A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken;

Douglas, 12 oktober 2005

B. TEKST

De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2005, 293.

C. VERTALING

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken

Overwegend dat het Koninkrijk der Nederlanden en het Eiland Man („de Partijen’’) erkennen dat de huidige wetgeving reeds voorziet in samenwerking en de uitwisseling van informatie in strafrechtelijke belastingzaken;

Overwegend dat de Partijen reeds lange tijd actief betrokken zijn bij internationale inspanningen ter bestrijding van financiële delicten en andere strafbare feiten, die mede gericht zijn op de bestrijding van de financiering van terrorisme;

Overwegend dat bevestigd wordt dat het Eiland Man gerechtigd is binnen het kader van zijn nationale bevoegdheden met het Koninkrijk der Nederlanden te onderhandelen over een verdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken en dat te sluiten;

Overwegend dat het Eiland Man op 13 december 2000 een politieke verbintenis met betrekking tot de beginselen van de OESO betreffende de doeltreffende uitwisseling van informatie is aangegaan en actief betrokken is geweest bij de opstelling van het OESO-modelverdrag tot uitwisseling van informatie betreffende belastingaangelegenheden;

Overwegend dat de Partijen de voorwaarden voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot belastingen wensen te verbeteren en te vergemakkelijken;

Zijn de Partijen overeengekomen het volgende verdrag te sluiten waarin uitsluitend de verplichtingen van de Partijen zijn vervat:

Artikel 1 Reikwijdte van het Verdrag

De Partijen verlenen elkaar bijstand door de uitwisseling van informatie die naar verwachting relevant is voor de toepassing en handhaving van de nationale wetten van de Partijen inzake de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, met inbegrip van informatie die naar verwachting relevant is voor beslissingen inzake, de vaststelling van, handhaving ter zake van of invordering van belastingen ten aanzien van personen die deze belastingen verschuldigd zijn of betreffende het onderzoek of de vervolging ter zake van belastingzaken met betrekking tot dergelijke personen. Een aangezochte Partij is niet verplicht informatie te verstrekken die noch in het bezit is van haar autoriteiten, noch in het bezit van of bereikbaar voor personen onder haar territoriale rechtsmacht. De uit hoofde van de wetten of de bestuursrechtelijke praktijk van de aangezochte Partij aan personen toegekende rechten en waarborgen blijven van toepassing. De aangezochte Partij stelt alles in het werk teneinde te waarborgen dat de doeltreffende uitwisseling van informatie niet onnodig wordt belet of vertraagd.

Artikel 2 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

1. Dit Verdrag is van toepassing op de volgende belastingen die door de Partijen worden geheven:

  • a. in het geval van Nederland:

    • i. inkomstenbelasting

    • ii. loonbelasting

    • iii. vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de netto-winsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet

    • iv. dividendbelasting

    • v. schenkingsrecht

    • vi. successierechten

  • b. in het geval van het Eiland Man:

    belastingen over het inkomen of winsten.

2. Dit Verdrag is ook van toepassing op alle gelijke of, indien de Partijen zulks overeenkomen, in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van het Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteit van elke Partij stelt de andere in kennis van wezenlijke wetswijzigingen die gevolgen kunnen hebben voor de verplichtingen van die Partij uit hoofde van dit Verdrag.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

1. In dit Verdrag:

– wordt verstaan onder „Nederland’’ het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent;

– wordt verstaan onder het „Eiland Man’’ het eiland van het Eiland Man;

– wordt verstaan onder de uitdrukking „lichaam’’ elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

– wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit’’ in het geval van Nederland de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger, en in het geval van het Eiland Man, de Chief Financial Officer of the Treasury of zijn afgevaardigde;

– wordt verstaan onder „strafwetten’’ alle strafrechtelijke bepalingen die krachtens de nationale wetgeving als zodanig worden aangeduid, ongeacht of zij zijn opgenomen in de belastingwetten, het Wetboek van Strafrecht of andere wetten;

– wordt verstaan onder „fiscale delicten’’ belastingzaken waarbij sprake is van opzettelijke gedragingen die vervolgd kunnen worden krachtens de strafwetten van de verzoekende Partij;

– wordt verstaan onder „maatregelen inzake het verzamelen van informatie’’ wetten en bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die een aangezochte Partij in staat stellen de verzochte informatie te verkrijgen en te verstrekken;

– wordt verstaan onder „informatie’’ ieder feit, iedere verklaring, ieder document of ieder bestand, ongeacht in welke vorm;

– wordt verstaan onder „bescherming van de vertrouwelijkheid’’:

    • i. communicatie en correspondentie tussen een professionele juridisch adviseur en zijn cliënt of iedere persoon die zijn cliënt vertegenwoordigt en die plaatsvindt in verband met het verstrekken van juridisch advies aan de cliënt;

    • ii. communicatie en correspondentie tussen een professionele juridisch adviseur en zijn cliënt of iedere persoon die zijn cliënt vertegenwoordigt of tussen de adviseur of zijn cliënt of tussen een vertegenwoordiger en een andere persoon die plaatsvindt in verband met of betrekking heeft op juridische procedures en ten behoeve van dergelijke procedures; en

    • iii. stukken die bij dergelijke correspondentie zijn gevoegd danwel waarnaar in dergelijke correspondentie wordt verwezen

    • a. die verband houden met het verstrekken van juridisch advies; of

    • b. die verband houden met of betrekking hebben op juridische procedures, indien zij in het bezit zijn van en persoon die daartoe bevoegd is.

    • Stukken die worden gehouden met het oogmerk van bevordering van een crimineel doel vallen niet onder de bescherming van de vertrouwelijkheid;

– wordt verstaan onder „persoon’’ een natuurlijke persoon, een lichaam of een andere vereniging of groep van personen;

– wordt verstaan onder „beursgenoteerd lichaam’’, een lichaam waarvan de voornaamste aandelencategorie aan een erkende effectenbeurs staat genoteerd mits de ter beurze genoteerde aandelen direct door het publiek gekocht of verkocht kunnen worden. Aandelen kunnen „door het publiek’’ worden gekocht of verkocht indien de aankoop of verkoop van aandelen noch impliciet, noch expliciet voorbehouden is aan een beperkte groep investeerders;

– wordt verstaan onder „voornaamste aandelencategorie’’ de aandelencategorie of –categorieën die een meerderheid van het totale aantal stemmen en de waarde van het lichaam vertegenwoordigen;

– wordt verstaan onder „erkende effectenbeurs’’ een effectenbeurs die de bevoegde autoriteiten van de Partijen overeenkomen;

– wordt verstaan onder „openbare collectieve beleggingsregeling’’ elke regeling of elk fonds waarbij de aankoop, verkoop of aflossing van aandelen of andere belangen niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders;

– wordt verstaan onder „aangezochte Partij’’ de Partij bij dit Verdrag die verzocht wordt informatie te verschaffen of zulks reeds gedaan heeft naar aanleiding van een verzoek;

– wordt verstaan onder „verzoekende Partij’’ de Partij bij dit Verdrag die verzoekt om informatie of deze heeft ontvangen van de aangezochte Partij;

– wordt verstaan onder „belasting’’ alle belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is.

2. Voor de toepassing van dit Verdrag door een Partij op enig moment heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Partij, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die Partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die Partij aan die uitdrukking wordt gegeven.

Artikel 4 Uitwisseling van informatie op verzoek

1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij verstrekt op verzoek van de verzoekende Partij informatie ten behoeve van de in artikel 1 bedoelde doeleinden. Deze informatie wordt uitgewisseld ongeacht of de aangezochte Partij de informatie ten behoeve van haar eigen belastingheffing nodig heeft en of de te onderzoeken gedragingen strafbaar zouden zijn krachtens de wetgeving van de aangezochte Partij indien zij op het grondgebied van de aangezochte Partij zouden hebben plaatsgevonden. De bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij verzoekt alleen om informatie uit hoofde van dit artikel indien zij de verzochte informatie niet op andere wijze kan verkrijgen, of die andere wijze van verkrijging zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.

2. Indien de informatie in het bezit van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij niet toereikend is om aan het verzoek om informatie te voldoen, treft de aangezochte Partij alle naar haar oordeel toepasselijke maatregelen inzake het verzamelen van informatie teneinde de verzoekende Partij de verzochte informatie te verstrekken, ongeacht het feit dat de aangezochte Partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie behoeft te beschikken.

3. Indien de bevoegde autoriteit van een verzoekende Partij daar specifiek om verzoekt, is de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij gehouden uit hoofde van dit artikel informatie te verstrekken, voor zover zulks is toegestaan in overeenstemming met de nationale wetgeving, in de vorm van getuigenverklaringen en gewaarmerkte afschriften van originele stukken.

4. Elke Partij waarborgt dat zij ten behoeve van de doelstellingen genoemd in artikel 1, via haar bevoegde autoriteit en op verzoek bevoegd is tot het verkrijgen en verschaffen van:

  • a. informatie die berust bij banken, overige financiële instellingen en personen die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreden, met inbegrip van gevolmachtigden en trustees;

  • b. i. informatie betreffende uiteindelijk gerechtigden tot lichamen, vennootschappen, stichtingen en andere rechtspersonen, met inbegrip van collectieve investeringsregelingen, informatie over aandelen, eenheden en andere belangen;

  • ii. in het geval van trusts informatie over instellers, trustees en begunstigden.

Mits dit Verdrag geen verbintenis voor een Partij in het leven roept om informatie inzake de eigendom te verkrijgen of te verstrekken met betrekking tot beursgenoteerde lichamen of openbare collectieve beleggingsregelingen tenzij deze informatie kan worden verkregen zonder tot onevenredige moeilijkheden te leiden.

5. Verzoeken om informatie worden schriftelijk gedaan met daarin zo gedetailleerd mogelijk omschreven:

  • a. de identiteit van de persoon op wie de controle of het onderzoek betrekking heeft;

  • b. het tijdvak waarvoor om inlichtingen wordt verzocht;

  • c. de aard van de verzochte informatie en de vorm waarin de verzoekende Partij deze bij voorkeur wenst te ontvangen;

  • d. het fiscale doel waarvoor om informatie wordt verzocht;

  • e. de redenen om aan te nemen dat de verzochte informatie naar verwachting relevant is voor de belastingadministratie en de handhaving van de verzoekende Partij met betrekking tot de in onderdeel a van dit lid aangegeven persoon;

  • f. de redenen om te veronderstellen dat de gevraagde informatie zich bevindt in de aangezochte Partij of in het bezit is van of beschikbaar voor een persoon die zich in het rechtsgebied van de aangezochte Partij bevindt;

  • g. de naam en adresgegevens, voorzover bekend, van personen waarvan verondersteld wordt dat zij in het bezit zijn van of kunnen beschikken over de gevraagde informatie;

  • h. een verklaring dat het verzoek in overeenstemming is met de wetgeving en de bestuursrechtelijke praktijk van de verzoekende Partij, dat indien de gevraagde informatie zich in het rechtsgebied van de verzoekende Partij zou bevinden, de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij deze informatie volgens de wetten van de verzoekende Partij of volgens de normale gang van zaken in de bestuursrechtelijke praktijk zou kunnen verkrijgen, en dat het verzoek in overeenstemming is met dit Verdrag;

  • i. een verklaring dat de verzoekende Partij op haar eigen grondgebied alles in het werk heeft gesteld om de informatie te verkrijgen, tenzij dit zou leiden tot onevenredige moeilijkheden.

6. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij bevestigt de ontvangst van het verzoek aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij en stelt alles in het werk om de verzochte informatie met zo min mogelijk vertraging aan de verzoekende Partij te doen toekomen.

Artikel 5 Belastingcontrole in het buitenland

1. Binnen een redelijke termijn kan de verzoekende Partij de aangezochte Partij verzoeken vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij toe te laten tot het grondgebied van de aangezochte Partij, voor zover zulks is toegestaan volgens haar nationale wetgeving, teneinde natuurlijke personen te ondervragen en bestanden te onderzoeken na voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken natuurlijke personen of andere personen. De bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij in kennis van het tijdstip en de locatie van de beoogde bijeenkomst met de betrokken natuurlijke personen.

2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij kan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij toestaan een belastingcontrole bij te wonen op het grondgebied van de aangezochte Partij.

3. Indien het in het tweede lid bedoelde verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij die de controle uitvoert, de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de locatie van de controle, de autoriteit of functionaris die bevoegd is de controle uit te voeren en de door de aangezochte Partij ten behoeve van de controle vereiste procedures en voorwaarden. Alle beslissingen met betrekking tot de uitvoering van de controle worden genomen door de aangezochte Partij die de controle uitvoert.

Artikel 6 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

1. De bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij kan het verlenen van bijstand afwijzen:

  • a. indien het verzoek niet is gedaan in overeenstemming met dit Verdrag;

  • b. indien de verzoekende Partij niet alle op haar eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden; of

  • c. indien bekendmaking van de verzochte informatie in strijd zou zijn met de openbare orde.

2. Dit Verdrag verplicht een aangezochte Partij niet tot het verstrekken van stukken waarop de bescherming van de vertrouwelijkheid van toepassing is of van informatie die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, commercieel of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zou onthullen, met dien verstande dat de in artikel 4, vierde lid, omschreven informatie niet uitsluitend op grond daarvan als een geheim of handelsproces mag worden aangemerkt.

3. Een verzoek om informatie wordt niet geweigerd op grond van het feit dat de belastingvordering die aanleiding gaf tot het verzoek wordt betwist.

4. De aangezochte Partij is niet verplicht informatie te verkrijgen en te verschaffen die, indien de verzochte informatie zich in het rechtsgebied van de verzoekende Partij zou bevinden, de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij niet zou kunnen verkrijgen overeenkomstig haar wetgeving of bij de normale gang van zaken in de bestuursrechtelijke praktijk.

5. De aangezochte Partij kan een verzoek om informatie afwijzen indien de informatie door de verzoekende Partij wordt gevraagd teneinde een bepaling van de belastingwetgeving van de verzoekende Partij ten uitvoer te leggen of te handhaven die, of een daarmee verband houdend vereiste dat, discriminatie inhoudt van een onderdaan van de aangezochte Partij ten opzichte van een onderdaan van de verzoekende Partij die zich in dezelfde omstandigheden bevindt.

Artikel 7 Vertrouwelijkheid

1. Alle door de bevoegde autoriteiten van de Partijen verschafte of ontvangen informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

2. Deze informatie wordt uitsluitend bekendgemaakt aan personen of autoriteiten (met inbegrip van gerechtelijke en bestuursrechtelijke instanties) die betrokken zijn bij de doelstellingen omschreven in artikel 1, en door deze personen of autoriteiten uitsluitend voor deze doelstellingen gebruikt, met inbegrip van beslissingen in beroepszaken. Voor deze doeleinden mag informatie worden onthuld tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke beslissingen.

3. Deze informatie mag zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die vermeld in artikel 1.

4. Uit hoofde van dit Verdrag aan een verzoekende Partij verschafte informatie mag niet bekend worden gemaakt aan een ander rechtsgebied.

Artikel 8 Kosten

Tenzij de bevoegde autoriteiten van de Partijen anders overeenkomen, worden de gebruikelijke kosten, gemaakt bij het verlenen van bijstand, gedragen door de aangezochte Partij en worden buitengewone kosten, gemaakt bij het verlenen van bijstand (met inbegrip van kosten voor het inschakelen van externe adviseurs in verband met een rechtsgeding of andere kosten), gedragen door de verzoekende Partij. De onderscheiden bevoegde autoriteiten plegen van tijd tot tijd overleg met betrekking tot dit artikel en in het bijzonder de bevoegde autoriteit van de aangezochte Partij overlegt vooraf met de bevoegde autoriteit van de verzoekende Partij indien de kosten van het verschaffen van informatie naar aanleiding van een specifiek verzoek naar verwachting aanmerkelijk zullen zijn.

Artikel 9 Taal

Verzoeken om bijstand en antwoorden daarop worden in het Engels gesteld.

Artikel 10 Procedures voor onderling overleg en arbitrage

1. De onderscheiden bevoegde autoriteiten stellen alles in het werk om moeilijkheden of twijfelpunten die tussen de Partijen mochten rijzen met betrekking tot de toepassing of de uitlegging van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen.

2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de Partijen er niet in slagen moeilijkheden of twijfelpunten die zijn gerezen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van het Verdrag via een procedure voor onderling overleg overeenkomstig het eerste lid van dit artikel binnen een tijdvak van twee jaar nadat de kwestie is gerezen op te lossen, kan de zaak op verzoek van een van de Partijen worden voorgelegd voor arbitrage, evenwel uitsluitend nadat de procedure overeenkomstig het eerste lid van dit artikel volledig is uitgeput. De uitspraak van de arbiter in een bepaalde zaak is voor beide Partijen bindend met betrekking tot die zaak.

3. In aanvulling op de in het eerste lid bedoelde overeenstemming, bereiken de bevoegde autoriteiten van de Partijen waar nodig binnen een tijdvak van twee jaar nadat moeilijkheden of twijfelpunten zijn gerezen gezamenlijk overeenstemming over de krachtens het tweede lid van dit artikel alsmede de artikelen 4, 5 en 8 te volgen procedures.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit Verdrag treedt in werking nadat beide Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de vereiste nationale procedures voor de inwerkingtreding ervan zijn afgerond. Vanaf de datum van inwerkingtreding is het van toepassing op:

  • a. fiscale delicten vanaf die datum; en

  • b. alle overige aangelegenheden vanaf die datum waarop artikel 1 van toepassing is, zij het uitsluitend met betrekking tot belastingtijdvakken beginnend op of na die datum, of bij ontbreken van een belastingtijdvak, alle belastingvorderingen ontstaan op of na die datum.

Artikel 12 Beëindiging

1. Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een van beide Partijen wordt beëindigd.

2. Na het verstrijken van twee jaar na de datum van de inwerkingtreding ervan kan elke Partij dit Verdrag beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving. Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van beëindiging door de andere Partij. Alle verzoeken die worden ontvangen voor de datum waarop het Verdrag beëindigd is, worden behandeld in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

3. Indien het Verdrag wordt opgezegd, blijven de Partijen gebonden door de voorwaarden van artikel 7 ten aanzien van alle uit hoofde van dit Verdrag verkregen informatie.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door de onderscheiden Partijen, het Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Douglas op 12 oktober 2005 in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

J. G. WIJN

Voor de Regering van het Eiland Man,

A. R. BELL


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2005, 293.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2005, 293.

Uitgegeven de zesentwintigste april 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven