Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2006, 7 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2006, 7 | Verdrag |
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Ierland inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieprodukten;
Dublin, 28 april 2005
De tekst van het Verdrag is geplaatst in Trb. 2005, 187.
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Ierland inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van Ierland,
Gelet op Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende de verplichting voor de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14 december 1998 (hierna samen te noemen „de Richtlijn’’);
Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn dat voorziet in het aanleggen van voorraden op het grondgebied van een lidstaat voor rekening van in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, uit hoofde van overeenkomsten tussen regeringen;
Gelet op nationale wetgeving inzake de verplichting tot het aanhouden van voorraden aardolieproducten;
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. „bevoegde autoriteit’’, het overheidsorgaan van elke Staat dat verantwoordelijk is voor het toezicht op het voldoen door ondernemingen aan de voorraadverplichting;
b. „voorraden’’, voorraden ruwe aardolie of aardolieproducten (met inbegrip van halffabrikaten en eindproducten) waarop de Richtlijn van toepassing is;
c. „voorraadverplichting’’, de totale hoeveelheid voorraad die uit hoofde van de nationale wetgeving moet worden aangehouden;
d. „crisis in de voorziening’’, hetzelfde als er in artikel 6, tweede lid, van de Richtlijn onder wordt verstaan;
e. „grondgebied’’, het binnen de Europese Unie gelegen grondgebied waarop elke Staat rechtsmacht uitoefent;
f. „onderneming’’, een onderneming of instantie gevestigd op het grondgebied van een Staat die voorraden aanhoudt ten behoeve van het vergemakkelijken van de nakoming (door die onderneming of een derde) van de wetgeving inzake de verplichting tot het aanhouden van voorraden aardolieproducten van die of de andere Staat.
Dit Verdrag is van toepassing op voorraden die door de bevoegde autoriteiten in beide Staten zijn aanvaard als zijnde voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is.
1. Een in Ierland gevestigde onderneming kan in Nederland voorraden aanhouden waarop dit Verdrag van toepassing is. Dergelijke voorraden kunnen worden aangehouden:
a. hetzij rechtstreeks door de in Ierland gevestigde onderneming, hetzij
b. door een in Nederland gevestigde onderneming, namens de in Ierland gevestigde onderneming.
2. Een in Nederland gevestigde onderneming kan in Ierland voorraden aanhouden waarop dit Verdrag van toepassing is. Dergelijke voorraden kunnen worden aangehouden:
a. hetzij rechtstreeks door de in Nederland gevestigde onderneming, hetzij
b. door een in Ierland gevestigde onderneming, namens de in Nederland gevestigde onderneming.
3. Voorraden komen uitsluitend in aanmerking voor aanvaarding uit hoofde van artikel 2 van dit Verdrag indien de onderneming die aanvaarding van deze voorraden uit hoofde van genoemd artikel nastreeft, erin heeft toegestemd deze voorraden aan te houden, hetzij door hemzelf, hetzij door een derde, vanaf de eerste dag van een kalendermaand gedurende drie of meer volledige kalendermaanden, na aanvaarding door de bevoegde autoriteiten.
4. Indien een onderneming voorraden aanhoudt namens een andere onderneming in overeenstemming met het eerste lid, onderdeel b, of het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel, mogen deze voorraden niet door de eerstgenoemde onderneming worden meegeteld bij haar eigen voorraadverplichting.
Geen van de Regeringen verzet zich tegen de verwijdering van haar grondgebied van voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is, noch tegen de behandeling ervan in overeenstemming met instructies van de bevoegde autoriteit van de andere Regering.
1. Voorraden mogen niet uit hoofde van artikel 2 van dit Verdrag worden aanvaard als zijnde voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is, tenzij:
a. de onderneming die de voorraden wenst aan te houden buiten de Staat waar zij gevestigd is („de eerste onderneming’’) de bevoegde autoriteit van de Staat waar zij gevestigd is uiterlijk vijftien dagen voor aanvang van de periode waarop de aanvaarding betrekking heeft, voorziet van de volgende gegevens:
i. haar naam en adres en de naam en het adres van de onderneming die gevestigd is in de Staat waar de voorraden zullen worden aangehouden („de tweede onderneming’’), en die namens haar de voorraden zal aanhouden;
ii. de aard en hoeveelheid van de voorraden;
iii. de locatie, indien bekend, van de opslagruimte(n) waar de voorraden zullen worden aangehouden;
iv. de termijn gedurende welke de voorraden zullen worden aangehouden;
v. desgevraagd de bepalingen van enige overeenkomst houdende dat de voorraden namens de eerste onderneming door de tweede onderneming worden aangehouden;
b. zowel de eerste als de tweede onderneming ermee instemt dat de bevoegde autoriteit van de Staat op het grondgebied waarvan de voorraden zullen worden aangehouden de bevoegde autoriteit van de andere Staat in kennis stelt van enige inlichtingen verkregen ten behoeve van de implementatie van dit Verdrag.
2. Wanneer een onderneming buiten het grondgebied van de Staat waar zij gevestigd is voorraden wenst aan te houden die geen eigendom zullen zijn van die onderneming (de „begunstigde onderneming’’), maar die ter beschikking zullen worden gehouden van die onderneming door een andere onderneming (de „verschaffende onderneming’’), mogen, in aanvulling op de bepalingen van het eerste lid van dit artikel, voorraden die op deze wijze zullen worden aangehouden, niet uit hoofde van artikel 2 van dit Verdrag worden aanvaard als zijnde voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is, tenzij
a. de voorraden zullen worden aangehouden uit hoofde van een schriftelijke overeenkomst tussen de begunstigde onderneming en de verschaffende onderneming („de overeenkomst’’) die van kracht blijft gedurende de periode waarop de aanvaarding betrekking heeft;
b. de begunstigde onderneming contractueel het recht heeft deze voorraden gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te verwerven;
c. de daadwerkelijke beschikbaarheid van de voorraden voor de begunstigde onderneming gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te allen tijde gewaarborgd is, en
d. de verschaffende onderneming een onderneming is die valt onder de rechtsmacht van de Staat op het grondgebied waarvan de voorraden worden aangehouden voorzover het de wettelijke bevoegdheid van de Staat om het bestaan van de voorraden te controleren en te verifiëren betreft.
3. Wanneer de bevoegde autoriteit van een Staat voorzien is van de in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid van dit artikel genoemde gegevens, of van wijzigingen daarin, en de desbetreffende voorraden aanvaardt als voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is, zendt deze autoriteit uiterlijk tien dagen voor aanvang van de periode waarop de aanvaarding betrekking heeft, de gegevens naar de bevoegde autoriteit van de andere Staat en stelt deze op de hoogte van de aanvaarding.
4. De bevoegde autoriteit die een dergelijke kennisgeving heeft ontvangen, wordt geacht de desbetreffende voorraden niet te hebben aanvaard als zijnde voorraden waarop dit Verdrag van toepassing is tenzij zij uiterlijk vijf dagen voor aanvang van de periode waarop de aanvaarding betrekking heeft, de bevoegde autoriteit van de andere Staat ervan in kennis stelt of zij de desbetreffende voorraden al dan niet aanvaardt.
5. Aanvaarding uit hoofde van het derde of vierde lid van dit artikel kan door elk van de bevoegde autoriteiten worden ingetrokken indien er een onjuistheid wordt geconstateerd in de gegevens die met betrekking tot die aanvaarding zijn verstrekt uit hoofde van het eerste lid, onderdeel a, of het tweede lid van dit artikel, of indien er een wezenlijke verandering is opgetreden met betrekking tot de aangelegenheden waarop deze gegevens betrekking hebben. Alvorens een aanvaarding in te trekken uit hoofde van deze bepaling stelt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de andere Staat hiervan in kennis en biedt zij de onderneming die de gegevens heeft verstrekt in redelijke mate de gelegenheid bezwaar te maken.
1. Elke bevoegde autoriteit verplicht een onderneming die voorraden aanhoudt op het grondgebied van de andere Staat haar ten minste maandelijks te voorzien van een statistisch overzicht van deze voorraden binnen zes weken na het verstrijken van de periode waarop het overzicht betrekking heeft.
2. Elk statistisch overzicht dat uit hoofde van het eerste lid van dit artikel verschaft moet worden bevat de volgende gegevens:
a. de naam en het adres van de onderneming die de voorraden aanhoudt in de andere Staat en, waar van toepassing, de naam en het adres van de onderneming die gevestigd is in de Staat waar de voorraden zullen worden aangehouden, die namens hem de voorraden zal aanhouden;
b. de aard en hoeveelheid van de voorraden; en
c. indien bekend, de locatie van de opslagruimte(n) waar de voorraden worden aangehouden.
3. Elke bevoegde autoriteit voorziet, desgevraagd, de andere bevoegde autoriteit van afschriften van elk statistisch overzicht dat uit hoofde van het eerste lid van dit artikel is verschaft.
4. De bevoegde autoriteit van de Staat waar de voorraden worden aangehouden, controleert, door van tijd tot tijd haar inspectiebevoegdheden uit te oefenen, de gegevens in de aldus geleverde statistische overzichten en stelt de bevoegde autoriteit van de andere Staat onverwijld in kennis van enige materiële afwijking met betrekking tot deze gegevens.
5. De bevoegde autoriteiten werken samen met betrekking tot de uitoefening van hun inspectiebevoegdheden in gevallen waarin een van de autoriteiten een dergelijke samenwerking noodzakelijk acht met betrekking tot bepaalde voorraden die krachtens dit Verdrag worden aangehouden.
1. In het geval van een tekort in de totale hoeveelheid voorraad die een verschaffende onderneming moet aanhouden namens begunstigde ondernemingen en als onderdeel van de voorraadverplichting van de Staat waar zij is gevestigd, stelt de bevoegde autoriteit van de laatstgenoemde Staat zodra dit tekort te harer kennis komt de bevoegde autoriteit van de andere Staat daarvan in kennis.
2. De Regeringen komen overeen zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is met elkaar te overleggen:
a. in het geval van een crisis in de voorziening; of
b. bij het optreden van een tekort zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel;
c. op verzoek van een van beide Regeringen teneinde:
i. moeilijkheden die zijn gerezen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag op te lossen; of
ii. bepalingen van dit Verdrag te wijzigen.
Dit Verdrag kan met schriftelijke instemming van beide Regeringen worden gewijzigd en het gewijzigde Verdrag wordt van kracht nadat beide Regeringen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat aan hun onderscheiden vereisten voor de inwerkingtreding van het gewijzigde Verdrag is voldaan.
Dit Verdrag treedt in werking nadat beide Regeringen elkaar schriftelijk langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat de procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn afgerond.
1. Dit Verdrag kan door elk van de Regeringen langs diplomatieke weg worden beëindigd door schriftelijke kennisgeving aan de andere Regering ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar. Het Verdrag houdt in dat geval op van kracht te zijn met ingang van de eerste dag van het volgende kalenderjaar.
2. Geen van de Regeringen maakt gebruik van de in het eerste lid van dit artikel vervatte bevoegdheid tot beëindiging zonder de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de hoogte te hebben gesteld van haar voornemen daartoe.
3. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn niet van toepassing tijdens een crisis in de voorziening.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Dublin op 28 april 2005, in de Engelse taal.
Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
J. VAN DER VELDEN
Voor de Regering van Ierland
BRENDAN TUOHY
Zie Trb. 2005, 187
Zie Trb. 2005, 187.
Zie Trb. 2005, 187.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2006-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.