het personeel van de zendstaat geniet immuniteit inzake elk strafbaar feit dat wordt begaan en elke handeling die wordt verricht tijdens zijn verblijf in de ontvangende staat bij de uitoefening van zijn officiële taken ingevolge dit Verdrag. Daarnaast wordt het personeel van de zendstaat gevrijwaard van juridische procedures van welke aard dan ook, met inbegrip van verzoeken om uitlevering van derde staten, inzake strafbare feiten begaan voorafgaand aan zijn binnenkomst in de ontvangende staat.

  • 4. De regering van de ontvangende staat kan de regering van de zendstaat verzoeken de immuniteit van een lid van het personeel van de zendstaat in aangelegenheden van bijzonder belang voor de ontvangende staat op te heffen. In dergelijke gevallen plegen de partijen overleg teneinde elkaars legitieme belangen te waarborgen.

  • 5. In het geval dat de autoriteiten van de ontvangende staat een lid van het personeel van de zendstaat in hechtenis nemen wegens strafbare feiten of handelingen waarvoor hij of zij immuniteit geniet ingevolge het derde lid, dragen zij deze persoon onmiddellijk over aan de officier die het bevel voert over het personeel van de zendstaat en zenden deze officier onverwijld een schriftelijk rapport over de aangelegenheid.

  • 6. De bevoegde autoriteiten van de zendstaat stellen de bevoegde autoriteiten van de ontvangende staat in kennis van hun beslissing een juridische procedure in te stellen tegen het lid van het personeel van de zendstaat en van de uitkomsten van de in de zendstaat geïnitieerde procedures.

Artikel 4 Invoer, uitvoer en belastingen

  • 1. Ten aanzien van uitrusting, materialen, voorraden en overige goederen die de zendstaat in verband met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag in de ontvangende staat invoert of daaruit uitvoert en bagage, persoonlijke eigendommen, producten en andere goederen voor persoonlijk gebruik van het personeel van de zendstaat en zijn gezinsleden die in verband met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag op het grondgebied van de ontvangende staat worden ingevoerd of daarvan worden uitgevoerd, is de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving van toepassing, alsmede, wanneer van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap inzake invoer, uitvoer en overdracht van goederen.

  • 2. Een zendstaat kan, in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving, alsmede, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap, vrij van heffingen de uitrusting van het personeel van de zendstaat en redelijke hoeveelheden voedingsmiddelen, voorraden en overige goederen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door dergelijk personeel, invoeren op het grondgebied van de ontvangende staat.

  • 3. Goederen die vrij van heffingen zijn ingevoerd krachtens het tweede lid, mogen vrijelijk weer worden uitgevoerd in overeenstemming met de nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap inzake de uitvoer van goederen en mogen in de ontvangende staat niet worden verkocht of kosteloos weggegeven. Een dergelijke vervreemding kan echter in bepaalde gevallen worden toegestaan onder voorwaarden die door de betrokken autoriteiten van de ontvangende staat worden opgelegd.

  • 4. Invoer door de autoriteiten van de zendstaat, het personeel van de zendstaat en zijn gezinsleden, anders dan uitsluitend voor het gebruik van de zendstaat, het personeel van de zendstaat en zijn gezinsleden, zijn niet vrijgesteld van heffingen of andere voorwaarden.

  • 5. Goederen die in de ontvangende staat zijn gekocht worden daaruit uitsluitend uitgevoerd in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap inzake uitvoer.

  • 6. Militaire voertuigen van een zendstaat zijn, in de mate voorzien in de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving, vrijgesteld van belastingen voor het gebruik van voertuigen op de weg.

  • 7. De zendstaat en de ontvangende staat zullen bijzondere regelingen treffen, in overeenstemming met de nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap, zodat brandstof, olie en smeermiddelen voor gebruik in militaire voertuigen, luchtvaartuigen en vaartuigen, vrijgesteld van alle heffingen en belastingen geleverd kunnen worden.

  • 8. De douaneautoriteiten van de ontvangende staat zullen bijzondere regelingen voor het passeren van grenzen toestaan, in overeenstemming met de nationale wetgeving en, indien van toepassing, de wetgeving van de Europese Gemeenschap, aan geregelde militaire eenheden en formaties, op voorwaarde dat de douaneautoriteiten vooraf officieel op de hoogte zijn gesteld.

Artikel 5 Wapens en uniformen

  • 1. Het militaire personeel dat deelneemt aan militaire oefeningen mag wapens bezitten en dragen op voorwaarde dat de op hun toepasselijke orders zulks toestaan.

  • 2. Het militaire personeel mag wapens en munitie uitsluitend ten behoeve van training gebruiken op locaties die daarvoor specifiek door de ontvangende staat zijn bestemd. Deze locaties worden nader overeengekomen tussen de desbetreffende autoriteiten van de ontvangende staat en de zendstaat.

  • 3. De wapens en munitie worden opgeslagen en bewaakt in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving.

  • 4. Het militaire personeel kan tijdens het vervullen van officiële taken zijn nationale uniform dragen.

Artikel 6 Rijbewijzen

De ontvangende staat:

  • a. aanvaardt als geldig, zonder een rijexamen of vergoeding te vereisen, het actuele en geldige rijbewijs of militaire rijbewijs dat door de bevoegde autoriteiten van de zendstaat aan het personeel van de zendstaat is afgegeven; of

  • b. geeft zijn eigen rijbewijs af aan het personeel van de zendstaat dat in het bezit is van een actueel en geldig rijbewijs of militair rijbewijs dat door de zendstaat is afgegeven, op voorwaarde dat geen rijexamen wordt vereist.

Artikel 7 Vorderingen

  • 1. De partijen zien af van het instellen van vorderingen tegen elkaar wegens schade aan of verlies van overheidseigendommen die door hun strijdkrachten worden gebruikt en wegens letsel (met inbegrip van letsel de dood tot gevolg hebbende) geleden door hun personeel voortvloeiende uit het vervullen van officiële taken.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de schade aan of het verlies van overheidseigendommen of het letsel geleden door het genoemde personeel het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk handelen.

  • 3. Vorderingen van derden (behoudens vorderingen uit overeenkomst) wegens verliezen, schade of letsel veroorzaakt door het personeel van de zendstaat bij de uitoefening van zijn officiële taken worden door de ontvangende staat namens de zendstaat afgewikkeld in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving. Kosten die verband houden met de afwikkeling van dergelijke vorderingen worden door de zendstaat terugbetaald.

  • 4. Vorderingen van derden wegens verliezen, schade of letsel veroorzaakt door het personeel van beide partijen bij de uitoefening van hun officiële taken worden door de ontvangende staat, mede namens de zendstaat, afgewikkeld in overeenstemming met de op het grondgebied van de ontvangende staat van kracht zijnde nationale wetgeving. Kosten die verband houden met de afwikkeling van dergelijke vorderingen worden door de partijen in gelijke delen gedragen.

Artikel 8 Geneeskundige en tandheelkundige zorg

  • 1. Het personeel van de zendstaat dient voorafgaand aan de binnenkomst op het grondgebied van de ontvangende staat in geneeskundig en tandheelkundig opzicht gezond te zijn.

  • 2. Het personeel van de zendstaat ontvangt, wanneer beschikbaar, kosteloos spoedeisende geneeskundige en tandheelkundige behandelingen in militaire medische inrichtingen gedurende hun aanwezigheid in de ontvangende staat in verband met dit Verdrag.

  • 3. De overige geneeskundige en tandheelkundige zorg, met inbegrip van opname in een ziekenhuis, wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor personeel van de ontvangende staat.

Artikel 9 Beslechting van geschillen

Geschillen tussen de partijen die voortvloeien uit de uitlegging, toepassing of uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag worden in der minne geschikt door middel van overleg of onderhandelingen tussen de partijen.

Artikel 10 Toepassing op Nederland

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 11 Inwerkingtreding en beëindiging

  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de grondwettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

  • 2. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het in overeenstemming met het derde lid is beëindigd.

  • 3. Dit Verdrag kan door elk van beide partijen worden opgezegd door de andere partij zes (6) maanden van tevoren langs diplomatieke weg in kennis te stellen van haar voornemen het Verdrag te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit Verdrag in tweevoud in de Engelse taal hebben ondertekend en verzegeld.

GEDAAN te Kigali op de dertiende mei in 2009.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

F. A. MAKKEN

Voor de Republiek Rwanda,

M. GATSINZI


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2009, 114.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2009, 114.

Uitgegeven de dertigste september 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven