A. TITEL

Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek IJsland inzake privileges en immuniteiten voor verbindingsofficieren die door de Republiek IJsland bij Europol te ’s-Gravenhage gedetacheerd worden;

Reykjavik, 30 mei 2007

B. TEKST

De Engelse tekst van het in de nota’s vervatte verdrag is geplaatst in Trb. 2007, 105.

Op bladzijde 5 van dat Tractatenblad dient de adressering onder het Aanhangsel te worden geschrapt.

C. VERTALING

Nr. I

AMBASSADE VAN HET
KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Oslo, 16 april 2007

No. 076/07

De Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek IJsland haar complimenten aan en heeft de eer onder verwijzing naar het Samenwerkingsverdrag tussen de Republiek IJsland en de Europese Politiedienst van 28 juni 2001 (hierna te noemen het Samenwerkingsverdrag), en gelet op artikel 41, tweede lid, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst, 26 juli 1995), voor te stellen dat ten aanzien van de voorrechten en immuniteiten benodigd voor de goede taakvervulling van de verbindingsofficieren bij Europol, bedoeld in artikel 14 en Bijlage 3 van het Samenwerkingsverdrag overeenstemming wordt bereikt zoals uiteengezet in het Aanhangsel.

Indien dit voorstel aanvaardbaar is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek IJsland, stelt de Ambassade voor dat deze nota en de bevestigende nota van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een verdrag zullen vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek IJsland, dat voorlopig zal worden toegepast vanaf de dag van ontvangst door de Ambassade van deze bevestigende nota en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek IJsland elkaar hebben medegedeeld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste formaliteiten is voldaan.

De Ambassade maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie opnieuw te verzekeren van haar zeer bijzondere hoogachting.

Aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken

van de Republiek IJsland

Reykjavik



Aanhangsel

1. Begripsomschrijvingen

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „verbindingsofficier”, elke functionaris die in overeenstemming met artikel 14 van het Samenwerkingsverdrag bij Europol wordt geplaatst;

  • b. „Regering”, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • c. „autoriteiten van de gastheerstaat”, autoriteiten van de centrale of gemeentelijke overheid of andere autoriteiten van het Koninkrijk der Nederlanden, naargelang het geval is, in verband met en in overeenstemming met de wetten en gebruiken die in het Koninkrijk der Nederlanden van toepassing zijn;

  • d. „zendstaat”, de Republiek IJsland;

  • e. „archief van de verbindingsofficier”, alle dossiers, correspondentie, documenten, manuscripten, computer- en mediagegevens, foto’s, films, video- en geluidsopnamen die toebehoren aan of in het bezit zijn van de verbindingsofficier, alsmede enig ander soortgelijk materiaal dat naar het unanieme oordeel van de zendstaat en de Regering deel uitmaakt van het archief van de verbindingsofficier.

2. Voorrechten en immuniteiten

  • 1. Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag genieten de verbindingsofficier en de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding en niet de Nederlandse nationaliteit bezitten, in en ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke worden verleend aan de leden van het diplomatieke personeel door het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer.

  • 2. De immuniteit die aan de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen wordt verleend, strekt zich niet uit tot:

    • i. civiele rechtshandelingen van derden wegens schade, met inbegrip van lichamelijk letsel of overlijden ten gevolge van verkeersongevallen die door deze personen zijn veroorzaakt; of

    • ii. strafrechtelijke en civielrechtelijke jurisdictie ten aanzien van gedragingen die plaatsvinden buiten de uitoefening van hun officiële taken.

  • 3. De verplichtingen van zendstaten en hun personeel die krachtens het Verdrag van Wenen van toepassing zijn op de leden van het diplomatieke personeel, zijn van toepassing op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde personen.

3. Binnenkomst, verblijf en vertrek

  • 1. De Regering vergemakkelijkt, indien nodig, de binnenkomst, het verblijf en het vertrek van de verbindingsofficier en van zijn gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding.

  • 2. Dit artikel laat de mogelijkheid onverlet te verlangen dat redelijk bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de personen die zich op de in dit artikel bedoelde behandeling beroepen, onder de in het eerste lid van dit artikel omschreven categorieën vallen.

  • 3. De eventueel benodigde visa voor de in dit artikel bedoelde personen worden kosteloos en zo spoedig mogelijk verstrekt.

4. Tewerkstelling

Gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding van de verbindingsofficier die niet op grond van het internationale recht zijn vrijgesteld van de verplichting een werkvergunning te verkrijgen, zijn voor de duur van de detachering van de verbindingsofficier vrijgesteld van de verplichting een werkvergunning te verkrijgen.

5. Onschendbaarheid van het archief

Het archief van de verbindingsofficier, waar dit zich ook bevindt en wie het ook onder zich heeft, is onschendbaar.

6. Persoonlijke bescherming

Indien de zendstaat daarom verzoekt, nemen de autoriteiten van de gastheerstaat in overeenstemming met hun nationale wetten alle redelijke maatregelen om de nodige veiligheid en bescherming te waarborgen van de verbindingsofficier, alsmede van de gezinsleden die deel uitmaken van zijn huishouding, wier veiligheid in het geding is als gevolg van de taakvervulling van de verbindingsofficier bij Europol.

7. Faciliteiten en immuniteiten met betrekking tot communicatie

  • 1. De Regering staat de verbindingsofficier toe vrijelijk en zonder het vereiste van bijzondere toestemming te communiceren voor alle officiële doeleinden, en beschermt dit recht van de verbindingsofficier. De verbindingsofficier is gerechtigd codes te gebruiken en officiële correspondentie en andere officiële berichten te verzenden of te ontvangen per koerier of in verzegelde zakken, waarvoor dezelfde voorrechten en immuniteiten gelden als voor diplomatieke koeriers en zakken.

  • 2. Voor zover dit verenigbaar is met het Internationaal Verdrag betreffende de Telecommunicatie van 6 november 1982, geniet de verbindingsofficier voor zijn officiële communicatie een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door het Koninkrijk der Nederlanden aan een internationale organisatie of regering wordt toegekend, inzake prioriteiten voor communicatie door middel van poststukken, kabeltelegrammen, telegrammen, telexberichten, radiotelegrammen, televisie-, telefoon-, fax-, satelliet- of andere middelen.

8. Kennisgeving

  • 1. De zendstaat stelt de Regering onverwijld in kennis van de naam van de verbindingsofficier, van zijn aankomst en van zijn definitieve vertrek of van de beëindiging van zijn detachering, alsmede van de aankomst en het definitieve vertrek van de gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding en, indien van toepassing, van het feit dat een persoon niet langer deel uitmaakt van de huishouding.

  • 2. De Regering verstrekt aan de verbindingsofficier en aan de gezinsleden die deel uitmaken van de huishouding een identiteitskaart voorzien van de foto van de houder. Deze kaart dient ter identificatie van de houder ten overstaan van alle autoriteiten van de gastheerstaat.

9. Beslechting van geschillen

  • 1. Elk geschil tussen de zendstaat en de Regering betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag dat, of enige kwestie die betrekking heeft op de verbindingsofficier of op de verhouding tussen de zendstaat en de Regering die niet in der minne wordt geschikt, wordt, op verzoek van de zendstaat of van de Regering, ter definitieve beslissing voorgelegd aan een tribunaal bestaande uit drie arbiters. Elke partij benoemt een arbiter. De derde arbiter, die voorzitter van het tribunaal zal zijn, wordt gekozen door de eerste twee arbiters.

  • 2. Indien een van de partijen verzuimt een arbiter te benoemen binnen twee maanden na een verzoek van de andere partij een dergelijke benoeming te verrichten, kan de andere partij de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of in zijn afwezigheid de Vice-President, verzoeken deze benoeming te verrichten.

  • 3. Indien de eerste twee arbiters binnen twee maanden na hun benoeming geen overeenstemming bereiken over de derde, kan elke partij de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of in zijn afwezigheid de Vice-President, verzoeken deze benoeming te verrichten.

  • 4. Tenzij de partijen anders overeenkomen, stelt het tribunaal zijn eigen procedure vast.

  • 5. Het tribunaal neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. De voorzitter heeft een beslissende stem. De beslissing is definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.

10. Territoriale reikwijdte

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa.


Nr. II

MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Reykjavik, 30 mei 2007

Tilv: UTN0704010183/87-C.150

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek IJsland biedt de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden zijn complimenten aan en heeft de eer de ontvangst te bevestigen van nota no. 076/07 d.d. 16 april 2007, die als volgt luidt:

(Zoals in nr. I)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de eer de Ambassade ervan in kennis te stellen dat de Regering van de Republiek IJsland instemt met de inhoud van de bovengenoemde nota en dat de nota van de Ambassade en deze nota waarin de Regering van de Republiek IJsland haar instemming kenbaar maakt een verdrag zullen vormen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek IJsland, dat voorlopig zal worden toegepast vanaf de dag van ontvangst door de Ambassade van deze bevestigende nota en dat in werking zal treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de dag waarop het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek IJsland elkaar hebben medegedeeld dat aan de voor de inwerkingtreding vereiste formaliteiten is voldaan.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek IJsland maakt van deze gelegenheid gebruik om de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Oslo opnieuw te verzekeren van zijn zeer bijzondere hoogachting.

Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden

Oslo


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2007, 105.

De voorlopige toepassing van het in de nota’s vervatte verdrag is medegedeeld aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brieven van 6 juli 2007.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2007, 105.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2007, 105.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2007, 105.

Uitgegeven de eerste november 2007.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. VERHAGEN

Naar boven