A. TITEL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay; (met Administratief Akkoord)

Montevideo, 11 oktober 2005

B. TEKST

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek ten Oosten van de Uruguay,

teneinde hun betrekkingen op het gebied van sociale zekerheid te regelen,

zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. De hieronder omschreven uitdrukkingen en termen hebben met betrekking tot dit Verdrag de volgende betekenis:

  • a. „Verdragsluitende Partijen’’: de Republiek ten Oosten van de Uruguay en het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. „Grondgebied’’: met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, het grondgebied van het Koninkrijk in Europa;

  • c. „Wetgeving’’: de Grondwet, de wetten, voorschriften en bepalingen die betrekking hebben op de in artikel 2 van dit Verdrag bedoelde sociale zekerheid;

  • d. „Bevoegde autoriteit’’: met betrekking tot de Republiek ten Oosten van de Uruguay, het Ministerie van Werk en Sociale Zekerheid of een gemachtigd orgaan, en met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland;

  • e. „Bevoegd orgaan’’: het orgaan of de organisatie dat respectievelijk die in ieder geval verantwoordelijk is voor de uitvoering van de in artikel 2 van dit Verdrag bedoelde wetgeving. Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2, eerste lid, onder B, letters a, b, c en g: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en betreffende de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2, eerste lid, onder B, letters d, e en f: de Sociale verzekeringsbank; met betrekking tot de Republiek ten Oosten van de Uruguay: de Socialezekerheidsbank, of elke organisatie bevoegd tot het uitvoeren van een taak die momenteel wordt uitgevoerd door voornoemde organen;

  • f. „Verbindingsorgaan’’: het orgaan dat is belast met de coördinatie en informatie met betrekking tot de bevoegde organen van beide Verdragsluitende Partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van dit Verdrag, en dat belast is met het informeren van de belanghebbende partijen omtrent de daaraan ontleende rechten en plichten. In Uruguay: de Socialezekerheidsbank, en in Nederland, betreffende de takken van sociale zekerheid genoemd in artikel 2, eerste lid, onder B, letters a, b, c en g: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, of elke organisatie bevoegd tot het uitvoeren van een taak die momenteel wordt uitgevoerd door voornoemd orgaan, en betreffende de takken van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder B, letters d, e en f: de Sociale verzekeringsbank; of elke organisatie bevoegd tot het uitvoeren van een taak die momenteel wordt uitgevoerd door voornoemde organen;

  • g. „Uitkeringsgerechtigde’’: de persoon die recht heeft op een prestatie;

  • h. „Verzekeringstijdvak’’ of „tijdvak van betaling van premie of bijdrage’’: een tijdvak dat als zodanig wordt aangemerkt in de wetgeving in het kader waarvan dat tijdvak is vervuld, alsmede elk ander tijdvak dat in deze wetgeving daarmee wordt gelijkgesteld.

  • i. „Prestatie’’: iedere uitkering of bijslag of verstrekking zoals voorzien in de in artikel 2 van dit Verdrag genoemde wetgeving, met inbegrip van aanvullingen, verhogingen of herzieningen krachtens deze wetgeving.

2. Alle andere termen of uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan in de toepasselijke wetgeving wordt toegekend.

Artikel 2 Materiële werkingssfeer

1. Dit Verdrag is van toepassing:

  • a. wat Uruguay betreft, op de wetgeving inzake bijdragen aan de Sociale Zekerheid ten behoeve van pensioenstelsels op basis van het individuele omslag- en kapitalisatiestelsel.

  • b. wat Nederland betreft, op de wetgeving inzake de volgende takken van sociale zekerheid:

  • a. ziekte- en moederschapsuitkeringen;

  • b. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor werknemers;

  • c. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zelfstandigen;

  • d. ouderdomspensioenen;

  • e. nabestaandenpensioenen;

  • f. kinderbijslagen; en voor de toepassing van Titel II van het Verdrag tevens op de wetgeving inzake:

  • g. werkloosheidsuitkeringen.

2. Dit Verdrag is eveneens van toepassing op toekomstige wet- en regelgeving die de in het eerste lid omschreven wet- en regelgeving aanvult of wijzigt.

Artikel 3 Personele werkingssfeer

Dit Verdrag is van toepassing op personen op wie de wetgeving van een of beide Verdragsluitende Partijen van toepassing is of is geweest, alsmede op hun gezinsleden of nabestaanden voorzover zij rechten ontlenen aan deze personen.

Artikel 4 Gelijke behandeling

Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, hebben de volgende personen die wonen of verblijven op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij dezelfde rechten en verplichtingen uit hoofde van de wetgeving van die Verdragsluitende Partij als haar eigen onderdanen:

  • a. onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij;

  • b. vluchtelingen;

  • c. gezinsleden en nabestaanden, ongeacht hun nationaliteit, van de onder a en b genoemde personen wat betreft de rechten die zij ontlenen aan die personen.

Artikel 5 Betaling van prestaties

1. Tenzij in dit Verdrag anders is bepaald, is wetgeving die het recht op of de betaling van een prestatie beperkt uitsluitend omdat de uitkeringsgerechtigde of een lid van zijn gezin woont of verblijft buiten het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen, niet van toepassing ten aanzien van uitkeringsgerechtigden of leden van hun gezin die wonen of verblijven op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

2. Het eerste lid laat onverlet Nederlandse wetgeving tot invoering van beperkingen ten aanzien van de betaling van kinderbijslagen met betrekking tot kinderen die wonen of verblijven buiten het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, of tot uitsluiting van de betaling daarvan.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op de Nederlandse Toeslagenwet van 6 november 1986.

TITEL II

BEPALINGEN INZAKE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 6 Algemene regel

1. Personen op wie de bepalingen van dit deel van het Verdrag van toepassing zijn, zijn onderworpen aan de wetgeving van slechts een Verdragsluitende Partij, in overeenstemming met de bepalingen van artikelen 7 en 8.

2. Een persoon die als werknemer werkzaam is op het grondgebied van de ene Verdragsluitende Partij, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien hij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont of indien het domicilie van zijn werkgever of de zetel van diens onderneming zich bevindt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Een zelfstandige die zijn beroep uitoefent op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Partij, zelfs indien hij woont op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

4. Een persoon die in overeenstemming met de bepalingen van deze Titel onderworpen is aan de wetgeving van Nederland wordt beschouwd als wonend op het grondgebied van Nederland.

Artikel 7 Bijzondere bepalingen

1. Een persoon die als werknemer werkzaam is op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij en die wordt gedetacheerd om voor zijn of haar werkgever werkzaamheden te verrichten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, is voor die werkzaamheden uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij als zouden die werkzaamheden worden verricht op haar grondgebied en mits deze detachering niet langer duurt dan 24 maanden en de betrokkene niet tevens tewerk wordt gesteld op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij door een andere werkgever die gevestigd is op dat grondgebied.

2. De persoon die behoort tot het vliegend personeel van een onderneming die internationaal vervoer van personen of goederen door de lucht exploiteert en die werkzaam is op het grondgebied van beide Partijen, is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de onderneming haar hoofdzetel heeft. Indien deze persoon op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij woont en de onderneming een filiaal of permanente vertegenwoordiging van de voornoemde onderneming heeft op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij, is hij onderworpen aan de wetgeving van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

3. De werknemer die werkzaam is aan boord van een schip dat onder de vlag van een Verdragsluitende Partij vaart en aan wie het loon wordt uitbetaald door een onderneming of een persoon waarvan de zetel of wiens domicilie zich op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevindt, is onderworpen aan de wetgeving van deze laatstgenoemde Verdragsluitende Partij indien hij op het grondgebied van die Verdragsluitende Partij woont.

4. Onderdanen van een Verdragsluitende Partij die door de Regering van die Verdragsluitende Partij worden uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij als lid van een diplomatieke zending of consulaire post, zijn onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij.

5. Een persoon die als werknemer werkzaam is bij een diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, is onderworpen aan de wetgeving van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

6. Indien de diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Partijen personen in dienst heeft die overeenkomstig het vijfde lid van dit artikel onderworpen zijn aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij, voldoet de zending of post aan de verplichtingen die de wetgeving van deze Verdragsluitende Partij aan werkgevers oplegt.

7. Het in het vijfde en zesde lid van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op personen in persoonlijke dienst van een in het vierde lid van dit artikel genoemde persoon. In dat geval voldoet de natuurlijke persoon die personen in persoonlijke dienst heeft aan de verplichtingen die de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend aan werkgevers oplegt.

8. Het in het vierde tot en met het zevende lid van dit artikel bepaalde is niet van toepassing op honoraire leden van een consulaire post of op personen in persoonlijke dienst van dergelijke personen.

Artikel 8 Uitzonderingen

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen of de door deze autoriteiten aangewezen lichamen kunnen, in onderlinge overeenstemming, voor werknemers of zelfstandigen uitzonderingen vaststellen.

TITEL III

BEPALINGEN MET BETREKKING TOT PENSIOENUITKERINGEN

HOOFDSTUK 1

SAMENTELLING

Artikel 9 Samentelling van verzekeringstijdvakken

Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij de verkrijging, het behoud of het herstel van het recht op pensioenuitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van bepaalde verzekeringstijdvakken, houdt het bevoegde orgaan waar nodig rekening met de verzekeringstijdvakken die overeenkomstig de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij binnen dit stelsel zijn vervuld als waren zij vervuld volgens haar eigen wetgeving, mits deze tijdvakken niet samenvallen.

HOOFDSTUK 2

RECHT OP EN BETALING VAN PENSIOENEN

Artikel 10 Pensioenuitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid, en voor nabestaanden

Het recht op pensioenuitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid, en voor nabestaanden wordt vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die van toepassing is op de verzekerde of de uitkeringsgerechtigde op het moment dat de gebeurtenis plaatsvindt.

Artikel 11 Beoordeling van arbeidsongeschiktheid

1. Teneinde de mate van arbeidsongeschiktheid van de aanvrager of de uitkeringsgerechtigde vast te stellen, maken de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij gebruik van de door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verstrekte geneeskundige rapporten en administratieve gegevens. Het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Partij kan de uitkeringsgerechtigde evenwel verzoeken een geneeskundig onderzoek door een arts naar keuze van het orgaan of een geneeskundig onderzoek op het grondgebied van het orgaan te ondergaan.

2. De kosten van de onderzoeken worden gedragen door het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek wordt verricht.

3. In het Administratief Akkoord zal de wijze waarop de vergoeding van de kosten van aanvullend onderzoek plaatsvindt tussen de Verdragsluitende Partijen worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 3

TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN URUGUAY

Artikel 12 Stelsel van pensioenuitkeringen

1. De werknemers die in Uruguay zijn aangesloten bij een Spaarfonds Sociale Zekerheid, financieren hun pensioenuitkeringen uit de bedragen die op hun individuele kapitaalrekeningen zijn ingelegd.

2. De pensioenuitkeringen die worden toegekend uit hoofde van een kapitalisatiestelsel worden toegevoegd aan de pensioenuitkeringen ontleend aan een solidariteitsstelsel wanneer de werknemer aan alle door de geldende wetgeving gestelde eisen voldoet, en waar nodig, onder toepassing van de samentelling van verzekeringstijdvakken.

Artikel 13 Beoordeling van het recht op en betaling van pensioenen

De werknemer die gedurende achtereenvolgende of afwisselende perioden onderworpen is geweest aan de wetgeving van een van beide of beide Verdragsluitende Partijen kan aanspraak maken op de pensioenuitkeringen die in dit Hoofdstuk worden geregeld, overeenkomstig de volgende voorwaarden:

1. Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij stelt de aanspraak vast en berekent de pensioenuitkering, waarbij uitsluitend de verzekeringstijdvakken die door genoemde Verdragsluitende Partij zijn erkend in aanmerking worden genomen.

2. Tegelijkertijd stelt het bevoegde orgaan de aanspraak vast op pensioenuitkeringen door zelf de verzekeringstijdvakken samen te tellen die ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld. Wanneer de samentelling heeft plaatsgevonden en de aanspraak op pensioenuitkeringen is vastgesteld, wordt het te betalen bedrag berekend onder toepassing van de volgende regels:

  • a. Het bedrag van de pensioenuitkeringen waarop de betrokken Verdragsluitende Partij aanspraak kan maken wordt berekend alsof alle samengetelde verzekeringstijdvakken ingevolge haar eigen wetgeving waren vervuld (theoretisch pensioen).

  • b. Het bedrag van de pensioenuitkering wordt vastgesteld door op het theoretisch pensioen dat ingevolge haar nationale wetgeving is geraamd, dezelfde verhouding toe te passen als die welke bestaat tussen het verzekeringstijdvak dat in een Verdragsluitende Partij is vervuld en de som van het aantal verzekeringstijdvakken dat in beide Partijen is vervuld (pro rata pensioen).

3. De pensioengerechtigde heeft recht op het overeenkomstig de punten 1 en 2 berekende hoogste bedrag.

Artikel 14 Samentelling van tijdvakken van betaling van premie of bijdrage in bijzondere of verbeterde stelsels

1. Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Partij het recht op of het toekennen van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van het vervullen van verzekeringstijdvakken betreffende een activiteit waarop een bijzonder of gunstiger stelsel van toepassing is, met betrekking tot een bepaalde activiteit of in een bepaalde functie, zullen uit hoofde van de tijdvakken die ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij zijn vervuld uitsluitend pensioenuitkeringen of prestaties kunnen worden toegekend indien zij onder een gelijksoortig stelsel zouden zijn erkend, of, indien dit systeem niet bestaat, met betrekking tot dezelfde activiteit, of in een functie met soortgelijke kenmerken.

2. Indien, wanneer de aldus vervulde tijdvakken in aanmerking worden genomen, de betrokkene niet aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een pensioenuitkering uit hoofde van een bijzonder of verbeterd stelsel, worden deze tijdvakken beschouwd als recht gevend op pensioenuitkeringen uit hoofde van het algemene stelsel of van een ander bijzonder of verbeterd stelsel waarin de betrokken persoon zijn aanspraak kan doen gelden.

Artikel 15 Aanpassing van pensioenuitkeringen

De pensioenuitkeringen die onder toepassing van de bepalingen van Titel III van dit Verdrag worden erkend, worden periodiek aangepast met dezelfde bedragen als de pensioenuitkeringen die uit hoofde van de nationale wetgeving worden erkend. Met betrekking tot de pensioenuitkeringen die zijn geraamd volgens de „pro rata temporis’’ formule, zoals voorzien in artikel 13, tweede lid, kan deze aanpassing echter worden berekend onder toepassing van dezelfde verhoudingsregel die werd toegepast om het pensioenbedrag vast te stellen.

HOOFDSTUK 4

TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN NEDERLAND

Artikel 16 Ouderdom- en nabestaandenpensioenen en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen

1. Het bevoegde orgaan van Nederland stelt het ouderdomspensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse Algemene Ouderdomswet vervulde verzekeringstijdvakken.

2. Het bevoegde orgaan van Nederland stelt het nabestaandenpensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de Nederlandse Algemene nabestaandenwet.

3. Het bevoegde orgaan van Nederland stelt de arbeids-ongeschiktheidsuitkering rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de Nederlandse Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Nederlandse Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

TITEL IV

OVERIGE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 17 Bescherming van persoonsgegevens

1. Wanneer, krachtens dit Verdrag, de bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partij persoonsgegevens mededelen aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij, is die mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens als neergelegd door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt. Elke daaropvolgende overdracht dan wel opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens is onderworpen aan de bepalingen van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens van de ontvangende Verdragsluitende Partij.

2. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die van sociale zekerheid is onderworpen aan de goedkeuring van de betrokken persoon of in overeenstemming met andere waarborgen waarin de nationale wetgeving voorziet.

Artikel 18 Rechtsgevolgen van de afgifte van documenten

1. Aanvragen en beroepschriften die voor de toepassing van de wetgeving van een Verdragsluitende Partij binnen een door de bevoegde organen of autoriteiten van die Verdragsluitende Partij vastgestelde termijn dienen te worden ingediend, worden geacht te zijn ingediend indien zij binnen dezelfde termijn bij het bevoegde orgaan of de autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij zijn ingediend.

2. De aanvragen voor pensioenuitkeringen die overeenkomstig de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen worden ingediend, worden tevens beschouwd als aanvragen voor een soortgelijke pensioenuitkering overeenkomstig de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij.

3. De datum waarop de bovengenoemde aanvragen en beroepschriften zijn ingediend bij een Verdragsluitende Partij, wordt beschouwd als de datum van indiening bij de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 19 Administratieve bijstand

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten, de bevoegde organen en de verbindingsorganen van beide Partijen te allen tijde gebruik maken van geneeskundige onderzoeken en verificaties van feiten en handelingen die kunnen leiden tot het verkrijgen, wijzigen, opschorten, verminderen, vervallen, intrekken of behouden van het recht op pensioenuitkeringen. De kosten die uit deze stappen kunnen voortvloeien worden onverwijld vergoed door het bevoegde orgaan op wiens verzoek het onderzoek of de verificatie is uitgevoerd, nadat hij gespecificeerde kwitanties voor deze kosten heeft ontvangen.

2. De verbindingsorganen van beide Partijen wisselen statistische gegevens uit met betrekking tot de pensioenuitkeringen die zijn toegekend aan de uitkeringsgerechtigden van de ene Verdragsluitende Partij die wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij. Deze gegevens omvatten een nauwkeurige opgave van het aantal uitkeringsgerechtigden en het totale bedrag van de pensioenuitkeringen dat elk kalenderjaar wordt betaald.

3. De gegevens vervat in de aanvraag- of contactformulieren en overige benodigde documenten, alsmede alle andere gegevens die de bevoegde autoriteiten van belang achten voor de uitvoering van dit Verdrag, kunnen tussen de verbindingsorganen van de Verdragsluitende Partijen worden verzonden via elektronische weg of op een andere wijze die is overeengekomen en die een beperkte toegang en vertrouwelijkheid waarborgt.

4. Voor de uitvoering van dit Verdrag werken de Verdragsluitende Partijen de inhoud van de wederzijdse bijstand uit in een Administratief Akkoord.

Artikel 20 Vrijstelling van belastingen, rechten en verzoeken om certificering

1. De vrijstellingen met betrekking tot registraties, documenten, zegels, consulaire heffingen en soortgelijke heffingen, zoals voorzien in de wetgeving van elke Verdragsluitende Partij, worden uitgebreid tot verklaringen en documenten die door de bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij worden afgegeven bij de toepassing van dit Verdrag.

2. Alle bij de toepassing van dit Verdrag afgegeven administratieve akten en documenten zijn vrijgesteld van certificering en overige soortgelijke formaliteiten indien zij worden ingediend bij de bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 21 Formaliteiten en waarborgen inzake pensioenuitkeringen

1. Er wordt kwijting verleend aan de bevoegde organen van elke Verdragsluitende Partij voor de betalingen die krachtens dit Verdrag worden toegekend, wanneer deze geschieden in de valuta van hun land en op de datum en wijze zoals door elke Verdragsluitende Partij wordt vastgesteld.

2. Ingeval door een van de Verdragsluitende Partijen valutabeperkingen worden toegepast, komen beide Verdragsluitende Partijen onmiddellijk de nodige maatregelen overeen om de uitvoering van de aan dit Verdrag ontleende rechten te waarborgen.

Artikel 22 Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen:

  • a. stellen het Administratief Akkoord vast dat nodig is voor de uitvoering van dit Verdrag;

  • b. informeren elkaar over de maatregelen die in het kader van hun binnenlands beleid zijn genomen met betrekking tot de uitvoering van dit Verdrag;

  • c. stellen elkaar in kennis van de wettelijke bepalingen en regelingen die de in artikel 2 bedoelde bepalingen en regelingen wijzigen;

  • d. verlenen elkaar bijstand en bieden een zo breed mogelijke technische en administratieve samenwerking aan.

2. Ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van dit Verdrag en van het Administratief Akkoord, wordt een gemengde commissie van deskundigen ingesteld, aangewezen door de bevoegde autoriteiten.

De gemengde commissie van deskundigen komt periodiek bijeen, afwisselend in het ene en het andere land, en kan te allen tijde door de bevoegde autoriteiten worden opgeroepen.

Artikel 23 Beslechting van geschillen

De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen verrichten alle redelijke inspanningen om geschillen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag en het Administratief Akkoord met wederzijdse instemming op te lossen.

Artikel 24 Taal

1. Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten en bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen rechtstreeks met elkaar communiceren in de Engelse taal.

2. Geen enkel document wordt geweigerd op grond van het enkele feit dat het is opgesteld in een officiële taal van een Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK 2

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 25 Berekening van aan de inwerkingtreding van dit Verdrag voorafgaande tijdvakken

De voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag overeenkomstig de wetgeving van elke Verdragsluitende Partij vervulde verzekeringstijdvakken worden in aanmerking genomen ten behoeve van de vaststelling van het recht op pensioenuitkeringen dat uit hoofde van dit Verdrag wordt erkend.

Artikel 26 Gebeurtenissen en tijdvakken voorafgaand aan de inwerkingtreding

1. De uitvoering van dit Verdrag voorziet in het toekennen van rechten op pensioenuitkeringen op grond van gebeurtenissen die zich voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag hebben voorgedaan. Er worden echter geen pensioenuitkeringen verstrekt met betrekking tot tijdvakken voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Verdrag.

2. De pensioenuitkeringen die door een of beide Partijen worden verstrekt of de aanspraken op pensioenuitkeringen die voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag zijn afgewezen, worden op verzoek van de betrokkene of op ambtelijk niveau herzien, waarbij de huidige bepalingen uitsluitend in aanmerking worden genomen indien het verzoek tot herziening binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag wordt ingediend. Het recht wordt verworven vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend, behalve wanneer er een gunstigere bepaling bestaat in de wetgeving van die Verdragsluitende Partij. Betaalde pensioenuitkeringen ineens zijn niet onderworpen aan herziening.

3. De bepalingen inzake verjaring en beëindiging die bij elke Verdragsluitende Partij van kracht zijn, kunnen van toepassing zijn op de in dit artikel bedoelde rechten, indien de betrokken partijen hun aanvraag twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag indienen, behalve wanneer er een gunstigere bepaling bestaat in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar de aanvraag is ingediend. Het bedrag van de pensioenuitkering dat uit deze nieuwe berekening resulteert mag niet lager zijn dan de oorspronkelijke pensioenuitkering.

HOOFDSTUK 3

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Duur van dit Verdrag

1. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbepaalde tijd, behoudens kennisgeving van beëindiging door een van de Verdragsluitende Partijen, die zes maanden nadat de andere Verdragsluitende Partij daarvan in kennis is gesteld van kracht wordt. In het Administratief Akkoord worden de wijze en de voorwaarden geregeld waarop deze kennisgeving dient te geschieden.

2. In geval van opzegging van dit Verdrag door middel van een kennisgeving van beëindiging of met wederzijdse instemming, ongeacht restrictieve bepalingen die elke Verdragsluitende Partij kan voorzien voor gevallen waarin een uitkeringsgerechtigde in een ander land woont, blijven de bepalingen van dit Verdrag van toepassing op de uit hoofde van dit Verdrag verworven rechten.

3. De Verdragsluitende Partijen komen de bepalingen overeen die de verworven rechten waarborgen, die zijn ontleend aan het verzekeringstijdvak of daaraan gelijkgestelde tijdvak dat voorafgaande aan de datum van opzegging van dit Verdrag is vervuld.

Artikel 28 Goedkeuring en inwerkingtreding

1. Dit Verdrag en het Administratief Akkoord worden goedgekeurd overeenkomstig de nationale wetgeving van elke Verdragsluitende Partij en worden van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste kennisgeving van de Partijen aan elkaar heeft plaatsgevonden dat aan de onderscheiden constitutionele en wettelijk vereiste procedures is voldaan, met dien verstande dat artikel 5 voor het Koninkrijk der Nederlanden met terugwerkende kracht in werking treedt vanaf 1 januari 2003.

2. Het Koninkrijk der Nederlanden past artikel 5 van dit Verdrag, alsmede het Administratief Akkoord voorlopig toe vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening van het Verdrag.

Artikel 29 Territoriale toepassing

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag en het Administratief Akkoord slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 30 Opzegging

Dit Verdrag kan te allen tijde worden beëindigd bij schriftelijke kennisgeving aan de andere Verdragsluitende Partij. In het geval van beëindiging blijft dit Verdrag van kracht tot het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging door de andere Verdragsluitende Partij is ontvangen.

GEDAAN in tweevoud te Montevideo, op 11 oktober 2005, in de Nederlandse en Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

ROBERT HANS MEYS

Voor de Republiek ten Oosten van de Uruguay

EDUARDO BONOMI


Administratief akkoord voor de uitvoering van het verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay

Ingevolge de bepalingen van artikel 22, eerste lid, letter a, van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay, ondertekend te Montevideo, op 11 oktober 2005, zijn de bevoegde autoriteiten:

voor het Koninkrijk der Nederlanden:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

en voor de Republiek ten Oosten van de Uruguay:

de Banco de Previsión Social,

voor de toepassing van het Verdrag het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. Met betrekking tot dit Administratief Akkoord:

  • a. wordt verstaan onder „Verdrag’’, het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Republiek ten Oosten van de Uruguay en het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. verwijst „Akkoord’’ naar dit Administratief Akkoord.

2. Andere termen hebben de betekenis die daaraan in artikel 1 van het Verdrag wordt gegeven.

3. Dit Akkoord is eveneens van toepassing op de Nederlandse wetgeving inzake sociale bijstand.

Artikel 2 Bevoegde organen

De in artikel 1, eerste lid, letter e, van het Verdrag bedoelde bevoegde organen zijn:

1. in Uruguay, overheids-, semi-overheids- en particuliere socialezekerheidsinstituten of -organisaties, die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 2, eerste lid, letter A van het Verdrag genoemde wetgeving.

2. in Nederland:

  • a. wat betreft arbeidsongeschiktheidsuitkeringen: het Uitvoerings-instituut werknemersverzekeringen;

  • b. wat betreft ouderdoms- alsmede nabestaandenpensioenen: de Sociale verzekeringsbank;

  • c. wat betreft de wetgeving inzake sociale bijstand: de organisatie die daartoe door de bevoegde autoriteit van Nederland is aangewezen.

HOOFDSTUK II

TOEPASSING VAN TITEL II VAN HET VERDRAG

Artikel 3 Verbindingsorganen

De verbindingsorganen voor de toepassing van de bepalingen met betrekking tot gedetacheerde werknemers ingevolge artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van het Verdrag zijn:

– met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: de Sociale verzekeringsbank;

– met betrekking tot de Republiek ten Oosten van de Uruguay: de Socialezekerheidsbank.

Artikel 4 Gedetacheerde werknemers

In het geval van werknemers die naar het grondgebied van een andere staat worden gezonden, zoals voorzien in artikel 7, eerste lid van het Verdrag, geeft het verbindingsorgaan van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de werkgever is gevestigd op verzoek van de werkgever of van de werknemer een verklaring af waaruit blijkt dat de werknemer voor de duur van zijn werkzaamheden op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij onderworpen blijft aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij. Een afschrift van voornoemde verklaring dient aan het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij te worden gezonden. De verklaring wordt afgegeven volgens het overeengekomen model.

Artikel 5 Verlenging van de detachering

In het geval van een verlenging van de periode van de detachering, bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden de verzoeken om verlenging eveneens ingediend bij het verbindingsorgaan van de Verdragsluitende Partij waar de werkgever die de werknemer detacheert is gevestigd, en dienen de verzoeken te worden ingediend voor het verstrijken van de toegestane detacheringsperiode.

De werknemer is daarentegen vanaf het moment van het verstrijken van de oorspronkelijke periode automatisch onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan hij werkzaam blijft.

Het verbindingsorgaan dat het verzoek om verlenging ontvangt, brengt het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij op de hoogte van de beslissing van de bevoegde autoriteit of van het door die autoriteit aangewezen lichaam.

HOOFDSTUK III

BEPALINGEN INZAKE PENSIOENUITKERINGEN

Artikel 6 Indienen van een aanvraag

1. De verzekerde die uit hoofde van de bepalingen van Titel III van het Verdrag aanspraak maakt op pensioenuitkeringen, dient de desbetreffende aanvraag in te dienen bij het bevoegde orgaan van de Verdragsluitende Partij waar hij verblijft of waar hij laatstelijk activiteiten heeft verricht, bij welke aanvraag een document moet zijn gevoegd waaruit de identiteit van de aanvrager blijkt.

2. Zodra het verbindingsorgaan de aanvraag heeft ontvangen, stuurt het deze onverwijld naar het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij, onder vermelding van de datum van ontvangst van de aanvraag.

3. Het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij stuurt tezamen met de aanvraag de beschikbare gegevens die het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij nodig zou kunnen hebben om het recht van de aanvrager op de pensioenuitkering vast te stellen.

4. Persoonsgegevens die op de aanvraag staan vermeld, worden door het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij gewaarmerkt; het aldus gewaarmerkte verzonden formulier ontslaat het verbindingsorgaan van de verplichting bewijsstukken te sturen. De verbindingsorganen komen overeen welk type informatie moet worden opgenomen in de in dit lid bedoelde aanvraag.

5. Naast de in het eerste en derde lid van dit artikel bedoelde aanvraag en documentatie, zendt het verbindingsorgaan van de eerste Verdragsluitende Partij aan het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Partij een overeenkomstig formulier waarop met name de tijdvakken staan vermeld die krachtens de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Partij zijn vervuld.

6. Het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij stelt vervolgens de aanspraak van de aanvrager vast en informeert middels de verbindingsorganen het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Partij omtrent de al dan niet toegekende pensioenuitkeringen.

HOOFDSTUK IV

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 7 Formulieren en procedures

1. De verbindingsorganen en bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen komen formulieren en procedures overeen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het Verdrag, met inbegrip van de formulieren die noodzakelijk zijn voor de vergoeding van de kosten van aanvullend geneeskundig onderzoek overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

2. Het verbindingsorgaan of het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij kan weigeren een aanvraag voor betaling van een prestatie ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Partij in behandeling te nemen indien de aanvraag niet middels het overeengekomen formulier wordt ingediend.

Artikel 8 Identificatie

1. Teneinde het recht op prestaties en de rechtmatigheid van betalingen ingevolge de Uruguayaanse of Nederlandse wetgeving vast te stellen, zijn de uitkeringsgerechtigde, de aanvrager en de leden van zijn gezin of huishouden op wie dit Verdrag van toepassing is, verplicht zich te identificeren door overlegging van een officieel identiteitsbewijs aan de bevoegde organen op het grondgebied waarvan zij wonen of verblijven.

2. Een officieel identiteitsbewijs is een document dat is afgegeven door het orgaan dat identiteitsbewijzen afgeeft op het grondgebied waarvan deze persoon woont of verblijft, of het paspoort van het land van herkomst.

3. Het betrokken bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij ervan in kennis dat de identiteit van de uitkeringsgerechtigde, de aanvrager, of van het lid van zijn gezin of huishouden, is aangetoond of geverifieerd, door toezending van een gewaarmerkt afschrift van het desbetreffende identiteitsbewijs.

4. Voor de toepassing van dit artikel valt onder „het huishouden’’ niet het huishoudelijk personeel.

Artikel 9 Verificatie van aanvragen en betalingen

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder „inlichtingen’’: ten minste gegevens betreffende identiteit, adres, gezinssituatie, werk, scholing, inkomen, gezondheidstoestand, overlijden en hechtenis, of alle andere gegevens die relevant zijn voor de uitvoering van dit Akkoord, op basis van de inlichtingen die worden verstrekt door desbetreffende overheids- of particuliere instanties.

2. Met betrekking tot de aanvraag om of de rechtmatigheid van de betaling van prestaties, verifieert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij, de inlichtingen aangaande de uitkeringsgerechtigde, aanvrager of de leden van zijn gezin of huishouden. Indien noodzakelijk doet het bevoegde orgaan een verklaring inzake verificatie tezamen met afschriften van de relevante stukken toekomen aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij.

3. Onverminderd het tweede lid van dit artikel brengt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij op de hoogte van wijzigingen in de inlichtingen aangaande de uitkeringsgerechtigde, de aanvrager of het lid van zijn gezin of huishouden.

4. De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen of hun vertegenwoordigers kunnen zich rechtstreeks met elkaar en met de uitkeringsgerechtigden, de aanvragers, of de leden van hun gezin of huishouden in verbinding stellen.

5. Bij de uitvoering van dit Akkoord zijn de instanties elkaar behulpzaam en handelen zij als betrof het de uitvoering van hun eigen wetgeving. De administratieve bijstand die door de instanties wordt verleend, is kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen echter overeenkomen dat bepaalde kosten worden vergoed.

6. Voor de toepassing van dit artikel valt onder „het huishouden’’ niet het huishoudelijk personeel.

Artikel 10 Verificatie van inlichtingen in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid

1. Teneinde de mate van arbeidsongeschiktheid van de aanvrager, de uitkeringsgerechtigde of het lid van zijn gezin vast te stellen, maken de bevoegde organen van een Verdragsluitende Partijen gebruik van de door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Partij verstrekte geneeskundige rapporten en administratieve gegevens Het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Partij kan de uitkeringsgerechtigde, de aanvrager of het lid van zijn gezin evenwel verzoeken een geneeskundig onderzoek door een arts naar keuze van het orgaan of een geneeskundig onderzoek op het grondgebied van het orgaan te ondergaan.

2. Op het verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Partij wordt het geneeskundig onderzoek ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde, de aanvrager of het lid van zijn gezin die respectievelijk dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, verricht door het bevoegde orgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij.

3. De uitkeringsgerechtigde, de aanvrager of het lid van zijn gezin zijn verplicht gehoor te geven aan de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde verzoeken door zich te melden voor geneeskundig onderzoek. Indien de persoon die zich voor geneeskundig onderzoek moet melden zich om medische redenen niet in staat acht te reizen naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, stelt hij het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis. In dat geval dient hij een geneeskundige verklaring over te leggen, afgegeven door een arts die daartoe is aangewezen door het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan hij woont of verblijft. Deze verklaring moet de medische redenen bevatten van de onmogelijkheid te reizen, alsmede de verwachte duur daarvan.

4. De kosten van de onderzoeken bedoeld in dit artikel en, naar gelang van het geval, de uitgaven voor reis en verblijf worden gedragen door het bevoegde orgaan op verzoek waarvan het onderzoek wordt verricht.

Artikel 11 Uitwisseling van statistieken

De bevoegde organen van de Verdragsluitende Partijen wisselen jaarlijks statistieken uit betreffende betalingen die elke Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Akkoord heeft gedaan. Deze statistieken bevatten gegevens over het aantal uitkeringsgerechtigden en het totale bedrag van de pensioenuitkeringen, per soort prestatie.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit Administratief Akkoord treedt tegelijk met het Verdrag in werking en blijft gedurende dezelfde tijd van kracht.

GEDAAN in tweevoud te Montevideo, op 11 oktober 2005, in de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de bevoegde autoriteit van het Koninkrijk der Nederlanden

ROBERT HANS MEYS

Voor de bevoegde autoriteit van de Republiek ten Oosten van de Uruguay

EDUARDO BONOMI


Convenio de seguridad social entre el Reino de Los Países Bajos y la República Oriental del Uruguay

El Reino de los Países Bajos

y

La República Oriental del Uruguay,

animados por el deseo de regular sus relaciones en el área de la Seguridad Social,

han convenido lo siguiente:

TÍTULO I

DISPOSICIONES GENERALES

Artículo 1 Definiciones

1. Las expresiones y los términos descritos en el siguiente párrafo tienen, en relación con este Convenio, el siguiente significado:

  • a) ‘Partes Contratantes’ designa la República Oriental del Uruguay y el Reino de los Países Bajos;

  • b) ‘Territorio’ designa, respecto del Reino de los Países Bajos, el territorio del Reino en Europa;

  • c) ‘Legislación’ designa la Constitución, las leyes, los reglamentos y las disposiciones en materia de Seguridad Social indicadas en el artículo 2° de este Convenio;

  • d) ‘Autoridad Competente’ designa, respecto de la República Oriental del Uruguay, el Ministerio de Trabajo y Seguridad Social o una Entidad Delegada y respecto del Reino de los Países Bajos, el Ministro de Trabajo y Asuntos Sociales de los Países Bajos;

  • e) ‘Entidad Gestora’, designa la entidad o el organismo responsable, en cada caso, de la aplicación de la legislación a que alude el artículo 2 del presente Convenio. Con relación al Reino de los Países Bajos respecto a los rubros de la seguridad social mencionados en los subapartados a, b, c y g del párrafo 1 B) del artículo 2: el ‘Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen’ (Instituto de los seguros para trabajadores) y, respecto a los rubros de la seguridad social mencionados en los subapartados d, e y f del párrafo 1 B) del artículo 2: el ‘Sociale verzekeringsbank’ (Banco de los Seguros Sociales); con respecto a la República Oriental del Uruguay: el Banco de Previsión Social o cualquier organización autorizada para llevar a cabo cualquier función que actualmente sea ejercida por las citadas entidades.

  • f) ‘Organismo de Enlace’, organismo a cargo de la coordinación e información entre los Entidades Gestoras de ambas Partes Contratantes que intervengan en la aplicación de este Convenio y en la información a las partes interesadas sobre derechos y obligaciones derivados del mismo. En Uruguay, será el Banco de Previsión Social y en el Reino de los Países Bajos será, respecto a los rubros de la seguridad social mencionados en los subapartados a, b, c y g del párrafo 1 B) del artículo 2: el ‘Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen’ (Instituto de los seguros para trabajadores), o cualquier cuerpo autorizado para llevar a cabo cualquier función que actualmente sea ejercida por la citada entidad, y respecto a los rubros de la seguridad social mencionados en los subapartados d, e y f del párrafo 1B) del artículo 2: el ‘Sociale Verzekeringsbank’ (Banco de los Seguros Sociales) o cualquier organizaciün autorizada para llevar a cabo cualquier función que actualmente sea ejercida por los citados organismos.

  • g) ‘Beneficiario’ designa la persona que tiene derecho a una prestación.

  • h) ‘Periodo de seguro’ o ‘periodo de cotización’ designa todo periodo reconocido como tal por la legislación bajo la cual se haya cumplido, así como cualquier periodo considerado por dicha legislación como equivalente a un periodo de seguro o de cotización.

  • i) ‘Prestación’ designa cualquier pago o asignación en dinero o en especie, que esté previsto en la legislación mencionada en el artículo 2 del presente Convenio, incluyendo suplementos, incrementos o actualizaciones en virtud de esta legislación.

2. Los demás términos o expresiones utilizados en este Convenio, tienen el significado que les atribuye la legislación aplicable.

Artículo 2 Ámbito de aplicación material

1. El presente Convenio se aplicará:

  • a) Respecto de Uruguay, a la legislación relativa a las prestaciones contributivas de la Seguridad Social en lo que se refiere a los regímenes de jubilaciones y pensiones basados en el sistema de reparto y de capitalización individual.

  • b) Respecto de los Países Bajos, a la legislación concerniente a los siguientes rubros de la seguridad social:

  • a) prestaciones de enfermedad y maternidad;

  • b) prestaciones de invalidez para trabajadores asalariados;

  • c) prestaciones de invalidez para trabajadores autónomos;

  • d) pensiones de vejez;

  • e) prestaciones de supervivencia;

  • f) subsidios familiares y, a efectos del Título II del Convenio, también se aplicará a la legislación sobre:

  • g) prestaciones de desempleo

2. El presente Convenio se aplicará igualmente a las leyes y reglamentos que en el futuro complementen o modifiquen las señaladas en el párrafo 1.

Artículo 3 Ámbito de aplicación personal

El presente Convenio se aplicará a las personas que estén o hayan estado sujetas a la legislación de una o ambas Partes Contratantes, así como a los miembros de su familia y a sus supervivientes siempre que éstos últimos deriven derechos de esas personas.

Artículo 4 Igualdad de trato

Salvo que se disponga otra cosa en este Convenio, las personas mencionadas a continuación, que residan o permanezcan en el territorio de una de las Partes Contratantes, tendrán los mismos derechos y obligaciones bajo la legislación de esa Parte Contratante que sus propios nacionales.

  • a) nacionales de la otra Parte Contratante

  • b) refugiados

  • c) miembros de la familia y supervivientes – independientemente de su nacionalidad – de las personas mencionadas en a) y b) en relación con los derechos que ellos deriven de esas personas.

Artículo 5 Pago de prestaciones

1. Salvo que se estipule de otro modo en este Convenio, cualquier legislación que restrinja el pago de una prestación sólo porque el beneficiario o miembro de su familia resida o permanezca fuera del territorio de una u otra Parte Contratante, no se aplicará a los beneficiarios o miembros de su familia que residan o permanezcan en el territorio de la otra Parte Contratante.

2. El párrafo 1 no afectará a la legislación neerlandesa que introduzca restricciones al pago de subsidios familiares con respecto a los hijos que residan o permanezcan fuera del territorio del Reino de los Países Bajos o que excluyan el citado pago.

3. En lo que respecta a los Países Bajos, el apartado primero no será de aplicación a las prestaciones concedidas en virtud de la Ley de Complementos neerlandesa (‘Toeslagenwet’), ley del 6 de noviembre de 1986.

TÍTULO II

DISPOSICIONES SOBRE LA LEGISLACIóN APLICABLE

Artículo 6 Regla general

1. Las personas a las que se les apliquen las disposiciones de esta parte del Convenio, estarán sometidas únicamente a la legislación de una Parte Contratante, de acuerdo con las disposiciones de los artículos 7 y 8.

2. Un trabajador por cuenta ajena que trabaje en el territorio de una Parte Contratante, estará sujeto a la legislación de esa Parte Contratante, aunque resida en el territorio de la otra Parte Contratante o aunque su empleador o el centro de trabajo de su empleador se encuentren en el territorio de la otra Parte Contratante.

3. Un trabajador por cuenta propia que realice sus actividades en el territorio de una u otra Parte Contratante, estará sujeto a la legislación de esa Parte Contratante, aunque resida en el territorio de la otra Parte Contratante.

4. Una persona que esté sometida a la legislación de los Países Bajos de acuerdo con las disposiciones de esta Parte, será considerada como residente en el territorio de los Países Bajos.

Artículo 7 Disposiciones especiales

1. Una persona que esté empleada en el territorio de una u otra Parte Contratante que haya sido destinada a trabajar para su empleador en el territorio de la otra Parte Contratante, estará sometida únicamente, con respecto a esas actividades, a la legislación de la primera Parte Contratante como si ese trabajo se hubiera realizado en su territorio y, siempre que el desplazamiento no supere los 24 meses y la persona interesada no esté además empleada por otro empleador differente ubicado en ese territorio.

2. El miembro de la tripulación aérea de una compañía que se dedique al transporte internacional aéreo de pasajeros o de mercancías, que trabaje en el territorio de ambas Partes, estará sometido a la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio se encuentren las oficinas centrales de la compañía. En caso de que esa persona resida en el territorio de la otra Parte Contratante y la empresa tenga una sucursal o una representación permanente de la citada compañía en el territorio de esa Parte Contratante, estará sometida a la legislación de la última Parte Contratante.

3. El trabajador por cuenta ajena que trabaje a bordo de una embarcación que enarbole la bandera de una Parte Contratante y que sea remunerado por el citado empleo por una compañia o por una persona cuya oficina registrada o centro de trabajo se encuentre en el territorio de la otra Parte Contratante, estará sujeto a la legislación de este último Estado Contratante si reside en el territorio de ese Estado Contratante.

4. Los nacionales de una Parte Contratante que son enviados por el Gobierno de esa Parte Contratante al territorio de la otra Parte Contratante como miembros de una misión diplomática o de una oficina consular, estarán sometidos a la legislación de la primera Parte Contratante.

5. La persona que trabaje en una misión diplomática u oficina consular de una de las Partes Contratantes en el territorio de la otra Parte Contratante, estará sometida a la legislación de la última Parte Contratante.

6. Si la misión diplomática o la oficina consular de una de las Partes Contratantes emplea a personas que, conforme al párrafo 5 de este artículo están sometidas a la legislación de la otra Parte Contratante, la misión u oficina cumplirá con las obligaciones que la legislación de esa Parte Contratante impone a los empleadores.

7. Las disposiciones de los párrafos 5 y 6 de este artículo se aplicarán igualmente al personal de servicio que trabaje únicamente para una de las personas mencionadas en el párrafo 4 de este artículo. En ese caso, la persona física que emplee al personal de servicio cumplirá con las obligaciones que impone a los empleadores la legislación de la Parte Contratante donde se realice la actividad laboral.

8. Las disposiciones de los párrafos 4 y 7 de este artículo no se aplicarán a los miembros honorarios de una oficina consular o a las personas que estén al servicio privado de dichas personas.

Artículo 8 Excepciones

Las Autoridades Competentes de ambas Partes Contratantes podrán, de común acuerdo, establecer excepciones para trabajadores dependientes o por cuenta propia.

TÍTULO III

DISPOSICIONES RELATIVAS AL PAGO DE LAS PENSIONES

CAPÍTULO 1

TOTALIZACIÓN

Artículo 9 Totalización de periodos de seguro

Cuando la legislación de una Parte Contratante subordine la adquisición, conservación o recuperación del derecho al pago de pensiones al cumplimiento de determinados periodos de seguro, la Entidad Gestora tendrá en cuenta a tal efecto, cuando sea necesario, los periodos de seguro cumplidos en este régimen con arreglo a la legislación de la otra Parte Contratante, como si se tratara de periodos cumplidos con arreglo a su propia legislación, siempre que no sean simultáneos.

CAPÍTULO 2

DERECHO Y LIQUIDACIÓN DE LAS PENSIONES

Artículo 10 Pago de pensiones por invalidez y supervivencia

El derecho al pago de pensiones por invalidez y supervivencia será determinado de acuerdo con la legislación de la Parte Contratante a la que el asegurado o beneficiario se hallare sujeto en el momento de producirse la contingencia.

Artículo 11 Determinación de la incapacidad

1. A fin de determinar el grado de incapacidad laboral del solicitante o beneficiario, las Entidades Gestoras de cualquiera de las Partes Contratantes se valdrán de los informes médicos y los datos administrativos provistos por la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante. No obstante, la Entidad Gestora de la primera Parte Contratante podrá solicitar al beneficiario que se someta a un examen médico por un médico elegido por aquélla o un examen médico en su territorio.

2. Los costos de los exámenes serán sufragados por la Entidad Gestora a cuyo pedido se efectúa el examen.

3. El Acuerdo Administrativo determinará la forma en que se efectuará el reembolso de los exámenes adicionales entre cada Parte Contratante.

CAPÍTULO 3

APLICACIÓN DE LA LEGISLACIÓN DE URUGUAY

Artículo 12 Régimen del pago de pensiones

1. Los trabajadores afiliados a una Administradora de Fondos de Ahorro Previsional, en Uruguay, financiarán el pago de sus pensiones con el importe acumulado en sus cuentas de capitalización individuales.

2. Los pagos de pensiones otorgados por un régimen de capitalización, se adicionarán a los pagos de pensiones derivados de un régimen de solidaridad, cuando el trabajador reúna los requisitos establecidos por la legislación vigente, aplicándose en caso de resultar necesario, la totalización de períodos de seguro.

Artículo 13 Determinación del derecho a y liquidación de pensiones

El trabajador que haya estado sucesiva o alternativamente sometido a la legislación de una o ambas Partes Contratantes, tendrá derecho al pago de las pensiones reguladas en este Capítulo de acuerdo con las condiciones siguientes:

1. La Entidad Gestora de una Parte Contratante determinará el derecho y calculará el pago de la pensión, teniendo en cuenta únicamente los períodos de seguro acreditados por dicha Parte Contratante.

2. Asimismo, la Entidad Gestora determinará el derecho al pago de pensión totalizando dentro de sus propios periodos de seguro los períodos cubiertos en la legislación de la otra Parte Contratante. Cuando se haya efectuado la totalización y se tenga derecho al pago de la pensión, para calcular el importe a pagar, se aplicarán las siguientes reglas:

  • a) El importe del pago de la pensión a que tiene derecho la Parte Contratante interesada será calculado como si todos los periodos de seguro totalizados hubieran sido cubiertos bajo su propia legislación (pensión teórica).

  • b) El importe del pago de la pensión se establecerá aplicando a la pensión teórica, calculada según su propia legislación, la misma proporción existente entre el periodo de seguro cubierto en una Parte Contratante y la totalidad de los periodos de seguros cubiertos en ambas Partes Contratantes (pensión prorrata).

3. La persona con derecho a pensión tendrá derecho al importe superior de entre los calculados conforme a lo estipulado en los puntos 1 y 2.

Artículo 14 Suma de periodos de cotización en regímenes especiales o bonificados

1. Si la legislación de una Parte Contratante condiciona el derecho o la concesión de determinadas prestaciones al cumplimiento de periodos de seguro en una actividad sometida a un régimen Especial o Bonificado, en una actividad o empleo determinado, los periodos cumplidos bajo la legislación de la otra Parte Contratante sólo se tendrán en cuenta para la concesión de tales pagos de pensiones o prestaciones, si hubieran sido acreditados al amparo de un régimen de igual naturaleza o, a falta de éste, en la misma actividad o en un trabajo de características similares.

2. Si, teniendo en cuenta los periodos así cumplidos, la persona interesada no satisface las condiciones requeridas para beneficiarse del pago de una pensión de un Régimen Especial o Bonificado, estos periodos serán tenidos en cuenta para la concesión del pago de pensiones del Régimen General o de otro Régimen Especial o Bonificado en el que el interesado pueda acreditar su derecho.

Artículo 15 Actualización del pago de pensiones

Los pagos de las pensiones reconocidas en aplicación de las disposiciones del Título III del presente Convenio, se actualizarán periódicamente en importes idénticos a los pagos de las pensiones reconocidas al amparo de la legislación interna. Sin embargo, cuando se trate de pagos de pensiones calculadas bajo la fórmula ‘prorrata temporis’ prevista en el párrafo 2 del artículo 13, la actualización se podrá evaluar aplicándose la misma regla de proporcionalidad que se haya aplicado para establecer el importe de la pensión.

CAPÍTULO 4

APLICACIÓN DE LA LEGISLACIÓN DE LOS PAÍSES BAJOS

Artículo 16 Prestaciones de vejez, supervivencia e invalidez

1. La Entidad Gestora de los Países Bajos fijará la prestación de vejez basándose directa y exclusivamente en los periodos de seguro cumplidos al amparo de la Ley General Neerlandesa de Pensiones de Vejez.

2. La Entidad Gestora de los Países Bajos determinará la prestación de supervivencia basándose directa y exclusivamente en la Ley General Neerlandesa de Supervivencia.

3. La Entidad Gestora de los Países Bajos determinará la prestación de invalidez basándose directa y exclusivamente en la Ley Neerlandesa de Incapacidad Laboral o en la Ley Neerlandesa de Incapacidad Laboral para trabajadores por cuenta propia.

TÍTULO IV

DISPOSICIONES DIVERSAS, TRANSITORIAS Y FINALES

CAPÍTULO 1

DISPOSICIONES DIVERSAS

Artículo 17 Protección de datos

1. Cuando, en virtud del presente Convenio, las Autoridades Competentes o las Entidades Gestoras comuniquen datos personales a las Autoridades Competentes o a las Entidades Gestoras, a los organismos competentes de la otra Parte Contratante, esa comunicación estará sometida a la legislación sobre protección de datos de la Parte Contratante que comunica los datos. Cualquier transmisión subsiguiente, así como el almacenamiento, la alteración o la destrucción de datos quedará sometida a las disposiciones de la legislación sobre protección de datos de la Parte Contratante receptora.

2. El uso de datos personales para fines distintos de los de la seguridad social quedará sujeto al consentimiento de la persona afectada o se hará de acuerdo con otras garantías previstas por la legislación nacional.

Artículo 18 Efectos de la presentación de documentos

1. Las solicitudes y recursos que, a efectos de la aplicación de la legislación de una Parte Contratante, deban ser presentados en un plazo determinado por las Entidades Gestoras o Autoridades de esa Parte Contratante, se considerarán como presentados ante ella si se presentan dentro del mismo plazo ante la Entidad Gestora o la autoridad de la otra Parte Contratante.

2. Las solicitudes de pagos de pensiones presentadas en virtud de la legislación de una Parte Contratante, también se considerarán solicitudes para una pensión similar en virtud de la legislación de la otra Parte Contratante.

3. La fecha en que dichas solicitudes y recursos hayan sido presentados ante una Parte Contratante, será considerada como la fecha de presentación ante la otra Parte Contratante.

Artículo 19 Ayuda administrativa

1. Para la aplicación del presente Convenio, las Autoridades Competentes, las Entidades Gestoras y los Organismos de Enlace de ambas Partes podrán solicitarse en cualquier momento, reconocimientos médicos, comprobaciones de hechos y actos de los que pueda derivarse la adquisición, modificación, suspensión, reducción, extinción, supresión o conservación del derecho a pagos de pensiones. Los gastos que puedan ocasionar estos procedimientos serán reintegrados sin demora por la Entidad Gestora que solicitó el reconocimiento o la comprobación, cuando reciba los justificantes detallados de tales gastos.

2. Los Organismos de Enlace de ambas Partes intercambiarán los datos estadísticos relativos a los pagos de pensiones concedidos a los beneficiarios de una Parte Contratante que residan en el territorio de la otra Parte Contratante. Estos datos contendrán el número de beneficiarios y el importe total de los pagos de pensiones satisfechos por año natural.

3. La información contenida en los formularios de solicitud o enlace y otros documentos necesarios, así como cualquier otra información que las Autoridades Competentes consideren de interés para la aplicación del presente Convenio, podrá ser intercambiada entre los Organismos de Enlace de cada Parte Contratante, de forma electrónica o por otro medio de información acordado que garantice el acceso limitado y la confidencialidad.

4. Las Partes Contratantes, a efectos de la implementación de este Convenio, detallarán los contenidos de la ayuda mutua en un Acuerdo Administrativo.

Artículo 20 Exención de impuestos, derechos y requisitos de legalización

1. Las exenciones correctas de registros, de documentos, de timbre y de tasas consulares y similares previstos en la legislación de cada una de las Partes Contratantes, se extenderán a los certificados y documentos que se expidan por las Entidades Gestoras de la otra Parte Contratante en aplicación del presente Convenio.

2. Todos los actos administrativos y documentos expedidos al aplicar el presente Convenio estarán exentos de los requisitos de legalización y demás formalidades similares cuando vayan a ser presentados a las Entidades Gestoras de la otra Parte contratante.

Artículo 21 Modalidades y garantías del pago de las pensiones

1. Las Entidades Gestoras de cada una de las Partes Contratantes quedarán liberadas de los pagos que se realicen en aplicación del presente Convenio, cuando éstos se efectúen en la moneda de su país y conforme a la fecha y forma que determine cada Parte Contratante.

2. En el caso de que una de las Partes Contratantes imponga restricciones sobre divisas, ambas Partes adoptarán de inmediato las medidas necesarias para garantizar la ejecución de los derechos derivados del presente Convenio.

Artículo 22 Atribuciones de las autoridades competentes

1. Las Autoridades Competentes de las dos Partes Contratantes:

  • a) Establecerán el Acuerdo Administrativo necesario para la aplicación del presente Convenio.

  • b) Se comunicarán las medidas adoptadas en el plano interno para la aplicación del presente Convenio.

  • c) Se notificarán recíprocamente las disposiciones legislativas y reglamentarias que modifiquen las mencionadas en el artículo 2.

  • d) Se asistirán mutuamente en sus asuntos y se ofrecerán la más amplia cooperación técnica y administrativa posible.

2. A efectos del seguimiento del presente Convenio y del Acuerdo Administrativo, funcionará una Comisión Mixta de Expertos designados por las Autoridades Competentes.

La Comisión Mixta de Expertos se reunirá periódicamente y de forma alternativa en uno y otro país y podrá ser convocada en cualquier momento por las Autoridades Competentes.

Artículo 23 Arreglo de controversias

Las Autoridades Competentes de ambas Partes Contratantes harán todos los esfuerzos razonables para resolver de mutuo acuerdo las diferencias de interpretación o de aplicación del presente Convenio y de su Acuerdo Administrativo.

Artículo 24 Idioma

1. A efectos de la aplicación del presente Convenio, las Autoridades Competentes y las Entidades Gestoras de las Partes Contratantes podrán comunicarse directamente entre sí en el idioma inglés.

2. No se rechazará ningún documento únicamente por haber sido redactado en un idioma oficial de una de las Partes Contratantes.

CAPÍTULO 2

DISPOSICIONES TRANSITORIAS

Artículo 25 Cómputo de periodos anteriores a la vigencia de este Convenio

Los periodos de seguro cumplidos de acuerdo a la legislación de cada una de las Partes Contratantes antes de la fecha de entrada en vigor del presente Convenio, serán tomados en consideración para determinar el derecho a los pagos de pensiones que se reconozcan conforme al presente Convenio.

Artículo 26 Hechos causantes anteriores a la vigencia de este Convenio

1. La aplicación del presente Convenio otorgará derechos al pago de pensiones por contingencias acaecidas con anterioridad a la fecha de su entrada en vigor. Sin embargo, no se efectuará el pago de ninguna pensión por periodos anteriores a la entrada en vigor del Convenio.

2. Los pagos de las pensiones que ya hayan sido realizados por una o ambas Partes o los derechos al pago de pensiones que hayan sido denegadas antes de la entrada en vigor del Convenio, serán revisadas a petición de la persona interesada o de oficio, teniendo en cuenta las presentes disposiciones, sólo si la solicitud de revisión se presenta en un plazo de dos años a partir de la entrada en vigor del presente Convenio. El derecho se adquirirá desde la fecha de la solicitud, salvo cuando exista una disposición más favorable en la legislación de esa Parte Contratante. No se revisarán los pagos de pensiones que hayan consistido en una cantidad única.

3. Las normas sobre prescripción y caducidad vigentes en cada una de las Partes Contratantes podrán aplicarse a los derechos previstos en este artículo siempre que las partes interesadas presenten la solicitud dos años después de la fecha de entrada en vigor de este Convenio, salvo que exista una disposición más favorable en la legislación de la Parte Contratante ante la cual se formula la petición. El monto del pago de la pensión resultante de este nuevo cálculo no podrá ser inferior al del pago de la pensión inicial.

CAPÍTULO 3

DISPOSICIONES FINALES

Artículo 27 Duración del presente Convenio

1. El presente Convenio tendrá una duración indefinida, salvo denuncia por una de las Partes Contratantes, que surtirá efectos a los seis meses de su notificación a la otra Parte Contratante. El Acuerdo Administrativo regulará la forma y condiciones en que deberá esta notificación.

2. En caso de finalización del presente Convenio por denuncia o por mutuo acuerdo y, no obstante las disposiciones restrictivas que cada una de las Partes Contratantes pueda prever para los casos de residencia de un beneficiario en otro país del extranjero, las disposiciones del presente Convenio serán aplicables a los derechos adquiridos al amparo de este Convenio.

3. Las Partes Contratantes acordarán las disposiciones que garanticen los derechos en adquisición, derivados de los periodos de seguro o equivalentes, cumplidos con anterioridad a la fecha de terminación del presente Convenio.

Artículo 28 Aprobación y entrada en vigor

1. El presente Convenio y el Acuerdo Administrativo serán aprobados de acuerdo con la legislación interna de cada una de las Partes Contratantes y entrarán en vigor el primer día del mes siguiente a aquél en el que haya tenido lugar la última comunicación entre las Partes informándose del cumplimiento de sus respectivos requisitos constitucionales y legales de aprobación, entendiendo que para el Reino de los Paìses Bajos, el artículo 5 entrará en vigor de forma retroactiva, a partir del 1 de enero de 2003.

2. El Reino de los Paìses Bajos aplicará el artículo 5 de este Convenio y el Acuerdo Administrativo de forma provisional desde el primer dìa del segundo mes, a contar desde la fecha en que se firmó el Convenio.

Artículo 29 Aplicación territorial

Respecto al Reino de los Países Bajos, este Convenio y el Acuerdo Administrativo se aplicarán únicamente en el territorio del Reino en Europa.

Artículo 30 Denuncia

Este Convenio podrá denunciarse en cualquier momento por notificación escrita a la otra Parte Contratante. En caso de denuncia, este Convenio seguirá estando en vigor hasta la expiración del año natural siguiente a aquél en que la notificación de la denuncia fue recibida por la otra Parte Contratante.

HECHO en duplicado en Montevideo, el 11 octubre de 2005, en los idiomas neerlandés y español, siendo ambos textos igual de auténticos.

Por el Reino de los Países Bajos

ROBERT HANS MEYS

Por la República Oriental de Uruguay

EDUARDO BONOMI


Acuerdo administrativo para la implementación del convenio de seguridad social entre la Republica Oriental del Uruguay y el Reino de los Países Bajos

De conformidad con lo dispuesto por el artículo 22, párrafo 1, subapartado a) del Convenio de Seguridad Social entre la República Oriental del Uruguay y el Reino de los Países Bajos, firmado en Montevideo el 11 octubre de 2005, las Autoridades Competentes:

por la República Oriental del Uruguay,

el Banco de Previsión Social

y por el Reino de los Países Bajos,

el Ministro de Trabajo y Asuntos Sociales.

Han acordado lo siguiente para la implementación del Convenio:

CAPITULO I

DISPOSICIONES GENERALES

Artículo 1 Definiciones

1. En relación con este Acuerdo Administrativo:

  • a) ‘Convenio’ significa el Convenio de Seguridad Social entre la República Oriental del Uruguay y el Reino de los Países Bajos;

  • b) ‘Acuerdo’, se refiere al presente Acuerdo Administrativo.

2. Cualquier otro término tendrá el significado asignado al mismo en el artículo 1 del Convenio.

3.- Este Acuerdo también se aplicará a la legislación neerlandesa de asistencia social.

Artículo 2 Entidades Gestoras

Las Entidades Gestoras a que refiere el artículo 1, párrafo 1, subapartado e) del Convenio serán:

1.- En Uruguay, las Entidades u Organismos de seguridad social, públicos, paraestatales y privados, responsables de aplicar la legislación indicada en el artículo 2, párrafo 1, subapartado A del Convenio.

2.- En los Países Bajos:

  • a) en cuanto a las prestaciones de invalidez: el ‘Uitvoeringsintituut werknemersverzekeringen’ (Instituto de Seguros para Trabajadores)

  • b) en cuanto a las pensiones de vejez y prestaciones de supervivientes: el ‘Social Verzekeringsbank (Banco de los Seguros Sociales);

  • c) respecto de la legislación en materia de asistencia social: el organismo designado a tal efecto por la Autoridad Competente de los Países Bajos.

CAPITULO II

APLICACIÓN DEL TITULO II DEL CONVENIO

Artículo 3 Organismos de Enlace

El Organismo de Enlace para la aplicación a los trabajadores traslados temporalmente, en virtud del artículo 7, párrafo 1 y artículo 8 del Convenio es:

  • a) en relación con el Reino de los Países Bajos: el ‘Sociale verzekeringsbank’ (Banco de Seguros Sociales)

  • b) en relación con la República Oriental del Uruguay:

    el ‘Banco de Previsión Social’

Artículo 4 Trabajadores traslados temporalmente

En el caso de los trabajadores que son enviados al territorio de otro Estado, previsto por el artículo 7, párrafo 1 del Convenio, el Organismo de Enlace de la Parte Contratante en la que está establecido el empleador, expedirá a solicitud del empleador o del empleado, un certificado donde conste que durante su ocupación temporal en el territorio de la otra Parte Contratante, la persona empleada permanecerá sujeta a la legislación de la primera, debiendo remitir copia del citado certificado al Organismo de Enlace de la otra Parte Contratante. El certificado se expedirá conforme al modelo que se haya acordado.

Artículo 5 Prórroga para los trabajadores traslados temporalmente

En caso de prórroga del periodo de traslado temporal, según lo previsto en el artículo 7, párrafo 1 del Convenio, las solicitudes de prórroga serán asimismo gestionadas ante el Organismo de Enlace de la Parte Contratante en que tiene su sede el empleador que envía al empleado, y deberán ser presentadas con anterioridad al vencimiento del período de trabajo temporal que se hubiere concedido.

En caso contrario, el trabajador quedará automáticamente sujeto, a partir del vencimiento del período original, a la legislación de la Parte Contratante en cuyo territorio continúa prestando servicios.

El Organismo de Enlace que reciba la solicitud de prórroga comunicará al Organismo de Enlace de la otra Parte Contratante la decisión adoptada por la Autoridad Competente o el cuerpo designado por dicha autoridad.

CAPITULO III

DISPOSICIONES RELATIVAS A LOS PAGOS DE PENSIONES

Artículo 6 Procesamiento de una solicitud

1.-El asegurado que solicite el pago de una pensión con arreglo a las disposiciones del Título III del Convenio, deberá presentar la respectiva solicitud ante la Entidad Gestora de la Parte Contratante donde resida o haya realizado su última actividad, en la que deberá aparecer necesariamente un documento oficial identificatorio del solicitante.

2.- El Organismo de Enlace, al recibir la solicitud, enviará sin demora la solicitud al Organismo de Enlace de la otra Parte Contratante, indicando la fecha en la cual se ha recibido la solicitud.

3.- Junto con la solicitud, el Organismo de Enlace de la primera Parte Contratante transmitirá los datos disponibles que pudieran ser necesarios para la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante a los efectos de establecer el derecho del solicitante al pago de la pensión.

4.- Los datos personales contenidos en la solicitud serán certificados por el Organismo de Enlace de la primera Parte Contratante; la transmisión del formulario certificado de esta forma exonerará al Organismo de Enlace de enviar los documentos probatorios. Los Organismos de Enlace acordarán el tipo de información que deberá incluirse en la aplicación de este párrafo.

5.- Además de la solicitud y la documentación a que hacen referencia los párrafos 1 y 3 de este artículo, el Organismo de Enlace de la primera Parte Contratante enviará al Organismo de Enlace de la otra Parte Contratante un formulario de correlación indicando, en especial, los períodos cubiertos bajo la legislación de la primera Parte Contratante.

6.- Posteriormente, la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante determinará el derecho del solicitante y a través de los Organismos de Enlace, se notificará a la Entidad Gestora de la primera Parte Contratante, los pagos de pensiones otorgados al interesado, en caso de existir.

CAPITULO IV

DISPOSICIONES VARIAS

Artículo 7 Formularios y Procedimientos

1.- Los Organismos de Enlace y las Entidades Gestoras de las Partes Contratantes, acordarán los formularios y los procedimientos detallados necesarios para la aplicación del Convenio, incluidos los formularios necesarios para el reembolso de los costos de exámenes médicos adicionales de conformidad con las disposiciones del Convenio.

2.- El Organismo de Enlace o la Entidad Gestora de una Parte Contratante podrá negarse a aceptar una solicitud de pago de una prestación bajo la legislación de la otra Parte Contratante si la solicitud no es presentada en el formulario acordado

Artículo 8 Identificación

1.- A efectos de determinar el derecho a las prestaciones y la legitimidad de los pagos al amparo de la legislación uruguaya o neerlandesa, el beneficiario, el solicitante y los miembros de su familia o de la unidad familiar, comprendidos en el ámbito del Convenio se identificarán debidamente ante las Entidades Gestoras en cuyo territorio residan o permanezcan, presentando una prueba oficial de identidad.

2.- Prueba oficial de identidad, se considera un documento emitido por el Organismo de identificación en cuyo territorio resida o permanezca esa persona o el pasaporte de su país de origen.

3.- La Entidad Gestora en cuestión deberá informar a la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante, que la identidad del beneficiario, el solicitante o el miembro de su familia o de la unidad familiar ha sido declarada o verificada, mediante el envío de una copia certificada del documento identificativo correspondiente.

4.- A los efectos de este artículo ‘la unidad familiar’ no incluye el personal de servicio doméstico.

Artículo 9 Verificación de solicitudes y pagos

1.- Para la aplicación de este artículo la ‘información’ deberá, a lo menos, incluir los datos concernientes a identidad, domicilio, unidad familiar, trabajo, educación, ingresos, estado de salud, fallecimiento, detención y cualquier otro dato relevante para la implementación de este Acuerdo, en base a la información proveniente de las entidades públicas o privadas que correspondan.

2.- Respecto a la solicitud o la legitimidad del pago de prestaciones, la Entidad Gestora de una Parte Contratante verificará, a pedido de la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante, la información acerca del beneficiario, el solicitante o los miembros de su familia o la unidad familiar. Si es necesario, la Entidad Gestora enviará a la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante una declaración de la verificación, adjuntando copia de los documentos relevantes.

3.- Sin perjuicio de lo dispuesto en el párrafo 2 de este artículo, la Entidad Gestora de una Parte Contratante deberá, sin solicitud previa y en la medida de lo posible, informar a la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante, acerca de cualquier cambio en la información relativa al beneficiario, el solicitante o el miembro de su familia o de la unidad familiar.

4.- Las Entidades Gestoras de las Partes Contratantes o sus representantes, podrán comunicarse directamente entre sí, así como con los beneficiarios, los solicitantes y los miembros de sus familias o unidades familiares.

5.- A los fines de implementar el presente Convenio, las agencias brindarán sus buenos oficios y actuarán como si se tratara de la implementación de su propia legislación. La asistencia administrativa provista por las agencias será gratuita. No obstante, las Autoridades Competentes de las Partes Contratantes podrán acordar el reintegro de ciertos gastos.

6.- A los efectos de este artículo ‘la unidad familiar’ no incluye el personal de servicio doméstico.

Artículo 10 Verificación de información en caso de enfermedad e invalidez

1.- A fin de determinar el grado de incapacidad laboral del solicitante, el beneficiario o el miembro de su familia, las Entidades Gestoras de cualquiera de las Partes Contratantes se valdrán de los informes médicos y los datos administrativos provistos por la Entidad Gestora de la otra Parte Contratante. No obstante, la Entidad Gestora de la primera Parte Contratante podrá solicitar al beneficiario, el solicitante o el miembro de su familia que se someta a un examen médico por un médico elegido por aquélla o un examen médico en su territorio.

2.- A pedido de la Entidad Gestora de una Parte Contratante, el examen médico del beneficiario, el solicitante o el miembro de su familia que resida o permanezca en el territorio de la otra Parte Contratante, será realizado por la Entidad Gestora de la última Parte Contratante.

3.- El beneficiario, el solicitante, o el miembro de su familia deberá cumplir con los requerimientos indicados en los párrafos 1 y 2 de este artículo, presentándose a los exámenes médicos que se solicitaren. Si la persona a la que se ha pedido que se someta a un examen médico considera que, por razones médicas, no está en condiciones de viajar al territorio de la otra Parte Contratante, deberá informarlo a la Entidad Gestora de esa Parte Contratante de inmediato. En tal caso, deberá presentar una constancia expedida por un médico nombrado a ese fin por la Entidad Gestora en cuyo territorio resida o permanezca. Dicha constancia deberá incluir las razones médicas de su imposibilidad para viajar así como la duración estimada de dicha circunstancia.

4.- Los costos de los exámenes a que refiere el presente artículo y, según sea el caso, los gastos de viaje y estadía, serán sufragados por la Entidad Gestora a cuyo pedido se efectúa el examen.

Artículo 11 Intercambio de Estadísticas

Las Entidades Gestoras de las Partes Contratantes intercambiarán estadísticas relativas a los pagos que cada Parte Contratante ha realizado bajo este Convenio, sobre una base anual. Estas estadísticas incluirán datos sobre el número de beneficiarios y el monto total de pagos de pensiones, por clase de prestación.

Artículo 12 Entrada en vigencia

Este Acuerdo Administrativo comenzará a regir en la fecha de entrada en vigencia del Convenio, y tendrá el mismo período de duración.

HECHO en duplicado en Montevideo, el 11 octubre de 2005, en los idiomas español y neerlandés, siendo ambos textos igualmente auténticos.

En nombre de la Entidad Gestora de la Repùblica Oriental del Urugay

ROBERT HANS MEYS

En nombre de la Entidad Gestora del Reino de los Países Bajos

EDUARDO BONOMI


D. PARLEMENT

Het Verdrag, met Administratief Akkoord, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag, met Administratief Akkoord, kan worden gebonden.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Artikel 5 van het Verdrag, zal ingevolge artikel 28, tweede lid, van het Verdrag vanaf 1 december 2005 voorlopig worden toegepast door het Koninkrijk der Nederlanden.

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de voorlopige toepassing ingevolge artikel 29 van het Verdrag alleen voor Nederland.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag, met Administratief Akkoord, zullen ingevolge artikel 28, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste kennisgeving van de Partijen aan elkaar heeft plaatsgevonden dat aan de onderscheiden constitutionele en wettelijk vereiste procedures is voldaan, met dien verstande dat artikel 5 voor het Koninkrijk der Nederlanden met terugwerkende kracht in werking treedt vanaf 1 januari 2003.

In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag, met Administratief Akkoord, zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.

Uitgegeven de vijfde december 2005

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven