A. TITEL

Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR); (met bijlage en Protocol van ondertekening)

Genève, 1 juli 1970

B. TEKST

De tekst van Overeenkomst, bijlage en Protocol is geplaatst in Trb. 1972, 97.

Zie voor wijzigingen van de Overeenkomst ook de rubrieken J van Trb. 1982, 107, Trb. 1992, 145 en Trb. 1994, 123 en de rubrieken B van Trb. 2005, 24 en Trb. 2006, 21.

Op blz. 32 en 34 dient in de schema’s het woord „remplaced’’ te worden vervangen door „replaced’’.

C. VERTALING

Zie Trb. 1972, 97 en de rubrieken J van Trb. 1994, 123 en 163 en rubriek C van Trb. 2005, 24.


De vertaling van de door de regering van Frankrijk voorgestelde wijzigingen van en aanvullingen op de Overeenkomst en de bijlage van 24 juni 2005 luidt als volgt:

Wijzigingen van het corpus van de AETR

Vervang artikel 10 door de volgende bepalingen:

„Artikel 10 Controleapparaat

1. De Overeenkomstsluitende Partijen dienen de installatie en het gebruik van een controleapparaat voor te schrijven in op hun grondgebied ingeschreven voertuigen overeenkomstig de voorschriften van deze Overeenkomst en de bijlage en de aanhangsels daarbij.

2. Het controleapparaat in de zin van deze Overeenkomst dient voor wat betreft constructie, installatie, gebruik en beproeving te voldoen aan de voorschriften van deze Overeenkomst, de bijlage en de aanhangsels daarbij.

3. Een controleapparaat dat voldoet aan Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 van de Raad voor wat betreft constructie, installatie, gebruik en beproeving wordt aangemerkt als beantwoordend aan de voorwaarden van deze Overeenkomst, de bijlage en de aanhangsels daarbij.’’

Vervang artikel 13 van de AETR door de volgende bepalingen:

„Artikel 13 Overgangsbepalingen

1. Alle nieuwe bepalingen van deze Overeenkomst, met inbegrip van zijn bijlage en de aanhangsels 1B en 2, die betrekking hebben op de invoering van een digitaal controleapparaat, worden verbindend voor landen die Overeenkomstsluitende Partij zijn bij deze Overeenkomst uiterlijk vier jaar na de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wijzigingen die voortvloeien uit de in artikel 21 omschreven procedure. Bijgevolg dienen alle voertuigen waarop deze Overeenkomst van toepassing is en die na het verstrijken van deze termijn voor het eerst in bedrijf zijn genomen, te zijn uitgerust met een controleapparaat dat voldoet aan deze nieuwe voorwaarden. Gedurende deze termijn van vier jaar laten de Overeenkomstsluitende Partijen die deze wijzigingen nog niet in hun landen hebben geïmplementeerd in een andere Overeenkomstsluitende Partij bij deze Overeenkomst ingeschreven voortuigen die reeds zijn uitgerust met een dergelijk digitaal controleapparaat tot hun grondgebied toe en controleren deze.

2.a. De Overeenkomstsluitende Partijen nemen de nodige maatregelen om de in de bijlage bij deze Overeenkomst bedoelde bestuurderskaarten, zoals gewijzigd, uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn van vier jaar af te geven. Aan deze minimumtermijn van drie maanden dient eveneens te worden voldaan indien een Overeenkomstsluitende Partij de bepalingen die betrekking hebben op het digitale controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B bij deze bijlage implementeert voordat de termijn van vier jaar verstreken is. Deze Overeenkomstsluitende Partijen houden het secretariaat van de Subcommissie voor het wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa op de hoogte van de voortgang bij de invoering van het digitale controleapparaat overeenkomstig aanhangsel 1B bij deze bijlage binnen hun grondgebied.

  • b. In afwachting van de afgifte door de Overeenkomstsluitende Partij van de kaarten bedoeld in onderdeel a, zijn de bepalingen van artikel 14 van de bijlage bij deze Overeenkomst van toepassing op bestuurders die mogelijk voertuigen dienen te besturen die uitgerust zijn met een digitaal controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B bij deze bijlage.’’

3. Elke akte van bekrachtiging of toetreding nedergelegd door een Staat na het van kracht worden van de in het eerste lid bedoelde wijzigingen wordt geacht van toepassing te zijn op de Overeenkomst zoals gewijzigd, met inbegrip van de termijn voor de implementatie omschreven in het eerste lid.

Indien de toetreding minder dan twee jaar voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn plaatsvindt, stelt de Staat de depositaris bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding in kennis van de datum waarop het digitale controleapparaat feitelijk in gebruik zal worden genomen op zijn grondgebied. Een dergelijke Staat kan gebruik maken van een overgangstermijn van ten hoogste twee jaar vanaf de datum waarop de Overeenkomst voor de Staat in werking treedt. De depositaris stelt alle Overeenkomstsluitende Partijen daarvan in kennis.

De bepalingen van het voorgaande lid zijn eveneens van toepassing bij toetreding door een Staat na het verstrijken van de termijn van vier jaar voor de in het eerste lid bedoelde implementatie.’’

Voeg een nieuw lid 5 bis toe aan artikel 21 van de AETR dat luidt als volgt:

„5 bis. Indien een land tussen het tijdstip van kennisgeving van een ontwerpwijziging en het tijdstip waarop deze geacht wordt te zijn aanvaard, Overeenkomstsluitende Partij wordt bij deze Overeenkomst, stelt het secretariaat van de Subcommissie voor het wegvervoer van de Economische Commissie van Europa de nieuwe Staat die Partij is geworden zo spoedig mogelijk in kennis van de ontwerpwijziging. De laatste kan de Secretaris-Generaal voor het verstrijken van de termijn van zes maanden vanaf de datum van toezending van de oorspronkelijke wijziging aan alle Overeenkomstsluitende Partijen in kennis stellen van enig bezwaar.’’

Voeg een nieuw lid 4 bis toe aan artikel 22 van de AETR dat luidt als volgt:

„4 bis. Indien een land tussen het tijdstip van kennisgeving van een ontwerpwijziging en het tijdstip waarop deze geacht wordt te zijn aanvaard, Partij wordt bij deze Overeenkomst, stelt het secretariaat van de Subcommissie voor het wegvervoer van de Economische Commissie van Europa de nieuwe Staat die Partij is geworden zo spoedig mogelijk in kennis van de ontwerpwijziging. De laatste kan de Secretaris-Generaal voor het verstrijken van de termijn van zes maanden vanaf de datum van verzending van de oorspronkelijke wijziging aan alle Overeenkomstsluitende Partijen in kennis stellen van enig bezwaar.’’

Voeg een nieuw artikel 22 bis aan de Overeenkomst toe dat luidt als volgt:

„Artikel 22 bis Procedure voor het wijzigen van aanhangsel 1B

1. Aanhangsel 1B van de bijlage bij deze Overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de in dit artikel omschreven procedure.

2. Elk voorstel tot wijziging van de inleidende artikelen van aanhangsel 1B wordt aangenomen door de Subcommissie voor het wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa met een meerderheid van de aanwezige Overeenkomstsluitende Partijen die hun stem uitbrengen. Elke aldus aangenomen wijziging wordt door het secretariaat van de Subcommissie voor het wegvervoer toegezonden aan de Secretaris-Generaal voor kennisgeving aan alle Overeenkomstsluitende Partijen. De wijziging treedt in werking drie maanden na de datum van de kennisgeving aan de Overeenkomstsluitende Partijen.

3. Aanhangsel 1B is een aanpassing ten behoeve van deze Overeenkomst van bijlage IB1van Verordening (EEG) 3821/85 zoals aangehaald in artikel 10 van deze Overeenkomst en rechtstreeks afhankelijk van de door de Europese Unie in deze bijlage geïntroduceerde ontwikkelingen; bijgevolg is elke wijziging van deze bijlage onder de volgende voorwaarden van toepassing op aanhangsel 1B:

– het secretariaat van de Subcommissie voor het wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa zal de bevoegde autoriteiten van alle Overeenkomstsluitende Partijen officieel in kennis stellen van de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap van de in bijlage IB geïntroduceerde wijzigingen van de EG-verordening en deze informatie tezelfdertijd doen toekomen aan de Secretaris-Generaal tezamen met een afschrift van de desbetreffende teksten.

– deze wijzigingen worden drie maanden na de datum van toezending van de informatie aan de Overeenkomstsluitende Partijen van kracht voor aanhangsel 1B.

4. Indien een voorstel tot wijziging van de bijlage bij deze Overeenkomst tevens wijziging van aanhangsel 1B inhoudt, mogen de wijzigingen betreffende het aanhangsel niet eerder van kracht worden dan de wijzigingen die de bijlage betreffen. Indien in dit kader tegelijkertijd met wijzigingen van de bijlage wijzigingen van aanhangsel 1B worden gepresenteerd, wordt de datum waarop zij van kracht worden bepaald door de datum die voortvloeit uit de toepassing van de procedures omschreven in artikel 21.’’


Wijzigingen van de bijlage bij de AETR

Vervang de bijlage bij de AETR door het volgende:

„BIJLAGE

Controleapparaat

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK I

TYPEGOEDKEURING

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Hoofdstuk wordt verstaan onder „controleapparaat’’ „controleapparaat of zijn componenten’’.

Aanvragen voor de goedkeuring van een type controleapparaat of een model van een registratieblad of een geheugenkaart worden, vergezeld van de desbetreffende specificaties door de fabrikant of zijn vertegenwoordiger ingediend bij een Overeenkomstsluitende Partij. Ter zake van een type controleapparaat, registratieblad- of een geheugenkaartmodel mag een aanvraag worden ingediend bij ten hoogste één Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 2

Een Overeenkomstsluitende Partij verleent haar typegoedkeuring aan elk type controleapparaat, aan elk registratieblad- of elk geheugenkaartmodel dat voldoet aan de in aanhangsel 1 of 1B bij deze bijlage neergelegde voorschriften, mits de Overeenkomstsluitende Partij in staat is te controleren of de productiemodellen voldoen aan het goedgekeurde prototype.

Voor het in aanhangsel 1B bedoelde controleapparaat mag geen typegoedkeuring worden verleend voordat aangetoond is dat het gehele systeem (het controleapparaat zelf, de bestuurderskaart en de elektrische verbindingen met de versnellingsbak) bestand is tegen pogingen tot manipulatie of wijziging van de gegevens omtrent de rijtijden. De benodigde beproevingen om dit vast te stellen worden uitgevoerd door deskundigen die vertrouwd zijn met de nieuwste manipulatietechnieken.

Voor wijzigingen van of toevoegingen aan een goedgekeurd model is een aanvullende typegoedkeuring vereist van de Overeenkomstsluitende Partij die de oorspronkelijke typegoedkeuring heeft verleend.

Artikel 3

De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen de aanvrager een goedkeuringsmerk, dat voldoet aan het model vervat in aanhangsel 2, voor elk type controleapparaat of registratieblad- of geheugenkaartmodel dat zij ingevolge artikel 2 goedkeuren.

Artikel 4

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waarbij een aanvraag om typegoedkeuring is ingediend, zenden ter zake van elk type controleapparaat of registratieblad- of geheugenkaartmodel dat zij goedkeuren of weigeren goed te keuren, binnen één maand de autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partijen een afschrift toe van het goedkeuringscertificaat vergezeld van afschriften van de desbetreffende specificaties, of stellen indien zulks het geval is deze autoriteiten ervan in kennis dat de goedkeuring is geweigerd; in geval van weigering vermelden zij de redenen voor hun besluit.

Artikel 5

1. Indien een Overeenkomstsluitende Partij die een typegoedkeuring als voorzien in artikel 2 heeft verleend, vaststelt dat een bepaald controleapparaat, registratieblad- of geheugenkaartmodel voorzien van een goedkeuringsmerk dat zij heeft afgegeven niet voldoet aan het door haar goedgekeurde prototype, neemt zij de nodige stappen om te waarborgen dat de productiemodellen voldoen aan het goedgekeurde prototype. De genomen maatregelen kunnen zo nodig leiden tot intrekking van de typegoedkeuring.

2. Een Overeenkomstsluitende Partij die een typegoedkeuring heeft verleend, trekt een dergelijke goedkeuring in, indien het goedgekeurde controleapparaat, het registratieblad- of geheugenkaartmodel niet voldoet aan deze bijlage of de aanhangsels daarbij of bij het gebruik ervan algemene defecten vertoont die het ongeschikt maken voor het doel waarvoor het beoogd is.

3. Indien een Overeenkomstsluitende Partij die een typegoedkeuring heeft verleend door een andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis wordt gesteld van een van de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, neemt zij, na overleg met laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij, de in die leden neergelegde maatregelen met inachtneming van het vijfde lid.

4. Een Overeenkomstsluitende Partij die vaststelt dat zich een van de in het tweede lid bedoelde gevallen voordoet, kan tot nader bericht het op de markt brengen en in bedrijf stellen van het controleapparaat, registratieblad of de geheugenkaart verbieden. Hetzelfde geldt in de gevallen genoemd in het eerste lid met betrekking tot controleapparaten, registratiebladen of geheugenkaarten die zijn uitgesloten van de eerste verificatie, indien de fabrikant, na voldoende te zijn gewaarschuwd, nalaat de apparatuur in overeenstemming te brengen met het goedgekeurde model of met de vereisten van deze bijlage.

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen stellen elkaar in elk geval binnen één maand in kennis van elke intrekking van een typegoedkeuring of van andere maatregelen die zijn getroffen uit hoofde van het eerste, tweede en derde lid, en vermelden de redenen voor een dergelijke maatregel.

5. Indien een Overeenkomstsluitende Partij die een typegoedkeuring heeft verleend, het bestaan van een van de in het eerste of tweede lid omschreven gevallen ter zake waarvan zij een kennisgeving heeft ontvangen bestrijdt, trachten de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen het geschil te beslechten.

Artikel 6

1. Een aanvrager van een typegoedkeuring van een registratiebladmodel vermeldt op zijn aanvraag het type of de typen controleapparaat waarvoor het blad in kwestie is ontworpen en verschaft een geschikt apparaat van dat type of die typen ten behoeve van het beproeven van het blad.

2. De bevoegde autoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij vermelden op het goedkeuringscertificaat voor het registratiebladmodel het type of de typen controleapparaat waarmee dat bladmodel kan worden gebruikt.

Artikel 7

Een Overeenkomstsluitende Partij kan niet weigeren een voertuig uitgerust met een controleapparaat in te schrijven of het in het verkeer brengen of het gebruik van een dergelijk voertuig verbieden om redenen die verband houden met het feit dat het voertuig met een dergelijk apparaat is uitgerust, indien het controleapparaat is voorzien van het goedkeuringsmerk bedoeld in artikel 3 en het installatieplaatje bedoeld in artikel 9.

Artikel 8

In alle besluiten uit hoofde van deze bijlage tot het weigeren of intrekken van de goedkeuring van een type controleapparaat, een registratieblad- of geheugenkaartmodel worden de redenen waarop zij gebaseerd zijn gedetailleerd beschreven. Besluiten worden aan de betrokken partij gezonden, die tegelijkertijd wordt geïnformeerd over de openstaande rechtsmiddelen krachtens de wetten van de Verdragsluitende Partij en de termijnen voor het instellen van die rechtsmiddelen.

HOOFDSTUK II

INSTALLATIE EN INSPECTIE

Artikel 9

1. Het controleapparaat kan uitsluitend worden geïnstalleerd of gerepareerd door installateurs of werkplaatsen die daartoe zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen, nadat laatstbedoelde indien zij dat wensen, de opvattingen van de betrokken fabrikanten hebben vernomen.

De termijn van de administratieve geldigheid van de goedgekeurde werkplaats- en installateurskaarten mag niet langer zijn dan één jaar.

Indien een aan een goedgekeurde werkplaats of installateur afgegeven kaart moet worden verlengd, beschadigd is, slecht functioneert, verloren is of ontvreemd, verstrekt de autoriteit binnen vijf werkdagen na de ontvangst van een gedetailleerd verzoek daartoe een vervangende kaart.

Indien een nieuwe kaart wordt afgegeven ter vervanging van een oude, wordt de nieuwe kaart voorzien van hetzelfde werkplaatskaartnummer, maar het indexnummer wordt met één verhoogd. De autoriteit die de kaart afgeeft, houdt een register bij van verloren, gestolen of defecte kaarten.

De Overeenkomstsluitende Partijen nemen alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de kaarten voor erkende installateurs en werkplaatsen worden vervalst.

2. De erkende installateur of werkplaats brengt een bijzonder merk aan op de door hem aangebrachte verzegelingen en vult voor een controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B de elektronische beveiligingsgegevens in ten behoeve van het uitvoeren van de authenticatiecontroles. De bevoegde autoriteiten van elke Overeenkomstsluitende Partij houden een register bij van de gebruikte merken en elektronische beveiligingsgegevens en van de kaarten afgegeven aan erkende werkplaatsen en installateurs.

3. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen zenden elkaar hun lijsten toe van de erkende installateurs en werkplaatsen en van de aan hen afgegeven kaarten alsmede kopieën van de merken en van de nodige informatie die betrekking heeft op de gebruikte elektronische beveiligingsgegevens.

4. Teneinde te certificeren dat het controleapparaat is geïnstalleerd in overeenstemming met de voorschriften van deze bijlage, wordt een installatieplaatje aangebracht zoals voorzien in aanhangsel 1 of 1B.

5. Verzegelingen kunnen door de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met het bepaalde in het eerste lid van dit artikel erkende installateurs of werkplaatsen of in de omstandigheden omschreven in aanhangsel 1 of 1B van deze bijlage worden verwijderd.

HOOFDSTUK III

GEBRUIK VAN APPARATUUR

Artikel 10

De werkgever en de bestuurders zorgen voor het correct functioneren en juiste gebruik van enerzijds het controleapparaat en anderzijds de bestuurderskaart indien een bestuurder een met een controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B uitgerust voertuig dient te besturen.

Artikel 11

1. De werkgever geeft een voldoende aantal registratiebladen af aan de bestuurders van voertuigen die uitgerust zijn met het controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1, daarbij rekening houdend met het feit dat deze bladen persoonsgebonden zijn, de duur van het gebruik alsmede met de mogelijkheid dat bladen beschadigd raken of worden ingenomen door een inspecteur en dat deze moeten worden vervangen. De werkgever geeft aan de bestuurders alleen bladen van een goedgekeurd model af die geschikt zijn voor gebruik in het in het voertuig geïnstalleerde controleapparaat.

Indien het voertuig uitgerust is met een controleapparaat overeenkomstig aanhangsel 1B, zorgen de werkgever en de bestuurder ervoor dat, rekening houdend met de duur van het gebruik, het afdrukken op verzoek bedoeld in aanhangsel 1B correct kan geschieden bij een inspectie.

2. De onderneming bewaart de registratiebladen op de juiste wijze gedurende ten minste een jaar nadat zij zijn gebruikt en overhandigt afschriften ervan aan de betrokken bestuurders die daar om verzoeken. De bladen worden getoond of overgelegd op verzoek van een bevoegde functionaris die belast is met de inspectie.

3. De bestuurderskaart zoals omschreven in aanhangsel 1B wordt, op verzoek van de bestuurder, afgegeven door de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij waar de bestuurder zijn normale woonplaats heeft.

Een Overeenkomstsluitende Partij kan van elke bestuurder op wie de bepalingen van de Overeenkomst van toepassing zijn en die zijn normale woonplaats op haar grondgebied heeft verlangen dat hij een bestuurderskaart bezit.

  • a. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder „normale woonplaats’’ verstaan de plaats waar een persoon gewoonlijk woont, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, vanwege sociale en economische banden, of, in het geval van een persoon zonder economische banden, vanwege persoonlijke banden waaruit blijkt hoe nauw de banden tussen die persoon en de plaats waar hij woont zijn.

    De normale woonplaats van een persoon wiens economische banden een andere plaats betreffen dan zijn sociale banden en die bijgevolg op verschillende plaatsen woont die in twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen zijn gelegen, wordt aangemerkt als zijnde de plaats van zijn sociale banden, mits deze persoon er regelmatig terugkeert. Aan deze laatste voorwaarde behoeft niet te worden voldaan indien de persoon in een Overeenkomstsluitende Partij woont teneinde een opdracht met een vaste looptijd uit te voeren.

  • b. De bestuurders tonen hun normale woonplaats aan met behulp van passende middelen, zoals hun identiteitskaart of een ander geldig document.

  • c. Indien er bij de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij die de bestuurderskaart afgeven twijfel bestaat ten aanzien van de geldigheid van een verklaring omtrent de normale woonplaats afgelegd in overeenstemming met onderdeel b, of ten behoeve van bepaalde specifieke controles, kunnen zij verzoeken om aanvullende informatie of bewijzen.

  • d. De bevoegde autoriteit van een Overeenkomstsluitende Partij die een kaart afgeeft, gaat, voorzover dit mogelijk is, na of de aanvrager niet reeds beschikt over een geldige bestuurderskaart.

4.a. De bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Partij voorziet de bestuurderskaart in overeenstemming met de bepalingen van aanhangsel 1B van de persoonsgegevens.

De duur van de administratieve geldigheid van de bestuurderskaart mag niet langer zijn dan vijf jaar.

De bestuurder mag slechts één geldige bestuurderskaart bezitten. De bestuurder is alleen bevoegd tot het gebruik van zijn eigen, van zijn persoonsgegevens voorziene bestuurderskaart. De bestuurder mag geen defecte of verlopen bestuurderskaart gebruiken.

Indien een nieuwe bestuurderskaart wordt verstrekt ter vervanging van een oude, wordt de nieuwe kaart voorzien van hetzelfde bestuurderskaartnummer, maar het indexnummer wordt met één verhoogd. De autoriteit die de kaarten afgeeft, houdt een register bij van afgegeven, gestolen, verloren of defecte bestuurderskaarten voor een termijn die ten minste gelijk is aan hun termijn van geldigheid.

Indien de bestuurderskaart beschadigd is, slecht functioneert of verloren of ontvreemd is, verstrekt de autoriteit binnen vijf werkdagen na de ontvangst van een gedetailleerd verzoek daartoe een vervangende kaart.

Bij een verzoek om verlenging van een kaart waarvan de einddatum van de termijn van geldigheid nadert, verstrekt de autoriteit voor die datum een nieuwe kaart, mits zij het verzoek binnen de in artikel 12, eerste lid, vierde alinea neergelegde termijn heeft ontvangen.

  • b. Bestuurderskaarten worden uitsluitend verstrekt aan aanvragers op wie de bepalingen van de Overeenkomst van toepassing zijn.

  • c. De bestuurderskaart is persoonsgebonden. De kaart mag tijdens de officiële geldigheidstermijn niet, om welke reden dan ook, worden ingetrokken of opgeschort, tenzij de bevoegde autoriteit van een Overeenkomstsluitende Partij vaststelt dat de kaart vervalst is of de bestuurder gebruik maakt van een kaart waarvan hij niet de houder is, of dat de kaart verkregen is op basis van valse verklaringen en/of vervalste documenten. Indien deze maatregelen tot schorsing of intrekking worden genomen door een andere Overeenkomstsluitende Partij dan de Overeenkomstsluitende Partij die de kaart heeft afgegeven, zendt de eerstgenoemde Partij de kaart terug naar de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij die de kaart heeft afgegeven onder vermelding van de redenen voor terugzending.

  • d. Bestuurderskaarten afgegeven door Overeenkomstsluitende Partijen worden wederzijds erkend.

    Indien de houder van een geldige bestuurderskaart die is afgegeven door een Overeenkomstsluitende Partij zijn normale woonplaats heeft gevestigd in een andere Overeenkomstsluitende Partij, kan hij verzoeken dat zijn kaart wordt omgewisseld voor een vergelijkbare bestuurderskaart; de Overeenkomstsluitende Partij die de kaarten omwisselt, zo nodig verifieert of de overgelegde kaart feitelijk nog geldig is.

    Overeenkomstsluitende Partijen die een kaart omwisselen zenden de oude kaart terug aan de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij die de kaart hebben afgegeven onder vermelding van de redenen daarvoor.

  • e. Indien een Overeenkomstsluitende Partij een bestuurderskaart vervangt of omwisselt, wordt de vervanging of omwisseling en de eventueel daarop volgende vervanging of verlenging in die Overeenkomstsluitende Partij geregistreerd.

  • f. De Overeenkomstsluitende Partijen nemen alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat bestuurderskaarten worden vervalst.

5. De Overeenkomstsluitende Partijen waarborgen dat de gegevens die nodig zijn om de naleving van deze Overeenkomst te volgen en die vastgelegd en opgeslagen kunnen worden door het controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B bij deze bijlage gedurende 365 dagen na de datum van vastlegging kunnen worden opgeslagen en toegankelijk gemaakt kunnen worden onder voorwaarden die de veiligheid en juistheid van de gegevens waarborgen.

De Overeenkomstsluitende Partijen nemen alle maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat het doorverkopen of uitschakelen van een controleapparaat niet ten koste kan gaan van de correcte toepassing van dit lid.

Artikel 12

1. De bestuurders gebruiken geen vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten. De bladen of bestuurderskaarten worden daartoe op de juiste wijze beschermd.

Bij beschadiging van een blad of bestuurderskaart waarop gegevens zijn geregistreerd, voegen de bestuurders het beschadigde blad of de beschadigde kaart bij een reserveblad of een tijdelijk blad dat ter vervanging wordt gebruikt.

Indien de bestuurderskaart beschadigd is, slecht functioneert of verloren of ontvreemd is, verzoekt de bestuurder de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waar hij zijn normale woonplaats heeft binnen zeven kalenderdagen om een vervangend exemplaar.

Indien een bestuurder zijn bestuurderskaart wenst te verlengen, dient hij uiterlijk 15 werkdagen voor het verstrijken van de geldigheid van de kaart een verzoek in bij de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waarin hij zijn normale woonplaats heeft.

2. Bestuurders gebruiken de registratiebladen of de bestuurderskaart iedere dag waarop zij rijden vanaf het tijdstip waarop zij het voertuig overnemen. Het registratieblad of de bestuurderskaart mag niet worden verwijderd voor het eind van de dagelijkse werktijd, tenzij dit anderszins is toegestaan. Registratiebladen of bestuurderskaarten mogen echter niet worden gebruikt voor een langere periode dan waarvoor zij bedoeld zijn.

Wanneer een bestuurder van het voertuig verwijderd is en geen gebruik kan maken van het in het voertuig geïnstalleerde controleapparaat, moeten de termijnen bedoeld in het derde lid, tweede streepje, onderdelen b, c en d, hieronder hetzij met de hand, hetzij via automatische registratie hetzij op andere wijze leesbaar en zonder het te bevuilen worden vastgelegd op het blad.

De bestuurders brengen op de registratiebladen de noodzakelijke wijzigingen aan indien er aan boord van het voertuig meer dan één bestuurder is en wel zodanig dat de in het derde lid, tweede streepje, onderdelen b, c en d, bedoelde informatie wordt geregistreerd op het blad van de bestuurder die daadwerkelijk rijdt.

3. De bestuurders:

– zorgen ervoor dat de op het blad geregistreerde tijdstippen overeenkomen met de officiële tijd van het land waar het voertuig ingeschreven is.

– bedienen de schakelmechanismen waarmee de volgende tijdscategorieën afzonderlijk en duidelijk worden vastgelegd:

  • a. onder het teken trb-2006-58-1.gif oftrb-2006-58-2.gif1: de rijtijd;

  • b. onder het teken trb-2006-58-3.gif oftrb-2006-58-4.gif1: alle overige werktijden;

  • c. onder het teken trb-2006-58-5.gif oftrb-2006-58-6.gif1: de beschikbaarheidstijden, te weten:

– de wachttijd, dat wil zeggen de tijd gedurende welke de bestuurders slechts op hun post behoeven te blijven voor het beantwoorden van eventuele telefonische oproepen om het voertuig (weer) te gaan besturen of andere werkzaamheden te verrichten;

– de naast de bestuurder doorgebrachte tijd terwijl het voertuig rijdt;

– de op een slaapbank doorgebrachte tijd terwijl het voertuig rijdt;

  • d. onder het teken trb-2006-58-7.gif oftrb-2006-58-8.gif1: de onderbrekingen van de werkzaamheden en de dagelijkse rustperioden.

    4. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan toestaan dat alle in het derde lid, tweede streepje, onderdelen b en c, bedoelde tijden op de in de op haar grondgebied ingeschreven voertuigen gebruikte registratiebladen onder het tekentrb-2006-58-9.gif worden geregistreerd.

5. Elk lid van de betrokken bemanning registreert de volgende informatie op zijn registratieblad:

  • a. aan het begin van het gebruik van het blad: zijn achternaam en voornaam;

  • b. de datum en plaats waar begonnen wordt met het blad en de datum en plaats waar het gebruik ervan eindigt;

  • c. het registratienummer van elk voertuig waaraan hij is toegewezen, zowel bij het begin van de eerste rit die geregistreerd wordt op het blad en vervolgens, indien hij van voertuig wisselt tijdens het gebruik van het blad;

  • d. de stand van de kilometerteller:

    – aan het begin van de eerste rit die op het blad wordt geregistreerd,

    – aan het eind van de laatste rit die op het blad wordt geregistreerd,

    – indien hij van voertuig wisselt tijdens een werkdag (stand in het voertuig waaraan hij was toegewezen en de stand in het volgende voertuig waaraan hij is toegewezen);

  • e. indien relevant, het tijdstip waarop van voertuig werd gewisseld.

5 bis. De bestuurder voert in het controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B de symbolen in van de landen waarin hij zijn dagelijkse werktijd begint en eindigt.

Het invoeren van de bovengenoemde gegevens wordt geactiveerd door de bestuurder en kan geheel handmatig of automatisch geschieden, indien het controleapparaat gekoppeld is aan een satellietvolgsysteem.

6. Het controleapparaat omschreven in aanhangsel 1 wordt zodanig vormgegeven dat het voor een bevoegde functionaris die belast is met de inspectie mogelijk is zo nodig na het openen van de apparatuur het geen geregistreerd is met betrekking tot de negen aan de inspectie voorgaande uren af te lezen zonder het blad permanent te vervormen, beschadigen of vuil te maken.

Het apparaat is voorts zodanig vormgegeven dat het zonder de behuizing te openen mogelijk is te controleren of er registratie plaatsvindt.

7.a. Een bestuurder die een voertuig bestuurt dat uitgerust is met een controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1, dient te allen tijde op verzoek van een functionaris belast met de inspectie het volgende te tonen:

– het registratieblad van de lopende week en in ieder geval het blad van de laatste dag waarop hij reed in de voorgaande week;

– de bestuurderskaart indien hij er een bezit;

– afdrukken van het controleapparaat als omschreven in aanhangsel 1B die betrekking hebben op de termijnen aangegeven in het derde lid, tweede streepje, onderdelen a, b, c en d, indien hij een voertuig bestuurde dat was uitgerust met een dergelijk controleapparaat gedurende de periode bedoeld achter het eerste streepje van dit lid.

  • b. Een bestuurder die een voertuig bestuurt dat uitgerust is met een controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1B, dient te allen tijde op verzoek van een functionaris belast met de inspectie het volgende te tonen:

    – de bestuurderskaart waarvan hij de houder is en

    – de registratiebladen die op dezelfde termijn betrekking hebben als het blad bedoeld achter het eerste streepje van onderdeel a, gedurende welk hij een voertuig bestuurde dat uitgerust is met een controleapparaat in overeenstemming met aanhangsel 1.

  • c. Een bevoegd functionaris die belast is met de inspectie kan de naleving van de Overeenkomst controleren door middel van een onderzoek van de registratiebladen, van de getoonde of afgedrukte gegevens die door het controleapparaat zijn geregistreerd of via de bestuurderskaart of bij ontbreken daarvan door een onderzoek van andere ondersteunende documenten, die het niet-naleven van een bepaling zoals die welke zijn neergelegd in artikel 13, tweede en derde lid, rechtvaardigen.

8. Het is verboden gegevens te vervalsen, uit te wissen of te vernietigen, die zijn vastgelegd op het registratieblad, opgeslagen in het controleapparaat of op de bestuurderskaart of op afdrukken van het controleapparaat zoals omschreven in aanhangsel 1B. Hetzelfde geldt voor elke manipulatie met het controleapparaat, het registratieblad of de bestuurderskaart die kan leiden tot vervalsing, achterwege laten of vernietiging van gegevens en/of afgedrukte informatie. Er mag geen enkel apparaat in het voertuig aanwezig zijn dat gebruikt zou kunnen worden voor de genoemde vormen van manipulatie.

Artikel 13

1. Indien het controleapparaat defect raakt of slecht functioneert, laat de werkgever het repareren door een erkende installateur of werkplaats zodra de omstandigheden dat toelaten.

Indien het voertuig niet binnen één week, te rekenen vanaf de datum waarop het apparaat defect raakte of ontdekt werd dat het slecht functioneert, kan terugkeren naar de standplaats, wordt de reparatie onderweg uitgevoerd.

Op basis van door de Overeenkomstsluitende Partijen genomen maatregelen kunnen de bevoegde autoriteiten gemachtigd worden het gebruik van het voertuig te verbieden in gevallen waarin het defecte of slecht functionerende apparaat niet is hersteld zoals voorzien in de voorgaande leden.

2. Indien het apparaat niet hersteld kan worden of defect is, noteren de bestuurders op het registratieblad of de registratiebladen, dan wel op een bij het registratieblad of de bestuurderskaart te voegen vervangend blad gegevens waarmee zij kunnen worden geïdentificeerd (naam en nummer van het rijbewijs of naam en nummer van de bestuurderskaart), en hun handtekening alsmede alle informatie over de periodes die niet meer zijn geregistreerd of niet meer correct zijn afgedrukt met het controleapparaat.

Indien een bestuurderskaart beschadigd is, niet functioneert, verloren of ontvreemd is, drukt de bestuurder aan het eind van zijn rit de informatie af die betrekking heeft op de met het controleapparaat geregistreerde periodes en vermeldt op dat document de gegevens waarmee hij geïdentificeerd kan worden (naam en nummer van zijn rijbewijs of naam en nummer van zijn bestuurderskaart), alsmede zijn handtekening.

3. Indien een bestuurderskaart beschadigd is of niet functioneert, doet de bestuurder de kaart toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waarin hij zijn normale woonplaats heeft. Van ontvreemding van de bestuurderskaart wordt formeel aangifte gedaan bij de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de ontvreemding heeft plaatsgevonden.

Bij verlies van de bestuurderskaart dient een formele verklaring te worden afgelegd bij de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij die de kaart hebben afgegeven en bij de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waar hij zijn normale woonplaats heeft, indien dit een andere Partij betreft.

De bestuurder kan ten hoogste vijftien kalenderdagen zonder bestuurderskaart blijven rijden of langer indien dit nodig is om het voertuig te laten terugkeren naar de standplaats, mits de bestuurder kan aantonen dat het onmogelijk is de kaart in die periode te tonen of te gebruiken.

Indien de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waar de bestuurder zijn normale woonplaats heeft niet dezelfde zijn als die welke zijn kaart hebben afgegeven en de laatstbedoelde verzocht worden de bestuurderskaart te verlengen, vervangen of om te wisselen, stellen zij de autoriteiten die de oude kaart hebben afgegeven in kennis van de precieze redenen voor de verlenging, vervanging of omwisseling.

Artikel 14

1. Ingevolge artikel 13, tweede lid, onderdeel b, van de Overeenkomst, dienen bestuurders die een in een Overeenkomstsluitende Partij ingeschreven voertuig besturen en aan wie de bevoegde autoriteiten nog geen bestuurderskaart hebben kunnen afgeven en die gedurende de overgangsperiode bedoeld in het eerste lid van dit artikel deelnemen aan het internationaal verkeer met een voertuig dat is uitgerust met een digitaal controleapparaat overeenkomstig aanhangsel 1B bij de bijlage, te allen tijde wanneer een functionaris belast met de inspectie daarom verzoekt in staat te zijn de afdrukken en/of registratiebladen te tonen van de lopende week en in elk geval de afdruk en/of het registratieblad van de laatste dag waarop zij reden in de voorafgaande week.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op bestuurders van voertuigen die ingeschreven zijn in een land waar een bestuurderskaart verplicht is. De bestuurders tonen evenwel te allen tijde afdrukken indien een functionaris belast met de inspectie daarom verzoekt.

3. De in het eerste lid bedoelde afdrukken moeten worden voorzien van de gegevens waarmee de bestuurders kunnen worden geïdentificeerd (naam en nummer van het rijbewijs) alsmede hun handtekening.’’


Wijzigingen betreffende de aanhangsels bij de bijlage bij de AETR

Na aanhangsel 1 bij de bijlage een nieuw aanhangsel 1B opnemen dat als volgt luidt:

„Aanhangsel 1B

Constructie-, beproevings-, installatie- en controlevoorschriften voor het digitale controleapparaat dat gebruikt wordt bij het wegvervoer

Artikel 1 Preambule

1. Aangezien dit aanhangsel een aanpassing vormt van aanhangsel IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer1, wordt de inhoud van deze bijlage vanwege de omvang en het zeer technische karakter niet opnieuw weergegeven in de AETR. Voor de complete officiële tekst en de achtereenvolgende wijzigingen worden de Overeenkomstsluitende Partijen verwezen naar het Publicatieblad van de Europese Unie.

De inhoud van dit aanhangsel 1B is daarom beperkt tot een inleiding waarin de verwijzingen naar de relevante teksten van de Europese Unie en uit de Publicatiebladen waarin zij zijn gepubliceerd geciteerd, waarbij door middel van kruisverwijzingen de nadruk wordt gelegd op de specifieke punten waarop de bijlage moest worden aangepast aan de context van de AETR.

2. Teneinde overleg over die bijlage en de ter wille van de AETR doorgevoerde aanpassingen alsmede een algemeen overzicht van de tekst mogelijk te maken zal het secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties een geconsolideerde versie opstellen. Deze versie zal evenwel geen rechtskracht hebben. Deze versie, die is opgesteld in de officiële talen van de VN-ECE, zal wanneer nodig worden geactualiseerd.

Artikel 2 Inleidende bepalingen tot aanhangsel 1B

1. In overeenstemming met het eerste lid van artikel 1 hierboven, worden de Overeenkomstsluitende Partijen uitgenodigd, ten behoeve van overleg over aanhangsel IB, nota te nemen van de Verordeningen van de Commissie, nr. 1360/2002 van 13 juni 2002 en van nr. 432/2004 van 5 maart 2004 (zie de voetnoot hieronder voor de data van publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie), waarbij Verordening van de Raad (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer respectievelijk voor de zevende en achtste keer wordt aangepast aan de vooruitgang van de techniek.

2. Voor de toepassing van aanhangsel 1B:

2.1 De termen in de linkerkolom hieronder worden vervangen door de desbetreffende termen in de rechterkolom:

Termen gebruikt in aanhangsel IBvervangen doorTermen gebruikt in de AETR
LidstatenOvereenkomstsluitende Partijen
Lidstaatovereenkomstsluitende staat
bijlage (IB)aanhangsel (1B)
Aanhangselsubaanhangsel
VerordeningOvereenkomst of AETR
GemeenschapVN-ECE
Recording equipment (uitsluitend in de Engelse versie)Control device (uitsluitend in de Engelse versie)

2.2 Verwijzingen naar de wet- en regelgeving in de linkerkolom hieronder worden vervangen door de teksten in de rechterkolom:

Wet- en regelgeving van de Europese Gemeenschapvervangen doorWetsteksten van de VN-ECE
Verordening van de Raad (EEG) nr. 3821/85AETR
Richtlijn van de Raad nr. 92/23/EEGECE-voorschrift 54
Richtlijn van de Commissie nr. 95/54/EG tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniekRichtlijn van de Raad 72/245/EEGECE-voorschrift 10

2.3 Hieronder volgt een lijst van teksten of bepalingen waarvoor geen ECE-equivalent bestaat of waarvoor meer informatie nodig is. Deze teksten of informatie worden alleen genoemd ter referentie.

2.3.1 De maximumsnelheid voor het instellen van de snelheidsbegrenzer zoals omschreven in I (Definities), bb) van bijlage IB/aanhangsel 1B voldoet aan de bepalingen van Richtlijn van de Raad nr. 92/6/EEG van 10 februari 1992 (PB nr. L57, 2 maart 1992).

2.3.2 Het meten van afstanden zoals omschreven in I (Definities), u) van bijlage IB/aanhangsel 1B voldoet aan de bepalingen van Richtlijn van de Raad nr. 97/27/EG van 22 juli 1997, zoals laatstelijk gewijzigd (PB L 233, 25 augustus 1997).

2.3.3 Het identificeren van het voertuig zoals omschreven in I (Definities), nn) van bijlage IB/aanhangsel 1B voldoet aan de bepalingen van Richtlijn van de Raad nr. 76/114/EEG van 18 december 1975, zoals laatstelijk gewijzigd (PB L 24, 30 januari 1976).

2.3.4 De bepalingen inzake de beveiliging voldoen aan de bepalingen vervat in Aanbeveling van de Raad nr. 95/144/EG van 7 april 1995, inzake gemeenschappelijke veiligheidsbeoordelingscriteria voor informatietechnologie (ITSEC) (PB L 93, 26 april 1995).

2.3.5 De bescherming van natuurlijke personen wat betreft de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van dergelijke gegevens voldoen aan de bepalingen van Richtlijn van de Raad nr. 95/46/EG van 24 oktober 1995, zoals laatstelijk gewijzigd (PB L 281, 23 november 1995).

2.4 Overige bepalingen die gewijzigd of geschrapt moeten worden:

2.4.1 De inhoud van voorschrift 172 is geschrapt en vervangen door „Gereserveerd’’.

2.4.2 Voorschrift 174 wordt als volgt gewijzigd:

‘het onderscheidingsteken van de Overeenkomstsluitende Partij die de kaart afgeeft. De onderscheidingstekens van Overeenkomstsluitende Partijen die geen EU-lidstaat zijn, zijn opgesteld in overeenstemming met het Verdrag inzake het wegverkeer van Wenen van 1968 of het Verdrag van Genève inzake het wegverkeer van 1949.

2.4.3 De verwijzing naar de EU-vlag met de letters „MS’’ die betekenen „Member State’’ in voorschrift 178 wordt vervangen door de letters „CP’’, hetgeen betekent „Contracting Party’’, waarbij de vlag van een Overeenkomstsluitende Partij die geen EU-lidstaat is facultatief is.

2.4.4 Voorschrift 181 wordt als volgt gewijzigd:

„Na overleg met het VN-ECE-secretariaat kunnen Overeenkomstsluitende Partijen kleuren of markeringen toevoegen, bijvoorbeeld beveiligingskenmerken, hetgeen de overige bepalingen van dit aanhangsel onverlet laat.’’

2.4.5 Voorschrift 278 wordt als volgt gewijzigd:

„Interoperabiliteitsbeproevingen worden door een bevoegd orgaan uitgevoerd’’.

2.4.6 De voorschriften 291 tot en met 295 worden geschrapt en vervangen door „Gereserveerd’’.

2.4.7 In aanhangsel 9/subaanhangsel 9 van de AETR (Typegoedkeuring - Lijst van minimaal vereiste beproevingen), 1, 1-1, wordt de inleidende zin als volgt gewijzigd:

„De procedure voor de typegoedkeuring van het controleapparaat (of de component) of van een tachograafkaart is gebaseerd op:’ ’’

De titel van aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

„Goedkeuringsmerk en -certificaten’’

De lijst van landen in paragraaf 1 van Hoofdstuk I van aanhangsel 2 „Goedkeuringsmerk’’ wordt als volgt aangevuld en gewijzigd:

„Hongarije 7

Zwitserland 14

Finland 17

Liechtenstein 33

Bulgarije 34

Kazachstan 35

Litouwen 36

Turkije 37

Turkmenistan 38

Azerbeidzjan 39

De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 40

Andorra 41

Oezbekistan 44

Cyprus 49

Malta 50

’Joegoslavië 10’  wordt vervangen door

’Servië en Montenegro 10’ ’’

De titel van Hoofdstuk II „Goedkeuringscertificaat’’ van aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

„II. Goedkeuringscertificaat voor producten in overeenstemming met Aanhangsel 1’’

Het volgende nieuwe hoofdstuk III wordt toegevoegd aan aanhangsel 2:

„III Goedkeuringscertificaat voor producten in overeenstemming met Aanhangsel 1B

Zodra de Overeenkomstsluitende Partij een goedkeuring heeft verleend, verstrekt zij de aanvrager een goedkeuringscertificaat dat is opgesteld in overeenstemming met het onderstaande model. De Overeenkomstsluitende Partijen gebruiken kopieën van dit document teneinde de overige Overeenkomstsluitende Partijen in kennis te stellen van verleende goedkeuringen of intrekkingen.

Goedkeuringscertificaat voor producten in overeenstemming met Aanhangsel 1B

Naam van de bevoegde administratie ..............................

Mededeling betreffende (1):

▪ Goedkeuring

▪ Intrekking van een goedkeuring

  ▪ van een model van een controleapparaat

  ▪ van een component van een controleapparaat (2) ..............................

  ▪ van een bestuurderskaart

  ▪ van een werkplaatskaart

  ▪ van een bedrijfskaart

  ▪ van een controleurskaart

Goedkeuring nr. ..............................

 1. Fabrieks- of handelsmerk ..............................

 2. Naam van het model ..............................

 3. Naam van de fabrikant ..............................

 4. Adres van de fabrikant ..............................

 5 Ingediend voor goedkeuring op ..............................

 6. Beproevingslaboratorium of -laboratoria ..............................

 7. Datum en nummer van rapporten ..............................

 8. Datum van goedkeuring ..............................

 9. Datum van intrekking van de goedkeuring ..............................

10. Model(len) van component(en) van het controleapparaat waarmee de component dient te worden gebruikt ..............................

11. Plaats ..............................

12. Datum ..............................

13. Bijgevoegde beschrijvende documenten ..............................

14. Opmerkingen (o.a. over het aanbrengen van verzegelingen indien nodig)

..............................

..............................

..............................

(Handtekening)

(1) Aankruisen wat van toepassing is.

(2) Vermeld in de mededeling welke component het betreft’ ’’


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1978, 110 en de rubrieken J van Trb. 183, 111, Trb. 1992, 145, Trb. 1994, 123 en Trb. 1995, 62 en de rubrieken D van Trb. 2005, 24 en Trb. 2006, 21.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 1972, 97.

Voor het overzicht van de partijgegevens zie Trb. 2006, 21.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1978, 110.


Wijziging van 2 februari 1982

Zie rubriek J van Trb. 1983, 111.


Wijziging van 24 juli 1991

Zie rubriek J van Trb. 1992, 145.


Wijziging van 30 augustus 1993

Zie rubriek J van Trb. 1995, 62.


Wijziging van 27 mei 2003

Zie Trb. 2005, 24.


Wijziging van 24 juni 20051)

Zie Trb. 2006, 21.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 1972, 97, Trb. 1978, 110, Trb. 1982, 107, Trb. 1983, 111, Trb. 1992, 145, Trb. 1994, 123 en 163, Trb. 1995, 62 en Trb. 2005, 24.

Uitgegeven de zeventiende maart 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
1

In Trb. 2006, 21 is per abuis gemeld dat het een wijziging van 17 juni 2005 betreft.

XNoot
1

Zoals laatstelijk gewijzigd bij de Verordeningen van de Commissie (EG) Nr. 1360/2002 van 13 juni 2002 (PB L 207 van 5 augustus 2002 (Rectificatie PB L 77 van 13 maart 2004)) en nr. 432/2004 van 5 maart 2004 (PB L 71 van 10 maart 2004).

XNoot
1

Symbolen gebruikt voor de digitale tachograaf.

XNoot
1

Zoals laatstelijk gewijzigd bij de Verordening van de Raad (EG) nr. 2135/98 van 24 september 1998 (PB L 274 van 9 oktober 1998 alsmede bij de Verordeningen van de Commissie (EG) nr. 1360/2002 van 13 juni 2002 (PB L 207 van 5 augustus 2002 (Rectificatie PB L 77 van 13 maart 2004)) en nr. 432/2004 van 5 maart 2004 (PB L 71 van 10 maart 2004).

Naar boven