Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 38 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 38 | Verdrag |
1. Zevende aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie;
2. Algemeen Reglement van de Wereldpostunie;
3. Algemeen Postverdrag;
4. Verdrag inzake postale financiële diensten;
Boekarest, 5 oktober 2004
De tekst van het Protocol, het Reglement, het Postverdrag en het Verdrag zijn geplaatst in Trb. 2005, 298.
De gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Wereldpostunie, in Congres bijeen te Boekarest, hebben, gezien artikel 30.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen opgestelde Constitutie van de Wereldpostunie, onder voorbehoud van bekrachtiging, de volgende wijzigingen van genoemde Constitutie aangenomen.
Met het oog op het ontwikkelen van communicatie tussen de volkeren door middel van een doelmatige werking van de postdiensten en het leveren van een bijdrage tot het bereiken van de hoge doelen van de internationale samenwerking op cultureel, sociaal en economisch gebied, hebben de gevolmachtigden van de Regeringen van de verdragsluitende landen, onder voorbehoud van bekrachtiging, deze Constitutie aangenomen.
De Unie heeft tot doel de duurzame ontwikkeling van kwalitatief hoogwaardige, doelmatige en toegankelijke universele postale diensten te bevorderen, om de communicatie tussen de bewoners van de wereld te vergemakkelijken, door:
– het vrije verkeer van poststukken te waarborgen op een enkel postaal grondgebied dat bestaat uit onderling verbonden netwerken;
– de aanneming van billijke gemeenschappelijke normen en het gebruik van technologie aan te moedigen;
– samenwerking en interactie tussen de betrokken partijen te waarborgen;
– doelmatige technische samenwerking te bevorderen;
– toe te zien op de voldoening aan de veranderende behoeften van de cliënten.
1. Ten behoeve van de Akten van de Wereldpostunie worden de navolgende termen als volgt gedefinieerd:
1.1 Postale dienst: geheel van postale verrichtingen waarvan de reikwijdte wordt bepaald door de organen van de Unie. De belangrijkste verplichting die met deze verrichtingen samenhangt, is het realiseren van bepaalde sociale en economische doelstellingen van de lidstaten, door te zorgen voor het ophalen, sorteren, verzenden en bestellen van poststukken.
1.2 Lidstaat: land dat voldoet aan de in artikel 2 van de Constitutie genoemde voorwaarden.
1.3 Enkel postaal grondgebied (een en hetzelfde postaal grondgebied): verplichting voor de partijen bij de Akten van de UPU om, op basis van wederkerigheid, zorg te dragen voor de uitwisseling van briefpostzendingen met inachtneming van de vrijheid van doorvoer en om de poststukken afkomstig van andere grondgebieden die via hun land worden doorgevoerd zonder onderscheid als hun eigen poststukken te behandelen.
1.4 Vrijheid van doorvoer: beginsel op basis waarvan een tussengeschakelde postdienst verplicht is de poststukken te vervoeren die hem door een andere postdienst ter doorvoer worden aangeboden, waarbij aan deze post dezelfde behandeling moet worden toegekend als die welke voor het binnenlandse postverkeer geldt.
1.5 Briefpostzendingen: de in het Verdrag beschreven zendingen.
1.6 Internationale postale dienst: postale handelingen of verrichtingen die door de Akten worden geregeld. Het geheel van deze handelingen of verrichtingen.
1. De Constitutie is de fundamentele Akte van de Unie. Zij bevat de organisatorische regels van de unie; hierop kunnen geen voorbehouden worden gemaakt.
2. Het Algemeen Reglement bevat de bepalingen die borg staan voor de toepassing van de Constitutie en het functioneren van de Unie. Dit reglement is verplicht voor alle lidstaten; hierop kunnen geen voorbehouden worden gemaakt.
3. Het Algemeen Postverdrag, de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten bevatten de gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de internationale postdienst alsmede de bepalingen betreffende de briefpostdiensten en postpakketdiensten. Deze Akten zijn verplicht voor alle lidstaten.
4. In de Verdragen van de Unie en de bijbehorende Regelingen worden de diensten geregeld niet zijnde die van de brievenpost en de postpakketten tussen de lidstaten die daar partij bij zijn. Deze Verdragen en Regelingen zijn slechts verplicht voor die landen.
5. De Regelingen, die de voor de uitvoering van het Postverdrag en de overige verdragen benodigde maatregelen bevatten, worden vastgesteld door de Postraad, met inachtneming van de door het Congres genomen besluiten.
6. De eventueel als bijlage aan de in 3 tot en met 5 bedoelde Akten van de Unie gehechte Slotprotocollen bevatten de voorbehouden bij deze Akten.
1. Om te worden aangenomen moeten de voorstellen die aan het Congres worden voorgelegd en die betrekking hebben op deze Constitutie worden goedgekeurd door ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie die bevoegd zijn een stem uit te brengen.
2. De door een Congres aangenomen wijzigingen worden vervat in een aanvullend protocol en treden, behoudens andersluidend besluit van dit Congres, op hetzelfde tijdstip in werking als de Akten die tijdens hetzelfde Congres worden verlengd. De wijzigingen worden zo snel mogelijk door de lidstaten bekrachtigd en de akten van deze bekrachtiging worden behandeld overeenkomstig het in artikel 26 vereiste voorschrift.
1. In het Algemeen Reglement, het Verdrag en de Regelingen worden de voorwaarden vastgelegd waaraan de goedkeuring van de voorstellen die daarop betrekking hebben, onderworpen is.
2. Het Verdrag en de Regelingen worden tegelijkertijd ten uitvoer gelegd en hebben dezelfde duur. Op de dag die door het Congres is vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze Akten, worden de desbetreffende akten van het voorgaande Congres ingetrokken.
1. De lidstaten die dit Protocol niet hebben ondertekend, kunnen hiertoe te allen tijde toetreden.
2. De lidstaten die partij zijn bij de door het Congres vernieuwde Akten maar die deze niet hebben ondertekend, zijn verplicht hiertoe zo snel mogelijk toe te treden.
3. De op de in 1 en 2 bedoelde gevallen betrekking hebbende akten van toetreding moeten worden gericht aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Deze geeft van deze nederlegging kennis aan de Regeringen van de lidstaten.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Aanvullend Protocol, dat dezelfde werking en waarde heeft als waren de bepalingen ervan opgenomen in de tekst van de Constitutie, hebben opgesteld en ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke Partij ter hand gesteld.
GEDAAN te Boekarest, op 5 oktober 2004.
Gelet op artikel 22.2 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, in dit Algemeen Reglement de volgende bepalingen vastgelegd die borg staan voor de toepassing van de Constitutie en het functioneren van de Unie.
1. Uiterlijk vier jaar na het einde van het jaar gedurende welk het voorgaande Congres heeft plaatsgevonden, komen de vertegenwoordigers van de lidstaten in Congres bijeen.
2. Elke lidstaat laat zich bij het Congres vertegenwoordigen door een of meerdere gevolmachtigden die door hun Regering met de benodigde bevoegdheden zijn bekleed. Een lidstaat kan zich indien nodig laten vertegenwoordigen door de delegatie van een andere lidstaat. Een delegatie kan naast haar eigen land evenwel slechts één ander land vertegenwoordigen.
3. Bij de beraadslagingen beschikt elk land over één stem, onder voorbehoud van de in artikel 129 bedoelde sancties.
4. In beginsel wijst elk Congres het land aan waarin het volgende Congres plaatsvindt. Indien deze aanwijzing praktisch onuitvoerbaar blijkt, is de Raad van Bestuur bevoegd een land aan te wijzen waar het Congres zitting houdt, na overleg met dit land.
5. Na overleg met het Nationaal Bureau stelt de Regering de definitieve datum en exacte plaats van het Congres vast. In beginsel een jaar voor deze datum zendt de uitnodigende Regering een uitnodiging aan de Regering van elke lidstaat. Deze uitnodiging kan hetzij rechtstreeks aan de Regering worden gericht, hetzij door tussenkomst van een andere Regering of door tussenkomst van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
6. Wanneer een Congres bijeen moet komen zonder uitnodigende Regering, treft het Internationaal Bureau, met instemming van de Raad van Bestuur en na overleg met de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, de nodige maatregelen om het Congres bijeen te roepen en te organiseren in het land waar de Unie zetelt. In dat geval fungeert het Internationaal Bureau als uitnodigende Regering.
7. De plaats van bijeenkomst van een buitengewoon Congres wordt, na overleg met het Internationaal Bureau, vastgesteld door de lidstaten die het initiatief voor dat Congres hebben genomen.
8. De onder 2 tot en met 6 voorziene bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing op buitengewone Congressen.
1. De Raad van Bestuur bestaat uit eenenveertig leden die hun functie gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen uitoefenen.
2. Het voorzitterschap wordt van rechtswege toegekend aan het gastheerland van het Congres. Indien dit land hiervan afziet, wordt het van rechtswege lid en beschikt de geografische groep waartoe het behoort derhalve over een extra zetel waarop de onder 3 bedoelde beperkingen niet van toepassing zijn. In dat geval kiest de Raad van Bestuur een van de leden die behoren tot de geografische groep waarvan het gastheerland deel uitmaakt tot voorzitter.
3. De veertig overige leden van de Raad van Bestuur worden door het Congres gekozen op basis van een billijke geografische spreiding. Ten minste de helft van de leden wordt bij elk Congres vervangen; geen enkele lidstaat kan door drie achtereenvolgende Congressen worden gekozen.
4. Elk lid van de Raad van Bestuur benoemt zijn vertegenwoordiger, die bevoegd moet zijn op postaal gebied.
5. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onbezoldigd. De operationele kosten van deze Raad komen ten laste van de Unie.
6. De Raad van Bestuur heeft de volgende bevoegdheden:
6.1 het toezien op alle activiteiten van de Unie tussen Congressen in, rekening houdend met de besluiten van het Congres, door bestudering van de vraagstukken betreffende regeringsbeleid op postaal gebied en rekening houdend met de internationale beleidslijnen inzake regulering, zoals die welke betrekking hebben op de handel in diensten en mededinging;
6.2 in het kader van zijn bevoegdheden het in overweging nemen en goedkeuren van elke maatregel die nodig is voor het waarborgen en verhogen van de kwaliteit van de internationale postale dienst en deze moderniseren;
6.3 het bevorderen, coördineren en toezien op alle vormen van postale technische bijstand in het kader van internationale technische samenwerking;
6.4 het bestuderen en goedkeuren van de begroting en de jaarrekeningen van de Unie;
6.5 het toestaan, indien de omstandigheden zulks vereisen, van de overschrijding van het uitgavenplafond overeenkomstig artikel 128.3 tot en met 128.5;
6.6 het vaststellen van het Financieel Reglement van de UPU;
6.7 het vaststellen van de regels van het Reservefonds;
6.8 het vaststellen van de regels van het Bijzondere Fonds;
6.9 het vaststellen van de regels van het Fonds Bijzondere Activiteiten;
6.10 het vaststellen van de regels van het Vrijwillige Fonds;
6.11 het zorgdragen voor de controle van de activiteiten van het Internationaal Bureau;
6.12 het, op verzoek, toestaan van de keuze van een lagere contributieklasse, overeenkomstig de in artikel 130.6 bedoelde voorwaarden;
6.13 het, op verzoek van een land, toestaan van de verandering van geografische groep, met inachtneming van de zienswijze van de landen die lid zijn van de betrokken geografische groepen;
6.14 het vaststellen van de Rechtspositie van het personeel en de arbeidsvoorwaarden van de gekozen functionarissen;
6.15 het creëren of schrappen van arbeidsplaatsen bij het Internationaal Bureau, rekening houdend met de beperkingen die samenhangen met het vastgestelde uitgavenplafond;
6.16 het vaststellen van het Reglement van het Sociaal Fonds;
6.17 het goedkeuren van de door het Internationaal Bureau opgestelde tweejaarlijkse verslagen betreffende de activiteiten van de Unie en het financieel beheer en, in voorkomend geval, het leveren van commentaar hierop;
6.18 het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met postdiensten voor het vervullen van zijn taken;
6.19 het, na overleg met de Postraad, nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met de organisaties die niet van rechtswege waarnemer zijn, het bestuderen en goedkeuren van de verslagen van het Internationaal Bureau over de betrekkingen van de UPU met de andere internationale instanties, het nemen van de door hem opportuun geachte maatregelen met betrekking tot het beheer van deze betrekkingen en het hieraan te geven gevolg; het, op een gelegen moment, na overleg met de Postraad en met de Secretaris-Generaal, aanwijzen van de daarvoor in aanmerking komende internationale organisaties, verenigingen, bedrijven en personen die moeten worden uitgenodigd om zich bij specifieke zittingen van het Congres en van de Commissies ervan te laten vertegenwoordigen wanneer dat in het belang van de Unie is of de werkzaamheden van het Congres ten goede kan komen, en het belasten van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau met de verzending van de vereiste uitnodigingen;
6.20 het vaststellen, wanneer hij zulks nuttig acht, van de beginselen waarmee de Postraad rekening moet houden bij de bestudering van vraagstukken die belangrijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief van luchtvervoer van post en terpostbezorging van brievenpost in het buitenland), het nauwgezet volgen van de bestudering van deze vraagstukken en het beoordelen en goedkeuren van de op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende voorstellen van de Postraad, teneinde te waarborgen dat deze overeenkomen met de eerdergenoemde beginselen;
6.21 het, op verzoek van het Congres, van de Postraad of van de postdiensten, bestuderen van de problemen van bestuurlijke, wetgevende en juridische aard die de Unie of de internationale postdienst aangaan; het is de taak van de Raad van Bestuur te besluiten of het op bovengenoemde gebieden al dan niet opportuun is de tussen de Congressen in door de postdiensten verzochte studies te ondernemen;
6.22 het uitbrengen van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij de postdiensten overeenkomstig artikel 124;
6.23 het goedkeuren, in het kader van zijn bevoegdheden, van de aanbevelingen van de Postraad betreffende de aanneming, indien nodig, van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van een besluit ter zake door het Congres;
6.24 het beoordelen van het door de Postraad opgestelde jaarverslag en, in voorkomend geval, de door deze Raad ingediende voorstellen;
6.25 het ter beoordeling aan de Postraad voorleggen van studieonderwerpen, overeenkomstig artikel 104.9.16;
6.26 het aanwijzen van het land waar het volgende Congres zitting heeft in het in artikel 101.4 bedoelde geval;
6.27 het, te gelegener tijd en na overleg met de Postraad, vaststellen van het aantal Commissies dat benodigd is om de werkzaamheden van het Congres te verrichten en het vaststellen van hun bevoegdheden;
6.28 het, na overleg met de Postraad en onder voorbehoud van de goedkeuring van het Congres, aanwijzen van de lidstaten die mogelijk:
– de vice-voorzitterschappen van het Congres en de voorzitterschappen en vice-voorzitterschappen van de Commissies op zich kunnen nemen, zo veel mogelijk rekening houdend met een billijke geografische spreiding van de lidstaten;
– deel kunnen uitmaken van de Besloten Commissies van het Congres;
6.29 het beoordelen en goedkeuren van het ontwerp-strategisch plan dat aan het Congres moet worden voorgelegd en dat met de hulp van het Internationaal Bureau is opgesteld door de Postraad; het beoordelen en goedkeuren van de jaarlijkse herzieningen van het door het Congres vastgestelde plan, op basis van de aanbevelingen van de Postraad, en het met de Postraad samenwerken aan de jaarlijkse opstelling en actualisering van het plan;
6.30 het vaststellen van het kader voor de organisatie van de Adviescommissie en het goedkeuren van de organisatie van de Adviescommissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 106;
6.31 het vaststellen van de criteria voor toetreding tot de Adviescommissie en het inwilligen of afwijzen van toetredingsverzoeken aan de hand van deze criteria, waarbij er voor wordt gezorgd dat deze door middel van een versnelde procedure, tussen de vergaderingen van de Raad van Bestuur, worden behandeld;
6.32 het aanwijzen van de leden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken;
6.33 het in ontvangst nemen van de verslagen alsmede de aanbevelingen van de Adviescommissie en hierover beraadslagen, en het bestuderen van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres.
7. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen door de Voorzitter van het Congres, kiest de Raad van Bestuur, uit zijn leden, vier Vice-Voorzitters en stelt hij zijn Reglement van Orde vast.
8. Op bijeenroeping door de Voorzitter komt de Raad van Bestuur, in beginsel eenmaal per jaar, bijeen op de zetel van de Unie.
9. De Voorzitter, Vice-Voorzitters, de Voorzitters van de Commissies van de Raad van Bestuur alsmede de Voorzitter van de Strategische Planninggroep vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Raad van Bestuur voor en geeft hieraan leiding. De Commissie keurt namens de Raad van Bestuur het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag betreffende de activiteiten van de Unie goed en neemt alle andere taken op zich die de Raad van Bestuur besluit aan haar op te dragen of die aan de hand van het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.
10. De vertegenwoordiger van elk van de leden van de Raad van Bestuur die deelneemt aan de zittingen van dit orgaan, met uitzondering van de vergaderingen die tijdens een Congres plaatsvinden, heeft recht op de vergoeding van hetzij de prijs van een economy class retourvliegticket of van een eersteklastreinkaartje, hetzij van de kosten van de reis met elk ander middel, mits het bedrag de prijs van een economy class retourvliegticket niet te boven gaat. Hetzelfde recht wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van elk lid van de Commissies, Werkgroepen of andere organen van de Raad wanneer deze buiten het Congres en de zittingen van de Raad vergaderen.
11. De Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigt deze Raad tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die betrekking hebben op het door hem geleide orgaan.
12. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Raad van Bestuur wanneer op de agenda punten staan die voor de Adviescommissie van belang zijn.
13. Teneinde een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen te waarborgen kan de Postraad vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Raad van Bestuur in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.
14. De postdienst van het land waar de Raad van Bestuur bijeenkomt wordt, indien dit land geen lid is van de Raad van Bestuur, verzocht de vergaderingen in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.
15. De Raad van Bestuur kan elke internationale instantie, elke vertegenwoordiger van een vereniging of onderneming of elke daarvoor in aanmerking komende persoon die hij bij zijn werkzaamheden wenst te betrekken, uitnodigen zonder stemrecht zijn vergaderingen bij te wonen. Ook kan hij onder dezelfde voorwaarden een of meerdere postdiensten uitnodigen van de lidstaten die betrokken zijn bij de op de agenda geplaatste vraagstukken.
16. Op hun verzoek kunnen de hierna genoemde waarnemers, zonder stemrecht, aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur deelnemen:
16.1 leden van de Postraad;
16.2 leden van de Adviescommissie;
16.3 intergouvernementele organisaties die belangstelling hebben voor de werkzaamheden van de Raad van Bestuur;
16.4 andere lidstaten van de Unie.
17. Vanwege logistieke redenen kan de Raad van Bestuur het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
18. De leden van de Raad van Bestuur nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad. Het kan de waarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Werkgroepen en Projectteams wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.
19. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen; de verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt, en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
1. Na elke zitting brengt de Raad van Bestuur de lidstaten van de Unie, de beperkte Unies en de leden van de Adviescommissie op de hoogte van zijn activiteiten, met name door hun een analytisch verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.
2. De Raad van Bestuur stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan de postdiensten van de lidstaten van de Unie en aan de leden van de Adviescommissie.
1. De Postraad is samengesteld uit veertig leden die hun taken gedurende het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen vervullen.
2. De leden van de Postraad worden door het Congres gekozen, aan de hand van een duidelijk omschreven geografische spreiding. Vierentwintig zetels zijn gereserveerd voor de ontwikkelingslanden en zestien zetels voor de ontwikkelde landen. Bij elk Congres wordt ten minste een derde van het aantal leden vervangen.
3. Elk lid van de Postraad wijst zijn vertegenwoordiger aan die de in de Akten van de Unie bedoelde verantwoordelijkheden op het gebied van dienstverlening op zich neemt.
4. De operationele kosten van de Postraad komen ten laste van de Unie. De leden van de Raad ontvangen geen enkele vergoeding. De reis- en verblijfkosten van de vertegenwoordigers van de aan de Postraad deelnemende postdiensten komen ten laste van deze diensten. De vertegenwoordiger van elk van de landen die volgens de door de Organisatie van de Verenigde Naties opgestelde lijsten als benadeelde landen worden beschouwd, hebben, behalve voor vergaderingen die gedurende het Congres plaatsvinden, evenwel recht op vergoeding van hetzij de prijs van een economy class retourvliegticket of een eersteklastreinkaartje, hetzij de kosten van de reis met elk ander middel, mits dat bedrag de prijs van het economy class retourvliegticket niet te boven gaat.
5. Tijdens zijn eerste vergadering, die bijeen wordt geroepen en wordt geopend door de Voorzitter van het Congres, kiest de Postraad uit zijn leden een Voorzitter, een Vice-Voorzitter, de Voorzitters van de Commissies en de Voorzitter van de Strategische Planninggroep.
6. De Postraad stelt zijn eigen Reglement van Orde vast.
7. In beginsel vergadert de Postraad jaarlijks op de zetel van de Unie. De datum en plaats van de vergadering worden door de Voorzitter van de Raad vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
8. De Voorzitter, de Vice-Voorzitter, de Voorzitters van de Commissies van de Postraad alsmede de Voorzitter van de Strategische Planninggroep vormen de Commissie van Beheer. Deze Commissie bereidt de werkzaamheden van elke zitting van de Postraad voor en geeft hieraan leiding, en neemt alle taken op zich die de Raad besluit aan haar op te dragen of die tijdens het strategische planningsproces noodzakelijk blijken.
9. De Postraad heeft de volgende bevoegdheden:
9.1 het leiden van de bestudering van de belangrijkste exploitatie-, handels-, technische en economische problemen en problemen op het gebied van technische samenwerking die van belang zijn voor de postdiensten van alle lidstaten van de Unie, in het bijzonder vraagstukken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben (toeslagen, eindkosten, doorvoerkosten, basistarief luchtvervoer, quota postpakketten en terpostbezorging van briefpostzendingen in het buitenland), het samenstellen van informatie en het formuleren van zienswijzen hieromtrent en het aanbevelen van te nemen maatregelen;
9.2 het herzien van de Regelingen van de Unie binnen zes maanden na de sluiting van het Congres, tenzij het Congres anderszins besluit; bij spoedeisende aangelegenheden kan de Postraad eveneens de genoemde Regelingen wijzigen tijdens andere zittingen; in beide gevallen blijft de Postraad wat betreft het beleid en de fundamentele beginselen onderworpen aan de richtlijnen van de Raad van Bestuur;
9.3 het coördineren van de praktische maatregelen voor de ontwikkeling en verbetering van internationale postale diensten;
9.4 het, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur in het kader van diens bevoegdheden, ondernemen van elke actie die nodig wordt geacht voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de internationale postale dienst en om deze te moderniseren;
9.5 het formuleren van voorstellen die ter goedkeuring worden voorgelegd aan hetzij het Congres, hetzij aan de postdiensten overeenkomstig artikel 125; de goedkeuring van de Raad van Bestuur is vereist wanneer deze voorstellen betrekking hebben op vraagstukken die onder de bevoegdheid van de Raad vallen;
9.6 het, op verzoek van de postdienst van een lidstaat, bestuderen van elk voorstel dat deze postdienst overeenkomstig artikel 124 aan het Internationaal Bureau zendt, het opstellen van het commentaar hierop en het Bureau opdragen deze bij het genoemde voorstel te voegen alvorens dit ter goedkeuring voor te leggen aan de postdiensten van de lidstaten;
9.7 het, indien nodig, aanbevelen en eventueel aannemen – na goedkeuring door de Raad van Bestuur en overleg met alle postdiensten – van regelgeving of een nieuwe werkwijze in afwachting van het besluit van het Congres ter zake;
9.8 het, in de vorm van aanbevelingen aan de postdiensten, opstellen en aanreiken van normen op het gebied van techniek en exploitatie en op andere gebieden binnen zijn bevoegdheden waarop een uniforme werkwijze onmisbaar is; de Postraad verstrekt dienovereenkomstig, indien nodig, ook wijzigingen van reeds door hem vastgestelde normen;
9.9 het, in overleg met de Raad van Bestuur en met diens goedkeuring, bestuderen van het door het Internationaal Bureau opgestelde en aan het Congres voor te leggen ontwerp-strategisch plan van de UPU; het jaarlijks herzien van het door het Congres goedgekeurde plan, met de medewerking van de Strategische Planninggroep en het Internationaal Bureau, alsmede met de goedkeuring van de Raad van Bestuur;
9.10 het goedkeuren van het door het Internationaal Bureau opgestelde jaarverslag inzake de activiteiten van de Unie, op die onderdelen welke betrekking hebben op de taken en verantwoordelijkheden van de Postraad;
9.11 het nemen van beslissingen omtrent te leggen contacten met postdiensten voor het vervullen van zijn taken;
9.12 het bestuderen van de problemen die verband houden met het onderwijs en de beroepsopleiding die nieuwe landen en ontwikkelingslanden aangaan;
9.13 het treffen van de nodige maatregelen met het oog op de bestudering en verspreiding van de door bepaalde landen opgedane ervaring en geboekte vooruitgang op het gebied van techniek, exploitatie, economie en beroepsopleiding die de postdiensten aangaan;
9.14 het bestuderen van de huidige situatie en de behoefte aan postale diensten in nieuwe landen en ontwikkelingslanden en het opstellen van passende aanbevelingen over de wijze waarop en de middelen waarmee de postale diensten in deze landen kunnen worden verbeterd;
9.15 het, na overleg met de Raad van Bestuur, nemen van passende maatregelen op het gebied van technische samenwerking met alle lidstaten van de Unie, in het bijzonder met nieuwe landen en ontwikkelingslanden;
9.16 het bestuderen van alle overige vraagstukken die door een lid van de Postraad, door de Raad van Bestuur of door een postdienst van een lidstaat aan hem worden voorgelegd;
9.17 het in ontvangst nemen en bespreken van verslagen alsmede van de aanbevelingen van de Adviescommissie en, voor de vraagstukken die de Postraad aangaan, het bestuderen en van opmerkingen voorzien van de aanbevelingen van de Adviescommissie met het oog op de voorlegging ervan aan het Congres;
9.18 het aanwijzen van de leden die deel van de Adviescommissie zullen uitmaken.
10. Op basis van het door het Congres aangenomen strategisch plan van de UPU en, in het bijzonder, het gedeelte dat betrekking heeft op de strategieën van de permanente organen van de Unie, stelt de Postraad tijdens zijn zitting na het Congres, een basiswerkprogramma op dat een aantal tactieken bevat ter verwezenlijking van de strategieën. Dit basisprogramma, dat een beperkt aantal werkzaamheden op het gebied van actuele onderwerpen van gemeenschappelijk belang behelst, wordt jaarlijks herzien aan de hand van de nieuwe feiten en prioriteiten en de in het strategisch plan aangebrachte wijzigingen.
11. Teneinde te zorgen voor een doeltreffende samenhang tussen de werkzaamheden van beide organen kan de Raad van Bestuur vertegenwoordigers benoemen om de vergaderingen van de Postraad in de hoedanigheid van waarnemer bij te wonen.
12. Op hun verzoek kunnen de hierna genoemde waarnemers, zonder stemrecht, aan de plenaire zittingen en aan de vergaderingen van de Commissies van de Postraad deelnemen:
12.1 leden van de Raad van Bestuur;
12.2 leden van de Adviescommissie;
12.3 intergouvernementele organisaties die belangstelling hebben voor de werkzaamheden van de Postraad;
12.4 andere lidstaten van de Unie.
13. Vanwege logistieke redenen kan de Postraad het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Ook kan de Raad hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
14. De leden van de Postraad nemen metterdaad deel aan de activiteiten van de Raad. Het kan de waarnemers, op hun verzoek, worden toegestaan medewerking te verlenen aan de ondernomen studies, met inachtneming van de voorwaarden die de Raad kan stellen ter waarborging van het resultaat en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden. Ook kan op hen een beroep worden gedaan voor het voorzitten van Werkgroepen en Projectteams wanneer hun kennis of ervaring zulks rechtvaardigt. De deelname van de waarnemers vindt plaats zonder extra kosten voor de Unie.
15. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen; de verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt, en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
16. De Voorzitter van de Adviescommissie vertegenwoordigt deze Commissie tijdens de zittingen van de Postraad wanneer op de agenda punten voorkomen die voor de Adviescommissie van belang zijn.
17. De Postraad kan, zonder stemrecht, op haar vergaderingen uitnodigen:
17.1 elke internationale instantie of iedere gekwalificeerde persoon die hij bij zijn werkzaamheden wenst te betrekken;
17.2 postdiensten van de lidstaten die niet tot de Postraad behoren;
17.3 elke vereniging of onderneming waarmee hij overleg wenst te plegen over vraagstukken die op zijn activiteiten betrekking hebben.
1. Na elke zitting brengt de Postraad de lidstaten van de Unie, de beperkte Unies en de leden van de Adviescommissie op de hoogte van zijn activiteiten, met name door hun een analytisch verslag alsmede de resoluties en besluiten van de Raad te doen toekomen.
2. De Postraad stelt, ten behoeve van de Raad van Bestuur, een jaarverslag van zijn activiteiten op.
3. De Postraad stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al zijn activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan alle postdiensten van de lidstaten van de Unie en aan de leden van de Adviescommissie.
1. De Adviescommissie heeft tot doel de belangen van de postale sector in brede zin te behartigen en als kader te dienen voor een doeltreffende dialoog tussen de betrokken partijen. De Commissie omvat niet-gouvernementele organisaties die cliënten vertegenwoordigen, leveranciers van distributiediensten, werknemersorganisaties, leveranciers van goederen en diensten die voor de postdienstensector werkzaam zijn en vergelijkbare instanties waarin particulieren verenigd zijn, alsmede ondernemingen die bij de internationale postdiensten betrokken zijn. Indien deze organisaties geregistreerd worden, moet dit geschieden in een lidstaat van de Unie. De Raad van Bestuur en de Postraad wijzen hun respectieve leden aan die als lid in de Adviescommissie zitting hebben. Naast de aanwijzing van leden door de Raad van Bestuur in de Postraad wordt de toetreding tot de Adviescommissie vastgesteld aan de hand van een procedure van indiening respectievelijk inwilliging van verzoeken, die door de Raad van Bestuur wordt ingesteld en verloopt overeenkomstig artikel 102.6.31.
2. Elk lid van de Adviescommissie wijst zijn eigen vertegenwoordiger aan.
3. De operationele kosten van de Adviescommissie worden op een door de Raad van Bestuur vast te stellen wijze over de Unie en de leden van de Commissie omgeslagen.
4. De leden van de Adviescommissie krijgen geen enkele vergoeding of beloning.
5. Na elk Congres wordt de Adviescommissie opnieuw georganiseerd, volgens het door de Raad van Bestuur opgezette kader. De Voorzitter van de Raad van Bestuur zit de organisatievergadering van de Adviescommissie voor, gedurende welke wordt overgegaan tot de verkiezing van de Voorzitter van deze Commissie.
6. De Adviescommissie stelt haar interne organisatie vast en stelt haar eigen Reglement van Orde op, rekening houdend met de algemene beginselen van de Unie en onder voorbehoud van de goedkeuring van de Raad van Bestuur, na overleg met de Postraad.
7. De Adviescommissie vergadert tweemaal per jaar. In beginsel vinden de vergaderingen plaats op de zetel van de Unie op het tijdstip van de zittingen van de Raad van Bestuur en van de Postraad. De datum en plaats van elke vergadering worden door de Voorzitter van de Adviescommissie vastgesteld, na overeenstemming met de Voorzitters van de Raad van Bestuur en de Postraad en met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau.
8. De Adviescommissie stelt haar eigen programma vast in het kader van de navolgende lijst van bevoegdheden:
8.1 het bestuderen van de desbetreffende documenten en verslagen van de Raad van Bestuur en van de Postraad; onder uitzonderlijke omstandigheden kan het recht bepaalde teksten en documenten te ontvangen worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval worden genomen door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan; de verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur medegedeeld, en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan vertegenwoordigen; vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen opnieuw beoordelen, wanneer opportuun in overleg met de Postraad;
8.2 het uitvoeren van studies en het voeren van beraadslagingen over vraagstukken die voor de leden van de Adviescommissie van belang zijn;
8.3 het bestuderen van vraagstukken betreffende de postdienstensector en het uitbrengen van verslagen over deze vraagstukken;
8.4 het leveren van bijdragen aan de werkzaamheden van de Raad van Bestuur en van de Postraad, in het bijzonder door het uitbrengen van verslagen en aanbevelingen, en door het uitbrengen van zienswijzen op verzoek van beide Raden;
8.5 het doen van aanbevelingen aan het Congres, onder voorbehoud van goedkeuring van de Raad van Bestuur en, wat de vraagstukken die voor de Postraad van belang zijn betreft, door middel van beoordeling en commentaar door deze laatste.
9. De Voorzitter van de Raad van Bestuur en de Voorzitter van de Postraad vertegenwoordigen deze organen bij de vergaderingen van de Adviescommissie wanneer op de agenda van deze vergaderingen punten staan die voor deze organen van belang zijn.
10. Ter waarborging van een doeltreffend contact met de organen van de Unie kan de Adviescommissie vertegenwoordigers aanwijzen om aan de vergaderingen van het Congres, van de Raad van Bestuur en van de Postraad alsmede van hun respectieve Commissies deel te nemen in de hoedanigheid van waarnemer zonder stemrecht.
11. Op hun verzoek kunnen de leden van de Adviescommissie de plenaire zittingen en de vergaderingen van de Commissies van de Raad van Bestuur en van de Postraad bijwonen, overeenkomstig de artikelen 102.16 en 104.12. Ook kunnen zij deelnemen aan de werkzaamheden van de Projectteams en de Werkgroepen overeenkomstig de artikelen 102.18 en 104.14. De leden van de Adviescommissie kunnen aan het Congres deelnemen in de hoedanigheid van waarnemer zonder stemrecht.
12. Op hun verzoek kunnen de hierna genoemde waarnemers, zonder stemrecht, aan de zittingen van de Adviescommissie deelnemen.
12.1 leden van de Raad van Bestuur en van de Postraad;
12.2 intergouvernementele organisaties die belangstelling hebben voor de werkzaamheden van de Adviescommissie;
12.3 beperkte Unies;
12.4 andere leden van de Unie.
13. Vanwege logistieke redenen kan de Adviescommissie het aantal deelnemers per waarnemer beperken. Ook kan de commissie hun spreekrecht tijdens de beraadslagingen beperken.
14. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de waarnemers worden uitgesloten van een vergadering of een deel van een vergadering. Ook kan hun recht op het ontvangen van bepaalde documenten worden beperkt indien de vertrouwelijkheid van het onderwerp van de vergadering of van het document dat vereist; het besluit betreffende een dergelijke beperking kan per geval door elk betrokken orgaan of door de Voorzitter ervan worden genomen; de verschillende gevallen worden aan de Raad van Bestuur bekendgemaakt, en aan de Postraad indien het om vraagstukken gaat die een bijzonder belang voor dit orgaan inhouden. Vervolgens kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks nodig acht, de beperkingen, indien opportuun in overleg met de Postraad, opnieuw beoordelen.
15. Onder de verantwoordelijkheid van de Directeur-Generaal verzorgt het Internationaal Bureau de secretariële taken van de Adviescommissie.
1. Na elke zitting brengt de Adviescommissie de Raad van Bestuur en de Postraad op de hoogte van haar activiteiten door de Voorzitters van deze organen, onder andere, een analytisch verslag te zenden van haar vergaderingen alsmede aanbevelingen en zienswijzen.
2. De Adviescommissie brengt bij de Raad van Bestuur een jaarlijks activiteitenverslag uit en zendt een exemplaar hiervan naar de Postraad. Dit verslag is inbegrepen in de stukken van de Raad van Bestuur die aan de lidstaten van de Unie en aan de beperkte Unies wordt verstrekt overeenkomstig artikel 103.
3. De Adviescommissie stelt ten behoeve van het Congres een verslag op over al haar activiteiten en doet dit ten minste twee maanden voor de opening van het Congres toekomen aan de postdiensten van de lidstaten van de Unie.
1. Voor de organisatie van zijn werkzaamheden en de voering van zijn beraadslagingen past het Congres het Reglement van Orde van de Congressen toe.
2. Elk Congres kan dit Reglement wijzigen onder de in het Reglement van Orde zelf vastgelegde voorwaarden.
De werktalen van het Internationaal Bureau zijn het Frans en het Engels.
1. Voor de stukken van de Unie worden de Franse, Engelse, Arabische en Spaanse taal gebruikt. Tevens worden de Duitse, Chinese, Portugese en Russische taal gebruikt, mits de productie in deze talen zich beperkt tot de belangrijkste basisstukken. Ook worden andere talen gebruikt, mits de lidstaten die daarom verzoeken alle kosten ervan dragen.
2. De lidstaat of -staten die om een andere taal dan de officiële taal hebben verzocht, vormen een taalgroep.
3. De stukken worden door het Internationaal Bureau gepubliceerd in de officiële taal en in de talen van de samengestelde taalgroepen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de regionale bureaus van deze groepen, overeenkomstig de met het Internationaal Bureau overeengekomen modaliteiten. De publicatie in de verschillende talen vindt volgens hetzelfde model plaats.
4. De rechtstreeks door het Internationaal Bureau gepubliceerde stukken worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig verspreid in de verschillende talen waarom is verzocht.
5. De correspondentie tussen de postdiensten en het Internationaal Bureau en tussen dit Bureau en derden kan worden uitgewisseld in elke taal waarvoor het Internationaal Bureau een vertaaldienst heeft.
6. De vertaalkosten in ongeacht welke taal, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de toepassing van het bepaalde onder 5, worden gedragen door de taalgroep die om die taal heeft verzocht. De lidstaten die de officiële taal gebruiken, storten voor de vertaling van niet-officiële stukken een forfaitaire contributie waarvan het bedrag per contributie-eenheid gelijk is aan het bedrag dat wordt betaald door de landen die gebruik maken van de andere werktaal van het Internationaal Bureau. Alle overige kosten die verband houden met de verstrekking van stukken worden door de Unie gedragen. Het plafond van de door de Unie voor de levering van stukken in het Duits, Chinees, Portugees en Russisch te dragen kosten wordt vastgesteld in een resolutie van het Congres.
7. De door een taalgroep te dragen kosten worden verdeeld over de leden van deze groep, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De kosten kunnen volgens een andere verdeelsleutel over de leden van de taalgroep worden omgeslagen, mits de betrokkenen het hierover eens worden en het Internationaal Bureau via de woordvoerder van de groep van hun besluit in kennis stellen.
8. Het Internationaal Bureau geeft na een termijn die ten hoogste twee jaar mag bedragen gevolg aan elke wijziging van de taalkeuze waarom door een lidstaat wordt verzocht.
9. Voor de beraadslagingen van de organen van de Unie worden de Franse, de Engelse, de Spaanse en de Russische taal toegelaten, door middel van een tolksysteem – met of zonder elektronische apparatuur – waarvan de keuze wordt overgelaten aan het oordeel van de organisatoren van de vergadering, na overleg met de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau en met de betrokken lidstaten.
10. Voor de onder 9 bedoelde beraadslagingen en vergaderingen worden tevens andere talen toegestaan.
11. De delegaties die andere talen gebruiken, dragen zorg voor de simultane vertolking in een van de onder 9 bedoelde talen, hetzij door middel van het in dat lid bedoelde systeem, wanneer de benodigde technische aanpassingen kunnen worden gerealiseerd, hetzij door middel van persoonlijke tolken.
12. De kosten van de tolkdiensten worden verdeeld over de lidstaten die dezelfde taal gebruiken, in verhouding tot hun bijdrage aan de uitgaven van de Unie. De installatie- en onderhoudskosten van de technische apparatuur worden evenwel door de Unie gedragen.
13. De postdiensten kunnen afspraken maken met betrekking tot de in hun wederzijdse betrekkingen voor dienstcorrespondentie te gebruiken taal. Bij gebreke van dergelijke afspraken wordt de Franse taal gebruikt.
1. De Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau worden door het Congres gekozen voor het tijdvak tussen twee opeenvolgende Congressen; de minimumduur van hun mandaat is vier jaar. Hun mandaat kan eenmaal worden verlengd. Behoudens tegenbesluit van het Congres wordt de datum waarop zij hun functie aanvaarden vastgesteld op 1 januari van het jaar volgend op het Congres.
2. Ten minste zeven maanden voor de opening van het Congres zendt de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau een mededeling aan de Regeringen van de lidstaten, waarin deze worden verzocht eventuele kandidaten voor te dragen voor de functies van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal en waarin tegelijkertijd wordt vermeld of de zittende Directeur-Generaal of Plaatsvervangend Directeur-Generaal geïnteresseerd zijn in de eventuele verlenging van hun initiële mandaat. De kandidaatstellingen, voorzien van een curriculum vitae, moeten het Internationaal Bureau ten minste twee maanden voor de opening van het Congres bereiken. De kandidaten moeten ingezetene zijn van de lidstaten die hen voordragen. Het Internationaal Bureau stelt de voor het Congres benodigde stukken op. De verkiezing van de Directeur-Generaal en van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal vindt plaats door middel van geheime stemming, waarbij de eerste verkiezing die van de functie van Directeur-Generaal betreft.
3. Indien de functie van Directeur-Generaal vacant wordt, vervult de Plaatsvervangend Directeur-Generaal de taken van de Directeur-Generaal tot aan het einde van het geplande mandaat van de Directeur-Generaal; hij is voor deze functie verkiesbaar en wordt ambtshalve als kandidaat toegelaten, onder het voorbehoud dat zijn initiële mandaat als Plaatsvervangend Directeur-Generaal niet reeds eenmaal door het voorgaande Congres is verlengd en dat hij verklaart er belang aan te hechten als kandidaat voor de functie van Directeur-Generaal te worden aangemerkt.
4. In geval van een gelijktijdige vacature voor de functies van Directeur-Generaal en Plaatsvervangend Directeur-Generaal kiest de Raad van Bestuur, op basis van de na een vergelijkend examen ontvangen kandidaatstellingen, een Plaatsvervangend Directeur-Generaal voor het tijdvak tot het volgende Congres. Voor de kandidaatstellingen zijn de onder 2 bedoelde bepalingen mutatis mutandis van toepassing.
5. Indien de functie van Plaatsvervangend Directeur-Generaal vacant wordt, draagt de Raad van Bestuur, op voorstel van de Directeur-Generaal, een van de Directeuren in de rang D 2 bij het Internationaal Bureau op de taken van de Plaatsvervangend Directeur-Generaal tot aan het volgende Congres te vervullen.
1. De Directeur-Generaal organiseert, bestuurt en leidt het Internationaal Bureau, en is de wettelijk vertegenwoordiger ervan. Hij is bevoegd tot het indelen van de functies in de rangen G 1 tot en met D 2, en tot het bevorderen van de functionarissen in deze rangen. Voor benoemingen in de rangen P 1 tot en met D 2 moet hij de professionele kwalificaties in acht nemen van de kandidaten die zijn aanbevolen door postdiensten van de lidstaten waarvan zij de nationaliteit hebben, of waar zij hun beroep uitoefenen, rekening houdend met een billijke geografische spreiding over de continenten en de taalspreiding. De functies in de graad D 2 moeten, met inachtneming van het doorslaggevende criterium van de doeltreffendheid van het Internationaal Bureau, zoveel mogelijk worden vervuld door kandidaten uit andere regio’s dan die waaruit de Directeur-Generaal en de Plaatsvervangend Directeur-Generaal afkomstig zijn. Indien voor bepaalde functies bijzondere bekwaamheden vereist zijn, kan de Directeur-Generaal extern werven. Bij de benoeming van een nieuwe functionaris houdt de Directeur-Generaal er tevens rekening mee dat de personen in de functies van de rangen D 2, D 1 en P 5 ingezetenen van verschillende lidstaten van de Unie moeten zijn. Bij de bevordering van een functionaris van het Internationaal Bureau in de rangen D 2, D 1 en P 5 is de Directeur-Generaal niet verplicht hetzelfde beginsel toe te passen. De bekwaamheid die tijdens het wervingsproces wordt vastgesteld heeft prioriteit boven de eis van een billijke geografische spreiding en taalspreiding. De Directeur-Generaal brengt de Raad van Bestuur eenmaal per jaar op de hoogte van de benoemingen en bevorderingen in de rangen P 4 tot en met D 2.
2. De Directeur-Generaal heeft de volgende bevoegdheden:
2.1 het vervullen van de taken van depositaris van de Akten van de Unie en van tussenpersoon bij de procedure voor toetreding en toelating tot de Unie alsmede bij de procedure voor het verlaten ervan;
2.2 het aan alle Regeringen van de lidstaten kennisgeven van de besluiten van het Congres;
2.3 het aan alle postdiensten kennisgeven van de door de Postraad vastgestelde of herziene Regelingen;
2.4 het opstellen van de jaarlijkse ontwerpbegroting van de Unie op het laagst mogelijke niveau dat nog verenigbaar is met de behoeften van de Unie en deze op een gelegen tijdstip ter beoordeling voorleggen aan de Raad van Bestuur; het, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, aan de lidstaten mededelen van de begroting en deze ten uitvoer leggen;
2.5 het uitvoeren van de specifieke door de organen van de Unie verzochte activiteiten alsmede die welke hem uit hoofde van de Akten worden toegewezen;
2.6 het nemen van initiatieven voor het verwezenlijken van de door de organen van de Unie gestelde doelen, in het kader van het vastgestelde beleid en de beschikbare financiële middelen;
2.7 het aan de Raad van Bestuur of aan de Postraad voorleggen van suggesties en voorstellen;
2.8 het, na de afsluiting van het Congres, aan de Postraad voorleggen van voorstellen betreffende de wijzigingen die op de Regelingen moeten worden aangebracht naar aanleiding van de besluiten van het Congres, overeenkomstig het Reglement van Orde van de Postraad;
2.9 het opstellen, ten behoeve van de Postraad en op basis van de door deze Raad gegeven richtlijnen, van het ontwerp-strategisch plan dat aan het Congres moet worden voorgelegd en van de jaarlijkse ontwerp-herziening;
2.10 het vertegenwoordigen van de Unie;
2.11 het optreden als tussenpersoon in de betrekkingen tussen:
– de UPU en de Beperkte Unies;
– de UPU en de Organisatie van de Verenigde Naties;
– de UPU en de internationale organisaties wier activiteiten voor de Unie van belang zijn;
– de UPU en de internationale organisaties, verenigingen of ondernemingen waarmee de organen van de Unie overleg wensen te plegen of die zij bij hun werkzaamheden wensen te betrekken;
2.12 het vervullen van de taak van Secretaris-Generaal van de organen van de Unie en het in die hoedanigheid, met inachtneming van de bijzondere bepalingen van dit Algemeen Reglement toezien op:
– de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de organen van de Unie;
– de opstelling, vervaardiging en verspreiding van stukken, rapporten en verslagen;
– het functioneren van het secretariaat gedurende de vergaderingen van de organen van de Unie;
2.13 het verlenen van bijstand bij de zittingen van de organen van de Unie en het zonder stemrecht deelnemen aan de beraadslagingen, met de mogelijkheid zich te laten vertegenwoordigen.
1. De Plaatsvervangend Directeur-Generaal staat de Directeur-Generaal bij en is verantwoording aan hem verschuldigd.
2. In geval van afwezigheid of verhindering van de Directeur-Generaal oefent de Plaatsvervangend Directeur-Generaal zijn bevoegdheden uit. Hetzelfde geldt indien de in artikel 111.3 bedoelde functie van Directeur-Generaal vacant is.
Het secretariaat van de organen van de Unie wordt verzorgd door het Internationaal Bureau onder de verantwoordelijkheid van de Directeur-Generaal. Hij zendt alle stukken die naar aanleiding van elke zitting worden gepubliceerd aan de postdiensten van de leden van het orgaan, aan de postdiensten van de landen die, zonder lid van het orgaan te zijn, meewerken aan de studies, aan de Beperkte Unies alsmede aan de overige postdiensten van de lidstaten die daarom verzoeken.
Het Internationaal Bureau stelt een lijst van lidstaten van de Unie op en houdt deze bij; hierin wordt hun contributieklasse vermeld, hun geografische groep en hun positie ten aanzien van de Akten van de Unie.
1. Het Internationaal Bureau houdt zich te allen tijde ter beschikking van de Raad van Bestuur, van de Postraad en van de postdiensten voor het verstrekken van alle nuttige inlichtingen inzake vraagstukken die met de dienst verband houden.
2. Het Internationaal Bureau is in het bijzonder belast met het bijeenbrengen, coördineren, publiceren en verspreiden van inlichtingen van uiteenlopende aard die van belang zijn voor de internationale postale dienst; het op verzoek van de betrokken partijen uitbrengen van een zienswijze over geschillen; het gevolg geven aan verzoeken om uitlegging en wijziging van de Akten van de Unie en, in het algemeen, het verrichten van studies en redactionele of documentaire werkzaamheden die de genoemde Akten aan hem toekennen of die hem in het belang van de Unie worden opgedragen.
3. Het verricht eveneens de onderzoeken waarom door de postdiensten wordt verzocht teneinde de zienswijze van de andere postdiensten met betrekking tot een bepaald vraagstuk te vernemen. De uitkomst van een onderzoek heeft niet het karakter van een stemming en is niet formeel bindend.
4. Het Internationaal Bureau kan in de hoedanigheid van clearing office optreden bij de vereffening van rekeningen van uiteenlopende aard die betrekking hebben op de postale dienst.
Het Internationaal Bureau is in het kader van de internationale technische samenwerking belast met de ontwikkeling van de postale technische bijstand in al zijn vormen.
Het Internationaal Bureau is belast met het doen vervaardigen van internationale antwoordcoupons en met de verstrekking hiervan aan de postdiensten die daarom verzoeken.
1. Twee exemplaren van de Akten van de Beperkte Unies en van de ingevolge artikel 8 van de Constitutie gesloten bijzondere regelingen moeten door de Bureaus van deze Unies of, bij gebreke daarvan, door een van de verdragsluitende partijen aan het Internationaal Bureau worden gezonden.
2. Het Internationaal Bureau ziet erop toe dat de Akten van de Beperkte Unies en de bijzondere regelingen niet voorzien in minder gunstige voorwaarden voor het publiek dan die welke in de Akten van de Unie zijn voorzien en brengt de postdiensten op de hoogte van het bestaan van bovengenoemde Unies en regelingen. Het Internationaal Bureau meldt elke uit hoofde van deze bepaling vastgestelde onregelmatigheid aan de Raad van Bestuur.
Het Internationaal Bureau stelt met behulp van de hem ter beschikking gestelde stukken een periodiek op in de Duitse, Engelse, Arabische, Chinese, Spaanse, Franse en Russische taal.
Het Internationaal Bureau stelt een tweejaarlijks verslag op van de activiteiten van de Unie en doet dit, na goedkeuring door de Raad van Bestuur, toekomen aan de postdiensten, de Beperkte Unies en aan de Organisatie van de Verenigde Naties.
1. Onder voorbehoud van de uitzonderingen bedoeld onder 2 en 5 wordt de indiening bij het Congres van voorstellen van ongeacht welke aard door de postdiensten van de lidstaten geregeld door de volgende procedure:
a. geaccepteerd worden voorstellen die ten minste zes maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum door het Internationaal Bureau worden ontvangen;
b. gedurende het tijdvak van zes maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum mogen geen voorstellen van redactionele aard worden ingediend;
c. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen zes en vier maanden vóór de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste twee postdiensten;
d. inhoudelijke voorstellen die door het Internationaal Bureau worden ontvangen in de periode tussen vier en twee maanden voorafgaand aan de voor het Congres vastgestelde datum worden uitsluitend geaccepteerd indien deze worden ondersteund door ten minste acht postdiensten; de voorstellen die daarna worden ontvangen, worden niet meer geaccepteerd;
e. de adhesiebetuigingen moeten door het Internationaal Bureau binnen dezelfde termijn worden ontvangen als de voorstellen waarop deze betrekking hebben.
2. Voorstellen betreffende de Constitutie of het Algemeen Reglement moeten ten minste zes maanden vóór de opening van het Congres door het Internationaal Bureau worden ontvangen; voorstellen die na die datum maar vóór de opening worden ontvangen, kunnen slechts in aanmerking worden genomen indien het Congres daartoe met een meerderheid van twee derde van de bij het Congres vertegenwoordigde landen beslist en indien aan de onder 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan.
3. Elk voorstel mag in beginsel slechts één doel hebben en uitsluitend wijzigingen bevatten die door dat doel worden gerechtvaardigd.
4. De voorstellen van redactionele aard worden door de postdiensten die deze indienen bovenaan voorzien van de vermelding „Voorstel van redactionele aard” en door het Internationaal Bureau gepubliceerd onder een nummer, gevolgd door de letter R. De voorstellen die niet van deze vermelding zijn voorzien, maar die naar het oordeel van het Internationaal Bureau van louter redactionele aard zijn, worden gepubliceerd met een passende annotatie; het Internationaal Bureau stelt ten behoeve van het Congres een lijst van deze voorstellen op.
5. De onder 1 en 4 voorgeschreven procedure is noch van toepassing op voorstellen betreffende het Reglement van Orde van de Congressen, noch op wijzigingen van reeds gedane voorstellen.
1. De Regelingen van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten worden vastgesteld door de Postraad, met inachtneming van de door het Congres genomen besluiten.
2. De voorstellen naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen van het Postverdrag of het Verdrag inzake financiële diensten moeten gelijktijdig met de voorstellen aan het Congres waarop deze betrekking hebben aan het Internationaal Bureau worden voorgelegd. De voorstellen kunnen door de postdiensten van een enkele lidstaat van de UPU worden ingediend, zonder steun van de postdiensten van andere lidstaten. Deze voorstellen moeten uiterlijk een maand voor het Congres aan alle lidstaten worden toegezonden.
3. De overige voorstellen betreffende de Regelingen, die dienen te worden bestudeerd door de Postraad met het oog op de opstelling van nieuwe Reglementen binnen zes maanden na het Congres, moeten ten minste twee maanden voor het Congres aan het Internationaal Bureau worden voorgelegd.
4. De voorstellen betreffende de wijzigingen die in de Reglementen moeten worden aangebracht vanwege de besluiten van het Congres, die door de postdiensten van de lidstaten worden ingediend, moeten uiterlijk twee maanden voor de opening van de Postraad door het Internationaal Bureau worden ontvangen. Deze voorstellen moeten uiterlijk een maand voor de opening van de Postraad aan alle lidstaten worden toegezonden.
1. Om in aanmerking te worden genomen moet elk voorstel betreffende het Verdrag of de Regelingen dat door een postdienst tussen twee Congressen in wordt ingediend, worden ondersteund door ten minste twee andere postdiensten. Aan deze voorstellen wordt geen gevolg gegeven indien het Internationaal Bureau niet tegelijkertijd de benodigde adhesiebetuigingen ontvangt.
2. Deze voorstellen worden door tussenkomst van het Internationaal Bureau aan de andere postdiensten gericht.
3. Voorstellen betreffende de Regelingen behoeven geen steun, maar worden slechts door de Postraad in aanmerking genomen indien deze de spoedeisende noodzaak ervan onderschrijft.
1. Elk voorstel betreffende het Verdrag, de Regelingen en hun Slotprotocollen is onderworpen aan de volgende procedure: Wanneer de postdienst van een lidstaat een voorstel aan het Internationaal Bureau heeft gezonden, zendt dit Bureau het voorstel aan alle postdiensten van de lidstaten ter beoordeling toe. Deze postdiensten beschikken over een termijn van twee maanden om het voorstel te beoordelen en, in voorkomend geval, hun opmerkingen aan het Internationaal Bureau te doen toekomen. Wijzigingen zijn niet toegestaan. Aan het einde van deze termijn van twee maanden zendt het Internationaal Bureau de postdiensten van de lidstaten alle opmerkingen toe die het heeft ontvangen en verzoekt het de postdienst van elke lidstaat die stemrecht heeft voor of tegen het voorstel te stemmen. De postdiensten van de lidstaten die hun stem niet binnen een termijn van twee maanden hebben verzonden, worden geacht zich van stemming te hebben onthouden. De eerder genoemde termijn gaat in op de datum van de circulaires van het Internationaal Bureau.
2. De voorstellen tot wijziging van de Regelingen worden behandeld door de Postraad.
3. Indien een voorstel betrekking heeft op een Regeling of het Slotprotocol ervan kunnen alleen de postdiensten van de lidstaten die partij bij die Regeling zijn deelnemen aan de onder 1 bedoelde handelingen.
1. De in het Verdrag, de Regelingen en de Slotprotocollen bij deze Akten aangebrachte wijzigingen worden bevestigd door middel van een kennisgeving van de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau aan de Regeringen van de lidstaten.
2. Van de door de Postraad in de Regelingen en de Slotprotocollen daarvan aangebrachte wijzigingen geeft het Internationaal Bureau kennis aan de postdiensten. Hetzelfde geldt voor de in artikel 36.3.2 van het Verdrag en in de overeenkomstige bepalingen van de Regelingen bedoelde uitleggingen.
1. De Regelingen treden in werking op dezelfde datum en hebben dezelfde duur als de uit het Congres voortkomende Akten.
2. Onder voorbehoud van het bepaalde onder 1 zijn de tussen twee Congressen aangenomen besluiten tot wijziging van de Akten van de Unie eerst uitvoerbaar na ten minste drie maanden na kennisgeving hiervan.
1. Onder voorbehoud van de bepalingen onder 2 tot en met 6 mogen de jaarlijkse uitgaven die verband houden met de activiteiten van de organen van de Unie de navolgende bedragen voor het jaar 2005 en de jaren daarna niet overschrijden: 37 miljoen Zwitserse frank over de jaren 2005 tot en met 2008. De basislimiet voor het jaar 2008 is eveneens van toepassing op de jaren daarna indien het voor 2008 geplande Congres wordt uitgesteld.
2. De uitgaven die verband houden met de vergadering van het volgende Congres (verplaatsing van het secretariaat, vervoerskosten, kosten voor de technische installatie voor simultaan tolken, kosten voor het kopiëren van stukken gedurende het Congres, enzovoort) mogen de limiet van 2 900 000 Zwitserse frank niet te boven gaan.
3. De Raad van Bestuur is bevoegd de onder 1 en 2 bedoelde limieten te overschrijden bij de verrekening van de verhoging van salarisschalen, contributies voor pensioenen of vergoedingen, met inbegrip van de functievergoedingen, die door de Verenigde Naties worden toegestaan voor toepassing op hun personeel dat in Genève werkzaam is.
4. De Raad van Bestuur is tevens bevoegd jaarlijks het bedrag van de uitgaven anders dan die welke betrekking hebben op het in dienst zijnde personeel aan te passen aan de hand van het Zwitserse prijsindexcijfer voor consumptiegoederen.
5. In afwijking van de bepalingen onder 1 kan de Raad van Bestuur of, in geval van zeer spoedeisende aangelegenheden, de Directeur-Generaal een overschrijding van de vastgestelde limieten toestaan voor belangrijke en onvoorziene reparaties aan het gebouw van het Internationaal Bureau, waarbij de overschrijding evenwel niet meer kan bedragen dan 125 000 Zwitserse frank per jaar.
6. Indien de onder 1 en 2 bedoelde kredieten ontoereikend blijken om het goed functioneren van de Unie te waarborgen, kunnen deze limieten slechts worden overschreden met de goedkeuring van de meerderheid van de lidstaten van de Unie. Elk overleg moet een volledige uiteenzetting bevatten van de feiten die een dergelijk verzoek rechtvaardigen.
7. De landen die tot de Unie toetreden of die worden toegelaten als lid van de Unie, alsmede die welke de Unie verlaten, moeten hun bijdrage betalen voor het gehele jaar waarin hun toelating of vertrek daadwerkelijk plaatsvindt.
8. De lidstaten betalen vooraf hun contributie aan de jaarlijkse uitgaven van de Unie, op basis van de door de Raad van Bestuur vastgestelde begroting. Deze contributies moeten uiterlijk worden betaald op de eerste dag van het financiële jaar waarop de begroting betrekking heeft. Na die termijn zijn de verschuldigde bedragen rentedragend ten behoeve van de Unie, ten belope van 3% per jaar gedurende de eerste zes maanden en 6% per jaar vanaf de zevende maand.
9. Wanneer de achterstallige contributie van een lidstaat aan de Unie exclusief rente gelijk is aan of hoger dan de som van de contributies van die lidstaat over de twee voorgaande financiële jaren, kan deze lidstaat zijn vorderingen op andere lidstaten op de door de Raad van Bestuur vastgestelde wijze geheel of ten dele onherroepelijk aan de Unie overdragen. De voorwaarden voor de overdracht van vorderingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de lidstaat, zijn debiteuren/schuldeisers en de Unie.
10. De lidstaten die vanwege juridische of andere redenen niet in staat zijn tot een dergelijke overdracht, verplichten zich ertoe een afbetalingsregeling te treffen voor hun achterstallige betalingen.
11. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden kan de termijn voor het verhaal van aan de Unie verschuldigde achterstallige verplichte contributies niet langer zijn dan tien jaar.
12. In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van Bestuur een lidstaat geheel of ten dele van de betaling van de verschuldigde rente ontheffen indien deze over de hoofdsom zijn achterstallige contributie volledig heeft voldaan.
13. Een lidstaat kan, in het kader van een door de Raad van Bestuur goedgekeurde aflossingsregeling voor zijn achterstallige contributie, eveneens worden ontheven van het geheel of een gedeelte van de geaccumuleerde of nog te ontvangen renten; deze ontheffing wordt evenwel afhankelijk gesteld van de volledige en punctuele uitvoering van de aflossingsregeling binnen een overeengekomen termijn van ten hoogste tien jaar.
14. Teneinde de tekorten in de middelen van de Unie op te vangen, wordt een Reservefonds in het leven geroepen, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Raad van Bestuur. Dit Fonds wordt in eerste instantie gecreëerd uit begrotingsoverschotten. Het Fonds kan eveneens dienen voor het sluitend maken van de begroting of het verlagen van de contributie van de lidstaten.
15. Ten aanzien van tijdelijke financiële tekorten verstrekt de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, onder de in onderlinge overeenstemming vast te stellen voorwaarden, op korte termijn de benodigde voorschotten. Deze Regering houdt kosteloos toezicht op het beheer van de financiële rekeningen alsmede op de boekhouding van het Internationaal Bureau, binnen de door het Congres vastgestelde kredietlimieten.
1. Elke lidstaat die de in artikel 128.9 bedoelde overdracht niet kan verrichten en weigert zich te onderwerpen aan een overeenkomstig artikel 128.10 door het Internationaal Bureau voorgestelde afbetalingsregeling, of deze regeling niet naleeft, verliest automatisch zijn stemrecht bij het Congres en bij de vergaderingen van de Raad van Bestuur en bij de Postraad, en is niet meer in deze twee Raden verkiesbaar.
2. De automatische sancties worden ambtshalve en met onmiddellijke ingang opgeheven zodra de desbetreffende lidstaat zich, ten aanzien van de hoofdsom en de renten, volledig heeft gekweten van zijn aan de Unie achterstallige contributie, of wanneer hij besluit zich te onderwerpen aan een aflossingsregeling voor zijn schulden.
1. De lidstaten dragen bij aan de dekking van de uitgaven van de Unie volgens de contributieklasse waartoe zij behoren. Deze klassen zijn:
klasse van 50 eenheden;
klasse van 45 eenheden;
klasse van 40 eenheden;
klasse van 35 eenheden;
klasse van 30 eenheden;
klasse van 25 eenheden;
klasse van 20 eenheden;
klasse van 15 eenheden;
klasse van 10 eenheden;
klasse van 5 eenheden;
klasse van 3 eenheden;
klasse van 1 eenheid;
klasse van 0,5 eenheid, voorbehouden aan de door de Verenigde Naties vermelde minstontwikkelde landen en aan andere door de Raad van Bestuur aangewezen landen.
2. Naast de onder 1 bedoelde klassen kan elke lidstaat ervoor kiezen meer dan 50 contributie-eenheden te betalen.
3. Op het moment van hun toelating of toetreding tot de Unie worden de lidstaten, overeenkomstig de in artikel 21.4 van de Constitutie bedoelde procedure, ingedeeld in een van de eerdergenoemde contributieklassen.
4. De lidstaten kunnen later van contributieklasse veranderen, mits het Internationaal Bureau ten minste twee maanden voor de opening van het Congres van deze verandering in kennis wordt gesteld. Deze kennisgeving, die ter kennis van het Congres wordt gebracht, wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van de door het Congres vastgestelde financiële bepalingen. De lidstaten die niet binnen de gestelde termijn te kennen hebben gegeven dat zij van contributieklasse wensen te veranderen, blijven in de contributieklasse waartoe zij tot op dat moment behoorden.
5. De lidstaten kunnen niet verlangen dat zij met meer dan één klasse tegelijk lager worden geplaatst.
6. In uitzonderlijke gevallen zoals natuurrampen waarvoor internationale hulpprogramma’s nodig zijn, kan de Raad van Bestuur evenwel, eenmaal tussen twee Congressen in, op verzoek van een lidstaat, indien deze aantoont dat hij zijn contributie in de oorspronkelijk gekozen klasse niet kan handhaven, een tijdelijke verlaging met één klasse toestaan. Onder dezelfde omstandigheden kan de Raad van Bestuur eveneens een tijdelijke verlaging toestaan voor lidstaten die niet tot de minstontwikkelde landen behoren die reeds in de klasse van 1 eenheid zijn gerangschikt, door deze in de klasse van 0,5 eenheid te plaatsen.
7. Bij de toepassing van het bepaalde onder 6 kan de tijdelijke verlaging door de Raad van Bestuur worden toegestaan voor een maximumtermijn van twee jaar of tot het volgende Congres, indien dit eerder plaatsvindt. Na het verstrijken van de vastgestelde termijn wordt het betrokken land automatisch in zijn oorspronkelijke klasse teruggeplaatst.
8. In afwijking van het bepaalde onder 4 en 5 zijn de verplaatsingen naar een hogere klasse niet aan beperkingen onderworpen.
De benodigdheden die tegen betaling door het Internationaal Bureau aan de postdiensten worden geleverd, moeten zo snel mogelijk worden betaald, doch uiterlijk binnen zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Internationaal Bureau de rekening heeft verzonden. Na deze termijn dragen de verschuldigde bedragen rente ten behoeve van de Unie, ten belope van 5% per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van de genoemde termijn.
1. In geval van een geschil dat door middel van een scheidsrechterlijke beslissing moet worden geregeld, kiest elk van de betrokken postdiensten een postdienst van een land dat niet rechtstreeks bij het geschil is betrokken. Wanneer meerdere postdiensten gezamenlijk partij bij een geschil zijn, tellen zij, voor de toepassing van deze bepaling, slechts als een enkele postdienst.
2. Ingeval een van de betrokken postdiensten binnen een termijn van zes maanden geen gevolg geeft aan een arbitragevoorstel, verzoekt het Internationaal Bureau, indien het daarom wordt verzocht, op zijn beurt de in gebreke blijvende postdienst een scheidsman te benoemen of benoemt het er ambtshalve zelf een.
3. De bij het geschil betrokken partijen kunnen overeenkomen een enkele scheidsman te benoemen; dit kan het Internationaal Bureau zijn.
4. Het besluit van de scheidslieden wordt bij meerderheid van stemmen genomen.
5. In geval van staking der stemmen kiezen de scheidslieden, om het geschil te regelen, een andere postdienst die evenmin bij het geschil betrokken is. Bij gebreke van overeenstemming over deze keuze wordt deze postdienst door het Internationaal Bureau aangewezen uit de postdiensten die niet door de scheidslieden zijn voorgedragen.
6. Indien het een geschil over een van de Regelingen betreft, kunnen de scheidslieden alleen worden benoemd uit de postdiensten die aan die Regeling deelnemen.
Om uitvoerbaar te worden, moeten de bij het Congres ingediende voorstellen met betrekking tot dit Algemeen Reglement worden goedgekeurd door de meerderheid van de bij het Congres vertegenwoordigde lidstaten die stemrecht hebben. Ten tijde van de stemming moet ten minste twee derde van de lidstaten van de Unie die stemrecht hebben, aanwezig zijn.
De in artikel 133 bedoelde voorwaarden voor goedkeuring zijn eveneens van toepassing op voorstellen tot wijziging van de tussen de Wereldpostunie en de Organisatie van de Verenigde Naties gesloten Akkoorden, voor zover deze Akkoorden niet voorzien in voorwaarden voor wijziging van de daarin vervatte bepalingen.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Algemeen Reglement hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie doet elke Partij een afschrift ervan toekomen.
GEDAAN te Boekarest, op 5 oktober 2004.
Gelet op artikel 22.3 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, in dit Verdrag de gemeenschappelijke regels vastgelegd die van toepassing zijn op de internationale postdienst.
1. Ten behoeve van het Algemeen Postverdrag worden de navolgende termen als volgt gedefinieerd:
1.1 algemene postdienst: permanente verzorging voor cliënten van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, op elk punt op het grondgebied van een land, tegen betaalbare prijzen;
1.2 dichte postzending: zak of aantal zakken of andere van een etiket, loodzegel of stempel voorziene recipiënten die poststukken bevatten;
1.3 doorvoerzendingen à découvert: doorvoer, via een tussenliggend land, van zendingen waarvan het aantal of het gewicht geen vervaardiging van een dichte postzending rechtvaardigt voor het land van bestemming;
1.4 poststuk: overkoepelende term waarmee elk van de verzendingen door de post wordt bedoeld (briefpostzending, postpakket, postwissel, enzovoort);
1.5 eindkosten: door de verzendende postdienst aan de postdienst van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van de briefpostzendingen die in het land van bestemming worden ontvangen;
1.6 doorvoervergoedingen: vergoeding voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (postdienst, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de postzendingen over land, over zee en/of door de lucht;
1.7 territoriaal bestellingsquotum: door de verzendende postdienst aan de postdienst van bestemming verschuldigde vergoeding ter compensatie van de kosten die verband houden met de verwerking van een postpakket in het land van bestemming;
1.8 territoriaal doorvoerquotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie van het doorkruiste land worden geleverd (postdienst, andere dienst of een combinatie van beide) met betrekking tot de doorvoer van de postzendingen over land en/of door de lucht, voor het door zijn grondgebied voeren van een postpakket;
1.9 maritiem quotum: vergoeding verschuldigd voor de diensten die door een vervoersinstantie worden geleverd (postdienst, andere dienst of een combinatie van beide) die deelneemt aan het vervoer over zee van een postpakket.
1. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van het overheidsorgaan dat belast is met het toezicht op de postzaken. Bovendien brengen de lidstaten het Internationaal Bureau binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres op de hoogte van de naam en het adres van de marktdeelnemer of marktdeelnemers die officieel zijn aangewezen voor de verzorging van de postdiensten en het vervullen van de verplichtingen die op zijn of hun grondgebieden uit de Akten van de Unie voortvloeien. Tussen twee Congressen in moet elke wijziging betreffende de officieel aangewezen marktdeelnemers en de overheidsinstanties zo snel mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht.
1. Teneinde het concept van de eenheid van het postgebied van de Unie te versterken, zien de lidstaten erop toe dat alle gebruikers/cliënten het recht genieten op een algemene postdienst die overeenkomt met een aanbieding van kwalitatief hoogwaardige postale basisdiensten, die permanent en op elk punt op hun grondgebied tegen betaalbare prijzen worden aangeboden.
2. Te dien einde stellen de lidstaten, in het kader van hun nationale postwetgeving of via andere gebruikelijke middelen, de reikwijdte van de desbetreffende postale diensten vast alsmede de voorwaarden betreffende kwaliteit en betaalbare prijzen, met inachtneming van zowel de behoeften van de bevolking als hun nationale omstandigheden.
3. De lidstaten zien erop toe dat de aangeboden postdiensten en de kwaliteitsnormen door de met de algemene postdienst belaste instanties worden geëerbiedigd.
4. De lidstaten zien erop toe dat de algemene postdienst op levensvatbare wijze wordt verzorgd, zodat het duurzame bestaan ervan wordt gewaarborgd.
1. Het beginsel van de vrijheid van doorvoer wordt uiteengezet in artikel 1 van de Constitutie. Dit beginsel brengt voor elke postdienst de verplichting met zich mee de gesloten depêches en de briefpostzendingen à découvert die door een andere postdienst worden bezorgd, steeds te verzenden langs de snelste weg en met behulp van de veiligste middelen die de dienst voor zijn eigen zendingen gebruikt. Dit beginsel is eveneens van toepassing op verkeerd bezorgde zendingen of depêches.
2. De lidstaten die niet deelnemen aan de uitwisseling van brieven met bederfelijke biologische stoffen of radioactieve stoffen, mogen de doorvoer van zulke zendingen à découvert over hun grondgebied weigeren. Hetzelfde geldt voor zendingen van briefpost, andere post, briefkaarten en braillestukken. Dat is eveneens van toepassing op drukwerk, tijdschriften, periodieken, petits paquets en M-zakken waarvan de inhoud niet aan de wettelijke bepalingen voldoet die van toepassing zijn op de voorwaarden voor hun publicatie of circulatie in het land van doorvoer.
3. Voor de over land en over zee te vervoeren postpakketten is de vrijheid van doorvoer beperkt tot het grondgebied van de landen die aan die dienst deelnemen.
4. Vrijheid van doorvoer van luchtpostpakketten is gegarandeerd binnen het gehele grondgebied van de Unie. Niettemin kunnen de lidstaten die niet aan de dienst van postpakketten deelnemen, niet verplicht worden mee te werken aan de verzending van de luchtpostpakketten per land- en/of zeepost.
5. Indien een lidstaat de bepalingen inzake de vrijheid van doorvoer niet naleeft, hebben de andere lidstaten het recht de postale diensten met dit land af te schaffen.
1. Zolang een poststuk niet bij de rechthebbende is besteld, blijft dit eigendom van de afzender, behalve indien het in beslag is genomen krachtens de wetgeving van het land van herkomst of van bestemming en, in het geval van toepassing van artikel 15.2.1.1 of 15.3, naar gelang van de wetgeving van het land van doorvoer.
2. De afzender van een poststuk kan dit uit die dienst laten terugtrekken of het adres ervan laten wijzen of verbeteren. De porten en andere voorwaarden worden voorgeschreven in de Regelingen.
3. De lidstaten zorgen voor de nazending van poststukken ingeval van wijziging van het adres van de geadresseerde, en voor de terugzending naar de afzender van onbestelbare stukken. De porten en andere voorwaarden worden vermeld in de Reglementen.
1. De porten voor de verschillende internationale en bijzondere postale diensten worden door de postdiensten vastgelegd in overeenstemming met de grondbeginselen van het Verdrag en de Regelingen. De porten dienen in principe te worden vastgesteld in verhouding tot de kosten van het leveren van deze diensten.
2. De postdienst van het land van herkomst bepaalt de frankeertarieven voor het vervoer van de briefpostzendingen en postpakketten. De frankeertarieven zijn inclusief de afgifte van de zendingen ten huize van de geadresseerde, voor zover de bestelling van dergelijke zendingen in het land van bestemming tot de dienstverlening behoort.
3. De toegepaste porten, met inbegrip van die welke ter informatie in de Akten zijn vermeld, dienen minimaal gelijk te zijn aan die welke worden toegepast voor zendingen in het binnenlandse verkeer met dezelfde kenmerken (categorie, volume, verwerkingstermin, enz.).
4. Het is de postdiensten toegestaan alle in de Akten voorkomende porten te overschrijden.
5. Boven de onder 3 vastgestelde minimale limiet voor porten hebben de postdiensten de mogelijkheid op hun binnenlandse wetgeving gebaseerde lagere porten toe te staan voor briefpostzendingen en postpakketten die in hun land worden afgegeven. Zij hebben met name de mogelijkheid voorkeurstarieven toe te kennen aan hun cliënten met een aanzienlijk postverkeer.
6. Het is verboden aan cliënten andere porten in rekening te brengen dan die waarin is voorzien door de Akten.
7. Behalve in de gevallen waarin door de Akten is voorzien, behoudt elke postdienst de porten die hij heeft geheven.
1. Beginsel
1.1 De gevallen van portvrijdom, als vrijstelling van de frankering, worden uitdrukkelijk in het Verdrag vermeld. In de Regelingen kunnen evenwel bepalingen worden vastgelegd voor zowel de vrijstelling van frankering als de vrijstelling van betaling van doorvoerkosten, eindkosten en bestellingsquota voor briefpostzendingen en postpakketten met betrekking tot de postale dienst die door de postdiensten en de beperkte Unies worden verzonden. Daarnaast worden de briefpostzendingen en postpakketten die door het Internationaal Bureau van de UPU naar de beperkte Unies en de postdiensten worden verzonden, beschouwd als verzendingen met betrekking tot de postale dienst en worden deze vrijgesteld van alle porten. De dienst van herkomst is evenwel bevoegd luchtrechten te heffen voor deze laatste zendingen.
2. Krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden
2.1 Vrijgesteld van alle porten, met uitzondering van luchtrechten, zijn briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten aan of door krijgsgevangenen verzonden, hetzij rechtstreeks hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren. De in een neutraal land opgenomen en geïnterneerde oorlogvoerenden worden met de eigenlijke krijgsgevangenen gelijkgesteld voor zover het de toepassing van voornoemde bepalingen betreft.
2.2 Het in 2.1 bepaalde geldt eveneens voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten die afkomstig zijn uit andere landen en zijn geadresseerd aan of verzonden door de geïnterneerde burgers, bedoeld in het op 12 augustus 1949 te Genève gesloten Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de in de Regelingen van het Postverdrag en de in het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde kantoren.
2.3 De in de Regelingen van het Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten vermelde bureaus genieten eveneens portvrijdom voor briefpostzendingen, postpakketten en zendingen van financiële postale diensten met betrekking tot de in 2.1 en 2.2 bedoelde personen die zij hetzij rechtstreeks, hetzij via bemiddeling verzenden of ontvangen.
2.4 Pakketten tot 5 kilogram worden in portvrijdom aangenomen. Het maximumgewicht is 10 kilogram voor zendingen waarvan de inhoud ondeelbaar is en voor zendingen die, met het oog op de verdeling onder de gevangenen, aan een kamp of de vertrouwenspersoon daarvan zijn gericht.
2.5 In het kader van de vereffening van de rekeningen tussen de postdiensten wordt voor dienstpakketten en pakketten van of voor krijgsgevangenen en civiel geïnterneerden geen quotum toegekend, met uitzondering van de kosten van luchtvervoer die op de luchtpostpakketten van toepassing zijn.
3. Braillestukken
3.1 Braillestukken zijn vrijgesteld van elk port, met uitzondering van luchtrechten.
1. De benaming „postzegel” wordt uit hoofde van dit Postverdrag beschermd en is uitsluitend voorbehouden aan de zegels die voldoen aan voorwaarden van dit artikel en van de Regelingen.
2. De postzegel:
2.1 wordt uitsluitend door een bevoegde uitgevende instantie uitgegeven, overeenkomstig de Akten van de UPU; de uitgifte van postzegels behelst het in omloop brengen ervan;
2.2 is een teken van soevereiniteit en vormt:
2.2.1 een bewijs van de frankering die overeenkomt met de intrinsieke waarde ervan, wanneer deze in overeenstemming met de Akten van de Unie op een poststuk wordt aangebracht;
2.2.2 een bron van aanvullende inkomsten voor de postdiensten, als filatelistisch object;
2.3 moet in omloop zijn op het oorspronkelijke grondgebied van de uitgevende postdienst voor gebruik ten behoeve van frankering of filatelie.
3. Als teken van de soevereiniteit bevat de postzegel:
3.1 de naam van de lidstaat of van het grondgebied waar de uitgevende postdienst onder valt, in Latijnse letters;
3.1.1 facultatief, het officiële embleem van de lidstaat waar de uitgevende postdienst onder valt;
3.1.2 in beginsel, de nominale waarde ervan in Latijnse letters of Arabische cijfers;
3.1.3 facultatief, de vermelding „Posterijen” in Latijnse of andere letters.
4. De staatsemblemen, de officiële controletekens en de emblemen van intergouvernementele organisaties die op de postzegels voorkomen, worden beschermd uit hoofde van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de intellectuele eigendom.
5. De onderwerpen en motieven van de postzegels moeten:
5.1 overeenkomen met de geest van de preambule van de Constitutie van de Wereldpostunie en met de beslissingen die door de organen van de Unie zijn genomen;
5.2 nauw verband houden met de culturele identiteit van het land van de uitbrengende postdienst of een bijdrage leveren aan het uitdragen van de cultuur of aan de handhaving van de vrede;
5.3 in geval van herdenking van belangrijke personen uit of bijzondere gebeurtenissen in het buitenland voor het land of het grondgebied van de uitgevende postdienst, een nauwe band met het genoemde land of grondgebied hebben;
5.4 gespeend zijn van politieke of beledigende kenmerken ten aanzien van een persoon of land;
5.5 van bijzonder belang zijn voor het land waar de uitgevende postdienst onder valt of voor deze postdienst zelf.
6. Als voorwerp van intellectuele eigendomsrechten kan de postzegel het volgende bevatten:
6.1 de vermelding van het recht van de uitgevende postdienst de betrokken eigendomsrechten te gebruiken, te weten:
6.1.1 de auteursrechten, door middel van plaatsing van het copyright-teken (©), de aanduiding van de eigenaar van de auteursrechten alsmede de vermelding van het jaar van uitgifte;
6.1.2 het merk dat is geregistreerd op het grondgebied van de lidstaat waaronder de uitgevende postdienst valt, door middel van plaatsing van het teken voor het geregistreerde handelsmerk (®) achter de naam van het merk;
6.2 de naam van de kunstenaar;
6.3 de naam van de drukker.
7. Frankeerstempels, afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen of andere druk- of stempelwijzen die voldoen aan de bepalingen van de Akten van de Wereldpostunie, mogen uitsluitend met toestemming van de postdienst worden gebruikt.
1. De lidstaten nemen op alle niveaus van de postexploitatie een strategie aan voor activiteiten op het gebied van veiligheid en passen deze toe, teneinde het vertrouwen van het publiek in de postdiensten te behouden en te vergroten, zulks in het belang van alle betrokkenen. Een dergelijke strategie moet voorzien in de uitwisseling van informatie met betrekking tot de handhaving van de veiligheid en de beveiliging van het vervoer en de doorvoer van dépêches tussen de lidstaten.
1. De lidstaten moeten op alle niveaus van de postexploitatie een dynamische milieustrategie ontwikkelen en uitvoeren en in het kader van de postale diensten de voorlichting op het gebied van milieuvraagstukken bevorderen.
1. Poststukken
1.1 De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen om de navolgende handelingen te voorkomen en de daders ervan te vervolgen en te bestraffen:
1.1.1 het insluiten in poststukken van verdovende middelen, psychotrope stoffen of explosieven, ontvlambare en andere gevaarlijke stoffen waarvoor insluiting niet uitdrukkelijk door het Postverdrag wordt toegestaan;
1.1.2 het insluiten in poststukken van voorwerpen van pedofiele of pornografische aard waarin kinderen voorkomen.
2. Frankering in het algemeen en frankeermiddelen in het bijzonder
2.1 De lidstaten verplichten zich ertoe alle nodige maatregelen te nemen ter voorkoming, beteugeling en bestraffing van overtredingen met betrekking tot de in dit Verdrag bedoelde frankeermiddelen, te weten:
2.1.1 in roulatie zijnde of uit de roulatie genomen postzegels;
2.1.2 frankeermerken;
2.1.3 afdrukken van frankeermachines en afdrukken van drukpersen;
2.1.4 internationale antwoordcoupons.
2.2 Ten behoeve van dit Verdrag wordt onder een overtreding met betrekking tot frankeermiddelen verstaan een van de volgende handelingen, begaan met het oogmerk de pleger ervan of een derde op onrechtmatige wijze te verrijken. Het volgende dient strafbaar te worden gesteld:
2.2.1 het vervalsen, imiteren of namaken van frankeermiddelen, of elke andere onrechtmatige of strafbare daad die verband houdt met de ongeoorloofde vervaardiging ervan;
2.2.2 het gebruiken, in omloop brengen, in de handel brengen, distribueren, verspreiden, vervoeren, presenteren of tentoonstellen, met inbegrip van voor publicitaire doeleinden, van vervalste, geïmiteerde of nagemaakte frankeermiddelen;
2.2.3 het ten behoeve van postale doeleinden gebruiken of in omloop brengen van frankeermiddelen die reeds eerder zijn gebruikt;
2.2.4 pogingen tot het begaan van een van de bovengenoemde overtredingen.
3. Wederkerigheid
3.1 Wat de sancties betreft, mag geen enkel onderscheid worden gemaakt tussen de onder 2 bedoelde handelingen, of het nu gaat om nationale of buitenlandse frankeermiddelen; op deze bepaling kunnen geen voorwaarden inzake wettelijke wederkerigheid of wederkerigheid op grond van een verdrag worden toegepast.
1. De lidstaten verzorgen de toelating, verwerking, het vervoer en de bestelling van briefpostzendingen.
2. De briefpostzendingen omvatten:
2.1 prioritaire of niet-prioritaire zendingen tot 2 kilogram;
2.2 brieven, postkaarten, drukwerk en petits paquets tot 2 kilogram;
2.3 braillestukken tot 7 kilogram;
2.4 bijzondere zakken die nieuwsbladen, tijdschriften, boeken en vergelijkbaar drukwerk bevatten, gericht aan dezelfde geadresseerde en aan dezelfde bestemming, „M-zakken” genoemd, tot 30 kilogram.
3. De briefpostzendingen worden gerangschikt naar de snelheid van behandeling of de inhoud ervan, overeenkomstig de Regeling Brievenpost.
4. Op sommige categorieën briefpostzendingen zijn facultatief hogere gewichtslimieten dan de onder 2 genoemde limieten van toepassing, volgens de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.
5. De lidstaten verzorgen eveneens de toelating, de verwerking, het vervoer en de bestelling van postpakketten tot 20 kg, hetzij door de bepalingen van het Postverdrag te volgen, hetzij, in het geval van uitgaande pakketten en na sluiting van een bilateraal akkoord, door gebruikmaking van elk ander voor hun cliënt voordeliger middel.
6. Op sommige categorieën postpakketten zijn facultatief gewichtslimieten van meer dan 20 kg van toepassing, volgens de in de Regeling Postpakketten vermelde voorwaarden.
7. Elk land waarvan de postdienst geen vervoer van pakketten verzorgt, mag de bepalingen van het Verdrag doen uitvoeren door transportondernemingen. Het mag deze dienst tevens beperken tot pakketten die afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de plaatsen die door die ondernemingen worden aangedaan.
8. In afwijking van het bepaalde onder 5 zijn de landen die vóór 1 januari 2001 geen partij waren bij de Regeling Postpakketten niet verplicht de postpakketdienst te verzorgen.
1. De lidstaten verzorgen de navolgende verplichte aanvullende diensten:
1.1 aantekendienst voor uitgaande lucht- en prioritaire briefpostzendingen;
1.2 aantekendienst voor niet-prioritaire uitgaande briefpostzendingen en zendingen over land of zee voor bestemmingen waarvoor geen prioritaire of luchtpostdienst bestaat;
1.3 aantekendienst voor alle binnenkomende briefpostzendingen.
2. De verzorging van een aantekendienst voor uitgaande niet-prioritaire briefpostzendingen en briefpostzendingen over land of zee voor bestemmingen waarvoor geen prioritaire of luchtpostdienst bestaat, is facultatief.
3. De lidstaten kunnen de navolgende facultatieve aanvullende diensten verzorgen in het kader van de betrekkingen tussen de postdiensten die zijn overeengekomen deze diensten te verzorgen:
3.1 postdienst met waardeaangifte voor briefpostzendingen en pakketten;
3.2 postdienst met bewijs van afgifte voor briefpostzendingen;
3.3 postdienst met rembourszending voor briefpostzendingen en pakketten;
3.4 postdienst met expressezendingen voor briefpostzendingen en pakketten;
3.5 postdienst voor het in handen afgeven van aangetekende briefpostzendingen, van zendingen met bewijs van afgifte of van zendingen met waardeaangifte;
3.6 postdienst voor port- en rechtvrije zendingen voor briefpostzendingen en pakketten;
3.7 postdienst voor breekbare pakketten en pakketten die een bijzondere behandeling behoeven;
3.8 „Consignment”-consolidatiedienst voor gegroepeerde zendingen van één afzender die voor het buitenland zijn bestemd.
4. De drie navolgende aanvullende diensten omvatten tegelijkertijd verplichte en facultatieve aspecten:
4.1 dienst internationaal antwoordnummer (CCRI), die voornamelijk facultatief is; alle postdiensten zijn echter verplicht de retourdienst te verzorgen van deze zendingen;
4.2 dienst internationale antwoordcoupons; deze coupons kunnen worden uitgewisseld in elke lidstaat, maar de verkoop ervan is facultatief;
4.3 ontvangstbevestigingen voor aangetekende briefpostzendingen of briefpostzendingen met bewijs van afgifte, pakketten en zendingen met waardeaangifte; alle postdiensten accepteren ontvangstbevestigingen voor binnenkomende zendingen; de verzorging van een ontvangstbevestiging voor uitgaande zendingen is echter facultatief.
5. Deze diensten en de bijbehorende heffingen worden beschreven in de Regelingen.
6. Indien voor de hieronder vermelde diensten in het binnenlandse stelsel bijzondere heffingen gelden, zijn de postdiensten bevoegd dezelfde heffingen te vragen voor internationale zendingen, volgens de in de Regelingen genoemde voorwaarden:
6.1 bestelling van petits paquets van meer dan 500 g;
6.2 terpostbezorging van een briefpostzending op het uiterste tijdstip;
6.3 terpostbezorging buiten de normale openingsuren van de loketten;
6.4 bij de afzender thuis ophalen;
6.5 afhalen van een briefpostzending buiten de normale openingsuren van de loketten;
6.6 poste-restante;
6.7 opslag van briefpostzendingen van meer dan 500 g, en van postpakketten;
6.8 aflevering van pakketten in antwoord op het bericht van aankomst;
6.9 dekking tegen het risico van overmacht.
1. De postdiensten kunnen onderling overeenkomen deel te nemen aan de navolgende diensten die in de Regelingen worden beschreven:
1.1 e-mail, een dienst waarbij gebruik wordt gemaakt van elektronische verzending van de berichten;
1.2 EMS, een expresse-postdienst bestemd voor documenten en goederen die, voor zover mogelijk, de snelste postdienst langs fysieke weg vormt; de postdiensten zijn bevoegd deze dienst te verzorgen op basis van een standaard multilateraal EMS-akkoord of op basis van bilaterale akkoorden;
1.3 de geïntegreerde logistieke dienst, die volledig beantwoordt aan de behoeften van de clientèle op het gebied van logistiek en die de fasen voor en na de fysieke verzending van de goederen en documenten behelst;
1.4 het elektronische poststempel, dat op afdoende wijze het bestaan van een elektronisch feit bevestigt, in een bepaalde vorm, op een bepaald moment, en waaraan een of meerdere partijen hebben deelgenomen.
2. In onderling overleg mogen de postdiensten een nieuwe vorm van dienstverlening instellen waarin niet uitdrukkelijk door de Akten van de Unie is voorzien. De porten voor de nieuwe dienstverlening worden door elke betrokken postdienst vastgesteld met inachtneming van de exploitatiekosten van de dienstverlening.
1. Algemene bepalingen
1.1 Zendingen die niet voldoen aan de bij het Verdrag en de Regelingen vereiste voorwaarden worden niet toegelaten. Zendingen die worden verstuurd met het oog op een frauduleuze handeling of het opzettelijk verzuim de volledige verschuldigde bedragen te betalen, worden evenmin toegelaten.
1.2 De uitzonderingen op de in dit artikel genoemde verboden zijn in de Regelingen vervat.
1.3 Alle postdiensten hebben de mogelijkheid de in dit artikel genoemde verboden, die onmiddellijk na de opneming ervan in het desbetreffende voorschrift kunnen worden toegepast, uit te breiden.
2. Verboden die gelden voor alle categorieën zendingen
2.1 Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen in alle categorieën zendingen is verboden:
2.1.1 verdovende middelen en psychotrope stoffen;
2.1.2 obscene of immorele voorwerpen;
2.1.3 voorwerpen waarvan de invoer of de circulatie in het land van bestemming verboden is;
2.1.4 voorwerpen die, vanwege hun aard of verpakking, een gevaar kunnen vormen voor de beambten of voor het grote publiek of de andere zendingen of postuitrusting of de eigendommen van derden kunnen bevuilen of beschadigen;
2.1.5 documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.
3. Explosieve, ontvlambare of radioactieve stoffen en andere gevaarlijke stoffen
3.1 Het insluiten van explosieve, ontvlambare of andere gevaarlijke stoffen alsmede radioactieve stoffen in alle categorieën zendingen is verboden.
3.2 Bij uitzondering worden de navolgende stoffen toegelaten:
3.2.1 de in artikel 16.1 bedoelde radioactieve stoffen die worden verzonden in briefpostzendingen en postpakketten;
3.2.2 de in artikel 16.2 bedoelde bederfelijke biologische stoffen die worden verzonden in briefpostzendingen;
4. Levende dieren
4.1 Het insluiten van levende dieren is in alle categorieën zendingen verboden.
4.2 Bij uitzondering worden de navolgende dieren toegelaten in briefpostzendingen anders dan zendingen met waardeaangifte:
4.2.1 bijen, bloedzuigers en zijderupsen;
4.2.2 parasieten en verdelgers van schadelijke insecten, bestemd voor de beheersing van deze insecten en uitgewisseld tussen officieel erkende instellingen;
4.2.3 vliegen van de drosophilidae-familie die worden gebruikt voor biomedisch onderzoek tussen officieel erkende instellingen.
4.3 Bij uitzondering worden de navolgende dieren in pakketten toegelaten:
4.3.1 levende dieren waarvan het vervoer per post in de postvoorschriften van de betrokken landen wordt toegestaan.
5. Insluiting van correspondentie in pakketten
5.1 Het insluiten van de hieronder genoemde voorwerpen in postpakketten is verboden:
5.1.1 documenten met het karakter van een actuele en persoonlijke briefwisseling;
5.1.2 correspondentie van welke aard ook tussen andere personen dan de afzender en de geadresseerde of de bij hen wonende personen.
6. Muntstukken, bankbiljetten en andere waardevolle voorwerpen
6.1 Het is verboden muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of om het even welke waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen in te sluiten:
6.1.1 in briefpostzendingen zonder waardeaangifte;
6.1.1.1 wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en het land van bestemming dit toestaat, mogen deze voorwerpen echter wel aangetekend in een gesloten enveloppe worden verzonden;
6.1.2 in pakketten zonder waardeaangifte, behalve wanneer de nationale wetgeving van het land van herkomst en van het land van bestemming dit toestaat;
6.1.3 in pakketten zonder waardeaangifte in het verkeer tussen twee landen die waardeaangifte accepteren;
6.1.3.1 bovendien kan elke postdienst de insluiting verbieden van baren goud in pakketten met of zonder waardeaangifte afkomstig van of met een bestemming op zijn grondgebied of in doorvoer à découvert over zijn grondgebied; elke postdienst kan beperkingen stellen aan de werkelijke waarde van deze zendingen.
7. Drukwerken en braillestukken
7.1 Drukwerken en braillestukken:
7.1.1 mogen niet van een vermelding zijn voorzien en mogen geen correspondentie bevatten;
7.1.2 mogen geen postzegel of een al dan niet ongeldig gemaakte frankeermethode bevatten, en geen papieren die een waarde vertegenwoordigen, behalve in het geval de zending een kaart, envelop of van tevoren gefrankeerde band bevat met het oog op de retourzending ervan, waarop het adres van de afzender van de zending of van diens vertegenwoordiger in het land van terpostbezorging of van bestemming van de oorspronkelijke zending is afgedrukt.
8. Behandeling van zendingen die ten onrechte zijn toegelaten
8.1 Zendingen die ten onrechte zijn toegelaten, worden behandeld overeenkomstig de Regelingen. Zendingen die de in 2.1.1, 2.1.2 en 3.1 bedoelde voorwerpen bevatten, worden echter in geen geval naar de bestemming verzonden, noch bij de geadresseerden besteld, noch teruggestuurd naar de plaats van herkomst. Indien de in 2.1.1 en 3.1 bedoelde voorwerpen worden ontdekt in doorvoerzendingen, worden deze laatste behandeld overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van doorvoer.
1. Onder de volgende voorwaarden worden radioactieve stoffen toegelaten in briefpostzendingen en in postpakketten, in het kader van de betrekkingen tussen de postdiensten die zich bereid hebben verklaard dergelijke zendingen toe te laten, hetzij in hun wederzijds verkeer, hetzij in één richting:
1.1 de radioactieve stoffen worden geconditioneerd en verpakt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Regelingen,
1.2 wanneer deze stoffen worden verzonden in briefpostzendingen, zijn zij onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of aangetekende brieven;
1.3 de in briefpostzendingen of postpakketten ingesloten radioactieve stoffen moeten via de snelst mogelijke weg, normaliter per luchtpost, worden verzonden onder voorbehoud van betaling van de desbetreffende luchtrechten;
1.4 radioactieve stoffen mogen slechts door officieel gemachtigde afzenders ter post worden bezorgd.
2. Onder de volgende voorwaarden worden biologische stoffen toegelaten in briefpostzendingen:
2.1 Bederfelijke biologische stoffen, besmettelijke stoffen en vast koolzuurgas (koolzuursneeuw), wanneer dit wordt gebruikt voor het koelen van besmettelijke stoffen, mogen slechts per post worden verzonden in het kader van uitwisselingen tussen officieel erkende bevoegde laboratoria. Deze gevaarlijke stoffen kunnen in de post worden toegelaten ter verzending per vliegtuig, mits de nationale wetgeving, de geldende technische instructies van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en de IATA-voorschriften inzake gevaarlijke goederen zulks toestaan.
2.2 Bederfelijke biologische stoffen en besmettelijke stoffen geconditioneerd en verpakt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Regeling zijn onderworpen aan het tarief van prioritaire zendingen of het tarief van brieven en moeten worden aangetekend. Het is toegestaan de postverwerking van deze zendingen te onderwerpen aan de betaling van een toeslag.
2.3 Toelating van bederfelijke biologische stoffen en besmettelijke stoffen is beperkt tot het verkeer tussen de lidstaten waarvan de postdiensten zich akkoord hebben verklaard deze zendingen aan te nemen, hetzij in hun wederzijds verkeer, hetzij in één richting.
2.4 Deze stoffen moeten via de snelst mogelijke weg, normaliter per luchtpost, worden verzonden onder voorbehoud van betaling van de desbetreffende luchtrechten, en genieten prioriteit bij de bestelling.
1. Elke postdienst is verplicht de klachten betreffende een zending die bij zijn dienst of bij een andere postdienst ter post is bezorgd, in behandeling te nemen, mits dergelijke klachten worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag na de terpostbezorging van de zending. De termijn van zes maanden heeft betrekking op de relatie tussen de indieners van de klacht en de postdiensten en heeft geen betrekking op het doorgeven van klachten tussen de postdiensten.
1.1 De inbehandelingname van klachten betreffende het niet-ontvangen van een normale briefpostzending is echter niet verplicht. De postdiensten die klachten met betrekking tot de niet-ontvangst van normale briefpostzendingen in behandeling nemen, kunnen hun onderzoek beperken tot naspeuringen bij de dienst onbestelbare post.
2. De klachten worden in behandeling genomen onder de in de Regeling bedoelde voorwaarden.
3. De behandeling van klachten is kosteloos. De bijkomende kosten als gevolg van een verzoek om verzending via de EMS-dienst komen in beginsel echter ten laste van de verzoeker.
1. De postdienst van het land van herkomst en die van het land van bestemming zijn gemachtigd, overeenkomstig de wetgeving van hun land, zendingen aan douanecontrole te onderwerpen.
2. Zendingen die ter controle aan de douane worden voorgelegd, kunnen door de postdienst worden belast met een toeslag voor aanbieding bij de douane waarvan het indicatieve bedrag in de Regelingen wordt vastgelegd. Deze toeslag wordt slechts voor aanbieding bij de douane en voor inklaring geheven voor de zendingen die zijn belast met douanerechten of soortgelijke rechten.
3. De postdiensten die toestemming hebben verkregen voor het verrichten van de inklaring namens de cliënten zijn gemachtigd van de cliënten een op de werkelijke kosten van de handeling gebaseerde toeslag te heffen.
4. De postdiensten zijn gemachtigd van de afzenders c.q. de geadresseerden van de zendingen douanerechten en eventuele andere rechten te heffen.
1. Gesloten depêches kunnen worden uitgewisseld via de landmacht-, marine- of luchtmachtdiensten van andere landen:
1.1 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van de aan de Verenigde Naties ter beschikking gestelde militaire eenheden;
1.2 tussen de bevelhebbers van deze militaire eenheden;
1.3 tussen de postkantoren van een van de lidstaten en de bevelhebbers van marine- of luchtmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land die in het buitenland zijn gestationeerd;
1.4 tussen de bevelhebbers van marine-, luchtmacht- of landmachtdivisies, oorlogsschepen of militaire vliegtuigen van hetzelfde land.
2. Briefpostzendingen die zijn opgenomen in de in 1 genoemde depêches mogen uitsluitend geadresseerd zijn aan, of afkomstig zijn van de leden van de militaire eenheden of van de staf- en bemanningsleden van de schepen of vliegtuigen van bestemming of herkomst. De daarvoor geldende tarieven en verzendingsvoorwaarden worden aan de hand van het binnenlandse reglement vastgesteld door de postdienst van het land dat de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de schepen of vliegtuigen behoren.
3. Tenzij anders is overeengekomen, is de postdienst van het land dat de militaire eenheid ter beschikking heeft gesteld, of waartoe de oorlogsschepen of militaire vliegtuigen behoren, aan de betrokken postdiensten de doorvoervergoedingen, de eindkosten en de kosten voor het luchtvervoer verschuldigd.
1. De postdiensten moeten hun normen en doelstellingen inzake de bestelling van binnenkomende briefpostzendingen en pakketten vastleggen en openbaar maken.
2. Deze normen en doelstellingen, vermeerderd met de tijd die normaliter nodig is voor de inklaring, mogen niet minder gunstig zijn dan die welke worden toegepast voor vergelijkbare zendingen in hun binnenlandse dienst.
3. De postdiensten van herkomst moeten eveneens normen vastleggen en publiceren voor het volledige traject van prioritaire zendingen en briefpostzendingen per luchtpost alsmede voor pakketten en economische pakketten/over land of zee vervoerde pakketten.
4. De postdiensten evalueren de toepassing van de kwaliteitsnormen op het gebied van dienstverlening.
1. Algemeen
1.1 Met uitzondering van de in artikel 22 bedoelde gevallen, zijn de postdiensten aansprakelijk voor:
1.1.1 verlies, ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, van gewone pakketten en zendingen met waardeaangifte;
1.1.2 verlies van zendingen met bewijs van afgifte;
1.1.3 de terugzending van een pakket wanneer geen reden voor de onbestelbaarheid ervan wordt gegeven.
1.2 De postdiensten aanvaarden geen aansprakelijkheid wanneer het gaat om andere pakketten dan de in 1.1.1 en 1.1.2 genoemde pakketten.
1.3 In elk ander geval waarin niet door dit Verdrag wordt voorzien, aanvaarden de postdiensten geen aansprakelijkheid.
1.4 Wanneer het verlies of de volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte het gevolg is van overmacht die geen aanleiding tot schadevergoeding geeft, heeft de afzender recht op teruggave van de betaalde toeslagen, met uitzondering van de verzekeringstoeslag.
1.5 De bedragen van de te betalen schadevergoeding mogen niet hoger zijn dan de in de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten vermelde bedragen.
1.6 In geval van aansprakelijkheid worden indirecte schade of gederfde winsten niet in aanmerking genomen bij het te betalen schadevergoedingsbedrag.
1.7 Alle bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de postdiensten zijn strikt, dwingend en uitputtend. De aansprakelijkheid van de postdiensten blijft in elk geval – ook bij grove schuld (grove fout) – beperkt tot de in het Postverdrag en de Regelingen vastgestelde limieten.
2. Aangetekende zendingen
2.1 De afzender van een aangetekende zending heeft bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging daarvan recht op een schadevergoeding vastgelegd in de Regeling Brievenpost. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regeling Brievenpost bepaalde bedrag, mogen de postdiensten dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken postdiensten worden vergoed.
2.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een aangetekende zending heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.
3. Zendingen met bewijs van afgifte
3.1 Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met bewijs van afgifte, heeft de afzender uitsluitend recht op terugbetaling van de betaalde porten.
4. Gewone pakketten
4.1 In geval van verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender recht op een in de Regeling Postpakketten vastgestelde vergoeding. Indien de afzender een bedrag eist dat lager is dan het in de Regeling Postpakketten bepaalde bedrag, mogen de postdiensten dit lagere bedrag uitkeren en op basis hiervan door de eventuele andere betrokken postdiensten worden vergoed.
4.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een gewoon pakket heeft de afzender in principe recht op een vergoeding die overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging.
4.3 De postdiensten kunnen overeenkomen in hun wederzijdse betrekkingen het in de Regeling Postpakketten vastgestelde bedrag toe te passen, zonder inachtneming van het gewicht van het pakket.
5. Zendingen met waardeaangifte
5.1 Bij verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een zending met waardeaangifte, heeft de afzender recht op een schadevergoeding die in principe overeenkomt met het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.
5.2 In geval van gedeeltelijke ontvreemding of gedeeltelijke beschadiging van een zending met waardeaangifte heeft de afzender recht op een vergoeding die in principe overeenkomt met het werkelijke bedrag van de ontvreemding of de beschadiging. Dit bedrag mag echter in geen geval hoger zijn dan het bedrag, in BTR, van de aangegeven waarde.
6. In de in 4 en 5 bedoelde gevallen wordt de schadevergoeding berekend volgens de in BTR omgezette marktprijs van gelijksoortige voorwerpen of goederen op de plaats en het tijdstip waarop de zending voor vervoer werd aangenomen. Bij ontbreken van een marktprijs wordt de schadevergoeding berekend volgens de gewone waarde van op dezelfde gronden geschatte voorwerpen of goederen.
7. Wanneer vanwege verlies, volledige ontvreemding of volledige beschadiging van een aangetekende zending, van een gewoon pakket of van een zending met waardeaangifte een schadevergoeding verschuldigd is, heeft de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde bovendien recht op terugbetaling van de betaalde porten en rechten, met uitzondering van de toeslag voor aantekenen of waardeaangifte. Hetzelfde geldt voor aangetekende zendingen, gewone pakketten of zendingen met waardeaangifte die door de geadresseerden worden geweigerd als gevolg van de slechte staat ervan, indien deze aan de postdienst toe te rekenen is en deze hiervoor aansprakelijk is.
8. In afwijking van het in 2, 4 en 5 bepaalde heeft de geadresseerde recht op schadevergoeding na inontvangstname van een aangetekende zending, een gewoon pakket of een zending met waardeaangifte die of dat ontvreemd of beschadigd is.
9. De postdienst van herkomst heeft het recht aan de afzenders in zijn land de schadevergoedingen uit te betalen welke zijn voorzien in de in zijn land geldende wetgeving inzake aangetekende zendingen en pakketten zonder waardeaangifte, mits deze niet lager zijn dan die welke zijn vastgesteld in 2.1 en 4.1. Hetzelfde geldt voor de postdienst van bestemming wanneer de schadevergoeding aan de geadresseerde wordt betaald. De in 2.1 en 4.1 vastgestelde bedragen blijven echter van toepassing:
9.1 indien tegen de verantwoordelijke postdienst bezwaar wordt aangetekend;
9.2 indien de afzender ten gunste van de geadresseerde afziet van zijn rechten of omgekeerd.
10. Op dit artikel is, behoudens in geval van een bilaterale overeenkomst, geen enkel voorbehoud betreffende de betaling van de schadevergoeding aan de postdiensten van toepassing.
1. De postdiensten zijn niet langer aansprakelijk voor aangetekende zendingen, zendingen met bewijs van afgifte, pakketten en zendingen met waardeaangifte zodra zij deze hebben besteld overeenkomstig de voorschriften van hun regelingen inzake dergelijke zendingen. Zij zijn echter nog wel aansprakelijk:
1.1 wanneer ontvreemding of beschadiging wordt vastgesteld, hetzij vóór, hetzij tijdens de bestelling van de zending;
1.2 wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, een voorbehoud maakt bij de inontvangstname van een gedeeltelijk ontvreemde of beschadigde zending, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat;
1.3 wanneer de aangetekende zending werd besteld in een brievenbus, wanneer het binnenlandse reglement dit toestaat, en de geadresseerde verklaart deze niet te hebben ontvangen;
1.4 wanneer de geadresseerde, of in geval van terugzending de afzender, van een pakket of een zending met waardeaangifte, niettegenstaande het feit dat hij daarvoor op de voorgeschreven wijze voor ontvangst heeft getekend, onverwijld aan de postdienst die hem de zending heeft uitgereikt te kennen geeft dat hij schade heeft vastgesteld. De betrokkene dient aan te tonen dat de ontvreemding of beschadiging niet na de bestelling heeft plaatsgehad; de term „onverwijld” moet worden uitgelegd overeenkomstig de nationale wetgeving.
2. De postdiensten zijn niet aansprakelijk:
2.1 in geval van overmacht, onder voorbehoud van artikel 13.6.9;
2.2 wanneer zij, zonder dat hun aansprakelijkheid op een andere manier wordt bewezen, geen rekenschap kunnen afleggen voor de zendingen als gevolg van vernieling van de dienstbescheiden die voortvloeit uit een geval van overmacht;
2.3 wanneer de schade is veroorzaakt door een fout of nalatigheid van de afzender of voortvloeit uit de aard van de inhoud;
2.4 wanneer het zendingen betreft die vallen onder de verbodsbepalingen van artikel 15;
2.5 in geval van inbeslagname krachtens de wetgeving van het land van bestemming, na kennisgeving door de postdienst van dat land;
2.6 wanneer het gaat om zendingen met waardeaangifte waarbij een frauduleuze aangifte is gedaan van een waarde die hoger is dan de werkelijke waarde van de inhoud;
2.7 wanneer de afzender binnen de termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van de zending, geen klacht heeft ingediend;
2.8 wanneer het pakketten van krijgsgevangenen of civiel geïnterneerden betreft;
2.9 wanneer wordt vermoed dat de afzender heeft gehandeld met frauduleuze opzet met het oogmerk een schadevergoeding te ontvangen.
3. De postdiensten aanvaarden geen aansprakelijkheid uit hoofde van douaneaangiften, in welke vorm dan ook, of beslissingen die door de douanediensten worden genomen bij de verificatie van de aan douanecontrole onderworpen zendingen.
1. De afzender van een zending is aansprakelijk voor de door de beambten van de posterijen geleden letselschade en voor alle schade aan andere poststukken alsmede aan de uitrusting van de posterijen die te wijten is aan het verzenden van niet voor vervoer toegelaten voorwerpen of aan het niet nakomen van de voorwaarden voor toelating.
2. In geval van schade veroorzaakt aan andere poststukken, is de afzender voor elke beschadigde zending binnen dezelfde grenzen aansprakelijk als de postdiensten.
3. De afzender blijft aansprakelijk, zelfs indien het kantoor van terpostbezorging de zending aanvaardt.
4. Wanneer de voorwaarden voor ontvangst door de verzender zijn geaccepteerd, is deze evenwel niet aansprakelijk voor zover de postdiensten of vervoerders bij de verwerking van de zendingen na de acceptatie ervan schuld of nalatigheid kan worden verweten.
1. Onder voorbehoud van het recht van verhaal op de verantwoordelijke postdienst, dient de schadevergoeding door de postdienst van herkomst of, naar gelang van het geval, de postdienst van bestemming te worden betaald en rust op deze dienst de verplichting tot terugbetaling van de porten en rechten.
2. De afzender mag ten gunste van de geadresseerde afzien van zijn recht op schadevergoeding. Omgekeerd mag de geadresseerde van zijn recht op schadevergoeding afzien ten gunste van de afzender. De afzender of de geadresseerde mag een derde machtigen om de schadevergoeding in ontvangst te nemen, indien de nationale wetgeving dat toestaat.
1. Indien, na betaling van een schadevergoeding, een tevoren als verloren beschouwde aangetekende zending, een pakket of zending met waardeaangifte, of een gedeelte van de inhoud daarvan wordt teruggevonden, wordt de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde ervan op de hoogte gebracht dat de zending gedurende een periode van drie maanden te zijner beschikking wordt gehouden tegen terugbetaling van het bedrag van de betaalde schadevergoeding. Tevens wordt hem gevraagd aan wie de zending dient te worden afgegeven. In geval van weigering of wanneer niet binnen de gestelde termijn wordt gereageerd, wordt dezelfde procedure gevolgd ten aanzien van de geadresseerde of, naar gelang van het geval, de afzender, die dezelfde termijn krijgt om te reageren.
2. Zien de afzender en de geadresseerde af van inontvangstname van de zending of reageren zij niet binnen de in 1 vastgestelde termijn, dan wordt deze eigendom van de postdienst of de postdiensten die de schade heeft respectievelijk hebben gedragen.
3. Wordt een zending met waardeaangifte later teruggevonden en blijkt de waarde van de inhoud lager te zijn dan het bedrag van de betaalde schadevergoeding, dan dient de afzender of, naar gelang van het geval, de geadresseerde het bedrag van deze schadevergoeding tegen afgifte van de zending terug te betalen, onverminderd de gevolgen die voortvloeien uit de frauduleuze waardeaangifte.
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 22 tot en met 25 heeft elke lidstaat die zich het recht voorbehoudt geen schadevergoeding uit hoofde van de aansprakelijkheid te betalen, geen recht op een dergelijke schadevergoeding door een andere lidstaat die de aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van de bovengenoemde artikelen wel aanvaardt.
1. Geen enkele lidstaat is verplicht briefpostzendingen te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen die op zijn grondgebied woonachtige afzenders in het buitenland ter post bezorgen of doen bezorgen, met de bedoeling gebruik te maken van de aldaar geldende voordeligere tarieven.
2. De bepalingen in 1 worden zonder onderscheid toegepast op briefpostzendingen die in het land van de afzender worden gereedgemaakt om vervolgens over de grens te worden vervoerd, en op briefpostzendingen die in het buitenland worden samengesteld.
3. De postdienst van bestemming heeft het recht van de afzender of, bij diens afwezigheid, van de postdienst van terpostbezorging, betaling te eisen van de binnenlandse tarieven. Indien noch de afzender, noch de postdienst van terpostbezorging deze tarieven binnen een door de postdienst van bestemming gestelde termijn wil betalen, mag deze postdienst de zendingen terugsturen naar de postdienst van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn eigen wetgeving behandelen.
4. Geen enkele lidstaat is verplicht de briefpostzendingen die de afzenders in grote hoeveelheden in een ander land dan dat waar ze verblijf houden ter post hebben bezorgd of laten bezorgen, te verzenden of bij de geadresseerden te bestellen indien het bedrag van de te heffen eindkosten minder hoog blijkt dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de zendingen ter post zouden zijn bezorgd in het land van verblijf van de afzenders. De postdienst van bestemming heeft het recht van de postdienst van terpostbezorging een vergoeding te eisen met betrekking tot de gemaakte kosten. Deze mag echter niet hoger zijn dan het hoogste bedrag van de volgende twee formules: hetzij 80% van het binnenlandse tarief dat op soortgelijke zendingen van toepassing is, hetzij 0,14 BTR per zending plus 1 BTR per kilogram. Indien de postdienst van terpostbezorging weigert het gevorderde bedrag binnen een door de postdienst van bestemming gestelde termijn te betalen, mag deze de zendingen terugsturen naar de postdienst van terpostbezorging met het recht op vergoeding van de kosten van terugzending, ofwel de zendingen overeenkomstig zijn eigen wetgeving behandelen.
1. Onder voorbehoud van de in de Regelingen voorgeschreven uitzonderingen heeft elke postdienst die van een andere postdienst briefpostzendingen ontvangt, het recht van de postdienst van verzending een vergoeding te vragen voor de door de ontvangen internationale post veroorzaakte kosten.
2. Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de vergoeding voor eindkosten worden de postdiensten geclassificeerd als landen en grondgebieden van het doelsysteem of landen en grondgebieden die recht hebben deel uit te maken van het overgangssysteem, overeenkomstig de daartoe door het Congres bij Resolutie C 12/2004 opgestelde lijst. In de bepalingen inzake eindkosten worden de landen en grondgebieden „landen” genoemd.
3. De bepalingen van dit Verdrag betreffende de betaling van eindkosten zijn overgangsbepalingen die leiden tot de aanneming van een betalingssysteem dat rekening houdt met de bijzondere kenmerken van elk land.
4. Toegang tot het binnenlandse stelsel.
4.1 Elke postdienst stelt aan de andere postdiensten alle tarieven en voorwaarden ter beschikking die hij in zijn nationale stelsel, onder dezelfde voorwaarden, zijn nationale cliënten aanbiedt.
4.2 Een verzendende postdienst kan, onder vergelijkbare omstandigheden, de postdienst van het doelsysteem verzoeken dezelfde voorwaarden te mogen genieten als die welke deze postdienst stelt ten aanzien van zijn nationale cliënten voor gelijkwaardige zendingen.
4.3 De postdiensten van het overgangssysteem moeten vermelden of zij toegang toestaan onder de in 4.1 vermelde voorwaarden.
4.3.1 Wanneer een postdienst van een overgangssysteem verklaart toegang toe te staan onder de in zijn binnenlandse stelsel gestelde voorwaarden, is deze toestemming zonder onderscheid van toepassing op alle postdiensten van de Unie.
4.4 Het is aan de postdienst van bestemming om te besluiten of door de postdienst van herkomst aan de voorwaarden voor de toegang tot zijn binnenlandse stelsel wordt voldaan.
5. De tarieven van de eindkosten van partijenpost mogen niet hoger zijn dan de gunstigste tarieven die door de postdienst van bestemming worden toegepast krachtens bilaterale of multilaterale regelingen betreffende eindkosten. Het is de taak van de postdienst van bestemming te beoordelen of de postdienst van herkomst al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor toegang.
6. De vergoeding van de eindkosten wordt gebaseerd op de kwaliteit van de dienstverlening in het land van bestemming. De Postraad is derhalve bevoegd premies op de in de artikelen 29 en 30 bedoelde vergoeding toe te kennen ter aanmoediging van de deelname aan het controlesysteem en ter compensatie van de postdiensten die hun kwaliteitsdoel bereiken. De Postraad kan ook boetes vaststellen in geval van ontoereikende kwaliteit, maar de vergoeding kan niet minder bedragen dan de in de artikelen 29 en 30 genoemde minimumvergoeding.
7. Elke postdienst mag geheel of gedeeltelijk afzien van de in 1 bedoelde vergoeding.
8. De betrokken postdiensten mogen op basis van een bilaterale of multilaterale overeenkomst andere vergoedingssystemen voor de verrekening van eindkosten toepassen.
1. De vergoeding voor briefpostzendingen, met inbegrip van partijenpost, met uitsluiting van M-zakken, wordt vastgesteld door middel van toepassing van de bedragen per zending en per kilogram die de verwerkingskosten in het land van bestemming weergeven; deze kosten moeten in verhouding staan tot de binnenlandse tarieven. De berekening van de bedragen vindt plaats onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden.
2. De bedragen per zending en per kilogram worden als volgt berekend op basis van een percentage van de heffing voor een prioritaire brief van 20 gram in het binnenlandse stelsel
2.1 voor 2006: 62%;
2.2 voor 2007: 64%;
2.3 voor 2008: 66%;
2.4 voor 2009: 68%.
3. De bedragen mogen niet hoger zijn dan:
3.1 voor 2006: 0,226 BTR per zending en 1,768 BTR per kilogram;
3.2 voor 2007: 0,231 BTR per zending en 1,812 BTR per kilogram;
3.3 voor 2008: 0,237 BTR per zending en 1,858 BTR per kilogram;
3.4 voor 2009: 0,243 BTR per zending en 1,904 BTR per kilogram.
4. Voor het tijdvak 2006 tot en met 2009 mogen de toe te passen bedragen niet lager zijn dan 0,147 BTR per zending en 1,491 BTR per kilogram. Voor zover de verhoging van de bedragen niet meer bedraagt dan 100% van de heffing voor een prioritaire brief van 20 gram in het binnenlandse stelsel van het betrokken land, zijn de minimumbedragen als volgt:
4.1 voor 2006: 0,151 BTR per zending en 1,536 BTR per kilogram;
4.2 voor 2007: 0,154 BTR per zending en 1,566 BTR per kilogram;
4.3 voor 2008: 0,158 BTR per zending en 1,598 BTR per kilogram;
4.4 voor 2009: 0,161 BTR per zending en 1,630 BTR per kilogram.
5. Het voor M-zakken toe te passen bedrag is 0,793 BTR per kilogram.
5.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.
6. Een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending wordt voorzien voor aangetekende zendingen en een aanvullende vergoeding van 1 BTR per zending wordt voorzien voor zendingen met waardeaangifte.
7. De bepalingen tussen landen van het doelsysteem zijn van toepassing op elk land van het overgangssysteem dat verklaart zich bij het doelsysteem te willen aansluiten. De Postraad kan de overgangsbepalingen in de Regeling Brievenpost vastleggen.
8. Op dit artikel is, behoudens bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud mogelijk.
1. Vergoeding
1.1 De vergoeding voor briefpostzendingen, met uitsluiting van M-zakken, bedraagt 0,147 BTR per zending en 1,491 BTR per kilogram.
1.1.1 Voor stromen van minder dan 100 ton per jaar worden beide componenten omgezet in een totaalbedrag van 3,727 BTR per kilogram op basis van een mondiaal gemiddeld aantal van 15,21 zendingen per kilogram.
1.1.2 Voor stromen van meer dan 100 ton per jaar wordt het bedrag van 3,727 BTR per kilogram toegepast indien noch de postdienst van bestemming, noch de postdienst van herkomst om herziening van het bedrag verzoekt op basis van het werkelijke aantal zendingen per kilogram van de betrokken stroom. Bovendien wordt dit bedrag toegepast wanneer het werkelijke aantal zendingen per kilogram tussen 13 en 17 ligt.
1.1.3 Wanneer een van de postdiensten verzoekt om toepassing van het werkelijke aantal zendingen per kilo, vindt de berekening van de vergoeding van de desbetreffende stroom plaats volgens het in de Regeling Brievenpost bedoelde herzieningsmechanisme.
1.1.4 De herziening naar beneden van het totale in 1.1.2 bedoelde bedrag kan niet door een land van het doelsysteem worden ingeroepen tegen een land van het overgangssysteem, tenzij dit laatste land om een herziening in tegengestelde richting verzoekt.
1.2 Het voor M-zakken toe te passen bedrag is 0,793 BTR per kilogram.
1.2.1 Voor de vergoeding van de eindkosten worden M-zakken van minder dan 5 kilogram beschouwd als wegende 5 kilogram.
1.3 Een aanvullende vergoeding van 0,5 BTR per zending wordt voorzien voor aangetekende zendingen en een aanvullende vergoeding van 1 BTR per zending wordt voorzien voor zendingen met waardeaangifte.
2. Mechanisme voor de harmonisatie van de systemen
2.1 Wanneer een postdienst van het doelsysteem die een poststroom van meer dan 50 ton per jaar ontvangt, vaststelt dat het jaarlijkse gewicht van deze stroom de onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden berekende drempel overschrijdt, kan hij op de post die deze drempel overschrijdt het in artikel 29 bedoelde vergoedingensysteem toepassen, mits hij het herzieningsmechanisme niet heeft toegepast.
2.2 Wanneer een postdienst van het overgangssysteem die in een jaar een poststroom van meer dan 50 ton van een ander land van het overgangssysteem ontvangt, vaststelt dat het jaarlijkse gewicht van deze stroom de onder de in de Regeling Brievenpost vermelde voorwaarden berekende drempel overschrijdt, kan hij op de post die deze drempel overschrijdt het in artikel 31 bedoelde vergoedingssupplement toepassen, mits hij het herzieningsmechanisme niet heeft toegepast.
3. Partijenpost
3.1 De vergoeding voor partijenpost bestemd voor landen van het doelsysteem wordt vastgesteld door middel van toepassing van de in artikel 29 bedoelde bedragen per zending en per kilogram.
3.2 De postdiensten van het overgangssysteem kunnen, voor de ontvangen partijenpost, een vergoeding vragen van 0,147 BTR per zending en 1,491 BTR per kilogram.
4. Op dit artikel is, behoudens bij bilaterale overeenkomst, geen voorbehoud mogelijk.
1. Behalve voor M-zakken en partijenpost geldt voor de eindkosten die door alle landen en grondgebieden moeten worden betaald aan de landen die door de Sociaal-Economische Raad in de categorie minstontwikkelde landen zijn ingedeeld, een toeslag die overeenkomt met 16,5% van het bedrag van 3,727 BTR per kilogram als vermeld in artikel 30, ter aanvulling van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in de minstontwikkelde landen. Tussen de minstontwikkelde landen vinden dergelijke betalingen niet plaats.
2. De lidstaten van de Wereldpostunie en de grondgebieden die in de Unie zijn opgenomen zijn gerechtigd bij de Raad van Bestuur een gemotiveerd verzoek in te dienen om hun land of grondgebied te laten aanmerken als land of grondgebied dat aanvullende middelen nodig heeft. De TRAC 1-landen (voormalige ontwikkelingslanden) kunnen bij de Raad van Bestuur een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, onder dezelfde omstandigheden als de minstontwikkelde landen. Bovendien hebben de landen die door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) zijn ingedeeld in de categorie netto bijdragende landen de bevoegdheid bij de Raad van Bestuur een verzoek in te dienen om in aanmerking te komen voor het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, onder dezelfde omstandigheden als de landen die voor TRAC 1 in aanmerking komen. De verzoeken waaraan uit hoofde van dit artikel een gunstig gevolg wordt gegeven, worden van kracht op de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het besluit van de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur bestudeert het verzoek en besluit, op basis van strenge beoordelingscriteria, of een land in het kader van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening, naar gelang van het geval, al dan niet kan worden beschouwd als een minstontwikkeld land of als een land dat voor TRAC 1 in aanmerking komt. De Raad van Bestuur herziet en actualiseert jaarlijks de lijst van lidstaten van de Wereldpostunie en van de grondgebieden die in de Unie zijn opgenomen.
3. Behalve voor M-zakken en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie industrielanden ingedeelde landen en grondgebieden ten behoeve van de vergoeding van eindkosten moeten worden betaald aan landen en grondgebieden die door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) zijn ingedeeld in de categorie landen niet zijnde minstontwikkelde landen die voor TRAC 1-middelen in aanmerking komen, een toeslag die overeenkomt met 8% van het bedrag van 3,727 BTR per kilogram als vermeld in artikel 30, ter aanvulling van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening in het land van deze laatste categorie.
4. Behalve voor M-zakken en partijenpost geldt voor de eindkosten die door de door het Congres in de categorie industrielanden ingedeelde landen en grondgebieden ten behoeve van de vergoeding van eindkosten moeten worden betaald aan landen en grondgebieden die door hetzelfde Congres zijn ingedeeld in de categorie ontwikkelingslanden anders dan die vermeld in 1 en 3, een toeslag die overeenkomt met 1% van het bedrag van 3,727 BTR per kilogram als vermeld in artikel 30, ter aanvulling van het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.
5. De landen en grondgebieden die TRAC 1-middelen mogen gebruiken, kunnen de kwaliteit van hun dienstverlening trachten te verbeteren door middel van regionale of multinationale projecten ten behoeve van de minstontwikkelde landen of landen met een laag inkomen. Deze projecten zouden rechtstreeks ten goede moeten komen aan alle partijen die bijdragen aan de financiering ervan via het Fonds ter verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.
6. Het is in het bijzonder de bedoeling dat de regionale projecten de concretisering van de UPU-programma’s ten gunste van de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening alsmede de instelling van analytische boekhoudsystemen in de ontwikkelingslanden bevorderen. De Postraad neemt uiterlijk in 2006 speciale procedures aan voor de financiering van deze projecten.
1. Gesloten depêches en doorvoerzendingen à découvert die tussen twee postdiensten of tussen twee kantoren van hetzelfde land via de diensten van één of meer andere postdiensten (derde diensten) worden uitgewisseld, zijn onderworpen aan de betaling van doorvoervergoedingen. Deze vormen een vergoeding voor de dienstverlening in de vorm van doorvoer over land, over zee of door de lucht.
1. Het basistarief voor luchtvervoer dat bij de verrekening tussen de postdiensten wordt toegepast, wordt goedgekeurd door de Postraad. Het tarief wordt door het Internationaal Bureau volgens een in de Regeling Brievenpost bepaalde formule berekend.
2. De berekening van de kosten van luchtvervoer van gesloten depêches, prioritaire zendingen, luchtpostzendingen en luchtpostpakketten à découvert in doorvoer, alsmede de daarop betrekking hebbende wijzen van aftrek, worden beschreven in de Regeling Brievenpost en de Regeling Postpakketten.
3. De transportkosten voor het gehele luchttraject komen ten laste van:
3.1 de postdienst van het land van herkomst, wanneer het gesloten dépêches betreft, ook wanneer deze dépêches worden doorgevoerd via één of meerdere tussengeschakelde postdiensten;
3.2 de postdienst die de zendingen aan een andere postdienst overdraagt, wanneer het open prioritaire en luchtpostzendingen in doorvoer betreft, met inbegrip van die welke verkeerd werden verzonden.
4. Dezelfde regelingen zijn van toepassing op zendingen die vrijgesteld zijn van territoriale en maritieme doorvoervergoedingen, indien deze per vliegtuig worden verzonden.
5. Elke postdienst van bestemming die binnen de grenzen van zijn eigen land het luchtvervoer van internationale post verzorgt, heeft recht op terugbetaling van de extra kosten voor dit vervoer, mits de gewogen gemiddelde afstand van de afgelegde trajecten meer dan 300 km bedraagt. De Postraad kan de gewogen gemiddelde afstand vervangen door een ander relevant criterium. Behoudens een overeenkomst die voorziet in kosteloos vervoer, dienen de kosten identiek te zijn voor alle uit het buitenland afkomstige prioritaire en luchtpostzendingen, ongeacht het al dan niet doorzenden ervan per luchtpost.
6. Wanneer de vereffening van de door de postdienst van bestemming geheven eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of tarieven, vindt geen extra vergoeding voor binnenlandse luchtvervoerkosten plaats.
7. Met het oog op de berekening van de gewogen gemiddelde afstand, sluit de postdienst van bestemming het gewicht uit van alle depêches waarvoor de berekening van de vergoeding van de eindkosten specifiek gebaseerd is op de binnenlandse kosten of op de tarieven van de postdienst van bestemming.
1. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee postdiensten zijn onderworpen aan territoriale bestellingsquota voor elk land en voor elk pakket, berekend door het in de Regeling vastgestelde basistarief per pakket en het basistarief per kilogram te combineren.
1.1 Met inachtneming van de bovengenoemde basistarieven kan de postdiensten bovendien worden toegestaan aanvullende tarieven te verkrijgen per pakket en per kilogram, overeenkomstig de in de Regeling vervatte bepalingen.
1.2 De in 1 en 1.1 bedoelde quota komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
1.3 De territoriale bestellingsquota dienen voor het gehele grondgebied van elk land gelijk te zijn.
2. Pakketten die worden uitgewisseld tussen twee postdiensten of tussen twee kantoren van hetzelfde land met gebruikmaking van de landdiensten van een of meer andere postdiensten, zijn onderworpen aan territoriale doorvoerquota die afhankelijk van de afstandstrap in de Regeling worden vastgesteld, ten gunste van de landen waarvan de diensten deelnemen aan het territoriale vervoer.
2.1 Voor pakketten in doorvoer à découvert mogen de tussengeschakelde postdiensten een in de Regeling vastgesteld forfaitair quotum per zending vorderen.
2.2 De territoriale doorvoerquota komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
3. Elk van de landen waarvan de diensten deelnemen aan het maritiem vervoer van pakketten mag de maritieme quota vorderen. Deze quota komen ten laste van de postdienst van het land van herkomst, tenzij in de Regeling Postpakketten wordt afgeweken van dit beginsel.
3.1 Voor elke ondernomen maritieme dienst wordt het maritieme quotum vastgesteld in de Regeling Postpakketten, al naar gelang de van toepassing zijnde afstandstrap.
3.2 De postdiensten mogen het overeenkomstig 3.1 berekende maritieme quotum verhogen met maximaal 50%. Zij mogen het quotum naar eigen goeddunken verlagen.
1. De Postraad is bevoegd de navolgende kosten en quota vast te stellen, die door de postdiensten overeenkomstig de in de Regelingen vervatte voorwaarden moeten worden betaald:
1.1 doorvoerkosten voor de verwerking en het vervoer van brievenpost-dépêches door ten minste een derde land;
1.2 basistarief en kosten van luchtvervoer die op luchtpost van toepassing zijn;
1.3 territoriale bestellingsquota voor de verwerking van binnenkomende pakketten;
1.4 territoriale doorvoerquota voor de verwerking en het vervoer van pakketten door een derde land;
1.5 maritieme quota voor het maritiem vervoer van pakketten.
2. De herziening, die kan plaatsvinden dankzij een methode waarbij de postdiensten die de diensten verrichten een billijke vergoeding wordt gegarandeerd, moet gebaseerd zijn op betrouwbare en representatieve economische en financiële gegevens. Een eventuele wijziging waartoe kan worden besloten, wordt van kracht op een door de Postraad te bepalen datum.
1. Voor de tenuitvoerlegging van de bij het Congres ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag dienen deze te zijn goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde lidstaten die hun stem uitbrengen. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van de lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig zijn.
2. Voor de tenuitvoerlegging van de voorstellen betreffende de Regeling Brievenpost en betreffende de Regeling Postpakketten dienen deze te zijn goedgekeurd door de meerderheid van de stemgerechtigde leden van de Postraad.
3. Voor de tenuitvoerlegging van de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen betreffende dit Verdrag en het Slotprotocol daarbij dienen deze het volgende aantal stemmen op zich te verenigen:
3.1 twee derde van de stemmen, waarbij ten minste de helft van de stemgerechtigde lidstaten van de Unie aan de stemming hebben deelgenomen, indien het wijzigingen betreft;
3.2 de meerderheid van de stemmen indien het de uitlegging van de bepalingen betreft.
4. Niettegenstaande het in 3.1 bepaalde, heeft elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog onverenigbaar is met de voorgestelde wijziging het recht, binnen negentig dagen nadat deze ter kennis werd gebracht, door middel van een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau aan te geven dat hij die wijziging onmogelijk kan aanvaarden.
1. Elk voorbehoud dat onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van de Unie is niet toegestaan.
2. Als stelregel geldt dat de lidstaten die de andere lidstaten niet van hun mening kunnen overtuigen voor zover mogelijk moeten trachten zich bij de mening van de meerderheid aan te sluiten. Voorbehouden mogen uitsluitend worden gemaakt indien dit absoluut noodzakelijk is en moeten op gepaste wijze met redenen worden omkleed.
3. Een voorbehoud op de artikelen van dit Verdrag moet aan het Congres worden voorgelegd in de vorm van een schriftelijk voorstel in een van de werktalen van het Internationaal Bureau, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Reglement van orde van het Congres.
4. Om van kracht te worden, moet het aan het Congres voorgelegde voorbehoud worden goedgekeurd door de meerderheid die per geval voor de wijziging van het artikel waarop het voorbehoud betrekking heeft, benodigd is.
5. In beginsel wordt het voorbehoud toegepast op basis van wederkerigheid tussen de lidstaat die het voorbehoud heeft gemaakt en de overige lidstaten.
6. Het voorbehoud op dit Verdrag wordt in het Slotprotocol ervan opgenomen op basis van het door het Congres goedgekeurde voorstel.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke Partij ter hand gesteld.
GEDAAN te Boekarest, op 5 oktober 2004.
Bij de ondertekening van het heden gesloten Algemeen Postverdrag zijn de ondergetekende gevolmachtigden het volgende overeengekomen:
1. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn niet van toepassing op Antigua en Barbuda, (het Koninkrijk) Bahrein, Barbados, Belize, Botswana, Brunei Darussalam, Canada, China, de Dominicaanse Republiek, Egypte, Fiji, Gambia, Grenada, Guyana, Hongkong, Ierland, Jamaica, Kenia, Kiribati, Koeweit, Lesotho, Malawi, Maleisië, Mauritius, Nauru, Nieuw-Zeeland, Nigeria, Papoea-Nieuw-Guinea, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, de Salomonseilanden, Samoa, de Seychellen, Sierra Leone, Singapore, Swaziland, (de Verenigde Republiek) Tanzania, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Uganda, Vanuatu, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk en Zambia.
2. De bepalingen van artikel 5.1 en 2 zijn evenmin van toepassing op Denemarken, (de Islamitische Republiek) Iran en Oostenrijk, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving, zodra de geadresseerde op de hoogte is gebracht van de binnenkomst van een aan hem geadresseerde zending.
3. Artikel 5.1 is niet van toepassing op Australië, Ghana en Zimbabwe.
4. Artikel 5.2 is niet van toepassing op de Bahama’s, Irak, de Democratische Volksrepubliek Korea en op Myanmar, waar het terugtrekken van briefpostzendingen of wijzigen van het adres daarvan op verzoek van de afzender niet wordt toegestaan door de wetgeving.
5. Artikel 5.2 is niet van toepassing op (de Verenigde Staten van) Amerika.
6. Artikel 5.2 is van toepassing op Australië voor zover het verenigbaar is met de nationale wetgeving van dat land.
7. In afwijking van artikel 5.2 hebben de Democratische Republiek Congo, El Salvador, (de Republiek) Panama, de Filipijnen en Venezuela het recht postpakketten niet te retourneren zodra de geadresseerde heeft verzocht om inklaring ervan door de douane, aangezien dit onverenigbaar is met de wetgeving van deze landen.
1. Indien de nationale wetgeving dit toelaat, is het de postdiensten van Australië, Canada en Nieuw-Zeeland, in afwijking van artikel 6, toegestaan andere postheffingen in rekening te brengen dan die waarin in de Regelingen is voorzien.
1. In afwijking van artikel 7 mogen de postdiensten van Indonesië, Saint Vincent en de Grenadines en van Turkije, die in hun binnenlandse dienst geen portvrijdom voor braillestukken toestaan, porten en toeslagen voor bijzondere diensten heffen, mits die niet meer bedragen dan die van hun binnenlandse dienst.
2. In afwijking van artikel 7 mogen de postdiensten van (de Verenigde Staten van) Amerika, Australië, Canada, Duitsland, Japan, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en Zwitserland de toeslagen voor bijzondere diensten heffen die in hun binnenlandse dienst op braillestukken van toepassing zijn.
1. Onverminderd de bepalingen van artikel 12 keurt Australië de uitbreiding van de basisdiensten tot postpakketten niet goed.
2. De bepalingen van artikel 12.2.4 zijn niet van toepassing op Groot-Brittannië, waar de nationale wetgeving een lagere gewichtslimiet oplegt. De wetgeving inzake volksgezondheid en veiligheid beperkt het gewicht van postzakken tot 20 kilogram.
1. In afwijking van artikel 12 is het de postdienst van Afghanistan toegestaan het maximumgewicht van inkomende en uitgaande petits paquets te beperken tot 1 kg.
1. De postdienst van Canada is gerechtigd artikel 13.1.1 niet toe te passen aangezien deze postdienst de dienst van bericht van ontvangst in zijn binnenlandse verkeer niet op pakketten toepast.
1. In afwijking van artikel 13.4.1 verzorgt de postdienst van Bulgarije (de Republiek) de dienst internationaal antwoordnummer na onderhandelingen met de desbetreffende postdienst.
1. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Libanon en de Democratische Volksrepubliek Korea geen aangetekende zendingen die muntstukken, muntbiljetten, waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Wat betreft de aansprakelijkheid in geval van ontvreemding of beschadiging van aangetekende zendingen, en wat betreft zendingen die glazen voorwerpen of breekbare voorwerpen bevatten, behoeft deze postdienst zich niet strikt te houden aan het in de Regeling Brievenpost bepaalde.
2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Bolivia, de Volksrepubliek China, met uitzondering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, Irak, Nepal, Pakistan, Saudi-Arabië, Sudan en Vietnam geen aangetekende zendingen die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.
3. De postdienst van Myanmar behoudt zich het recht voor geen zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die de in artikel 15.5 genoemde waardevolle voorwerpen bevatten, omdat de nationale wetgeving het aannemen van dergelijke zendingen verbiedt.
4. De postdienst van Nepal aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die bankbiljetten of muntstukken bevatten, tenzij daartoe bijzondere overeenkomsten zijn afgesloten.
5. De postdienst van Oezbekistan aanvaardt geen aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, cheques, postzegels of buitenlands geld bevatten en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging van dit soort zendingen.
6. De postdienst van (de Islamitische Republiek) Iran aanvaardt geen zendingen die voorwerpen bevatten die in strijd zijn met de islamitische godsdienst.
7. De postdienst van de Filipijnen behoudt zich het recht voor geen briefpostzendingen (gewone, aangetekende of met waardeaangifte) te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen, juwelen of andere waardevolle voorwerpen bevatten.
8. De postdienst van Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten. Bovendien aanvaardt zij geen aangetekende postzendingen met bestemming Australië noch doorvoerzendingen à découvert die waardevolle voorwerpen bevatten, zoals sieraden, edelmetalen, edelstenen of halfedelstenen, aandelen, muntstukken of andere waardepapieren. Zij wijst alle aansprakelijkheid af ten aanzien van zendingen die in strijd met dit voorbehoud worden gepost.
9. De postdienst van (de Volksrepubliek) China, met uitsluiting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, aanvaardt overeenkomstig haar nationale regelingen geen zendingen met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.
10. De postdiensten van Letland en Mongolië behouden zich het recht voor geen gewone zendingen, aangetekende zendingen of zendingen met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, waarden aan toonder en reischeques bevatten, aangezien hun nationale wetgeving zich hiertegen verzet.
11. De postdienst van Brazilië behoudt zich het recht voor geen gewone post, aangetekende post of post met waardeaangifte te aanvaarden die muntstukken, in omloop zijnde bankbiljetten en andere waarden aan toonder bevat.
12. De postdienst van Vietnam behoudt zich het recht voor geen brieven te aanvaarden die voorwerpen en handelswaar bevatten.
1. De postdiensten van Myanmar en Zambia zijn gerechtigd pakketten met waardeaangifte die de in artikel 15.6.1.3.1 bedoelde waardevolle voorwerpen bevatten niet te aanvaarden, aangezien hun nationale reglement zich daartegen verzet.
2. Bij wijze van uitzondering aanvaarden de postdiensten van Libanon en Sudan geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten. Deze postdiensten behoeven zich niet te houden aan de hierop betrekking hebbende bepalingen van de Regeling Postpakketten.
3. De postdienst van Brazilië is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten, alsmede waarden aan toonder, niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.
4. De postdienst van Ghana is gerechtigd pakketten met waardeaangifte die in omloop zijnde muntstukken en muntbiljetten bevatten niet te aanvaarden, aangezien zijn nationale reglement zich daartegen verzet.
5. Naast de in artikel 15 genoemde voorwerpen aanvaardt de postdienst van Saudi-Arabië geen pakketten die muntstukken, muntbiljetten of andere waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Deze postdienst aanvaardt evenmin pakketten die allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een medisch recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit, producten die bestemd zijn voor het doven van vuur, chemische vloeistoffen of voorwerpen die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.
6. Naast de in artikel 15 vermelde voorwerpen aanvaardt de postdienst van Oman geen pakketten die:
6.1 allerlei soorten geneesmiddelen bevatten, tenzij zij vergezeld gaan van een recept dat afkomstig is van een officiële bevoegde autoriteit;
6.2 producten die bestemd zijn voor het doven van vuur of chemische vloeistoffen bevatten;
6.3 voorwerpen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.
7. De postdienst van (de Islamitische Republiek) Iran is gerechtigd naast de in artikel 15 vermelde voorwerpen geen pakketten te aanvaarden die artikelen bevatten die strijdig zijn met de beginselen van de islamitische godsdienst.
8. De postdienst van de Filipijnen is gerechtigd geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen of vloeistoffen of gemakkelijk condenseerbare elementen, of glazen voorwerpen of vergelijkbare of breekbare voorwerpen bevatten.
9. De postdienst van Australië aanvaardt geen poststukken die baren goud of bankbiljetten bevatten.
10. De postdienst van (de Volksrepubliek) China aanvaardt geen gewone pakketten die muntstukken, muntbiljetten of waarden aan toonder, reischeques, al dan niet bewerkt platina, goud of zilver, edelstenen of andere waardevolle voorwerpen bevatten. Bovendien worden, behoudens ten aanzien van de Speciale Administratieve Regio Hongkong, ook geen pakketten met waardeaangifte aanvaard die muntstukken, muntbiljetten, andere waarden aan toonder of reischeques bevatten.
11. De postdienst van Mongolië behoudt zich het recht voor, overeenkomstig zijn nationale wetgeving, geen pakketten te aanvaarden die muntstukken, bankbiljetten, aandelen aan toonder en reischeques bevatten.
12. De postdienst van Letland aanvaardt geen gewone pakketten, noch pakketten met waardeaangifte die muntstukken, bankbiljetten, andere waarden (cheques) aan toonder of buitenlandse deviezen bevatten, en wijst alle aansprakelijkheid af in geval van verlies of beschadiging met betrekking tot dergelijke zendingen.
1. Onder verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de postdiensten van de volgende landen geen zendingen met waardeaangifte die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Bangladesh en El Salvador.
2. Onder verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de postdiensten van de volgende landen geen gewone of aangetekende brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Afghanistan, Albanië, Azerbeidzjan, Belarus, Cambodja, Chili, Colombia, Cuba, El Salvador, Estland, Italië, Democratische Volksrepubliek Korea, Letland, Nepal, Oekraïne, Oezbekistan, Peru, San Marino, Turkmenistan en Venezuela.
3. Onder verwijzing naar artikel 15 aanvaarden de postdiensten van de volgende landen geen gewone brieven die aan douanerechten onderworpen voorwerpen bevatten: Benin, Burkina Faso, Djibouti, (de Republiek) Ivoorkust, Mali en Mauritanië.
4. Niettegenstaande het in 1 tot en met 3 bepaalde worden serum- en vaccinzendingen, alsmede zendingen met dringend noodzakelijke en moeilijk verkrijgbare geneesmiddelen, te allen tijde toegelaten.
1. In afwijking van artikel 17.3 behouden de postdiensten van (de Republiek) Bulgarije, Egypte, de Filipijnen, de Volksrepubliek Korea, Gabon, Griekenland, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizstan, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, (de Arabische Republiek) Syrië, Tsjaad, Turkmenistan, de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk, en Zambia zich het recht voor van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen.
2. In afwijking van artikel 17.3 behouden de postdiensten van Argentinië, Azerbeidzjan, Oostenrijk, Slowakije en (de Republiek) Tsjechië zich het recht voor een bijzondere toeslag te heffen wanneer na een naar aanleiding van een klacht ingesteld onderzoek blijkt dat deze klacht ongegrond was.
3. De postdiensten van Afghanistan, (de Republiek) Bulgarije, (de Republiek) Congo, Egypte, Gabon, (de Islamitische Republiek) Iran, Kaapverdië, Kirgizstan, Mongolië, Myanmar, Oekraïne, Oezbekistan, Saudi-Arabië, Sudan, Suriname, (de Arabische Republiek) Syrië, Turkmenistan en Zambia behouden zich het recht voor van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor postpakketten.
4. In afwijking van artikel 17.3 behouden de postdiensten van (de Verenigde Staten van) Amerika, Brazilië en van (de Republiek) Panama zich het recht voor van hun klanten een reclameringstoeslag te heffen voor briefpostzendingen en postpakketten die worden afgegeven in de landen die een dergelijke heffing toepassen uit hoofde van de bepalingen onder 1 tot en met 3.
1. De postdienst van Gabon behoudt zich het recht voor van zijn cliënten een recht voor aanbieding bij de douane te heffen.
2. De postdiensten van (de Republiek) Congo en Zambia behouden zich het recht voor van hun cliënten ten aanzien van pakketten een recht voor aanbieding bij de douane te heffen.
1. De postdiensten van (de Verenigde Staten van) Amerika, Australië, Griekenland, Nieuw-Zeeland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor, in verhouding tot de kosten van de veroorzaakte werkzaamheden, een toeslag te heffen van elke postdienst die aan genoemde postdiensten uit hoofde van artikel 27.4, voorwerpen terugzendt die aanvankelijk niet door hun diensten als poststukken werden verzonden.
2. In afwijking van artikel 27.4 behoudt de postdienst van Canada zich het recht voor van de postdienst van herkomst een vergoeding te heffen waarmee zij ten minste de kosten die de behandeling van dergelijke zendingen met zich meebrengt, kan dekken.
3. Krachtens artikel 27.4 is het de postdienst van bestemming toegestaan van de postdienst van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. Australië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland behouden zich het recht voor deze betaling te beperken tot het bedrag dat overeenstemt met het binnenlandse tarief van het land van bestemming dat op vergelijkbare zendingen van toepassing is.
4. Krachtens artikel 27.4 is het de postdienst van bestemming toegestaan van de postdienst van terpostbezorging een passende vergoeding te eisen voor de bestelling van briefpostzendingen die in grote hoeveelheden in het buitenland zijn gepost. De volgende landen behouden zich het recht voor deze betaling te beperken tot de grenzen die voor partijenpost in de Regeling voor partijenpost worden toegestaan: (de Verenigde Staten van) Amerika, Bahama’s, Barbados, Brunei Darussalam, (de Volkrepubliek) China, Grenada, Guyana, India, Maleisië, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, Nepal, Nieuw-Zeeland, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Singapore, Sri Lanka, Suriname, Thailand, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Overzeese Gebiedsdelen van het Verenigd Koninkrijk.
5. Niettegenstaande het voorbehoud in 4 behouden de volgende landen zich het recht voor de bepalingen van artikel 27 van het Verdrag in hun geheel toe te passen op de post die van de lidstaten van de Unie wordt ontvangen: Argentinië, Benin, Brazilië, Burkina Faso, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Guinee, Israël, Italië, (de Republiek) Ivoorkust, Japan, Jordanië, Kameroen, Libanon, Luxemburg, Mali, Marokko, Mauritanië, Monaco, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Saudi-Arabië, Senegal, (de Arabische Republiek) Syrië en Togo.
6. Voor de toepassing van artikel 27.4 behoudt de postdienst van Duitsland zich het recht voor aan de postdienst van het land van terpostbezorging van zendingen een vergoeding te vragen van een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat deze postdienst zou hebben ontvangen van de postdienst van het land waar de afzender verblijft.
7. Onverminderd de in artikel XIII gemaakte voorbehouden behoudt (de Volksrepubliek) China zich het recht voor de betalingen uit hoofde van de bestelling van grote hoeveelheden in het buitenland ter post bezorgde briefpostzendingen te beperken tot de in het Verdrag van de Wereldpostunie en in de Regeling Brievenpost voor partijenpost toegestane limieten.
1. In afwijking van artikel 34 behoudt de postdienst van Afghanistan zich het recht voor een supplementair buitengewoon territoriaal bestellingsquotum van BTR 7,50 per pakket te heffen.
1. De postdiensten van (de Verenigde Staten van) Amerika, België en Noorwegen zijn gerechtigd voor luchtpostpakketten hogere territoriale quota te heffen dan voor land- en/of zeepostpakketten.
2. De postdienst van Libanon is gerechtigd voor pakketten tot 1 kilogram de toeslag te heffen die geldt voor pakketten van 1 tot 3 kilogram.
3. De postdienst van (de Republiek) Panama is gerechtigd een toeslag van 0,20 BTR per kilogram te heffen voor land- en/of zeepostpakketten in doorvoer die per luchtpost worden vervoerd (S.A.L.).
TEN BLIJKE WAARVAN de hieronder vermelde gevolmachtigden dit Protocol hebben opgesteld, dat dezelfde rechtskracht en dezelfde waarde heeft als waren de bepalingen ervan in de tekst van het Verdrag zelf opgenomen, en dit hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke Partij ter hand gesteld.
GEDAAN te Boekarest, op 5 oktober 2004.
Gelet op artikel 22.4 van de op 10 juli 1964 te Wenen tot stand gekomen Constitutie van de Wereldpostunie, hebben de ondergetekenden, gevolmachtigden van de Regeringen van de lidstaten van de Unie, in gemeenschappelijk overleg en onder voorbehoud van artikel 25.4 van genoemde Constitutie, het volgende Verdrag vastgesteld.
1. Dit Verdrag is van toepassing op alle vormen van postale dienstverlening gericht op de overmaking van gelden. De verdragsluitende landen komen in gemeenschappelijk overleg overeen welke producten in dit Verdrag zij van plan zijn in hun wederzijdse betrekkingen aan te bieden.
2. Niet-postale instanties kunnen, door tussenkomst van de postdienst, de postchequedienst, of een instantie die een netwerk voor de overmaking van postale gelden beheert, deelnemen aan de uitwisselingen waarop de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn. Deze moeten overleg plegen met de postdienst van hun land om de volledige uitvoering van alle bepalingen van het Verdrag te waarborgen en, in het kader van dit overleg, voor de uitoefening van hun rechten en de nakoming van hun in dit Verdrag vastgelegde verplichtingen in hun hoedanigheid van postdienst. De postdienst is hun intermediair in hun betrekkingen met de postdiensten van de overige verdragsluitende landen en met het Internationaal Bureau. Wanneer een postdienst de in dit Verdrag beschreven financiële diensten niet levert of indien de kwaliteit van de dienst niet overeenkomt met de eisen van de clientèle, kunnen de postdiensten in het desbetreffende land samenwerken met niet-postale instanties.
3. De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de naam en het adres van de overheidsinstantie die belast is met het toezicht op de postale financiële diensten alsmede de naam en het adres van de marktdeelnemers die officieel zijn aangewezen om de postale financiële diensten te verzorgen en de verplichtingen die uit de Akten van de Unie voortvloeien op hun grondgebied te vervullen.
3.1 De lidstaten doen binnen zes maanden na de afsluiting van het Congres aan het Internationaal Bureau kennisgeving van de gegevens van de personen die verantwoordelijk zijn voor de verzorging van de postale financiële diensten en van de klachtendienst.
3.2 Tussen twee Congressen in moet elke wijziging betreffende de officieel aangewezen overheidsinstanties, marktdeelnemers en personen die verantwoordelijk zijn, zo snel mogelijk ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht.
4. Dit Verdrag is van toepassing op de volgende postale betaalproducten:
4.1 postwissels, met inbegrip van rembourspostwissels;
4.2 overschrijvingen van de ene naar de andere rekening.
5. De betrokken postdiensten kunnen andere diensten verlenen die worden beheerst door bilaterale of multilaterale overeenkomsten.
1. Gewone wissel
1.1 De opdrachtgevende cliënt overhandigt geld aan het loket van een postkantoor of geeft opdracht tot afschrijving van zijn rekening en verzoekt om betaling van het volledige bedrag zonder enige inhouding in contanten aan de begunstigde.
2. Stortingspostwissel
2.1 De opdrachtgevende cliënt overhandigt geld aan het loket van het postkantoor en verzoekt dat dit volledig en zonder inhouding wordt gestort op de rekening van de begunstigde die wordt beheerd door een postdienst of op een rekening die wordt beheerd door andere financiële instanties.
3. Rembourspostwissel
3.1 De geadresseerde van een „rembourszending” overhandigt geld of geeft opdracht tot afschrijving van zijn rekening en verzoekt om betaling van het volledige bedrag zonder enige inhouding aan de verzender van de „rembourszending”.
1. Behoudens bijzondere afspraken wordt het bedrag van de postwissel uitgedrukt in de munteenheid van het land van bestemming.
2. De postdienst van uitgifte stelt de wisselkoers vast van zijn munteenheid in de munteenheid van het land van bestemming.
3. Het maximumbedrag van de postwissels wordt bilateraal vastgesteld.
4. Het staat de postdienst van uitgifte volledig vrij de documenten en wijze van indiening van postwissels vast te stellen. Indien de wissel via de post moet worden overgebracht, mogen uitsluitend de in de Regeling bedoelde formulieren worden gebruikt.
1. De postdienst van uitgifte bepaalt vrijelijk de bij uitgifte op te leggen heffingen.
2. De postwissels die, door tussenkomst van een land dat partij is bij dit Verdrag, tussen een land dat partij is en een land dat geen partij is worden uitgewisseld, kunnen door een tussengeschakelde postdienst worden onderworpen aan een extra heffing, die door deze laatste dienst wordt vastgesteld aan de hand van de kosten van de door hem verrichte transacties, waarvan het bedrag door de betrokken postdiensten wordt overeengekomen en op het bedrag van de postwissel in mindering wordt gebracht; deze heffing kan evenwel aan de afzender worden opgelegd en aan de postdienst van het tussengeschakelde land worden toegekend indien de postdiensten hiertoe overeenstemming hebben bereikt.
3. Documenten, acceptgiro’s en betaalopdrachten die betrekking hebben op de overmaking langs postale weg van tussen de postdiensten uitgewisselde postale gelden zijn, onder de in de artikelen RL 110 en 111 bedoelde voorwaarden, vrijgesteld van alle heffingen.
1. De postdienst van uitgifte moet voldoen aan de in de Regeling genoemde dienstverleningsnormen teneinde aan de clientèle behoorlijke diensten te leveren.
1. Postwissels worden uitgewisseld door middel van elektronische netwerken die door het Internationaal Bureau van de UPU of door andere instanties worden ingesteld.
2. De elektronische uitwisseling vindt plaats door middel van rechtstreekse verzending aan een kantoor van uitbetaling of aan een uitwisselingskantoor. De veiligheid en kwaliteit van de uitwisselingen moeten worden gewaarborgd door de technische specificaties met betrekking tot de gebruikte netwerken of door middel van een bilaterale overeenkomst tussen de postdiensten.
3. De postdiensten kunnen overeenkomen wissels uit te wisselen door middel van in de Regeling voorziene papieren formulieren, die met prioriteit worden verzonden.
4. De postdiensten kunnen overeenkomen andere middelen voor uitwisseling te gebruiken.
1. De uitbetaling van postwissels vindt plaats op basis van de regelgeving van het land van bestemming.
2. In beginsel moet het volledige bedrag van de postwissel aan de begunstigde worden uitbetaald; indien de begunstigde om aanvullende bijzondere diensten verzoekt, kunnen facultatieve heffingen worden opgelegd.
3. De geldigheid van elektronische postwissels moet door middel van bilaterale overeenkomsten worden vastgesteld.
4. De geldigheid van postwissels op papier loopt, in beginsel, tot aan het verstrijken van de eerste maand na de datum van uitgifte.
5. Na de hierboven genoemde termijn moet een niet-uitbetaalde postwissel onmiddellijk worden teruggezonden naar de postdienst van uitgifte.
1. Voor elke uitbetaalde postwissel kent de postdienst van uitgifte aan de postdienst van uitbetaling een vergoeding toe, waarvan het bedrag wordt vastgesteld in de Regeling.
2. In plaats van het in de Regeling bedoelde forfaitaire bedrag kunnen de postdiensten andere vergoedingen overeenkomen.
3. Voor de overmaking van gelden met ontheffing van toeslag worden geen vergoedingen betaald.
4. Indien de betrokken postdiensten hierover overeenstemming hebben bereikt, kunnen de overmakingen van noodfondsen die door de postdienst van uitgifte zijn vrijgesteld van toeslagen, van vergoeding worden vrijgesteld.
1. De postdienst van uitbetaling moet voldoen aan de in de Regeling genoemde dienstverleningsnormen teneinde aan de clientèle behoorlijke diensten te leveren.
1. De houder van een girorekening verzoekt, door middel van afschrijving van zijn rekening, om overschrijving van een bedrag op de girorekening van de begunstigde die door de postdienst wordt beheerd, of op een andere rekening, door tussenkomst van de postdienst van het land van bestemming.
1. Het bedrag van de overschrijving moet luiden in de munteenheid van het land van bestemming of in een andere munteenheid, al naar gelang de tussen de postdienst van uitgifte en de postdienst van ontvangst overeengekomen regeling.
2. De postdienst van uitgifte stelt de wisselkoers vast van zijn munteenheid in de munteenheid waarin het bedrag van de overschrijving is uitgedrukt.
3. Behoudens besluiten door de betrokken postdiensten is het bedrag van de overschrijvingen onbeperkt.
4. Het staat de postdienst van uitgifte volledig vrij de documenten en wijze van uitgifte van overschrijvingen vast te stellen.
1. De postdienst van uitgifte bepaalt vrijelijk de bij uitgifte op te leggen heffing. Aan deze hoofdheffing kunnen eventueel heffingen worden toegevoegd die samenhangen met de aan de afzender verleende bijzondere diensten.
2. Overschrijvingen die, door tussenkomst van een land dat partij is bij dit Verdrag, plaatsvinden tussen een land dat partij is en een land dat geen partij is, kunnen door een tussengeschakelde postdienst worden onderworpen aan een extra heffing. Het bedrag van deze heffing wordt tussen de betrokken diensten overeengekomen en op het bedrag van de overschrijving in mindering gebracht. Deze heffing kan evenwel aan de afzender worden opgelegd en aan de dienst van het tussengeschakelde land worden toegekend indien de betrokken postdiensten hiertoe overeenstemming hebben bereikt.
3. Documenten, acceptgiro’s en betaalopdrachten die betrekking hebben op postoverschrijvingen langs postale weg zijn, onder de in de artikelen RL 110 en 111 bedoelde voorwaarden, vrijgesteld van alle heffingen.
1. De postdienst van uitgifte moet voldoen aan de in de Regeling genoemde dienstverleningsnormen teneinde aan de clientèle behoorlijke diensten te leveren.
1. De overschrijvingen moeten worden uitgevoerd door middel van elektronische netwerken die zijn ingesteld door het Internationaal Bureau van de UPU of door andere instanties, volgens de technische specificaties die door de betrokken diensten worden gehanteerd.
2. De veiligheid en kwaliteit van de uitwisselingen moet worden gewaarborgd door de technische specificaties met betrekking tot de gebruikte netwerken of door middel van een bilaterale overeenkomst tussen de postdiensten van uitgifte en van uitbetaling.
3. De postdiensten kunnen overeenkomen overschrijvingen uit te voeren door middel van in de Regeling voorziene papieren formulieren, die met prioriteit worden verzonden.
4. De postdiensten kunnen overeenkomen andere middelen voor uitwisseling te gebruiken.
1. De binnenkomende overschrijvingen moeten worden behandeld overeenkomstig de regelgeving die in het land van bestemming geldt.
2. In beginsel moeten de opeisbare rechten in het land van bestemming door de begunstigde worden betaald; deze heffing kan in overeenstemming met een bilaterale overeenkomst evenwel worden geheven bij de verzender en aan de postdienst van het land van bestemming worden toegekend.
1. Voor elke overboeking kan de postdienst van uitbetaling de storting van een aankomsttoeslag verlangen. Deze toeslag kan hetzij worden afgeschreven van de rekening van de begunstigde, hetzij worden betaald door de postdienst van uitgifte door afschrijving van zijn clearance-girorekening.
2. Voor de overschrijvingen met ontheffing van toeslag worden geen vergoedingen betaald.
3. Indien de betrokken postdiensten hierover overeenstemming hebben bereikt, kunnen de overschrijvingen van noodfondsen die door de postdienst van uitgifte zijn vrijgesteld van toeslagen, van vergoeding worden vrijgesteld.
1. De postdienst van uitbetaling moet voldoen aan de in de Regeling genoemde dienstverleningsnormen teneinde aan de clientèle behoorlijke diensten te leveren.
1. De postdiensten komen onderling de te gebruiken technische middelen overeen om hun schulden te vereffenen.
2. Clearance-rekeningen
2.1 Wanneer de postdiensten beschikken over een postcheque-instelling, laat in beginsel elk van deze instellingen op haar naam bij de corresponderende postdienst een clearance-rekening openen via welke de wederzijdse schulden en vorderingen worden vereffend die voortvloeien uit de uitwisselingen uit hoofde van de overschrijvingen en postwissels en alle overige transacties waarvan de postdiensten overeenkomen deze door middel hiervan te regelen.
2.2 Indien de postdienst van het land van bestemming niet over een postcheque-systeem beschikt, kan de clearance-rekening bij een andere dienst worden geopend.
2.3 De postdiensten kunnen overeenkomen de financiële uitwisselingen te regelen door tussenkomst van diensten die door middel van een multilaterale overeenkomst worden aangewezen.
2.4 In geval van een tekort op een clearance-rekening is over de verschuldigde bedragen rente verschuldigd, waarvan het percentage in de Regeling wordt vastgesteld.
2.5 Een clearance-rekening waar een batig saldo op staat, moet rente kunnen dragen.
3. Maandrekeningen
3.1 Bij gebreke van een clearance-rekening stelt elke postdienst van uitbetaling voor elke postdienst van uitgifte een maandrekening op van de voor de postwissels betaalde bedragen. De maandrekeningen worden periodiek opgenomen in een algemene rekening aan de hand waarvan een saldo wordt bepaald.
3.2 De verrekening kan eveneens plaatsvinden op basis van de maandrekeningen, zonder clearing.
4. Door geen enkele eenzijdige maatregel zoals een moratorium, overmakingsverbod, enzovoort kan inbreuk worden gemaakt op de bepalingen van dit artikel noch op de daaruit voortvloeiende bepalingen van de Regeling.
1. Klachten kunnen worden ingediend binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de dag volgend op de dag van terpostbezorging van een postwissel of de uitvoering van een overschrijving.
2. De postdiensten zijn bevoegd van hun cliënten een reclameringstoeslag te heffen voor postwissels of overschrijvingen.
1. Beginsel en reikwijdte van de aansprakelijkheid
1.1 De postdienst is aansprakelijk voor de aan het loket gestorte bedragen of de aan de debetzijde van de rekening van de trekker toegevoegde bedragen totdat de wissel rechtsgeldig is uitbetaald c.q. op de rekening van de begunstigde is bijgestort.
1.2 De postdienst is aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte onjuiste vermeldingen die hebben geleid tot niet-betaling, alsmede voor fouten bij de uitvoering van de overmaking van gelden. De aansprakelijkheid strekt zich uit tot fouten bij het berekenen van de wisselkoers en bij de overmaking.
1.3 De postdienst is ontheven van elke aansprakelijkheid:
1.3.1 in geval van vertraging bij de overmaking, de verzending of de uitbetaling van acceptgiro’s en betaalopdrachten;
1.3.2 wanneer hij, naar aanleiding van de vernietiging van de dienstdocumenten als gevolg van overmacht, niet kan aantonen dat een overmaking van gelden is uitgevoerd, tenzij het bewijs van zijn aansprakelijkheid op andere wijze is vastgelegd;
1.3.3 wanneer de afzender geen klacht heeft ingediend binnen de in artikel 19 bedoelde termijn;
1.3.4 wanneer de verjaringstermijn voor wissels in het land van uitgifte is verlopen.
1.4 In geval van terugstorting kan, ongeacht de oorzaak ervan, het aan de afzender teruggestorte bedrag niet meer bedragen dan het bedrag dat hij heeft gestort of dat van zijn rekening is afgeschreven.
1.5 De postdiensten kunnen onderling overeenkomen uitgebreidere voorwaarden voor aansprakelijkheid toe te passen die aansluiten bij de behoeften van hun binnenlandse diensten.
1.6 De voorwaarden voor de toepassing van het aansprakelijkheidsbeginsel, met name de kwestie van vaststelling van de aansprakelijkheid, betaling van de verschuldigde bedragen, beroep, de betalingstermijn en de bepalingen inzake terugbetaling aan de desbetreffende postdienst, zijn die welke in de Regeling zijn voorgeschreven.
1. Voor de verzending van betalingsopdrachten langs elektronische weg gebruiken de postdiensten het UPU-netwerk of elk ander netwerk waarmee snel, betrouwbaar en zeker overschrijvingen kunnen worden uitgevoerd.
2. De elektronische financiële diensten van de UPU worden op basis van bilaterale overeenkomsten tussen de postdiensten geregeld. De algemene regels voor het functioneren van de elektronische financiële diensten van de UPU zijn onderworpen aan de relevante bepalingen van de Akten van de Unie.
1. Bij de opening van een girorekening of een ander type rekening in het buitenland, of wanneer een aanvraag wordt gedaan voor het verkrijgen van een financieel product in het buitenland, komen de postale instanties van de landen die partij zijn bij dit Verdrag overeen bijstand te leveren met betrekking tot het gebruik van de desbetreffende producten.
2. De partijen kunnen bilateraal overleg plegen inzake de bijstand die ze elkaar kunnen verlenen met betrekking tot de te volgen gedetailleerde procedure en komen overeen wat de kosten zijn voor het leveren van een dergelijke bijstand.
1. Het Postverdrag is in voorkomend geval mutatis mutandis van toepassing op alles wat niet uitdrukkelijk in dit Verdrag is geregeld.
2. Artikel 4 van de Constitutie is niet van toepassing op dit Verdrag.
3. Voorwaarden voor goedkeuring van voorstellen met betrekking tot dit Verdrag en de bijbehorende Regeling.
3.1 Om uitvoerbaar te worden, moeten de aan het Congres voorgelegde voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde en hun stem uitbrengende lidstaten die partij zijn bij het Verdrag. Ten tijde van de stemming moet ten minste de helft van deze lidstaten die bij het Congres vertegenwoordigd zijn en stemgerechtigd zijn, aanwezig zijn.
3.2 Om uitvoerbaar te worden, moeten de voorstellen met betrekking tot de Regeling bij dit Verdrag worden goedgekeurd door de meerderheid van de leden van de Postraad die partij zijn bij het Verdrag en stemgerechtigd zijn.
3.3 Om uitvoerbaar te worden, moeten de tussen twee Congressen in ingediende voorstellen die betrekking hebben op dit Verdrag:
3.3.1 twee derde van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de toevoeging van nieuwe bepalingen betreft;
3.3.2 de meerderheid van de stemmen verenigen, waarbij ten minste de helft van de lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag en stemgerechtigd zijn aan de stemming hebben deelgenomen, indien het de wijziging van de bepalingen van dit Verdrag betreft;
3.3.3 de meerderheid van de stemmen verenigen, indien het de uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag betreft.
3.4 Niettegenstaande het bepaalde in 3.3.1 is elke lidstaat waarvan de nationale wetgeving nog niet verenigbaar is met de voorgestelde toevoeging gerechtigd, binnen negentig dagen na de kennisgeving van deze toevoeging, een schriftelijke verklaring aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau te richten waarin wordt vermeld dat het niet mogelijk is deze toevoeging te aanvaarden.
4. Dit Verdrag treedt in werking op 1 januari 2006 en blijft van kracht tot de inwerkingtreding van de Akten van het volgende Congres.
TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden van de Regeringen van de verdragsluitende landen dit Verdrag hebben ondertekend in één exemplaar dat wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van het Internationaal Bureau. Een afschrift ervan wordt door het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie aan elke Partij ter hand gesteld.
GEDAAN te Boekarest, op 5 oktober 2004.
„Het onrechtmatig in omloop brengen van illegale postzegels door de Armeense bezettingsmacht namens de zogenaamde Republiek Hoog-Karabach (onwettig en separatistisch marionettenregime, dat door de Republiek Armenië wordt gesteund) baart de Regering van Azerbeidzjan sinds 1993 ernstige zorgen en de Wereldpostunie (UPU) is hiervan herhaaldelijk officieel op de hoogte gebracht.
In reactie op de oproep van de Regering van de Republiek Azerbeidzjan heeft het Internationaal Bureau van de Wereldpostunie circulaire 426 van 20 december 1993 uitgebracht, waarin de postdiensten van alle lidstaten van de Wereldpostunie wordt verzocht de behandeling van zendingen die zijn gefrankeerd door middel van bovengenoemde postzegels, niet te accepteren en deze naar de afzender terug te sturen.
Desondanks blijven in sommige lidstaten van de Wereldpostunie brieven binnenkomen die met deze postzegels zijn gefrankeerd. Volgens de laatste berichten zijn dergelijke illegale uit Armenië afkomstige postzegels ongehinderd het grondgebied van Duitsland binnengekomen, zoals is bevestigd in een artikel gepubliceerd in het oktobernummer van 2003 van de periodiek Michel Rundschau, naar aanleiding van een brief die is gefrankeerd door middel van een van de bovengenoemde door de zogenaamde Republiek van Hoog-Karabach uitgegeven illegale postzegels. In het genoemde artikel staat eveneens dat de illegale postzegels waren opgenomen in de Stanley Gibbons-catalogus (Verenigd Koninkrijk).
Een en ander bevestigt het feit dat sommige postdiensten de normen en regels van de Constitutie van de Wereldpostunie, van het Algemeen Postverdrag en van de overige Akten van de Wereldpostunie, alsmede de regels voor de uitwisseling van correspondentie tussen landen, met voeten treden.
Verwijzend naar circulaire 426 van 20 december 1993 en 263 van 30 augustus 2004 van het Internationaal Bureau betreffende de bovengenoemde onrechtmatig in omloop zijnde postzegels, brengt de Republiek Azerbeidzjan de lidstaten van de Unie alsmede andere belanghebbende partijen (uitgevers van filatelistische catalogi, postzegelverzamelaars, enzovoort) er officieel van op de hoogte dat zij de verwerking van elke correspondentie die door middel van de op onrechtmatige wijze door de Armeense bezettingsmacht namens de zogenaamde Republiek Hoog-Karabach uitgegeven postzegels, onaanvaardbaar acht. De publicatie van artikelen en informatie over deze illegale uitgaven in de filatelistische catalogi is eveneens onaanvaardbaar.
De Republiek Azerbeidzjan dringt er bij de postdiensten van alle lidstaten van de Wereldpostunie alsmede bij alle overige betrokken partijen nogmaals op aan de normen en regels van de Wereldpostunie en van de internationale wetgeving niet te overtreden en derhalve de poststukken die zijn gefrankeerd door middel van de bovengenoemde illegale postzegels niet te verwerken, maar naar de afzender terug te sturen.
De Republiek Azerbeidzjan hoopt dat alle lidstaten van de Wereldpostunie de nodige maatregelen zullen treffen om de schending van de normen en beginselen van het algemeen aanvaarde internationaal recht te voorkomen, in het bijzonder de schending van de soevereiniteit en territoriale integriteit van de Republiek Azerbeidzjan. De Republiek Azerbeidzjan hoopt eveneens dat de lidstaten niet zullen toestaan dat dergelijke feiten zich opnieuw voordoen.
Tot slot hoopt de Republiek Azerbeidzjan van harte dat alle lidstaten van de Wereldpostunie met haar standpunt rekening zullen houden.”
(Congres–Doc 49.Add 1)
„Op dit moment worden de regio Hoog-Karabach en de aangrenzende districten, die een integrerend onderdeel van het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan vormen, bezet door de Republiek Armenië.
De onwettige territoriale entiteit ‘Republiek Hoog-Karabach’ is na de bezetting in 1992/1993 van de regio Hoog-Karabach en de aangrenzende Azerbeidzjaanse districten uitgeroepen door de Armeense strijdkrachten, die een etnische zuivering hebben uitgevoerd om de Azerbeidzjanen uit de bezette gebieden te verjagen.
Deze mensen, meer dan een miljoen, die vluchteling in hun eigen land zijn geworden, wonen onder ondraaglijke omstandigheden in tenten en barakken; zij zijn verstoken van comfort en elementaire dienstverlening, waaronder postdiensten en wachten op het moment dat zij weer naar huis kunnen terugkeren.
De daden van de strijdkrachten van de Republiek Armenië zijn door de internationale gemeenschap veroordeeld, in het bijzonder door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die in resolutie 822 van 30 april 1993, 853 van 29 juni 1993, 874 van 14 oktober 1993 en 884 van 12 november 1993 de onmiddellijke, volledige en onvoorwaardelijke terugtrekking heeft geëist van de bezettingstroepen uit de grondgebieden van de Republiek Azerbeidzjan.
Gelet op deze omstandigheden worden de bepalingen van artikel RE 305 van de Regeling Brievenpost van het Wereldpostverdrag, betreffende het in omloop zijn van geldige postzegels in het land van herkomst, niet nageleefd op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan, dat wordt bezet door de strijdkrachten van de Republiek Armenië.
In het licht van deze situatie verklaart de Regering van de Republiek Azerbeidzjan dat de Republiek Azerbeidzjan, in overeenstemming met de op 10 juli 1964 te Wenen (Oostenrijk) ondertekende Constitutie van de Wereldpostunie (artikel 23), haar soevereiniteit over het grondgebied van de regio Hoog-Karabach en de aangrenzende districten, die momenteel door de Republiek Armenië worden bezet, opnieuw bevestigt.
De Regering van de Republiek Azerbeidzjan gaat uit van het beginsel dat de postdienst van de Republiek Azerbeidzjan de enige mogelijke structuur is die door de internationale gemeenschap op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan wordt erkend.
De Regering van de Republiek Azerbeidzjan beschouwt de zogenaamde Republiek Hoog-Karabach als een onwettige instantie die op het door de Republiek Armenië bezette grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan is ingesteld.
De Regering van de Republiek Azerbeidzjan is van oordeel dat alle pogingen die erop zijn gericht de zogenaamde Republiek Hoog-Karabach voor te stellen als een onafhankelijke instantie voorzien van alle bevoegdheden van de Staat een schending vormen van de territoriale integriteit en van de soevereiniteit van de Republiek Azerbeidzjan en van andere regels van het internationaal recht alsmede een aantasting van haar recht om de postdiensten te verzorgen.
De Regering van de Republiek Azerbeidzjan verklaart het volgende: „Gelet op bezetting van de regio Hoog-Karabach en de aangrenzende districten van de Republiek Azerbeidzjan door de strijdkrachten van de Republiek Armenië, behoudt de Republiek Azerbeidzjan zich het recht voor de artikelen van het Wereldpostverdrag niet toe te passen ten aanzien van de republiek Armenië.”
(Congres–Doc 49.Add 2)
„De postdienst van de Arabische Republiek Syrië verklaart dat haar ondertekening van de Akten geen verplichting of aanvaarding inhoudt met betrekking tot enige transactie met de Israëlische postdienst.”
(Congres–Doc 49.Add 3)
„De postdienst van de Arabische Republiek Syrië herhaalt de verklaring die tijdens het Congres van Peking in 1999 is afgelegd door de Democratische Volksrepubliek Algerije, het Koninkrijk Bahrein, de Republiek Irak, de Islamitische Republiek Iran, de Republiek Jemen, de Grote Libisch-Arabische Socialistische Volks-Jamahiriyah, Koeweit, de Republiek Libanon, de Islamitische Republiek Mauritanië, de Islamitische Republiek Pakistan, het Koninkrijk Saudi-Arabië, de Republiek Sudan, de Republiek Tunesië en de Verenigde Arabische Emiraten en verklaart dat hun ondertekening van alle Akten van de Wereldpostunie (Congres van Peking 1999) alsmede de eventuele latere bekrachtiging van deze Akten door hun respectieve Regeringen niet geldig zijn ten aanzien van het lid dat staat ingeschreven onder de naam Israël en dat deze ondertekening geenszins de erkenning van dat lid inhouden.”
(Congres–Doc 49.Add 4)
„De delegaties van de lidstaten van de Europese Unie verklaren dat hun landen de door dit Congres aangenomen Akten zullen toepassen overeenkomstig de verplichtingen die op hen rusten krachtens het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap en de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten van de Wereldhandelsorganisatie.”
(Congres–Doc 49.Add 5)
„Australië past de Akten en de andere door dit Congres genomen besluiten toe met de meest strikte naleving van zijn rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie en, in het bijzonder, de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten.”
(Congres–Doc 49.Add 6)
„De delegaties van de Republiek IJsland, van het Vorstendom Liechtenstein en van Noorwegen verklaren dat hun landen de door dit Congres aangenomen Akten zullen toepassen overeenkomstig de verplichtingen die op hen rusten krachtens de Overeenkomst tot instelling van de Europese Economische Ruimte en de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten van de Wereldhandelsorganisatie.”
(Congres–Doc 49.Add 7)
„Nieuw-Zeeland past de Akten en de andere door dit Congres aangenomen besluiten toe voor zover deze verenigbaar zijn met de overige internationale rechten en verplichtingen die op hem rusten, in het bijzonder met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten.”
(Congres–Doc 49.Add 8)
„Recentelijk is de internationale gemeenschap het doelwit geweest van aanzienlijke en leugenachtige propaganda en van een tegen Armenië gerichte campagne door vertegenwoordigers van Azerbeidzjan, die erop gericht is een vertekend beeld te geven van het hoe en waarom van het conflict inzake Hoog-Karabach en van de situatie die daar ter plaatse uit voortvloeit.
De autoriteiten van Azerbeidzjan maken er een gewoonte van een bedrieglijke uitleg te geven aan de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en ongegronde beschuldigingen te uiten tegen de Republiek Armenië, met het doel hun eigen misdaden uit het verleden en de ernst daarvan te verdoezelen.
In plaats van zich te concentreren op de inspanningen tot verzoening die door de internationale gemeenschap worden ondernomen, gebruiken de autoriteiten van Azerbeidzjan alle fora en internationale organisaties om hun schadelijke politiek voort te zetten. Helaas is het Congres van de Wereldpostunie niet aan deze gewoonte ontsnapt.
Armenië is van oordeel dat dergelijk gedrag tijdens een internationale conferentie ontoelaatbaar is en een belemmering vormt voor de inspanningen die door de internationale gemeenschap worden verricht ter bevordering van de ontwikkeling van de wederzijdse samenwerking.
Aangezien het Congres van de Wereldpostunie geenszins een geschikt forum is voor het aankaarten van kwesties die met de oplossing van een conflict samenhangen, wenst de Armeense delegatie zich, bij wijze van memorie en zonder nader in details te treden, tot de volgende verklaring te beperken:
De beide tijdens de ondertekening van de Akten namens de Republiek Azerbeidzjan afgelegde verklaringen die op 20 en 21 september zijn verspreid, bevatten grove onjuistheden en hebben geen ander doel dan als propagandamiddel te dienen en de aandacht van het 23e Congres van de Wereldpostunie van zijn doel af te leiden.
Beide verklaringen vormen een duidelijk bewijs dat Azerbeidzjan de gedurende meerdere decennia gevoerde politiek, die erop is gericht de bevolking van Hoog-Karabach haar fundamentele rechten, met inbegrip van het recht op communicatie, te ontzeggen, voortzet.
Hoog-Karabach heeft nooit onderdeel uitgemaakt van het onafhankelijke Azerbeidzjan. De door Azerbeidzjan gemaakte verwijzingen naar artikel 23 van de Constitutie en artikel 305 van de Regeling Brievenpost, alsmede de pogingen om Hoog-Karabach voor te stellen als „een integrerend onderdeel vormend van het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan”, zijn wettig noch legitiem.
Over het toekomstige statuut van Hoog-Karabach moet worden besloten door middel van vredesonderhandelingen in het kader van het door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in gang gezette proces van Minsk, met inachtneming van alle fundamentele beginselen van de OVSE.
Het feit dat de Republiek Hoog-Karabach nog niet officieel door de internationale gemeenschap is erkend, kan in geen geval een beletsel voor de bevolking ervan vormen vrijelijk te communiceren, in het bijzonder door middel van postdiensten.
Derhalve treedt de postdienst van de Republiek Armenië op als tussenpersoon voor de postdienst van de Republiek Hoog-Karabach in de betekenis van artikel 4 van de Constitutie van de Wereldpostunie.
De Republiek Armenië hoopt dat alle lidstaten van de Wereldpostunie aan de hierboven uiteengezette feiten en argumenten welverdiende aandacht zullen besteden.”
(Congres–Doc 49.Add 9)
„Het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië past de door dit Congres aangenomen besluiten toe voor zover deze verenigbaar zijn met de overige internationale rechten en verplichtingen van Jordanië en, in het bijzonder, met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten.”
(Congres–Doc 49.Add 10)
„De delegatie van de Republiek Indonesië verklaart dat haar land de door het 23e Congres van de Wereldpostunie aangenomen Akten zal toepassen in overeenstemming met de Constitutie, met de wet- en regelgeving van de Republiek Indonesië, met de verplichtingen die uit hoofde van andere verdragen en overeenkomsten waarbij zij partij is op haar rusten en met de beginselen van het internationaal recht.
De delegatie van de Republiek Indonesië behoudt de Regering van haar land het recht voor alle nodige uitvoerende en conservatoire maatregelen te nemen die zij nodigt acht ter bescherming van de nationale belangen van Indonesië ingeval de door dit Congres aangenomen Akten direct of indirect haar soevereiniteit zouden aantasten of zouden conflicteren met de Constitutie of met de wet- en regelgeving van het land, of indien een lidstaat de Constitutie, het Verdrag of de Akten van de Wereldpostunie zou schenden, of indien, als gevolg van door een lidstaat gemaakte voorbehouden, de postdienst van Indonesië zou worden verstoord of indien de contributie van het land aan de uitgaven van de Unie hierdoor tot een onaanvaardbaar niveau zouden stijgen.”
(Congres–Doc 49.Add 11)
„Bij de ondertekening van de Slotakte van het 23e Congres van de Wereldpostunie (Boekarest 2004), verklaart de Togolese delegatie dat de Republiek Togo geenszins gebonden is door die bepalingen van deze Akten welke haar soevereiniteit zouden aantasten of die in strijd met de nationale wetgeving mochten blijken te zijn. Ook kan deze ondertekening niet worden uitgelegd als afstand, door de Republiek Togo, van enig recht dat zij heeft of waarop zij aanspraak zou kunnen maken uit hoofde van de internationale verdragen en instrumenten waarbij zij partij is.”
(Congres–Doc 49.Add 12)
„De Republiek Moldavië past de door het 23e Congres van de Wereldpostunie aangenomen Akten toe in overeenstemming met de Constitutie, met de wet- en regelgeving van de Republiek Moldavië, met de verplichtingen die uit hoofde van andere verdragen en overeenkomsten op haar rusten en met de beginselen van het internationaal recht.
De Republiek Moldavië behoudt haar Regering het recht voor alle uitvoerende en conservatoire maatregelen te nemen die zij nodig acht ter bescherming van de nationale belangen ingeval de door het Congres aangenomen Akten direct of indirect de Constitutie of de wet- en regelgeving van het land zouden aantasten of indien een lidstaat de Constitutie, het Verdrag of de Akten van de Wereldpostunie zou schenden.”
(Congres–Doc 49.Add 13)
„Bij de ondertekening van de definitieve Akten van het 23e Congres van de Wereldpostunie (Boekarest 2004) heeft de delegatie van Koeweit verklaard dat Koeweit de Akten en andere door dit Congres aangenomen besluiten zal toepassen voor zover deze verenigbaar zijn met de andere internationale rechten en verplichtingen van Koeweit.”
(Congres–Doc 49.Add 14)
„De delegatie van de Socialistische Republiek Vietnam bij het Congres van de Wereldpostunie (Boekarest 2004) verklaart dat zij de Vietnamese Regering het recht voorbehoudt alle benodigde uitvoerende of conservatoire maatregelen te nemen die zij nodig acht voor de bescherming van de nationale belangen ingeval andere postdiensten de bepalingen van de Akten van het Congres van de Wereldpostunie zouden overtreden of voorbehouden zouden maken die de Vietnamese postdiensten of soevereiniteit in gevaar brengen.
Vietnam behoudt zijn Regering zich het recht voor, naar behoefte, andere verklaringen betreffende de bekrachtiging van de Akten van het congres van de Wereldpostunie af te leggen.”
(Congres–Doc 49.Add 15)
„De Verenigde Staten van Amerika zijn van mening dat de zinsnede ‘De rechten van de clientèle behoren tot de wezenlijke onderdelen van de mensenrechten’, die voorkomt in de resolutie getiteld ‘Algemene postverklaring inzake de rechten van de clientèle’ een ongelukkig voorbeeld vormt van het ongerechtvaardigd gebruik van een hyperbool om een, overigens, belangrijk punt te benadrukken. Het concept rechten van de clientèle is een essentieel concept, en de Verenigde Staten van Amerika verdedigen deze rechten met overtuiging, zowel in hun wetgeving als in de praktijk. Dat wil echter nog niet zeggen dat deze rechten op hetzelfde niveau kunnen worden gesitueerd als de mensenrechten, zoals vervat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Wij vrezen dat deze poging tot het verenigen van beide concepten door een retorische figuur een juiste opvatting van de mensenrechten zou kunnen schaden. De Verenigde Staten van Amerika hebben de aanneming van resolutie 064.Rev1 niet ondersteund. De Verenigde Staten van Amerika erkennen noch deze resolutie, noch de bijlagen daarbij als de instelling of het bestaan van een mensenrecht krachtens het internationaal recht.”
(Congres–Doc 49.Add 16)
„Het Koninkrijk Tonga past de Akten en andere door dit Congres aangenomen besluiten toe voor zover deze verenigbaar zijn met de overige internationale rechten en verplichtingen die op hem rusten, in het bijzonder met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten.”
(Congres–Doc 49.Add 17)
„In haar verklaring namens de Republiek Armenië, die werd afgelegd tijdens de ondertekening van de Akten en op 28 september 2004 werd verspreid, tracht de Armeense delegatie nogmaals de vertegenwoordigers van de hele wereld te misleiden door te verklaren dat Azerbeidzjan internationale fora misbruikt voor ‘een tegen Armenië gerichte campagne en propagandadoeleinden’.
Gelet op het voorgaande acht de delegatie van Azerbeidzjan het nodig te verklaren dat de Regering van de Republiek Azerbeidzjan de lidstaten van de Wereldpostunie er, in haar verklaring van 20 september 2004 (Congres-Doc 49.Add 1), van op de hoogte heeft gebracht dat zij zich het recht zou voorbehouden de bepalingen van de Wereldpostunie niet toe te passen in haar betrekkingen met de Republiek Armenië, en hiervoor haar redenen heeft gegeven.
De in de verklaring genoemde resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bieden geen ruimte voor een verdraaide interpretatie, omdat hierin ondubbelzinnig wordt vermeld dat Hoog-Karabach tot de Republiek Azerbeidzjan behoort en dat de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de Republiek Azerbeidzjan hierin opnieuw wordt bevestigd.
In de tweede verklaring namens de Republiek Azerbeidzjan, die op 21 september 2004 is verspreid (Congres-Doc 49.Add 2) wordt melding gemaakt van het bestaan van postzegels die op onrechtmatige wijze waren uitgegeven door de Armeense bezettingsmacht namens de zogenaamde ‘Republiek Hoog-Karabach’. De kwestie betreffende het toezicht op de uitgifte en op het in omloop zijn van illegale postzegels valt onder de bevoegdheid van de Wereldpostunie en is in geen geval een bevoegdheid van de Minskgroep van de OVSE.
De verklaring van de Armeense delegatie dat de postdienst van de Republiek Armenië optreedt als tussenpersoon voor de postdienst van de zogenaamde ‘Republiek Hoog-Karabach’ in de zin van artikel 4 van de Constitutie van de Wereldpostunie kan niet alleen worden geïnterpreteerd als een verkeerde lezing van het bovengenoemde artikel, maar ook als verregaande inmenging in de zaken van de Republiek Azerbeidzjan en een ernstige schending van de nationale soevereiniteit. Door het afleggen van dergelijke verklaringen waarbij tegelijkertijd wordt verwezen naar de Constitutie van de Wereldpostunie, tast de Republiek Armenië de legitimiteit van deze organisatie alsmede de reputatie van de lidstaten aan.
De Regering van de Republiek Azerbeidzjan heeft nooit getracht de bevolking van Hoog-Karabach haar burgerrechten, waaronder het recht op communicatie, te ontnemen. In zijn oproep aan de Secretaris-Generaal van het Congres van de Wereldpostunie, Thomas Leavey, heeft de postdienst van de Republiek Azerbeidzjan eenduidig verklaard zich ertoe te verplichten de bestelling van poststukken afkomstig van en met bestemming het grondgebied Hoog-Karabach te waarborgen.
De Republiek Azerbeidzjan hoopt dat de lidstaten van de Wereldpostunie van het voorgaande kennis nemen en bevestigt nogmaals haar soevereiniteit over het grondgebied van de Regio Hoog-Karabach en de aangrenzende districten.”
(Congres–Doc 49.Add 18)
„De delegatie van de Democratische Volksrepubliek Algerije verklaart dat haar land de door dit Congres aangenomen Akten zal toepassen voor zover deze verenigbaar zijn met de nationale wet- en regelgeving.
De delegatie van de Democratische Volksrepubliek Algerije verklaart bovendien dat de ondertekening van genoemde Akten niet mag worden beschouwd als afstand door het land van enig recht dat het bezit en waarop het een beroep zou kunnen doen uit hoofde van de overeenkomsten en verdragen waarbij het partij is.
De Algerijnse delegatie behoudt haar Regering zich het recht voor, naar behoefte, andere verklaringen betreffende de bekrachtiging van de Akten van het Congres van de Wereldpostunie af te leggen.”
(Congres–Doc 49.Add 19)
„De Verenigde Staten van Amerika zijn bezorgd over een door het Congres aangenomen tekst die zodanig zou kunnen worden uitgelegd dat de rangschikking van landen in de categorie minstontwikkelde landen zou vallen onder de bevoegdheid van de Wereldpostunie. Een dergelijke kwestie kan alleen op juiste wijze worden behandeld door de Beleidscommissie voor ontwikkeling van de Sociaal-Economische Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC). De Verenigde Staten zijn van oordeel dat het in het belang van de minstontwikkelde landen is dat de Beleidscommissie voor ontwikkeling binnen het systeem van de Verenigde Naties de enige autoriteit blijft op het gebied van de rangschikking van landen in de categorie minstontwikkelde landen. Derhalve zijn de Verenigde Staten van Amerika van oordeel dat geen enkel door de organen van de Wereldpostunie in toepassing van voorstel 20. 26.92.Rev 1 genomen besluit gevolgen heeft voor de rangschikking van landen als minstontwikkelde landen binnen het systeem van de Verenigde Naties.”
(Congres–Doc 49.Add 20)
„De Republiek Irak, de Republiek Jemen, Koeweit, de Republiek Libanon, het Koninkrijk Saudi-Arabië, de Republiek Sudan, de Arabische Republiek Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten bevestigen dat de ondertekening van de Akten van de Wereldpostunie (Boekarest 2004) alsmede de eventuele latere bekrachtiging ervan door hun respectieve Regeringen geenszins van toepassing zijn ten aanzien van de lidstaat genaamd ‘Israël’. Hieruit volgt geenszins een erkenning van Israël.”
(Congres–Doc 49.Add 21)
„De delegatie van Israël bij het 23e congres van de Wereldpostunie herhaalt de verklaringen en voorbehouden die tijdens de voorgaande congressen namens Israël zijn afgelegd c.q. gemaakt en wijst zonder voorbehoud alle verklaringen en voorbehouden af die tijdens het huidige Congres (Boekarest 2004) zijn afgelegd c.q. gemaakt door andere lidstaten van de Unie met het oogmerk de rechten en het statuut van Israël in zijn hoedanigheid van lid van de Wereldpostunie te ontkennen. Dergelijke verklaringen en voorbehouden, die zijn afgelegd c.q. gemaakt met het oogmerk de bepalingen van de Akten van de Wereldpostunie niet op de Staat Israël toe te passen, zijn in strijd met de letter en de geest van de Constitutie, het Verdrag en de Regelingen van de Wereldpostunie. Dientengevolge beschouwt de Israëlische delegatie genoemde verklaringen onrechtmatig en nietig, en behoudt zij zich bijgevolg de rechten van haar land voor.”
(Congres–Doc 49.Add 22)
„De delegatie van de Republiek Zimbabwe verklaart dat haar land de door dit Congres aangenomen Akten zal toepassen voor zover deze verenigbaar zijn met de nationale wet- en regelgeving.
De delegatie van de Republiek Zimbabwe behoudt haar Regering zich het recht voor, in voorkomend geval, andere verklaringen betreffende de bekrachtiging van de Akten van het congres van de Wereldpostunie af te leggen.”
(Congres–Doc 49.Add 23)
Zie Trb. 2005, 298.
Zie Trb. 2005, 298.
Partij | Ondertekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzegging | Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Afghanistan | 05-10-04 | |||||
Albanië | 05-10-04 | 17-11-06 | R | 17-11-06 | ||
Algerije | 05-10-04 | |||||
Armenië | 05-10-04 | |||||
Australië | 05-10-04 | 21-09-07 | R | 21-09-07 | ||
Bahrein | 05-10-04 | |||||
Bangladesh | 05-10-04 | |||||
Barbados | 05-10-04 | |||||
Belarus | 05-10-04 | 16-03-07 | R | 16-03-07 | ||
België | 05-10-04 | 06-06-07 | R | 06-06-07 | ||
Benin | 05-10-04 | |||||
Bhutan | 05-10-04 | |||||
Bosnië-Herzegovina | 12-04-07 | T | 12-04-07 | |||
Botswana | 05-10-04 | |||||
Brazilië | 05-10-04 | |||||
Brunei | 05-10-04 | |||||
Bulgarije | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Burkina Faso | 05-10-04 | |||||
Burundi | 05-10-04 | |||||
Cambodja | 05-10-04 | |||||
Canada | 05-10-04 | 06-10-05 | R | 01-01-06 | ||
Centraal Afrikaanse Republiek | 05-10-04 | |||||
Chili | 05-10-04 | |||||
China | 05-10-04 | |||||
Colombia | 05-10-04 | |||||
Comoren, de | 05-10-04 | |||||
Congo, Republiek | 05-10-04 | |||||
Costa Rica | 05-10-04 | |||||
Cuba | 05-10-04 | 13-02-08 | R | 13-02-08 | ||
Cyprus | 05-10-04 | |||||
Denemarken | 05-10-04 | |||||
Dominica | 05-10-04 | |||||
Dominicaanse Republiek, de | 05-10-04 | |||||
Duitsland | 05-10-04 | |||||
Ecuador | 05-10-04 | 04-05-06 | R | 04-05-06 | ||
Egypte | 05-10-04 | 08-05-07 | R | 08-05-07 | ||
Equatoriaal Guinee | 05-10-04 | |||||
Eritrea | 05-10-04 | |||||
Estland | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Ethiopië | 05-10-04 | |||||
Filippijnen, de | 05-10-04 | 12-01-07 | R | 12-01-07 | ||
Finland | 05-10-04 | 11-01-07 | R | 11-01-07 | ||
Frankrijk | 05-10-04 | |||||
Gabon | 05-10-04 | |||||
Ghana | 05-10-04 | |||||
Griekenland | 05-10-04 | |||||
Guatemala | 05-10-04 | |||||
Guinee | 05-10-04 | |||||
Guinee-Bissau | 05-10-04 | |||||
Guyana | 05-10-04 | |||||
Haïti | 05-10-04 | |||||
Heilige Stoel | 05-10-04 | |||||
Honduras | 05-10-04 | |||||
Hongarije | 05-10-04 | |||||
Ierland | 05-10-04 | |||||
IJsland | 05-10-04 | |||||
India | 05-10-04 | |||||
Indonesië | 05-10-04 | 14-02-07 | R | 14-02-07 | ||
Irak | 05-10-04 | |||||
Iran | 05-10-04 | |||||
Israël | 05-10-04 | 07-05-07 | R | 07-05-07 | ||
Italië | 05-10-04 | |||||
Ivoorkust | 05-10-04 | |||||
Japan | 05-10-04 | 29-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Jemen | 05-10-04 | |||||
Jordanië | 05-10-04 | |||||
Kaapverdië | 05-10-04 | |||||
Kameroen | 05-10-04 | |||||
Kazachstan | 05-10-04 | |||||
Kenia | 09-05-07 | T | 09-05-07 | |||
Kiribati | 05-10-04 | |||||
Koeweit | 05-10-04 | 28-08-07 | R | 28-08-07 | ||
Kroatië | 05-10-04 | |||||
Kyrgyzstan | 05-10-04 | |||||
Lesotho | 05-10-04 | 12-02-08 | R | 12-02-08 | ||
Letland | 05-10-04 | |||||
Libanon | 05-10-04 | |||||
Liechtenstein | 05-10-04 | |||||
Litouwen | 05-10-04 | |||||
Luxemburg | 05-10-04 | 04-06-07 | R | 04-06-07 | ||
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 05-10-04 | |||||
Malawi | 23-08-06 | T | 23-08-06 | |||
Maleisië | 05-10-04 | |||||
Mali | 05-10-04 | |||||
Malta | 05-10-04 | 06-02-08 | R | 06-02-08 | ||
Marokko | 05-10-04 | |||||
Mexico | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Moldavië | 05-10-04 | |||||
Monaco | 05-10-04 | 08-06-07 | R | 08-06-07 | ||
Mongolië | 05-10-04 | 21-09-06 | R | 21-09-06 | ||
Montenegro | 25-07-06 | T | 25-07-06 | |||
Mozambique | 05-10-04 | |||||
Namibië | 05-10-04 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland – Ned. Antillen – Aruba | 05-10-04 | – – – | – – – | |||
Nepal | 05-10-04 | |||||
Nicaragua | 05-10-04 | |||||
Nieuw-Zeeland | 05-10-04 | |||||
Nigeria | 05-10-04 | |||||
Noord-Korea | 05-10-04 | |||||
Noorwegen | 05-10-04 | |||||
Oekraïne | 05-10-04 | 28-02-07 | R | 28-02-07 | ||
Oezbekistan | 05-10-04 | 14-03-07 | R | 14-03-07 | ||
Oman | 05-10-04 | |||||
Oostenrijk | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Pakistan | 05-10-04 | |||||
Panama | 05-10-04 | 19-01-07 | R | 19-01-07 | ||
Paraguay | 05-10-04 | |||||
Polen | 05-10-04 | |||||
Portugal | 05-10-04 | |||||
Qatar | 05-10-04 | 20-12-05 | R | 01-01-06 | ||
Roemenië | 05-10-04 | 16-05-06 | R | 16-05-06 | ||
Russische Federatie | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Rwanda | 05-10-04 | |||||
San Marino | 05-10-04 | |||||
Saudi-Arabië | 05-10-04 | |||||
Senegal | 05-10-04 | |||||
Servië | 05-10-04 | 06-12-07 | R | 06-12-07 | ||
Seychellen, de | 05-10-04 | |||||
Sierra Leone | 05-10-04 | |||||
Singapore | 05-10-04 | |||||
Sint Lucia | 05-10-04 | |||||
Sint Vincent en de Grenadines | 05-10-04 | |||||
Slovenië | 05-10-04 | 20-12-06 | R | 20-12-06 | ||
Slowakije | 05-10-04 | 04-01-06 | R | 04-01-06 | ||
Soedan | 05-10-04 | |||||
Somalië | 24-06-05 | T | 01-01-06 | |||
Spanje | 05-10-04 | 28-02-08 | R | 28-02-08 | ||
Sri Lanka | 05-10-04 | |||||
Swaziland | 05-10-04 | |||||
Syrië | 05-10-04 | 23-01-08 | R | 23-01-08 | ||
Tadzjikistan | 05-10-04 | |||||
Tanzania | 05-10-04 | |||||
Thailand | 05-10-04 | |||||
Togo | 05-10-04 | |||||
Tonga | 05-10-04 | |||||
Trinidad en Tobago | 05-10-04 | |||||
Tsjaad | 05-10-04 | |||||
Tsjechië | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Tunesië | 05-10-04 | |||||
Turkije | 05-10-04 | |||||
Tuvalu | 05-10-04 | |||||
Uganda | 05-10-04 | |||||
Venezuela | 05-10-04 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 05-10-04 | |||||
Verenigde Arabische Emiraten, de | 05-10-04 | 02-10-07 | R | 02-10-07 | ||
Verenigde Staten van Amerika, de | 05-10-04 | 20-06-06 | R | 20-06-06 | ||
Vietnam | 05-10-04 | 02-02-06 | R | 02-02-06 | ||
Zambia | 05-10-04 | |||||
Zimbabwe | 05-10-04 | |||||
Zuid-Afrika | 05-10-04 | |||||
Zuid-Korea | 05-10-04 | |||||
Zweden | 05-10-04 | 04-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Zwitserland | 05-10-04 | 02-11-05 | R | 01-01-06 | ||
* DO = Definitieve ondertekening, R= Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving,T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid |
Zie Trb. 2005, 298.
Partij | Ondertekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzegging | Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Afghanistan | 05-10-04 | |||||
Albanië | 05-10-04 | 17-11-06 | R | 17-11-06 | ||
Algerije | 05-10-04 | |||||
Armenië | 05-10-04 | |||||
Australië | 05-10-04 | 21-09-07 | R | 21-09-07 | ||
Bahrein | 05-10-04 | |||||
Bangladesh | 05-10-04 | |||||
Barbados | 05-10-04 | |||||
Belarus | 05-10-04 | 15-05-06 | R | 15-05-06 | ||
België | 05-10-04 | 06-06-07 | R | 06-06-07 | ||
Benin | 05-10-04 | |||||
Bhutan | 05-10-04 | |||||
Bosnië-Herzegovina | 12-04-07 | T | 12-04-07 | |||
Botswana | 05-10-04 | |||||
Brazilië | 05-10-04 | |||||
Brunei | 05-10-04 | |||||
Bulgarije | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Burkina Faso | 05-10-04 | |||||
Burundi | 05-10-04 | |||||
Cambodja | 05-10-04 | |||||
Canada | 05-10-04 | 06-10-05 | R | 01-01-06 | ||
Centraal Afrikaanse Republiek | 05-10-04 | |||||
Chili | 05-10-04 | |||||
China | 05-10-04 | |||||
Colombia | 05-10-04 | |||||
Comoren, de | 05-10-04 | |||||
Congo, Republiek | 05-10-04 | |||||
Costa Rica | 05-10-04 | |||||
Cuba | 05-10-04 | 13-02-08 | R | 13-02-08 | ||
Cyprus | 05-10-04 | |||||
Denemarken | 05-10-04 | |||||
Dominica | 05-10-04 | |||||
Dominicaanse Republiek, de | 05-10-04 | |||||
Duitsland | 05-10-04 | |||||
Ecuador | 05-10-04 | 04-05-06 | T | 04-05-06 | ||
Egypte | 05-10-04 | 08-05-07 | R | 08-05-07 | ||
Equatoriaal Guinee | 05-10-04 | |||||
Eritrea | 05-10-04 | |||||
Estland | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Ethiopië | 05-10-04 | |||||
Filippijnen, de | 05-10-04 | 12-01-07 | R | 12-01-07 | ||
Finland | 05-10-04 | 11-01-07 | R | 11-01-07 | ||
Frankrijk | 05-10-04 | 19-09-06 | R | 19-09-06 | ||
Gabon | 05-10-04 | |||||
Ghana | 05-10-04 | |||||
Griekenland | 05-10-04 | |||||
Guatemala | 05-10-04 | |||||
Guinee | 05-10-04 | |||||
Guinee-Bissau | 05-10-04 | |||||
Guyana | 05-10-04 | |||||
Haïti | 05-10-04 | |||||
Heilige Stoel | 05-10-04 | |||||
Honduras | 05-10-04 | |||||
Hongarije | 05-10-04 | |||||
Ierland | 05-10-04 | |||||
IJsland | 05-10-04 | |||||
India | 05-10-04 | |||||
Indonesië | 05-10-04 | |||||
Irak | 05-10-04 | |||||
Iran | 05-10-04 | |||||
Israël | 05-10-04 | 07-05-07 | R | 07-05-07 | ||
Italië | 05-10-04 | |||||
Ivoorkust | 05-10-04 | |||||
Japan | 05-10-04 | 29-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Jemen | 05-10-04 | |||||
Jordanië | 05-10-04 | |||||
Kaapverdië | 05-10-04 | |||||
Kameroen | 05-10-04 | |||||
Kazachstan | 05-10-04 | |||||
Kenia | 09-05-07 | T | 09-05-07 | |||
Kiribati | 05-10-04 | |||||
Koeweit | 05-10-04 | |||||
Kroatië | 05-10-04 | |||||
Kyrgyzstan | 05-10-04 | |||||
Lesotho | 05-10-04 | |||||
Letland | 05-10-04 | |||||
Libanon | 05-10-04 | |||||
Liechtenstein | 05-10-04 | |||||
Litouwen | 05-10-04 | |||||
Luxemburg | 05-10-04 | 04-06-07 | R | 04-06-07 | ||
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 05-10-04 | |||||
Malawi | 23-08-06 | T | 23-08-06 | |||
Maleisië | 05-10-04 | |||||
Mali | 05-10-04 | |||||
Malta | 05-10-04 | 06-02-08 | R | 06-02-08 | ||
Marokko | 05-10-04 | |||||
Mexico | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Moldavië | 05-10-04 | |||||
Monaco | 05-10-04 | 08-06-07 | R | 08-06-07 | ||
Mongolië | 05-10-04 | |||||
Montenegro | 25-07-06 | T | 25-07-06 | |||
Mozambique | 05-10-04 | |||||
Namibië | 05-10-04 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland – Ned. Antillen – Aruba | 05-10-04 | – – – | – – – | |||
Nepal | 05-10-04 | |||||
Nicaragua | 05-10-04 | |||||
Nieuw-Zeeland | 05-10-04 | |||||
Nigeria | 05-10-04 | |||||
Noord-Korea | 05-10-04 | |||||
Noorwegen | 05-10-04 | |||||
Oekraïne | 05-10-04 | 15-12-06 | R | 15-12-06 | ||
Oezbekistan | 05-10-04 | 23-01-07 | R | 23-01-07 | ||
Oman | 05-10-04 | |||||
Oostenrijk | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Pakistan | 05-10-04 | |||||
Panama | 05-10-04 | |||||
Paraguay | 05-10-04 | |||||
Polen | 05-10-04 | |||||
Portugal | 05-10-04 | |||||
Qatar | 05-10-04 | 20-12-05 | R | 01-01-06 | ||
Roemenië | 05-10-04 | 16-05-06 | R | 16-05-06 | ||
Russische Federatie | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Rwanda | 05-10-04 | |||||
San Marino | 05-10-04 | |||||
Saudi-Arabië | 05-10-04 | |||||
Senegal | 05-10-04 | |||||
Servië | 05-10-04 | 06-12-07 | R | 06-12-07 | ||
Seychellen, de | 05-10-04 | |||||
Sierra Leone | 05-10-04 | |||||
Singapore | 05-10-04 | |||||
Sint Lucia | 05-10-04 | |||||
Sint Vincent en de Grenadines | 05-10-04 | |||||
Slovenië | 05-10-04 | 20-12-06 | R | 20-12-06 | ||
Slowakije | 05-10-04 | 04-01-06 | R | 04-01-06 | ||
Soedan | 05-10-04 | |||||
Somalië | 24-06-05 | T | 01-01-06 | |||
Spanje | 05-10-04 | 28-02-08 | R | 28-02-08 | ||
Sri Lanka | 05-10-04 | |||||
Swaziland | 05-10-04 | |||||
Syrië | 05-10-04 | 23-01-08 | R | 23-01-08 | ||
Tadzjikistan | 05-10-04 | |||||
Tanzania | 05-10-04 | |||||
Thailand | 05-10-04 | |||||
Togo | 05-10-04 | |||||
Tonga | 05-10-04 | |||||
Trinidad en Tobago | 05-10-04 | |||||
Tsjaad | 05-10-04 | |||||
Tsjechië | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Tunesië | 05-10-04 | |||||
Turkije | 05-10-04 | |||||
Tuvalu | 05-10-04 | |||||
Uganda | 05-10-04 | |||||
Venezuela | 05-10-04 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 05-10-04 | |||||
Verenigde Arabische Emiraten, de | 05-10-04 | 02-10-07 | R | 02-10-07 | ||
Verenigde Staten van Amerika, de | 05-10-04 | 20-06-06 | R | 20-06-04 | ||
Vietnam | 05-10-04 | 02-02-06 | R | 02-02-06 | ||
Zambia | 05-10-04 | |||||
Zimbabwe | 05-10-04 | |||||
Zuid-Afrika | 05-10-04 | |||||
Zuid-Korea | 05-10-04 | |||||
Zweden | 05-10-04 | 04-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Zwitserland | 05-10-04 | 02-11-05 | R | 01-01-06 | ||
* DO = Definitieve ondertekening, R= Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid |
Zie Trb. 2005, 298.
Partij | Ondertekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzegging | Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Afghanistan | 05-10-04 | |||||
Albanië | 05-10-04 | 17-11-06 | R | 17-11-06 | ||
Algerije | 05-10-04 | |||||
Armenië | 05-10-04 | |||||
Australië | 05-10-04 | 21-09-07 | R | 21-09-07 | ||
Bahrein | 05-10-04 | |||||
Bangladesh | 05-10-04 | |||||
Barbados | 05-10-04 | |||||
Belarus | 05-10-04 | 15-05-06 | R | 15-05-06 | ||
België | 05-10-04 | 06-06-07 | R | 06-06-07 | ||
Benin | 05-10-04 | |||||
Bhutan | 05-10-04 | |||||
Bosnië-Herzegovina | 12-04-07 | T | 12-04-07 | |||
Botswana | 05-10-04 | |||||
Brazilië | 05-10-04 | |||||
Brunei | 05-10-04 | |||||
Bulgarije | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-09-06 | ||
Burkina Faso | 05-10-04 | |||||
Burundi | 05-10-04 | |||||
Cambodja | 05-10-04 | |||||
Canada | 05-10-04 | 06-10-05 | R | 01-01-06 | ||
Centraal Afrikaanse Republiek | 05-10-04 | |||||
Chili | 05-10-04 | |||||
China | 05-10-04 | |||||
Colombia | 05-10-04 | |||||
Comoren, de | 05-10-04 | |||||
Congo, Republiek | 05-10-04 | |||||
Costa Rica | 05-10-04 | |||||
Cuba | 05-10-04 | 13-02-08 | R | 13-02-08 | ||
Cyprus | 05-10-04 | |||||
Denemarken | 05-10-04 | |||||
Dominica | 05-10-04 | |||||
Dominicaanse Republiek, de | 05-10-04 | |||||
Duitsland | 05-10-04 | |||||
Ecuador | 05-10-04 | 04-05-06 | T | 04-05-06 | ||
Egypte | 05-10-04 | 08-05-07 | R | 08-05-07 | ||
Equatoriaal Guinee | 05-10-04 | |||||
Eritrea | 05-10-04 | |||||
Estland | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Ethiopië | 05-10-04 | |||||
Filippijnen, de | 05-10-04 | 12-01-07 | R | 12-01-07 | ||
Finland | 05-10-04 | 11-01-07 | R | 11-01-07 | ||
Frankrijk | 05-10-04 | 08-01-07 | R | 08-01-07 | ||
Gabon | 05-10-04 | |||||
Ghana | 05-10-04 | |||||
Griekenland | 05-10-04 | |||||
Guatemala | 05-10-04 | |||||
Guinee | 05-10-04 | |||||
Guinee-Bissau | 05-10-04 | |||||
Guyana | 05-10-04 | |||||
Haïti | 05-10-04 | |||||
Heilige Stoel | 05-10-04 | |||||
Honduras | 05-10-04 | |||||
Hongarije | 05-10-04 | |||||
Ierland | 05-10-04 | |||||
IJsland | 05-10-04 | |||||
India | 05-10-04 | |||||
Indonesië | 05-10-04 | |||||
Irak | 05-10-04 | |||||
Iran | 05-10-04 | |||||
Israël | 05-10-04 | 07-05-07 | R | 07-05-07 | ||
Italië | 05-10-04 | |||||
Ivoorkust | 05-10-04 | |||||
Japan | 05-10-04 | 29-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Jemen | 05-10-04 | |||||
Jordanië | 05-10-04 | |||||
Kaapverdië | 05-10-04 | |||||
Kameroen | 05-10-04 | |||||
Kazachstan | 05-10-04 | |||||
Kenia | 09-05-07 | T | 09-05-07 | |||
Kiribati | 05-10-04 | |||||
Koeweit | 05-10-04 | |||||
Kroatië | 05-10-04 | |||||
Kyrgyzstan | 05-10-04 | |||||
Lesotho | 05-10-04 | |||||
Letland | 05-10-04 | |||||
Libanon | 05-10-04 | |||||
Liechtenstein | 05-10-04 | |||||
Litouwen | 05-10-04 | |||||
Luxemburg | 05-10-04 | 04-06-07 | R | 04-06-07 | ||
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 05-10-04 | |||||
Malawi | 23-08-06 | T | 23-08-06 | |||
Maleisië | 05-10-04 | |||||
Mali | 05-10-04 | |||||
Malta | 05-10-04 | 06-02-08 | R | 06-02-08 | ||
Marokko | 05-10-04 | |||||
Mexico | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Moldavië | 05-10-04 | |||||
Monaco | 05-10-04 | 08-06-07 | R | 08-06-07 | ||
Mongolië | 05-10-04 | |||||
Montenegro | 25-07-06 | T | 25-07-06 | |||
Mozambique | 05-10-04 | |||||
Namibië | 05-10-04 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland – Ned. Antillen – Aruba | 05-10-04 | – – – | – – – | |||
Nepal | 05-10-04 | |||||
Nicaragua | 05-10-04 | |||||
Nieuw-Zeeland | 05-10-04 | |||||
Nigeria | 05-10-04 | |||||
Noord-Korea | 05-10-04 | |||||
Noorwegen | 05-10-04 | |||||
Oekraïne | 05-10-04 | 15-12-06 | R | 15-12-06 | ||
Oezbekistan | 05-10-04 | 23-01-07 | R | 23-01-07 | ||
Oman | 05-10-04 | |||||
Oostenrijk | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Pakistan | 05-10-04 | |||||
Panama | 05-10-04 | |||||
Paraguay | 05-10-04 | |||||
Polen | 05-10-04 | |||||
Portugal | 05-10-04 | |||||
Qatar | 05-10-04 | 20-12-05 | R | 01-01-06 | ||
Roemenië | 05-10-04 | 16-05-06 | R | 16-05-06 | ||
Russische Federatie | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Rwanda | 05-10-04 | |||||
San Marino | 05-10-04 | |||||
Saudi-Arabië | 05-10-04 | |||||
Senegal | 05-10-04 | |||||
Servië | 05-10-04 | 06-12-07 | R | 06-12-07 | ||
Seychellen, de | 05-10-04 | |||||
Sierra Leone | 05-10-04 | |||||
Singapore | 05-10-04 | |||||
Sint Lucia | 05-10-04 | |||||
Sint Vincent en de Grenadines | 05-10-04 | |||||
Slovenië | 05-10-04 | 20-12-06 | R | 20-12-06 | ||
Slowakije | 05-10-04 | 04-01-06 | R | 04-01-06 | ||
Soedan | 05-10-04 | |||||
Somalië | 24-06-05 | T | 01-01-06 | |||
Spanje | 05-10-04 | 28-02-08 | R | 28-02-08 | ||
Sri Lanka | 05-10-04 | |||||
Swaziland | 05-10-04 | |||||
Syrië | 05-10-04 | 23-01-08 | R | 23-01-08 | ||
Tadzjikistan | 05-10-04 | |||||
Tanzania | 05-10-04 | |||||
Thailand | 05-10-04 | |||||
Togo | 05-10-04 | |||||
Tonga | 05-10-04 | |||||
Trinidad en Tobago | 05-10-04 | |||||
Tsjaad | 05-10-04 | |||||
Tsjechië | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Tunesië | 05-10-04 | |||||
Turkije | 05-10-04 | |||||
Tuvalu | 05-10-04 | |||||
Uganda | 05-10-04 | |||||
Venezuela | 05-10-04 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 05-10-04 | |||||
Verenigde Arabische Emiraten, de | 05-10-04 | 02-10-07 | R | 02-10-07 | ||
Verenigde Staten van Amerika, de | 05-10-04 | 20-06-06 | R | 20-06-06 | ||
Vietnam | 05-10-04 | 02-02-06 | R | 02-02-06 | ||
Zambia | 05-10-04 | |||||
Zimbabwe | 05-10-04 | |||||
Zuid-Afrika | 05-10-04 | |||||
Zuid-Korea | 05-10-04 | |||||
Zweden | 05-10-04 | 04-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Zwitserland | 05-10-04 | 02-11-05 | R | 01-01-06 | ||
* DO = Definitieve ondertekening, R= Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid |
Zie Trb. 2005, 298.
Partij | Ondertekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzegging | Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Afghanistan | 05-10-04 | |||||
Albanië | 05-10-04 | 17-11-06 | R | 17-11-06 | ||
Algerije | 05-10-04 | |||||
Armenië | 05-10-04 | |||||
Bangladesh | 05-10-04 | |||||
Barbados | 05-10-04 | |||||
Belarus | 05-10-04 | 15-05-06 | R | 15-05-06 | ||
België | 05-10-04 | 06-06-07 | R | 06-06-07 | ||
Benin | 05-10-04 | |||||
Bhutan | 05-10-04 | |||||
Bosnië-Herzegovina | 12-04-07 | T | 12-04-07 | |||
Botswana | 05-10-04 | |||||
Brazilië | 05-10-04 | |||||
Brunei | 05-10-04 | |||||
Bulgarije | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-08-06 | ||
Burkina Faso | 05-10-04 | |||||
Burundi | 05-10-04 | |||||
Cambodja | 05-10-04 | |||||
Canada | 05-10-04 | 06-10-05 | R | 01-01-06 | ||
Centraal Afrikaanse Republiek | 05-10-04 | |||||
Chili | 05-10-04 | |||||
China | 05-10-04 | |||||
Colombia | 05-10-04 | |||||
Comoren, de | 05-10-04 | |||||
Congo, Republiek | 05-10-04 | |||||
Costa Rica | 05-10-04 | |||||
Cuba | 05-10-04 | 13-02-08 | R | 13-02-08 | ||
Cyprus | 05-10-04 | |||||
Denemarken | 05-10-04 | |||||
Dominica | 05-10-04 | |||||
Dominicaanse Republiek, de | 05-10-04 | |||||
Duitsland | 05-10-04 | |||||
Ecuador | 07-04-06 | T | 07-04-06 | |||
Egypte | 05-10-04 | 08-05-07 | R | 08-05-07 | ||
Equatoriaal Guinee | 05-10-04 | |||||
Eritrea | 05-10-04 | |||||
Estland | 05-10-04 | 07-08-06 | R | 07-06-06 | ||
Ethiopië | 05-10-04 | |||||
Filippijnen, de | 12-01-07 | T | 12-01-07 | |||
Frankrijk | 05-10-04 | 19-09-06 | R | 19-09-06 | ||
Gabon | 05-10-04 | |||||
Ghana | 05-10-04 | |||||
Griekenland | 05-10-04 | |||||
Guatemala | 05-10-04 | |||||
Guinee | 05-10-04 | |||||
Guinee-Bissau | 05-10-04 | |||||
Guyana | 05-10-04 | |||||
Haïti | 05-10-04 | |||||
Heilige Stoel | 05-10-04 | |||||
Honduras | 05-10-04 | |||||
Hongarije | 05-10-04 | |||||
Ierland | 05-10-04 | |||||
IJsland | 05-10-04 | |||||
Indonesië | 05-10-04 | |||||
Irak | 05-10-04 | |||||
Iran | 05-10-04 | |||||
Italië | 05-10-04 | |||||
Ivoorkust | 05-10-04 | |||||
Japan | 05-10-04 | 29-11-05 | R | 01-01-06 | ||
Jemen | 05-10-04 | |||||
Jordanië | 05-10-04 | |||||
Kaapverdië | 05-10-04 | |||||
Kameroen | 05-10-04 | |||||
Kazachstan | 05-10-04 | |||||
Kenia | 09-05-07 | T | 09-05-07 | |||
Kiribati | 05-10-04 | |||||
Koeweit | 05-10-04 | 28-08-07 | R | 28-08-07 | ||
Kroatië | 05-10-04 | |||||
Kyrgyzstan | 05-10-04 | |||||
Letland | 05-10-04 | |||||
Libanon | 05-10-04 | |||||
Liechtenstein | 05-10-04 | |||||
Litouwen | 05-10-04 | |||||
Luxemburg | 05-10-04 | 04-06-07 | R | 04-06-07 | ||
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 05-10-04 | |||||
Malawi | 23-08-06 | T | 23-08-06 | |||
Mali | 05-10-04 | |||||
Malta | 05-10-04 | 06-02-08 | R | 06-02-08 | ||
Marokko | 05-10-04 | |||||
Mexico | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Monaco | 05-10-04 | 08-06-07 | R | 08-06-07 | ||
Mongolië | 05-10-04 | 21-09-06 | R | 21-09-06 | ||
Montenegro | 25-07-06 | T | 25-07-06 | |||
Mozambique | 05-10-04 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland – Ned. Antillen – Aruba | 05-10-04 | – – – | – – – | |||
Nepal | 05-10-04 | |||||
Nicaragua | 05-10-04 | |||||
Nigeria | 05-10-04 | |||||
Noord-Korea | 05-10-04 | |||||
Noorwegen | 05-10-04 | |||||
Oekraïne | 05-10-04 | 15-12-06 | R | 15-12-06 | ||
Oezbekistan | 23-01-08 | T | 23-01-08 | |||
Oman | 05-10-04 | |||||
Oostenrijk | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Pakistan | 05-10-04 | |||||
Panama | 05-10-04 | |||||
Paraguay | 05-10-04 | |||||
Polen | 05-10-04 | |||||
Portugal | 05-10-04 | |||||
Roemenië | 05-10-04 | 16-05-06 | R | 16-05-06 | ||
Russische Federatie | 05-10-04 | 14-02-08 | R | 14-02-08 | ||
Rwanda | 05-10-04 | |||||
San Marino | 05-10-04 | |||||
Senegal | 05-10-04 | |||||
Servië | 05-10-04 | 06-12-07 | R | 06-12-07 | ||
Sierra Leone | 05-10-04 | |||||
Sint Lucia | 05-10-04 | |||||
Sint Vincent en de Grenadines | 05-10-04 | |||||
Slovenië | 05-10-04 | 20-12-06 | R | 20-12-06 | ||
Slowakije | 05-10-04 | 04-01-06 | R | 04-01-06 | ||
Soedan | 05-10-04 | |||||
Somalië | 24-06-05 | T | 01-01-06 | |||
Spanje | 05-10-04 | 28-02-08 | R | 28-02-08 | ||
Sri Lanka | 05-10-04 | |||||
Syrië | 05-10-04 | 23-01-08 | R | 23-01-08 | ||
Tadzjikistan | 05-10-04 | |||||
Tanzania | 05-10-04 | |||||
Thailand | 05-10-04 | |||||
Togo | 05-10-04 | |||||
Tonga | 05-10-04 | |||||
Trinidad en Tobago | 05-10-04 | |||||
Tsjaad | 05-10-04 | |||||
Tsjechië | 05-10-04 | 30-06-06 | R | 30-06-06 | ||
Tunesië | 05-10-04 | |||||
Turkije | 05-10-04 | |||||
Venezuela | 05-10-04 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 05-10-04 | |||||
Verenigde Arabische Emiraten, de | 05-10-04 | 02-10-07 | R | 02-10-07 | ||
Verenigde Staten van Amerika, de | 05-10-04 | 20-06-06 | R | 20-06-06 | ||
Vietnam | 05-10-04 | 02-02-06 | R | 02-02-06 | ||
Zambia | 05-10-04 | |||||
Zimbabwe | 05-10-04 | |||||
Zuid-Afrika | 05-10-04 | |||||
Zuid-Korea | 05-10-04 | |||||
Zwitserland | 05-10-04 | 02-11-05 | R | 01-01-06 | ||
* DO = Definitieve ondertekening, R= Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid |
Zie Trb. 2005, 298.
Zie Trb. 2005, 298.
Titel | : | Constitutie van de Wereldpostunie; Wenen, 10 juli 1964 |
Laatste Trb. | : | |
Titel | : | Algemeen Reglement van de Wereldpostunie; Beijing, 15 september 1999 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2005, 297 (in Trb. 2005, 298 staat ten onrechte vermeld dat het laatste Tractatenblad Trb. 2005, 298 is). |
Titel | : | Algemeen Postverdrag; Beijing, 15 september 1999 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2005, 297 (in Trb. 2005, 298 staat ten onrechte vermeld dat het laatste Tractatenblad Trb. 2005, 298 is). |
Titel | : | Verdrag inzake postale financiële diensten; Beijing, 15 september 1999 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2005, 297 (in Trb. 2005, 298 staat ten onrechte vermeld dat het laatste Tractatenblad Trb. 2005, 298 is). |
Uitgegeven de vierde maart 2008.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
In Trb. 2005, 298 heeft ten onrechte het systematische nummer 91 (2005) Nr. 1 gekregen. Dit had 50 (2004) Nr. 1 moeten zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2008-38.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.