A. TITEL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia inzake sociale zekerheid;

La Paz, 21 december 2005

B. TEKST

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia inzake sociale zekerheid

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

De Republiek Bolivia,

Hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Vast besloten samen te werken op het gebied van sociale zekerheid;

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten, en zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • a. „grondgebied’’, met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk in Europa; met betrekking tot de Republiek Bolivia: het grondgebied van de Republiek;

  • b. „bevoegde autoriteit’’, met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; met betrekking tot de Republiek Bolivia betreffende artikel 2, tweede lid, onder a, b en c: het ministerie van Gezondheid en Sport; en betreffende artikel 2, tweede lid, onder d, e, f, g en h: het ministerie van Financiën;

  • c. „bevoegd orgaan’’, met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de takken van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, c en g: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; betreffende de takken van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, e en f: de Sociale Verzekeringsbank; betreffende de wetgeving inzake sociale bijstand: de instelling die daartoe is aangewezen door de Nederlandse bevoegde autoriteit; met betrekking tot de Republiek Bolivia betreffende de onderdelen van de sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b en c: el Instituto Nacional de Seguros de Salud (het Nationaal Instituut voor Ziekteverzekeringen), en betreffende de onderdelen bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, e, f, g en h: la Superintendencia de Pensiones, Valores y Seguros (de Toezichthouder op Pensioenen, Fondsen, Effecten en Verzekeringen);

    of elke organisatie bevoegd tot het uitvoeren van een taak die momenteel wordt uitgevoerd door voornoemde organen;

  • d. „instantie’’, elke organisatie die betrokken is bij de uitvoering van dit Verdrag, met inbegrip van onder meer de bevolkingsregisters, geboorte-, overlijdens- en huwelijksregisters, belastingautoriteiten, arbeidsbureaus, scholen en andere onderwijsinstellingen, kadasterregisters, handelsautoriteiten, politie, gevangeniswezen en immigratiediensten;

  • e. „wetgeving’’, de wetgeving genoemd in artikel 2;

  • f. „uitkering’’, elke uitkering in natura (met betrekking tot ziekte) of in geld (met betrekking tot een duurzame socialezekerheidsuitkering) op grond van de desbetreffende wetgeving;

  • g. „uitkeringsgerechtigde’’, een persoon die als zodanig wordt gedefinieerd of erkend door de wetgeving van de Verdragsluitende Partijen en een uitkering aanvraagt of recht heeft op een uitkering;

  • h. „gezinslid’’, een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt door de wetgeving;

  • i. „wonen’’, regulier wonen;

  • j. „verblijven’’, tijdelijk wonen.

2. Andere in dit Verdrag gebruikte termen hebben de betekenis die daaraan in de toegepaste wetgeving wordt gegeven.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing:

1. Ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, op de Nederlandse wetgeving inzake sociale bijstand en de volgende takken van sociale verzekering:

  • a. ziekte- en moederschapsuitkeringen (in natura of in geld);

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomspensioenen;

  • e. nabestaandenuitkeringen;

  • f. kinderbijslagen;

  • g. werkloosheidsuitkeringen.

2. Ten aanzien van de Republiek Bolivia, op de wetgeving inzake de volgende takken van sociale zekerheid:

  • a. algemene ziekteverzekering voor vrouwen en kinderen;

  • b. basisverzekering voor staatsburgers van 60 jaar;

  • c. ziekteverzekering voor de korte termijn, toegekend door een uitvoeringsorgaan voor gezondheid;

  • d. pensioenuitkeringen;

  • e. collectieve arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;

  • f. nabestaandenuitkeringen;

  • g. beroepsrisico-uitkeringen;

  • h. begrafeniskostenuitkering.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is dit Verdrag van toepassing op personen op wie de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen van toepassing is of is geweest en die zich bevinden op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, alsmede op hun gezinsleden en nabestaanden voor zover zij rechten ontlenen aan deze personen.

Artikel 4 Export van uitkeringen

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is een bepaling van de wetgeving van een Verdragsluitende Partij die de betaling van een uitkering beperkt uitsluitend omdat een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin buiten het grondgebied van die Verdragsluitende Partij woont of verblijft, niet van toepassing ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin die respectievelijk dat op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont of verblijft.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de Nederlandse wetgeving inzake sociale bijstand, werkloosheidsuitkeringen, de Nederlandse Toeslagenwet van 6 november 1986 en uitkeringen in natura wegens ziekte of moederschap.

3. Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van de betaling daarvan.

HOOFDSTUK II

Toepasselijke wetgeving

Artikel 5 Algemene regel

Een werknemer die werkzaam is op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, is voor die werkzaamheden alleen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij onderworpen.

Artikel 6 Detachering

Een werknemer waarop de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is en die wordt gedetacheerd om voor zijn of haar werkgever werkzaamheden te verrichten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, is voor die werkzaamheden alleen onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij als zouden die werkzaamheden worden verricht op haar grondgebied en mits deze detachering niet langer duurt dan 60 maanden en de betrokkene niet tevens tewerk wordt gesteld op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij door een andere werkgever die zich op dat grondgebied bevindt. In het laatste geval is de wetgeving van de Ontvangende Staat van toepassing.

Artikel 7 Uitzonderingen

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen of de door de bevoegde autoriteiten aangewezen lichamen kunnen in onderlinge overeenstemming uitzonderingen op de bepalingen van artikelen 5 en 6 overeenkomen ten aanzien van personen of categorieën personen.

Artikel 8 Regels inzake de dekking

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „orgaan’’:

  • a. wat Bolivia betreft, het Instituto Nacional de Seguros de Salud (Nationaal Instituut voor Ziekteverzekeringen) en de Superintendencia de Pensiones, Valores y Seguros (Toezichthouder op Pensioenen, Fondsen, Effecten en Verzekeringen);

  • b. wat Nederland betreft, de Sociale Verzekeringsbank.

2. a. Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is onder de omstandigheden omschreven in artikel 6 van het Verdrag, geeft het orgaan van die Verdragsluitende Partij op verzoek van de werknemer of van de werkgever van die werknemer een verklaring af dat de werknemer ter zake van de desbetreffende werkzaamheden tot aan de vermelde datum onderworpen is aan die wetgeving.

  • b. Wanneer de werknemer zoals omschreven in het tweede lid, onder a, van dit artikel op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij een werkkring bij een andere op dat grondgebied gevestigde werkgever aanvaardt, dient de werknemer het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven daarvan onverwijld in kennis te stellen. Dat orgaan trekt vervolgens de verklaring in en stelt het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij daarvan in kennis.

  • c. Totdat zij wordt ingetrokken, wordt een verklaring afgegeven krachtens het tweede lid, onder a, of het derde lid van dit artikel, aanvaard als bewijs dat de werknemer niet onderworpen is aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij ter zake van de werkzaamheden of de werkkring waarvoor de verklaring is afgegeven.

3. Wanneer de wetgeving van een Verdragsluitende Partij van toepassing is op grond van een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met artikel 7 van het Verdrag, geeft het orgaan van die Verdragsluitende Partij een verklaring af dat de werknemer ter zake van de desbetreffende werkzaamheden of werkkring onderworpen is aan die wetgeving.

4. Het orgaan van de Verdragsluitende Partij dat een verklaring uit hoofde van het tweede lid, onder a, of van het derde lid van dit artikel heeft afgegeven, zendt een afschrift daarvan aan de werknemer en aan zijn of haar werkgever en het orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK III

Handhaving

Artikel 9 Identificatie

1. Teneinde het recht op een uitkering of op de betaling van een uitkering ingevolge de Boliviaanse of Nederlandse wetgeving vast te stellen, is een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn of haar gezin verplicht zich te identificeren door overlegging van een officieel identiteitsbewijs aan het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan de betrokken persoon woont of verblijft. Een officieel identiteitsbewijs is een paspoort of enig ander geldig identiteitsbewijs dat is afgegeven door de bevoegde instantie op het grondgebied waar de betrokken persoon woont of verblijft.

2. Het betrokken bevoegde orgaan identificeert de uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn gezin aan de hand van het officiële identiteitsbewijs. Het betrokken bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij door toezending van een gewaarmerkt afschrift van het officiële identiteitsbewijs ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde of van het gezinslid is geverifieerd.

Artikel 10 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „inlichtingen’’: gegevens betreffende identiteit, adres, gezinssituatie, werk, scholing, inkomen, vermogensbestanddelen, gezondheidstoestand, overlijden en hechtenis, of alle andere gegevens die relevant zijn voor de uitvoering van dit Verdrag.

2. Met betrekking tot de behandeling van een aanvraag om een uitkering of de betaling van een uitkering, verifieert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, de inlichtingen aangaande een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin. Indien nodig wordt deze verificatie tezamen met de instanties verricht. Het bevoegde orgaan zendt een verklaring inzake verificatie tezamen met gewaarmerkte afschriften van de relevante stukken aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd het tweede lid stelt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij in kennis van wijzigingen in de inlichtingen aangaande een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin.

4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen kunnen rechtstreeks contact opnemen met elkaar alsmede met een uitkeringsgerechtigde, een lid van zijn gezin of een vertegenwoordiger van de betrokken persoon.

5. Onverminderd het tweede lid is het diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij toegestaan zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de instanties van de andere Verdragsluitende Partij teneinde het recht op een uitkering of de betaling van een uitkering te verifiëren.

6. Bij de uitvoering van dit Verdrag zijn de instanties elkaar behulpzaam en handelen zij als betrof het de uitvoering van hun eigen wetgeving.

Artikel 11 Geneeskundig onderzoek

1. Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij wordt het geneeskundig onderzoek ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin die respectievelijk dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, verricht door het bevoegde orgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

2. Voor de vaststelling van de arbeidsgeschiktheid van een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin, maakt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij gebruik van de door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verstrekte geneeskundige rapporten en administratieve gegevens. Het bevoegde orgaan van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij kan een uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin evenwel verzoeken een geneeskundig onderzoek te ondergaan door een arts naar keuze van het orgaan of op het grondgebied waar het bevoegde orgaan is gevestigd.

3. De uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn of haar gezin is verplicht gehoor te geven aan elk verzoek een geneeskundig onderzoek te ondergaan. Indien de betrokken persoon om medische redenen niet in staat is te reizen naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, stelt hij het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis. In dat geval dient hij een geneeskundige verklaring over te leggen, afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan hij woont of verblijft. Deze verklaring dient als bewijs van de medische gronden voor de onmogelijkheid te reizen alsmede de verwachte duur daarvan.

4. De kosten van het onderzoek en, naar gelang van het geval, de uitgaven voor reis en verblijf worden voldaan door het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek wordt verricht.

Artikel 12 Erkenning van beslissingen en uitspraken

1. Iedere beslissing inzake de terugvordering van onverschuldigde betalingen of de inning van socialeverzekeringspremies en administratieve boeten uit hoofde van de toepasselijke wetgeving genomen door een bevoegd orgaan in de ene Verdragsluitende Partij waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan en iedere rechterlijke uitspraak gedaan met betrekking tot een dergelijke beslissing waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan, wordt door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

2. Een beslissing of uitspraak als bedoeld in het eerste lid wordt niet erkend indien erkenning in strijd zou zijn met de openbare orde in de staat waar erkenning wordt beoogd.

3. Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen en uitspraken die ingevolge het eerste en tweede lid zijn erkend, worden door de andere Verdragsluitende Partij ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de op het grondgebied van die staat van kracht zijnde wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van soortgelijke beslissingen en uitspraken. De uitvoerbaarverklaring dient te worden vermeld op het gewaarmerkte afschrift van die uitspraak of beslissing. De andere Verdragsluitende Partij wordt in kennis gesteld van de bevestiging dat de beslissing ten uitvoer is gelegd.

Artikel 13 Terugvordering van onverschuldigde betalingen en administratieve boetes

Indien een bevoegd orgaan een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing heeft genomen in de zin van artikel 12 en de desbetreffende uitkeringsgerechtigde een uitkering ontvangt van een bevoegd orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, kan het eerstbedoelde orgaan verzoeken dat de desbetreffende betaling of de administratieve boete wordt verrekend met in die Verdragsluitende Partij achterstallige bedragen of bedragen die nog verschuldigd zijn aan de uitkeringsgerechtigde. Het laatstgenoemde bevoegde orgaan brengt het bedrag in mindering binnen de grenzen van de door dat bevoegde orgaan toegepaste wet inzake de uitvoering van overeenkomstige beslissingen en maakt het bedrag over aan het eerstgenoemde bevoegde orgaan dat recht heeft op teruggave.

Artikel 14 Bescherming van persoonsgegevens

1. Wanneer, krachtens dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten, bevoegde organen of uitvoeringsorganen van een Verdragsluitende Partij persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij, is die mededeling onderworpen aan de door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt vastgestelde wettelijke bepalingen inzake de bescherming van gegevens. Elke daaropvolgende overdracht dan wel opslag, wijziging of vernietiging van de gegevens is onderworpen aan de bepalingen van de wetgeving inzake bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die van sociale zekerheid is onderworpen aan de goedkeuring van de betrokken persoon of in overeenstemming met andere waarborgen waarin de nationale wetgeving voorziet.

HOOFDSTUK IV

Overige bepalingen

Artikel 15 Uitvoering van het Verdrag

De bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen kunnen door middel van aanvullende regelingen maatregelen vaststellen voor de uitvoering van dit Verdrag.

Artikel 16 Taal

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten, bevoegde organen en instanties van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar communiceren in de Spaanse en de Engelse taal.

2. Geen enkel document wordt geweigerd op grond van het enkele feit dat het is opgesteld in de officiële taal van een van de Verdragsluitende Partijen, mits het document vergezeld gaat van een bij wijze van gunst ter beschikking gestelde niet-officiële vertaling in het Engels of in de officiële taal van de andere partij.

Artikel 17 Beslechting van geschillen

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen verrichten alle redelijke inspanningen om geschillen die voortvloeien uit de uitlegging of toepassing van dit Verdrag met wederzijdse instemming op te lossen.

HOOFDSTUK V

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

1. De Verdragsluitende Partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun onderscheiden wettelijke of grondwettelijke procedures die vereist zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

2. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste kennisgeving, met dien verstande dat artikel 4 voor het Koninkrijk der Nederlanden met terugwerkende kracht in werking treedt vanaf 1 januari 2003.

3. Het Koninkrijk der Nederlanden past artikel 4 voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

Artikel 19 Territoriale toepassing

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Met betrekking tot de Republiek Bolivia is dit Verdrag van toepassing op het gehele nationale grondgebied.

Artikel 20 Aanvulling

De Verdragsluitende Partijen zullen in overweging nemen om dit Verdrag aan te vullen als zich de situatie voordoet dat de inwoners van één van de Verdragsluitende Partijen bij het aanvragen van uitkeringen erop aandringen dat de premies die zij afgedragen hebben in de andere Verdragsluitende Partij worden erkend. Eventuele rechten op uitkering in verband met de genoemde aanvragen kunnen slechts aan een aanvullend verdrag worden ontleend.

Artikel 21 Beëindiging

Dit Verdrag kan te allen tijde worden beëindigd bij schriftelijke kennisgeving aan de andere Verdragsluitende Partij. In het geval van beëindiging blijft dit Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te La Paz op 21 december 2005 in de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

RONALD C. J. MUYZERT

Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur

Voor de Republiek Bolivia,

ARMANDO LOALZA MARIACA

Minister van Buitenlandse Zaken en Cultuur


Convenio entre el Reino de los Países Bajos y la República de Bolivia sobre la seguridad social

El Reino de los Países Bajos,

y

La República de Bolivia

En adelante denominadas las Partes Contratantes,

Decididos a cooperar en el campo de la seguridad social;

Han decidido concluir un Convenio con este propósito, y acordado lo siguiente:

CAPÍTULO I

Disposiciones Generales

Artículo I Definiciones

1. Para los fines del presente Convenio:

  • a) «territorio» significa, en relación al Reino de los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa; en relación a la República de Bolivia, el territorio de la República;

  • b) «autoridad competente» significa, en relación con el Reino de los Países Bajos, Ministro de Asuntos Sociales y Empleo de los Países Bajos; en relación con la República de Bolivia respecto a los incisos a. b. y c. del párrafo 2 del Artículo 2, el Ministerio de Salud y Deportes, y respecto a los incisos d. e. f. g. y h. del mismo párrafo del Artículo 2, el Ministerio de Hacienda;

  • c) «institución competente» significa en relación con el Reino de los Países Bajos respecto de los rubros de seguros sociales mencionados en el Artículo 2, párrafo 1, incisos a, b, c y g: el «Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» (Instituto de seguro social para los asalariados); y respecto a los rubros de seguros sociales mencionados en el Artículo 2, párrafo 1, incisos d, e, y f: el «Sociale verzekeringbank» (Banco de Seguro Social); en cuanto a la legislación concerniente a la asistencia social significa la institución designada para este propósito por la autoridad Holandesa competente; en relación a la República de Bolivia respecto a los rubros de seguridad social mencionados en los incisos a, b y c del párrafo 2 del Artículo 2, el Instituto Nacional de Seguros de Salud, y respecto a los incisos d, e, f, g y h del mismo párrafo del Artículo 2 la Superintendencia de Pensiones, Valores y Seguros; o cualquier institución que preste sus servicios con la aquiescencia de la autoridad competente;

  • d) «agencias» significa toda organización involucrada en la ejecución del presente Convenio e incluye, entre otros, los registros de población, registros civiles, autoridades fiscales, agencias de empleo, escuelas y otras instituciones educativas, registros de propiedad inmobiliaria, autoridades comerciales, policía, servicios penitenciarios y oficinas de inmigración;

  • e) «legislación» significa la legislación mencionada en el Artículo 2;

  • f) «prestación» significa toda prestación ya sea en especie (ligado al ámbito de salud) o en dinero (ligado al ámbito del seguro social de largo plazo) en virtud de cada legislación;

  • g) «beneficiario» persona definida o admitida como tal de conformidad con la legislación de cada país contratante. y solicita o tiene derecho a una prestación;

  • h) «miembro de la familia» significa una persona definida, o reconocida como tal por la legislación;

  • i) residir» significa residir habitualmente;

  • j) «permanecer» significa residir temporalmente.

2. Los otros términos empleados en el presente Convenio tienen el significado que se les atribuye bajo la legislación en aplicación.

Artículo 2 Alcance material

El presente Convenio se aplicará:

1. Con relación al Reino de los Países Bajos, a la legislación holandesa relativa a la asistencia social y concerniente a los siguientes rubros de seguridad social:

  • a) Prestaciones por enfermedad y maternidad (en especie y en dinero);

  • b) Prestaciones por incapacidad para personas empleadas;

  • c) Prestaciones por incapacidad para autónomos;

  • d) Prestaciones para la tercera edad;

  • e) Prestaciones para supervivientes;

  • f) Prestaciones para hijos;

  • g) Prestaciones por desempleo.

2. Con relación a la República de Bolivia, su legislación relativa a los siguientes rubros de seguridad social:

  • a) Seguro Universal Materno Infantil;

  • b) Seguro Médico Gratuito vejez para ciudadanos y ciudadanas mayores de 60 años;

  • c) Seguridad Social de Corto Plazo (salud) el mismo que debe ser otorgado por un Ente Gestor de Salud;

  • d) Prestación de jubilación;

  • e) Prestación de invalidez por riesgo común;

  • f) Prestación por muerte;

  • g) Prestación por riesgo profesional;

  • h) Prestación de Gastos Funerarios.

Artículo 3 Alcance personal

A menos que el presente Convenio disponga lo contrario, el presente Convenio se aplicará a las personas que estén o hayan estado sujetas a la legislación de una de las Partes Contratantes y se encuentren en la otra Parte Contratante, así como a los miembros de su familia y a sus supervivientes siempre que éstos últimos deriven derechos de esas personas.

Artículo 4 Exportación de prestaciones

1. A menos que el presente Convenio disponga lo contrario, toda disposición de la legislación de una parte contratante que restrinja el pago de una prestación únicamente porque un beneficiario o un miembro de su familia reside o permanece fuera del territorio de esa Parte Contratante, no será aplicable respecto de un beneficiario o un miembro de su familia que resida o permanezca en el territorio de la otra Parte Contratante.

2. El párrafo 1 no se aplicará a la legislación holandesa concerniente a la asistencia social, a las prestaciones de desempleo, a las prestaciones concedidas en virtud de la Ley de Complementos holandesa («Toeslagenwet»), ley del 6 de noviembre de 1986 y a las prestaciones en especie por enfermedad y maternidad.

3. El párrafo 1 es sin perjuicio de la legislación holandesa que introduzca restricciones al pago de beneficios de niños con respecto a niños que residen o permanecen fuera del territorio del Reino de los Países Bajos o que excluyen el citado pago.

CAPÍTULO II

Legislación Aplicable

Artículo 5 Norma General

Un empleado que trabaja en el territorio de una Parte Contratante deberá estar solamente sujeto a la legislación de esa Parte Contratante, en relación a ese trabajo.

Artículo 6 Norma Secundaria

Una persona empleada que está cubierta por la legislación de una Parte Contratante y que sea asignada a realizar su trabajo para su empleador en el territorio de la otra Parte Contratante, deberá estar sujeta con respecto a ese trabajo, sólo a la legislación de la Parte Contratante anterior como si ese trabajo se realizara en su territorio y con tal de que dicha asignación no exceda a (60) sesenta meses, y la persona involucrada tampoco esté empleada en el territorio de la otra Parte Contratante por un empleador diferente residente en ese territorio. De darse éste último caso, se aplica la legislación del País receptor.

Artículo 7 Excepciones

Las autoridades competentes de las dos Partes Contratantes o los órganos designados por las autoridades competentes, pueden prever, de común acuerdo, excepciones a las provisiones de los Artículos 5 y 6 en relación a cualquier persona o categorías de personas.

Artículo 8 Normas Relativas al alcance de este Convenio

1. Para los fines de este Artículo, «institución» significa:

  • a) en relación a la República de Bolivia, el Instituto Nacional de Seguros de Salud y la Superintendencia de Pensiones, Valores y Seguros;

  • b) en relación a los Países Bajos, el Sociale verzekeringsbank (el Banco de Seguro Social).

2. a) Cuando la legislación de una Parte Contratante sea aplicable en las circunstancias descritas en el Artículo 6 del presente Convenio, la institución de esa Parte Contratante, a solicitud de la persona empleada o el empleador de esa persona, emitirá un certificado garantizando que la persona empleada está sujeta a esa legislación hasta una determinada fecha, en relación al trabajo en cuestión.

  • b) Cuando la persona empleada descrita en el párrafo 2 a) de este Artículo consiga un empleo en el territorio de la otra Parte Contratante por un empleador diferente situado en ese territorio, la persona empleada debe informar este hecho, sin retraso, a la institución que emitió el certificado. Esa institución revocará, sobre esa base, el certificado e informará a la institución de la otra Parte Contratante.

  • c) Una vez revocado, un certificado emitido bajo el párrafo 2 a) de este Artículo o bajo el párrafo 3 de este Artículo, se aceptará como evidencia que la persona empleada no está sujeta a la legislación de la otra Parte Contratante en relación al trabajo o empleo para los que el certificado fue emitido.

3. Cuando la legislación de una Parte Contratante sea aplicable por causa de un acuerdo de las autoridades competentes bajo el Artículo 7 del presente Convenio, la institución de esa Parte Contratante emitirá un documento que certifique que la persona empleada está sujeta a esa legislación, en relación al trabajo o empleo en cuestión.

4. La institución de la Parte Contratante que ha emitido un certificado bajo el párrafo 2 a) ó 3 de este Artículo, enviará copias de él a la persona empleada, así como al empleador de esa persona y a la institución de la otra Parte Contratante.

CAPÍTULO III

Aplicación

Artículo 9 Identificación

1. A fin de determinar el derecho a gozar de una prestación o del pago de una prestación bajo la legislación boliviana u holandesa, un beneficiario o un miembro de su familia deberá identificarse ante la institución competente en cuyo territorio resida o permanezca esa persona, presentando un documento oficial de identidad. Los documentos oficiales de identidad incluyen un pasaporte o cualquier otro documento de identidad válido emitida por la agencia competente en cuyo territorio reside o permanece dicha persona.

2. La institución competente en cuestión identifica al beneficiario o al miembro de su familia en base a un documento oficial de identidad. La institución competente en cuestión deberá informar a la institución competente de la otra Parte Contratante que la identidad del beneficiario o del miembro de su familia ha sido verificada por medio del envío de una copia legalizada de un documento oficial de identidad.

Artículo 10 Verificación de solicitudes y pagos

1. A los fines de este Artículo, la «información» significa información datos concernientes a identidad, dirección, unidad familiar, un trabajo, educación, ingresos, activos, estado de salud, fallecimiento y detención o cualquier otros datos relevantes para la implementación de este Convenio.

2. En cuanto al procesamiento de una solicitud de una prestación o al pago de una prestación, la institución competente de una Parte Contratante deberá, a pedido de la institución competente de la otra Parte Contratante, verificar la información acerca de un beneficiario o un miembro de su familia. De ser necesario, esta verificación deberá realizarse conjuntamente con las agencias. La institución competente enviará una declaración de la verificación, junto con copias autenticadas de los documentos pertinentes a la institución competente de la otra Parte Contratante.

3. Sin perjuicio del párrafo 2, la institución competente de una Parte Contratante deberá, sin solicitud previa y en la medida de lo posible, informar a la institución competente de la otra Parte Contratante acerca de cualquier cambio en la información relativa a un beneficiario o a un miembro de su familia.

4. Las instituciones competentes de las Partes Contratantes podrán ponerse en contacto directamente entre sí, así como con un beneficiario, un miembro de su familia, o un representante de la persona implicada.

5. Sin perjuicio del párrafo 2, se les permitirá a los representantes diplomáticos o consulares y a las instituciones competentes de una Parte Contratante, ponerse en contacto con las agencias de la otra Parte Contratante en forma directa, a fin de verificar el derecho a gozar de una prestación o el pago de una prestación.

6. A los fines de implementar el presente Convenio, las agencias brindarán sus buenos oficios y actuarán como si se tratara de la implementación de su propia legislación.

Artículo 11 Exámenes Médicos

1. A pedido de la institución competente de una Parte Contratante, el examen médico de un beneficiario o un miembro de su familia que resida o permanezca en el territorio de la otra Parte Contratante, será realizado a cargo de la institución competente de la última Parte Contratante.

2. A fin de determinar el grado de incapacidad laboral de un beneficiario o de un miembro de su familia, la institución competente de una Parte Contratante se valdrá de los informes médicos y los datos administrativos provistos por la institución competente de la otra Parte Contratante. No obstante, la institución competente de la primera Parte Contratante podrá solicitar a un beneficiario o un miembro de su familia que se someta a un examen médico por parte de un médico que sea elegido por dicha institución, o en el territorio donde la institución competente está ubicada.

3. El beneficiario o el miembro de su familia deberá cumplir con cualquier requerimiento de presentarse para un examen médico. Si la persona en cuestión siente que, por razones de salud, no está en condiciones de viajar al territorio de la otra Parte Contratante, deberá informar en forma inmediata a la institución competente de esa Parte. En ese caso, deberá presentar un certificado emitido por un médico designado para ese fin por la institución competente en cuyo territorio reside o permanece. Dicho certificado deberá probar las razones médicas de su incapacidad para viajar, así como la duración esperada de dicha incapacidad.

4. Los costos de los exámenes, y según sea el caso, los gastos de viaje y estadía, serán sufragados por la institución competente a cuyo pedido se efectúa el examen.

Artículo 12 Reconocimiento de decisiones y sentencias

1. Toda decisión relativa a la recuperación de pagos indebidos o a la recaudación de cotizaciones a los seguros sociales y a las sanciones administrativas conforme a la legislación aplicable que adopte una institución competente en una Parte Contratante, por la cual se hayan agotado todas las vías de recurso, así como toda sentencia judicial que se dicte en relación con tales decisiones por la cual se hayan agotado todas las vías de recurso, será reconocida por la otra Parte Contratante.

2. La decisión o sentencia a que se refiere el párrafo 1 no será reconocida cuando el reconocimiento sea contrario al orden público en el Estado al que se pide el reconocimiento.

3. Las decisiones y sentencias susceptibles de ejecución y reconocidas conforme a los párrafos 1 y 2 serán ejecutadas por la otra Parte Contratante de acuerdo con las disposiciones legales vigentes en el territorio de ese Estado, que regulan la ejecución de decisiones y sentencias similares. La confirmación de que una decisión es susceptible de ejecución se hará constar en la copia auténtica de esa decisión. La confirmación de que la decisión ha sido ejecutada será notificada a la otra Parte Contratante.

Artículo 13 Recuperación de pagos indebidos y sanciones administrativas

Cuando una institución competente haya emitido una decisión susceptible de ejecución según dispone el Artículo 12 y el beneficiario respectivo perciba una prestación de una institución competente de la otra Parte Contratante, la primera institución competente podrá solicitar que el pago en cuestión o la sanción administrativa sean compensados con los atrasos o con los importes adeudados al beneficiario en esa Parte Contratante. La segunda institución competente deducirá el importe dentro de los límites de la ley aplicada por esa institución competente en materia de ejecución de decisiones similares, y transferirá el importe a la primera institución competente que tenga derecho al reintegro.

Artículo 14 Protección de Datos

1. Cuando en virtud del presente Convenio, las autoridades competentes, las instituciones competentes o las agencias de una Parte Contratante comuniquen datos personales a las autoridades competentes o a las instituciones competentes de la otra Parte Contratante, esa comunicación estará sometida a las disposiciones legales relativas a la protección de datos dictadas por la Parte Contratante que suministra la información. Cualquier transmisión, así como almacenamiento, alteración y destrucción posterior de los datos estará sometida a las disposiciones de la legislación sobre protección de datos de la Parte Contratante receptora.

2. El uso de datos personales para fines distintos de los de la seguridad social estará sujeto al consentimiento de la persona concerniente o será conforme con las garantías previstas por la legislación nacional.

CAPÍTULO IV

Disposiciones varias

Artículo 15 Aplicación del Convenio

Las instituciones competentes de ambas Partes Contratantes podrán establecer, por medio de arreglos complementarios, medidas para la aplicación del presente Convenio.

Artículo 16 Idioma

1. Para la aplicación del presente Convenio, las autoridades competentes, las instituciones y agencias competentes de las Partes Contratantes podrán comunicarse directamente entre sí en español y en inglés.

2. Ningún documento será rechazado sólo con el argumento de que está escrito sólo en la lengua oficial de una de las Partes Contrapartes, siempre que acompañe al documento una traducción de cortesía y no oficial en inglés o en el idioma de la otra Parte.

Artículo 17 Resolución de Controversias

Las autoridades competentes de ambas Partes Contratantes deberán realizar todos los esfuerzos razonables para resolver, a través de un acuerdo mutuo, toda controversia que surja de la interpretación o aplicación del presente Convenio.

CAPÍTULO V

Disposiciones finales y transitorias

Artículo 18 Entrada en vigor

1. Las Partes Contratantes deberán notificarse por escrito acerca de la finalización de sus respectivos procedimientos legales o constitucionales requeridos para la entrada en vigor del presente Convenio.

2. El presente Convenio entrará en vigor el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la última notificación, en el entendido de que el Reino de los Países Bajos aplicará el Artículo 4 retroactivamente, a partir del 1 de enero de 2003.

3. El Reino de los Países Bajos aplicará el Artículo 4 en forma provisoria desde el primer día del segundo mes posterior a la fecha de la firma.

Artículo 19 Aplicación Territorial

En relación con el Reino de los Países Bajos, el presente Convenio sólo se aplicará en el territorio del Reino en Europa.

En relación a la República de Bolivia, el presente Convenio es aplicable en todo el territorio nacional.

Artículo 20 Complementación

Las Partes Contratantes considerarán la complementación del presente Convenio, cuando se presentasen casos de solicitudes de prestaciones por los residentes en una Parte Contratante, y estos requieran contar con el reconocimiento de sus aportes realizados en la otra Parte Contratante. Eventuales derechos a beneficios en relacion con las solicitudes mencionadas solo se aplicarán por medio de un convenio complementario.

Artículo 21 Denuncia

Cualquiera de las Partes Contratantes podrá denunciar en cualquier momento el presente Convenio mediante escrito dirigido a la otra Parte Contratante. En caso de denuncia, el presente Convenio permanecerá vigente hasta la finalización del año calendario siguiente al año en que la otra Parte Contratante recibió el aviso de denuncia.

EN FE DE LO CUAL, los abajo firmantes, gozando de la debida autorización, firmaron el presente Convenio.

HECHO en La Paz, el 21 de diciembre de 2005, en dos ejemplares, holandés y español, siendo ambos textos igualmente auténticos.

Por el Reino de los Países Bajos,

RONALD MUYZERT

Embajador Extraordinario y Plenipotenciario

Por la República de Bolivia,

ARMANDO LOAIZA MARIACA

Ministro de Relaciónes Exteriores y Culto


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Artikel 4 van het Verdrag wordt ingevolge artikel 18, derde lid, vanaf 1 februari 2006 voorlopig toegepast door het Koninkrijk der Nederlanden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de voorlopige toepassing alleen voor Nederland.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 18, eerste en tweede lid in werking treden op de eerste dag van de tweede maand nadat de Verdragsluitende Partijen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan alle wettelijke vereisten voor de inwerkingtreding van het Verdrag is voldaan, met dien verstande dat artikel 4 ingevolge artikel 18, tweede lid, voor het Koninkrijk der Nederlanden met terugwerkende kracht in werking treedt vanaf 1 januari 2003.  

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de zesde februari 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven