A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen;

(met Protocol)

’s-Gravenhage, 8 mei 1968

B. TEKST

De Nederlandse en de Franse tekst van het Verdrag, met Protocol, zijn geplaatst in Trb. 1968, 76.

De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol tot wijziging van het Verdrag van 16 oktober 1990 zijn geplaatst in Trb. 1990, 164.


Op 29 mei 2009 is te ’s-Gravenhage een Protocol tot stand gekomen tot nadere wijziging van het onderhavige Verdrag. De Nederlandse en de Franse tekst van het Protocol luiden als volgt:


Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocollen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

Geleid door de wens om een Protocol te sluiten met de bedoeling om het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol, ondertekend te ’s-Gra venhage op 8 mei 1968, zoals gewijzigd door het Protocol, ondertekend in Luxemburg op 16 oktober 1990 (hierna te noemen „het Verdrag”), te wijzigen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Artikel 26 komt te vervallen en wordt vervangen door:

„Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
  • 1. De bevoegde autoriteiten van de beide Staten wisselen de inlichtingen uit die naar verwachting relevant zijn voor het uitvoeren van de bepalingen van dit Verdrag of voor de administratie of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming die worden geheven ten behoeve van de Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.

  • 2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een van de Staten ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruikmaken. Zij mogen de inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

  • 3. In geen geval worden de bepalingen van de voorgaande leden zo uitgelegd dat zij een van de Staten de verplichting opleggen:

    • a) bestuurlijke maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de bestuurlijke praktijk van die of van de andere Staat;

    • b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere Staat;

    • c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).

  • 4. Indien inlichtingen worden verzocht door een van de Staten in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere Staat zijn maatregelen inzake het verzamelen van inlichtingen aan om de verlangde inlichtingen te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere Staat ten behoeve van zijn eigen belastingheffing niet over dergelijke inlichtingen behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een van de Staten toegestaan is, uitsluitend op grond van het feit dat hij geen nationaal belang heeft bij dergelijke inlichtingen, te weigeren inlichtingen te verstrekken.

  • 5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een van de Staten toegestaan is het verschaffen van inlichtingen te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de betreffende gegevens berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.”.

Artikel 2

Artikel VI (ad artikel 26) van het Protocol, ondertekend te ’s-Graven hage op 8 mei 1968, komt te vervallen.

Artikel 3 (ad artikel 26)

  • 1. De bepalingen van artikel 26 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inlichtingen die relevant zijn voor het uitvoeren van inkomensgerelateerde regelingen onder de Nederlandse wet door de Nederlandse belastingautoriteiten die zijn belast met de toepassing, uitvoering of handhaving van deze inkomensgerelateerde regelingen.

  • 2. Alle uit hoofde van het eerste lid van dit artikel in verband met artikel 26 van dit Verdrag ontvangen inlichtingen zullen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de vaststelling en het heffen van bijdragen en de vaststelling en toekenning van toeslagen onder de inkomensgerelateerde regelingen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Dit Protocol, dat een integraal onderdeel uit zal maken van het Verdrag, treedt in werking op de eerste dag van de derde maand nadat de beide Staten elkaar schriftelijk via diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld, dat de constitutionele of interne vereisten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn vervuld, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op de datum waarop de laatste kennisgeving van inwerkingtreding is ontvangen

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te ’s-Gravenhage op 29 mei 2009, in tweevoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

J.C. DE JAGER

Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg,

LUC FRIEDEN



Protocole modifiant la Convention entre le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg tendant à éviter les doubles impositions et à prévenir l’évasion fiscale en matière d’impôts sur le revenu et sur la fortune, avec Protocoles

Le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas

et

le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg

Désireux de conclure un Protocole modifiant de façon additionnelle la Convention entre le Royaume des Pays-Bas et le Grand-Duché de Luxembourg tendant à éviter les doubles impositions et à prévenir l’évasion fiscale en matière d’impôts sur le revenu et sur la fortune, y compris le Protocole final, signée à La Haye, le 8 mai 1968, telle que modifiée par le Protocole signé à Luxembourg le 16 octobre 1990 (ci-après dénommée «la Convention»);

Sont convenus de ce qui suit:

Article 1

L’article 26 est supprimé et remplacé par:

Article 26 Échange de renseignements
  • 1. Les autorités compétentes des États contractants échangent les renseignements vraisemblablement pertinents pour appliquer les dispositions de la présente Convention ou pour l’administration ou l’application de la législation interne relative aux impôts de toute nature ou dénomination perçus pour le compte des États contractants, de leurs subdivisions politiques ou de leurs collectivités locales, dans la mesure où l’imposition qu’elle prévoit n’est pas contraire à la Convention. L’échange de renseignements n’est pas restreint par les articles 1 et 2.

  • 2. Les renseignements reçus en vertu du paragraphe 1 par un État contractant sont tenus secrets de la même manière que les renseignements obtenus en application de la législation interne de cet État et ne sont communiqués qu’aux personnes ou autorités (y compris les tribunaux et organes administratifs) concernées par l’établissement ou le recouvrement des impôts mentionnés au paragraphe 1, par les procédures ou poursuites concernant ces impôts, par les décisions sur les recours relatifs à ces impôts, ou par le contrôle de ce qui précède. Ces personnes ou autorités n’utilisent ces renseignements qu’à ces fins. Elles peuvent révéler ces renseignements au cours d’audiences publiques de tribunaux ou dans des jugements.

  • 3. Les dispositions des paragraphes 1 et 2 ne peuvent en aucun cas être interprétées comme imposant à un État contractant l’obligation:

    • a) de prendre des mesures administratives dérogeant à sa législation et à sa pratique administrative ou à celle de l’autre État contractant;

    • b) de fournir des renseignements qui ne pourraient être obtenus sur la base de sa législation ou dans le cadre de sa pratique administrative normale ou de celles de l’autre État contractant;

    • c) de fournir des renseignements qui révéleraient un secret commercial, industriel, professionnel ou un procédé commercial ou des renseignements dont la communication serait contraire à l’ordre public.

  • 4. Si des renseignements sont demandés par un État contractant conformément à cet article, l’autre État contractant utilise les pouvoirs dont il dispose pour obtenir les renseignements demandés, même s’il n’en a pas besoin à ses propres fins fiscales. L’obligation qui figure dans la phrase précédente est soumise aux limitations prévues au paragraphe 3 sauf si ces limitations sont susceptibles d’empêcher un État contractant de communiquer des renseignements uniquement parce que ceux-ci ne présentent pas d’intérêt pour lui dans le cadre national.

  • 5. En aucun cas les dispositions du paragraphe 3 ne peuvent être interprétées comme permettant à un État contractant de refuser de communiquer des renseignements uniquement parce que ceux-ci sont détenus par une banque, un autre établissement financier, un mandataire ou une personne agissant en tant qu’agent ou fiduciaire ou parce que ces renseignements se rattachent aux droits de propriété d’une personne.

Article 2

L’article VI (ad article 26) du Protocole final de la Convention, signée à La Haye le 8 mai 1968, est supprimé.

Article 3 (ad article 26)

  • 1. Les dispositions de l’article 26 s’appliquent en conséquence aux renseignements pertinents pour l’application des règlements se rapportant au revenu conformément à la législation des Pays-Bas par les autorités fiscales des Pays-Bas concernées par l’exécution, l’administration ou l’application de ces règlements se rapportant au revenu.

  • 2. Les renseignements reçus en vertu du paragraphe 1 du présent article en relation avec l’article 26 de la présente Convention, sont uniquement utilisés pour les besoins de la détermination et du prélèvement des contributions et pour la détermination et l’octroi des avantages en vertu des règlements se rapportant au revenu désignés au paragraphe 1.

Article 4

Le présent Protocole, qui forme partie intégrante de la Convention, entrera en vigueur le premier jour du troisième mois après que chacun des États aura notifié à l’autre par écrit, par la voie diplomatique, que les exigences constitutionnelles ou internes pour l’entrée en vigueur du présent Accord ont été accomplies, et ses dispositions seront applicables aux années d’imposition et aux périodes commençant le ou après le premier janvier de l’année civile suivant celle au cours de laquelle la dernière de ces notifications a été reçue.

EN FOI DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé le présent Protocole.

FAIT en deux exemplaires, à La Haye le 29 mai 2009 en langues néerlandaise et française, les deux textes faisant également foi.

Pour le Gouvernement du Royaume des Pays-Bas,

J.C. DE JAGER

Pour le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg,

LUC FRIEDEN


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1969, 220 en Trb. 1992, 128.

Het Protocol van 29 mei 2009 behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Protocol kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1969, 220 en Trb. 1992, 128.

De bepalingen van het Protocol van 29 mei 2009 zullen ingevolge zijn artikel 4 in werking treden op de eerste dag van de derde maand nadat de beide Staten elkaar schriftelijk via diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld, dat de constitutionele of interne vereisten voor de inwerkingtreding van dit Protocol zijn vervuld.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 1968, 76 en Trb. 1992, 127.

Titel

:

Verdrag inzake het continentale plateau;

Genève, 29 april 1958

Laatste Trb.

:

Trb. 1996, 270

Uitgegeven de eerste juli 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven