4 (2009) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Japan inzake wederzijdse administratieve bijstand en samenwerking in douanezaken;

’s-Gravenhage, 9 maart 2009

B. TEKST

De Engelse tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2009, 66.

C. VERTALING


Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Japan inzake wederzijdse administratieve bijstand en samenwerking in douanezaken

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van Japan,

hierna te noemen de verdragsluitende partijen,

Overwegend dat inbreuken op de douanewetgeving schadelijk zijn voor de economische, fiscale, sociale en culturele belangen en de belangen op het gebied van de volksgezondheid, openbare veiligheid en handel van hun onderscheiden landen,

Overwegend het belang van een juiste vaststelling van de douanerechten en overige belastingen die bij invoer of uitvoer worden geïnd,

Overwegend dat de illegale grensoverschrijdende handel in wapens, explosieven, chemische, biologische en nucleaire stoffen alsmede in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren een gevaar vormt voor de samenleving,

Erkennend de noodzaak van internationale samenwerking ter zake van aangelegenheden die verband houden met de toepassing en handhaving van de douanewetgeving van hun onderscheiden landen,

Ervan overtuigd dat het optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving doeltreffender kan worden door middel van samenwerking tussen hun douaneadministraties,

Gelet op verdragen die verboden, beperkingen en bijzondere controlemaatregelen met betrekking tot bepaalde goederen bevatten, en

Gelet op de aanbeveling inzake wederzijdse administratieve bijstand van 5 december 1953 en de resolutie inzake het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade” van juni 2006, beide aangenomen door de Internationale Douaneraad,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „douanewetgeving” alle wet- en regelgeving van Japan of het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen en het plaatsen van goederen onder andere douaneregelingen, met inbegrip van verboden, beperkingen en controlemaatregelen die onder de bevoegdheid van de douaneadministratie vallen;

  • b. „douaneadministratie” in Japan het ministerie van Financiën en in het Koninkrijk der Nederlanden de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van douanewetgeving;

  • c. „informatie” alle gegevens, documenten, rapporten en andere mededelingen;

  • d. „inbreuk op de douanewetgeving” elke schending of poging tot schending van de douanewetgeving;

  • e. „persoon” elke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • f. „persoonsgegevens” alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

  • g. „verzoekende administratie” de douaneadministratie die om bijstand verzoekt;

  • h. „aangezochte administratie” de douaneadministratie die om bijstand wordt verzocht;

  • i. „douanegebied” het grondgebied van het land van elk van de verdragsluitende partijen waar de douanewetgeving van dat land van kracht is; en

  • j. „gecontroleerde aflevering” de methode van het toelaten van illegale of verdachte zendingen die het grondgebied van een land verlaten, passeren of binnenkomen, met medeweten en onder toezicht van de bevoegde autoriteit van dat land, ten behoeve van het onderzoek naar een ongeoorloofde handeling en de identificatie van de personen die daarbij betrokken zijn.

Artikel 2

  • 1. De verdragsluitende partijen verlenen elkaar door tussenkomst van hun onderscheiden douaneadministraties bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

  • 2. De verdragsluitende partijen werken door tussenkomst van hun onderscheiden douaneadministraties samen aan de vereenvoudiging en harmonisering van hun douaneprocedures.

  • 3. Dit Verdrag wordt door de verdragsluitende partijen geïmplementeerd in overeenstemming met de wet- en regelgeving die in hun landen van kracht is en binnen de grenzen van de beschikbare middelen van hun onderscheiden douaneadministraties.

  • 4. Dit Verdrag laat onverlet de verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden ingevolge de wetgeving van de Europese Unie inzake zijn huidige en toekomstige verplichtingen als lidstaat van de Europese Unie en alle wetgeving die is vastgesteld om die verplichtingen na te komen, alsmede zijn huidige en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit verdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Artikel 3

  • 1. De douaneadministraties verstrekken elkaar, op verzoek of uit eigen beweging, informatie ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op die wetgeving.

  • 2. Elke douaneadministratie verstrekt, op verzoek of uit eigen beweging, informatie aan de andere douaneadministratie over activiteiten die kunnen leiden tot een inbreuk op de douanewetgeving in het douanegebied van het land van de laatstgenoemde douaneadministratie.

  • 3. Wanneer een douaneadministratie van mening is dat informatie relevant is in verband met ernstige inbreuken op de douanewetgeving die aanzienlijke schade voor de economie, volksgezondheid, openbare veiligheid of voor andere vitale belangen van het land van de andere douaneadministratie met zich kunnen brengen, verstrekt de eerstgenoemde douaneadministratie, indien dit noodzakelijk wordt geacht, de laatstgenoemde douaneadministratie onverwijld zulke informatie.

Artikel 4

De douaneadministraties kunnen, met betrekking tot de uitwisseling van informatie waarop dit Verdrag van toepassing is, regelingen treffen in overeenstemming met artikel 15, derde lid, van dit Verdrag uit hoofde waarvan zij elkaar het volgende verstrekken:

  • a. vooraf omschreven soorten informatie wanneer zij dergelijke informatie verkrijgen; of

  • b. specifieke informatie over zendingen die het grondgebied van een verdragsluitende partij verlaten voordat zij aankomen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij.

Artikel 5

De aangezochte administratie verstrekt informatie over en houdt bijzonder toezicht op:

  • a. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zij bestemd zijn voor gebruik bij het plegen van een inbreuk op de douanewetgeving in het douanegebied van het land van de verzoekende administratie;

  • b. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zij bestemd zijn voor gebruik bij het plegen van een inbreuk op de douanewetgeving in het douanegebied van het land van de verzoekende administratie;

  • c. plaatsen waar voorraden van goederen op zodanige wijze zijn of kunnen worden opgeslagen of samengebracht dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat deze goederen bestemd zijn voor gebruik bij het plegen van een inbreuk op de douanewetgeving in het douanegebied van het land van de verzoekende administratie; en

  • d. personen ten aanzien van wie er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat zij betrokken zijn of betrokken zijn geweest bij het plegen van een inbreuk op de douanewetgeving in het douanegebied van het land van de verzoekende administratie.

Artikel 6

De douaneadministraties kunnen, in overleg met de desbetreffende rechtshandhavende instanties, samenwerken bij en informatie uitwisselen over een gecontroleerde aflevering die wordt uitgevoerd in overeenstemming met de wet- en regelgeving van hun onderscheiden landen.

Artikel 7

  • 1. Verzoeken uit hoofde van dit Verdrag worden schriftelijk in de Engelse taal gedaan. De verzoeken gaan vergezeld van informatie die nuttig wordt geacht voor het uitvoeren ervan. Wanneer de urgentie van de situatie dat vereist, mogen verzoeken tevens mondeling worden gedaan en ingewilligd, maar deze dienen onverwijld schriftelijk te worden bevestigd.

  • 2. Verzoeken ingevolge het eerste lid bevatten de volgende informatie:

    • a. de verzoekende administratie;

    • b. de verzochte maatregelen;

    • c. het onderwerp van en de reden voor het verzoek;

    • d. zo exact en uitgebreid mogelijke aanwijzingen omtrent de personen die het onderwerp van het onderzoek vormen;

    • e. een samenvatting van de relevante feiten en van de reeds uitgevoerde onderzoeken; en

    • f. de relevante juridische aspecten.

  • 3. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, delen de door de onderscheiden douaneadministraties aangewezen ambtenaren de uit hoofde van dit Verdrag verstrekte informatie rechtstreeks aan elkaar mede.

Artikel 8

  • 1. De aangezochte administratie treft alle redelijke maatregelen om het uit hoofde van dit Verdrag gedane verzoek om bijstand uit te voeren.

  • 2. Naar behoren gemachtigde ambtenaren van de verzoekende administratie mogen, met instemming van de aangezochte administratie en onder de door laatstgenoemde vastgestelde voorwaarden, aanwezig zijn ten kantore van de aangezochte administratie teneinde informatie te verkrijgen over activiteiten die een inbreuk op de douanewetgeving vormen of kunnen vormen en die de verzoekende administratie nodig heeft ten behoeve van de uitvoering van dit Verdrag.

  • 3. Indien de aangezochte administratie instemt met het verzoek van de verzoekende administratie, kunnen door de verzoekende administratie speciaal hiertoe aangewezen ambtenaren, onder door de aangezochte administratie hieraan verbonden voorwaarden, aanwezig zijn bij een onderzoek door de aangezochte douaneadministratie in het douanegebied van het land van de aangezochte administratie.

  • 4. Indien de aangezochte administratie het wenselijk acht dat ambtenaren van de verzoekende verdragsluitende partij aanwezig zijn wanneer, overeenkomstig een verzoek, bijstandsmaatregelen worden uitgevoerd, kan zij de verzoekende administratie uitnodigen daartoe ambtenaren ter beschikking te stellen, met inachtneming van alle door haar daaraan verbonden voorwaarden.

  • 5. Indien ambtenaren van de ene verdragsluitende partij aanwezig zijn in het douanegebied van het land van de andere douaneadministratie in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, dienen zij te allen tijde in staat te zijn hun identiteit en officiële hoedanigheid aan te tonen.

  • 6. De aangezochte administratie stelt de verzoekende administratie, op haar verzoek en wanneer de eerstgenoemde administratie dit passend acht, in kennis van de tijd en locatie van de maatregelen die zij neemt naar aanleiding van het verzoek om bijstand.

Artikel 9

  • 1. Informatie die uit hoofde van dit Verdrag wordt verkregen wordt uitsluitend gebruikt voor de in artikel 2, eerste lid, van dit Verdrag bedoelde doeleinden. De informatie wordt niet aan andere autoriteiten doorgegeven tenzij de douaneadministratie die de informatie verstrekt uitdrukkelijk en schriftelijk haar goedkeuring hecht aan het gebruik daarvan door andere autoriteiten.

  • 2. Niettegenstaande de tweede zin van het eerste lid, tenzij de douaneadministratie die de informatie verstrekt van het tegendeel kennis geeft, mag de douaneadministratie die de informatie ontvangt deze ontvangen informatie uit hoofde van dit Verdrag verstrekken aan de relevante rechtshandhavende instanties van haar land, die deze informatie mogen gebruiken onder de voorwaarden vermeld in de eerste zin van het eerste lid alsmede het derde, vierde en vijfde lid, en artikel 10 van dit Verdrag.

  • 3. Elke verdragsluitende partij waarborgt de vertrouwelijkheid van alle uit hoofde van dit Verdrag ontvangen informatie en verleent ten minste hetzelfde beschermingsniveau als hetgeen uit hoofde van de wet- en regelgeving van het land van de douaneadministratie dat de informatie verstrekt wordt gewaarborgd tenzij de douaneadministratie die de informatie verstrekt toestemt in de bekendmaking daarvan.

  • 4. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden uitgewisseld indien de verdragsluitende partij die deze gegevens ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de verdragsluitende partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt. De verdragsluitende partij die de informatie verstrekt stelt hiervoor geen eisen die strenger zijn dan die welke in haar eigen rechtsgebied gelden.

  • 5. Dit artikel vormt geen beletsel voor het gebruik of de bekendmaking van informatie indien daartoe een verplichting bestaat op grond van de wet- en regelgeving van het land van de douaneadministratie die de informatie heeft ontvangen. Deze douaneadministratie stelt de douaneadministratie die de informatie verstrekt waar mogelijk vooraf in kennis van een dergelijke bekendmaking.

Artikel 10

  • 1. Informatie die uit hoofde van dit Verdrag door de douaneadministratie van een verdragsluitende partij aan de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij wordt verstrekt, wordt door laatstgenoemde verdragsluitende partij niet gebruikt in strafrechtelijke procedures.

  • 2. Ingeval informatie die door de douaneadministratie van een verdragsluitende partij uit hoofde van dit Verdrag aan de douaneadministratie van de andere verdragsluitende partij wordt verstrekt voor de laatstgenoemde verdragsluitende partij nodig is voor een strafrechtelijke procedure, dient de laatstgenoemde verdragsluitende partij, teneinde dergelijke informatie in een strafrechtelijke procedure te kunnen gebruiken, langs diplomatieke weg of langs een andere weg die in overeenstemming met de wetgeving van het land van de eerstgenoemde verdragsluitende partij is vastgesteld, bij de eerstgenoemde verdragsluitende partij een verzoek om dergelijke informatie in.

Artikel 11

  • 1. In gevallen waarin de verdragsluitende partij van de aangezochte administratie van mening is dat bijstand uit hoofde van dit Verdrag een inbreuk zou vormen op de soevereiniteit, veiligheid, openbare orde of een ander wezenlijk belang van haar land, kan de bijstand worden geweigerd, of tot nader order geweigerd, of afhankelijk worden gemaakt van bepaalde voorwaarden of vereisten.

  • 2. Indien de verzoekende administratie niet in staat zou zijn een soortgelijk verzoek van de aangezochte administratie uit te voeren, wijst zij daarop in haar verzoek. Uitvoering van een dergelijk verzoek wordt overgelaten aan het oordeel van de aangezochte administratie.

  • 3. De aangezochte administratie kan de bijstand tot nader order weigeren indien deze een lopend onderzoek, met inbegrip van een onderzoek door de relevante rechtshandhavende instanties, een strafrechtelijke vervolging of een gerechtelijke procedure zou kunnen schaden. In een dergelijk geval pleegt de aangezochte administratie overleg met de verzoekende administratie om te bepalen of de bijstand kan worden verleend onder de voorwaarden die de aangezochte administratie nodig acht.

  • 4. Ingeval een verzoek niet kan worden uitgevoerd, wordt de verzoekende administratie hiervan onverwijld in kennis gesteld onder vermelding van de redenen voor de weigering of opschorting van het verzoek. Deze vermelding kan vergezeld gaan van de relevante informatie die voor de verzoekende administratie nuttig kan zijn bij de verdere behandeling van het verzoek.

Artikel 12

De douaneadministraties werken, wanneer noodzakelijk en opportuun, samen op het gebied van onderzoek naar en het ontwikkelen en testen van nieuwe douaneprocedures, handhavingsmiddelen en -technieken, trainingsactiviteiten van douaneambtenaren en de uitwisseling van personeel tussen beide administraties.

Artikel 13

  • 1. Uitgaven gedaan ter uitvoering van dit Verdrag komen ten laste van de onderscheiden verdragsluitende partijen.

  • 2. Indien tijdens de uitvoering van een verzoek blijkt dat met de verdere uitvoering van het verzoek kosten van buitengewone aard zijn gemoeid, plegen de douaneadministraties overleg om de voorwaarden vast te stellen waaronder de uitvoering mag worden voortgezet.

Artikel 14

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op zijn grondgebied in Europa. Het Verdrag kan echter, hetzij in zijn geheel, hetzij met de nodige wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba door de uitwisseling van diplomatieke nota’s.

Artikel 15

  • 1. De douaneadministraties kunnen zo nodig en binnen hun bevoegdheden met elkaar overleggen over alle kwesties die zich mochten voordoen tijdens de reguliere tenuitvoerlegging van dit Verdrag.

  • 2. Niettegenstaande het eerste lid, kunnen de verdragsluitende partijen zo nodig langs diplomatieke weg overleg plegen over elke kwestie die voortvloeit uit de tenuitvoerlegging van dit Verdrag.

  • 3. Nadere afspraken voor de tenuitvoerlegging van dit Verdrag worden zo nodig overeengekomen tussen de douaneadministraties van de verdragsluitende partijen.

Artikel 16

  • 1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop beide verdragsluitende partijen elkaar door de uitwisseling van diplomatieke nota’s in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe noodzakelijke procedures.

  • 2. Elk van de verdragsluitende partijen kan dit Verdrag beëindigen door drie maanden van te voren langs diplomatieke weg schriftelijk op te zeggen. Verzoeken om bijstand die zijn ontvangen voorafgaand aan de beëindiging van het Verdrag worden afgehandeld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

  • 3. De verdragsluitende partijen kunnen zo nodig bijeenkomen om het Verdrag te herzien.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Den Haag op 9 maart 2009, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

J. K. DE JAGER

Voor de Regering van Japan:

MINORU SHIBUYA


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2009, 66.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2009, 66.

Uitgegeven de zeventiende september 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven